T
SCHACER
COURANT.
Mratmtit- inllnullil
„SCHAKELS"
fbimmu
Donderdag 8 December 1927.
sa
70ste Jaargang No. 8166.
Eerste Blad.
DROOGMAKING DER ZUIDERZEE EN HARE
BETEEKENIS VOOR DE VISSCHERIJ.
HOE DE VISSCHERS „GEHOLPEN" WORDEN.
Feuilleton.
JfHET KASTEEL
0,1 VAN GRANIET
A. T. V. „Kunst na Arbeid",
Op Zondag 11 December
ROOKT U O
'n PIJP!
hebben
Ivitelti.
1 tot lid
ou ach.
aan**
rijn op
w.o.
m geeu
happen,
inde op
heep
dat
feit
>ver da
r wenj
vergt
pe»
ord
blad verschijnt viermaal por week: Dinsdag, Woensdag, Donder
en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, vorden Adver-
itlën nog zooveel mogelijk in het eorstuitkomond nummer geplaatst.
Uitgevers: N.V. v.h. TRAPMAN Co., Schagen.
POSTREKENING No. 23330. INT. TELEF. No. 20.
Prijs per 3 maanden f 1.65. Losse nummers 0 cont. ADVERTEN-
TIöN van 1 tot 5 regels fl.10, iedere regel meer 20 cont (bowijsno.
inbegrepen). Groote lettors worden naar plaatsruimte borekonó.
IT NUMMER BESTAAT UIT TWEE BLADEN.
ustiti*
stem
e, geen
aantal
25 niet
283.000
de
indelen
beu-
lad ge.
idawet,
ibedrij.
an der
k cor-
van Een andere tak van visschery,
ge- heeft en waarvan de slachtoffers meer in "ónze
nst de iste omgeving zijn te vinden, is de zeegras- of wier-
cherij. Deze visscherij is weer in twee onderafdee-
en te splitsen, rul. de wiermaaierij en de -vissohe-
Door K. KEURIS Az.
EL
die zeker veel gele-
j haar
ook in
zeep
op
in be-
e wa-
een-
et on-
eel bij
kwam
oopige
cht in
e bur-
aan
te be-
e be-
>u bet
en de
op drijvend of reeds aangespoeld zeegras,
de in beg"
1924 verschenen artikelen werd in
icht gesteld, dat de tot dien toe bestaande wier-
op de ondiepere gedeelten langs den Anna Pau-
l door- fcapolder, Wieringerwaard en Waard en Groet met
leggen van den afsluitdijk door het Amsteldiep en
daarmee gepaard gaande teruggang van het zout-
alte in dit gedeelte spoedig tot het verleden zou
looren. Mogelijk zou het „Waardje" aan de Zuid-
at van Wieringen het nog wel eenigen tijd als wier-
arde uithouden, doch met het verder Oostwaarts
gen der afsluitdijk zou ook dit in een gewoon slik
Tgaan. Met het verdwijnen dezer wierwaarden zou
de zeegras-visscherij, voor zoover deze bezuiden
afsluitdijk werd uitgeoefend, zoowel wat het wier-
aien als wat het visschen van drijvend en aange-
eld zeegras betreft, tegelijkertijd verdwijnen.
)at leek een somber beeld, maar de thans achter
liggende jaren hebben bewezen, dat het gegeven
ld riet alleen door de feiten is achterhaald, neen,
er rog, het is hierdoor voorbijgesneld. Want ook het
aardje", waarvan wij toen nog de gedachte koes
den, dat dit het voorloopig nog wel als wierwaarde
houden, heeft thans als zoodanig welhaast af ge-
dat de zeegrasmaaierij van jaar tot jaar is vermin-
et na- d, bedroeg in het nu ten einde loopende jaar de ge
il mi- Iele aanvoer van op het „Waardje" gemaaid zeegras
pchts 69 (zegge negen en zestig) balen, terwijl op
Vi der andere bier-genoemde wiervelden ook maar
n enkele baal zeegras meer werd gemaaid.
Het frissche en zware forsdh-bladige zeegras (Zos-
ara marina), dat voor haren groei water van een vrij
og zoutgehalte eischt, is door de hier ingetreden ont-
ing verworden tot een plant met smalle en slappe
den, terwijl daarenboven door ihet op de bladen
«geslagen slib, hetwelk niet meer als voorheen weer
op den sterken stroom wordt weggevoerd de plant
«eer onooglijk uitziet. Bovendien kunnen de visschers
a Haukes en Westerland op Wieringen de groote
«waard „de Zuidwal", welke zich tusschen het Mars-
ip en het Amsteldiep uitstrekt, niet meer bereiken,
jl de toegang daarheen langs het Amsteldiep is af
floten en de reis bijna rond heel het eiland te he
erlijk en te tijdroovend zou zijn, om een voldoend
ianciëel resultaat te kunnen opleveren. Een aan-
ige om een haven ten Noorden van Wieringen in
Iet Wöud", waardoor men had gehoopt aldaar een
lilige ligplaats voor de vaartuigen te bekomen en die
visschers bovendien in staat zou hebben gesteld,
&st de alikruiken-visscherjj ook de zeegrasmaaierij
de „Zuidwal" te blijven uitoefenen, weid bij herha-
g door de Regeering afgewezen, omdat deze hier-
or „geen termen aanwezig achtte,"
Ook het drijvende zeegras, dat vroeger in de maan
partet
Royal
door
>r het
le ke
vaa
door
rkest
Band
ischi
het
tge*
irnst
dele.
Men
raat
DOOR ETHEL M. DELL
Bewerkt door Jhr, R. H. G. NAHUYS.
EERSTE DEEL.
sprong uit den trein, nog voor deze geheel tot
ad was gekomen. Zij strekte haar beide handen
hem uit.
Ay! Guyl"
Haar stem klonk bijna als een snik. Hij drukte haar
hard en hevig.
»&o, ben je dus toch hier gekomen 1" zei de hij.
opgeheven gelaat staarde zij in het zijne. Wat
fa hij over 2ich dat hem deed verschillen van defci
van haar herinneringen en haar droomen? Hij
w natuurlijk ouder, hij was rijper, in ieder opzicht
rj.r gewassen. Doch zij miste iets. Er sprak geen
galende verrukking uit zijn oogen. Zij zagen haar
J"enaelijk genoeg aan. Ach ja, maar de zaligheid
was de zaligheid van het wederzien?
jen gewaarwording van koelheid1 beving haar. Haar
roden lieten de zijne los. Hij was veranderd hij
s inderdaad veranderd 1 Zijn oogen waren veel te
eerzoekend. Zij meende er' een monsterende uitdruk-
t® ontdekken. En de Zuid-Afrikaansche zon
•e nem bijna even donker gebrand als brons. Zijn kin
3 stoppelig. De Guy die zij gekend had, was altijd
^geschoren geweest.
J za8T hem aan met een jammerlijke poging tot
Sta verwondert mij dat ik je herkend heb,"
21b dien afschuwelijken stoppelbaard. Ik
Hii v!Je 3'e van(iaag niet geschpren hebt."
JWn -i ?en ~an4 omh°°g en voelde aan zijn kin.
,u/' heb mij gisteren geschoren," zeide hij en
te? "X5nd?"g had ik het te druk.»
in pi?i ,aar gerust. De lach tenminste was die
tóe air uu^e hij slechts kort. „Nare jongen!"
ei. „Maar komaan, help mij eens met mijn ba-
Si faania zullen wij praten!"
brijJ! ïa.ar .behulpzaam. Hij ging naar het spoor-
gjtuig dat zy juist verlaten had, en tracht al haar
uit Hy stapelde deze op het perron op, en!
den Juli, Augustus en September, wanneer de wind
uit Noordelijke richting woei in groote velden door
het Amsteldiep en over het Balgzand met het vloed
water kwam afzakken, zoodat het meermalen is voor
gekomen, dat dit vanaf Van Ewijcksluis tot aan den
Oosthoek over eene hreedte van soms wel 20 a 30
meter of meer in een dikke laag tegen den Amsteldijk
lag opgepakt, wordt hier, zooals begrijpelijk is, thans
niet neer gezien. Daarmee is meteen voor verschillen
de visschers van Van Ewijcksluis en omgeving, die het
recht tot het opvisschen van dit zeegras op den glooi
ing der dyken van den Anna Paulownapolder hadden
gepacht, een gedeelte der inkomsten verloren gegaan,
maar ook verschillende te Haukes havenende Wierin-
ger visschers maakten meermalen van de gelegenheid
gebruik om van dit drijvende zeegras in een kort tijds
bestek een schuit vol in te laden. Wanneer de wind
hiervoor gunstig bleef, werd zulks meerderqj dagen
achtereen herhaald.
Ook de kusten van Wieringen langs het thans afge
sloten gedeelte van het Amsteldiep waren maanden
lang met eene dikke laag zeegras bedekt, dat zoodra
het voldoende droog was, werd weggehaald, om weer
voor nieuwe opgevischte voorraad plaats te bieden.
Thans wordt het er bijna niet meer aangetroffen,
terwijl aan de Zuidkust van Wieringen, evenals aan
den Oost dijk der Anna Paulownapolder, waar dit vroe
ger regel was, thans slechts nu en dan nog sporadisch
iets komt aandrijven. Het eenige, wat voor dit alles
in de plaats is gekomen, is de slechts ruim 2 kilometer
lange afsluitdijk Van EwijcksluisWieringen, die mis
schien een achtste of een tiende deel vormt van het
verloren kustgebied, terwijl de toch vrij belangrijke
visschery op drijvend zeegras voor de visschers op
West-Wieringen, gehéél heeft afgedaan.
Besdhouwen wy nu de alikruiken-visscherij, dan heeft
ook deze van de afsluitdijk van het Amsteldiep enor
me schade ondervonden. Dit was door ons voorzien,
hoewel nog niet in die mate, als thans gebleken is.
Want de algemeene gedachte was voor enkele jaren,
dat de regeering voor de visschers van West-Wierin
gen aan de straks reeds genoemde aanvrage tot een
haven in „Het Woud" wel zou voldoen. Wanneer zulks
zou hebben plaats gehad, zou wel het vischveld op het
Wad, onder Van Ewijcksluis en verder naar het Zui
den langs Amstel- en Oositdijk zijn verloren gegaan,
maar de alikruiken-visscherij op de straks reeds ge
noemde groote wierwaard „De Zuidwal" zou toch voor
de Wieringer visscihers ongehinderd hebben kunnen
doorgaan, omdat die wierwaard vanuit de verwachte
haven, bijna steeds te bereiken zou zyn geweest. Wèl
zouden in dat geval de visschers te Van Éwycksluis
evenals nu, van die visscherij uitgesloten zijn geble
ven, omdat die aan de buitenzijde der afsluitdijk in
den winter geen veilige ligplaats voor hunne ranke
vaartuigjes (die geheel zijn ingericht op de visscherij
op de ondiepe wadden) zouden hebben kunnen vinden,
doch de visschers van Westerland en Haukes zouden
hierdoor toch in elk geval aanzienlijk gebaat zijn ge
bleken.
Wy hebben reeds doen uitkomen, dat de regeering
voor de aanleg van zoodanige haven geen termen aan
verzocht haar te wachten tot hij alles verzameld had.
Zij bleef gehoorzaam staan, te midden van het heen
en weer geloop van Engelschen, boeren, en kaffers,
die langs haar zwermden. Zij was verbijsterd, beklemd,
ongelyk zichzelve. Het was inderdaad een land
van vreemden, en zy voelde zich verloren en wezenlijk
beangst. Waarom had Guy haar zoo zonderling aan
gezien? Waarom had hy haar zoo koel verwelkomd?
Zou het kunnen zou het kunnen dat hij het piet
prettig vond haar te zien, dat dat hij haar lie
ver niet hier wenschte Dat nare koude gevoel kwam
weer over haar als een zwaard dat haar door het hart
werd gestooten, en tevens klonken haar de woorden
van Jeffcott in de ooren. „Heeft u zich wel eens af
gevraagd, wat voor soort van man hy in die vijf jaren
geworden kan zijn Ik wed, dat hij iedere minuut daar
van geleefd heeft Hij is van die soort"
Toen had zij geen twijfel in zich gevoeld, ook daar
na niet, tot dit oogenblik. En thans thans kwam
deze over haar en zij werd .er door verpletterd. Zij keek
om zich heen, bijna als iemand, die tracht te ontsnap
pen.
„Ik heb alles bij elkander. Ga nu mee naar het sta
tionshotel. Ge zult wel vermoeid zyn." Hij was bij haar
teruggekomen en stond haar met die vreemdsoortige
sdherpe oogen aan te zien, bijna alsof hij haar nooit
eerder gezien had, zooals zy in haar wanhoop dacht
Met een blik, waarin onbewust een smeekbede te
lezen stond, zag zij hem aan. „Ik ben zeer vermoeid."
zeide zei, en plotseling ontdekte zy dat het spreken
haar moeilijk viel. „Is het ver?"
„Neen," antwoordde hy. „Slechts een stap.
Hy nam haar handbagage van den grond en ging
haar voor, zich door de menigte een weg banende.
Zy zag nauwelijks waar zy liep, zóó was haar geest
van hem vervuld. Hy was ontzettend veranderd, had
zich ontwikkeld op een manier, die zij nooit denkbaar
had geacht Hy had zulk een eigenaardigen stap aan
genomen, en bewoog zich als iemand' die wat betee-
kende. Hy had iets over zich van den man, die gewoon
is te bevelen. Alles aan hem scheen te verraden dat
het hem goed ging. Maar ging het hem goed Waarom
had hij haar dan niet lang geleden laten overkomen?
Zy kwamen aan het hotel. Zonder stil te houden
bracht hij haar terstond naar een klein privé-vertrek,
waar een tafel voor een maaltijd gedekt stond.
„Ga zitten!" verzocht hij. ,,Doe je goed af! Je zult
minstens uitgehongerd' zyn."
Hy drukte op de sdbel en gaf een bestelling op, ter
wijl zy zwygend gehoorzaamde. Al haar zelfvertrouwen
was verdwenen. Zij was begonnen te beven. Zij vroeg
zich af of misschien het wonder geschied kon zijn dat
wezig achtte, en de aanleg bleef d*us achterwege. Het
gevolg hiervan is geweest, dat verschillende der op
West-Wieringen wonende visschers, die het geluk had
den over een flink vaartuig te beschikken, zich metter
woon naar Den Oever hebben verplaatst of ook wel
(en dit geldt vooral voor hen, die op West-Wieringen
eigendommen bezaten)zij havenden nadien te Den
Oever, wat dan edhtér voor hen het bezwaar meer
bracht, dat hun woning van 710 kilometer van deze
haven was verwijderd. Dergelijke afstanden zijn, voor
al in de wintermaanden, wanneer de alikruiken-vis
scherij wordt uitgeoefend, zeer bezwaarlijk en het zal
dus niet aan twijfel onderhevig zijn, dat voor vele der
hier-bedoelde visschers, vooral voor de ouderen onder
hen, een stuk familie-leven is verloren gegaan.
'Maar, hoe onaangenaam dit op zichzelf ook voor hen
moet zyn, toch zyn dit nog lang niet de ongelukkig-
sten.. Want een niet onbelangrijk deel der vaartuigen,
welke door de visschers van Westerland en Haukes
voor de alikruiken-visscherij werden gebezigd, zyn te
gering van afmeting, om deze visschery vanuit de
haven te Den Oever te verrichten. Vanuit de haven te
Haukes behoefden zy by minder gunstig weer slechts
éénmaal den gang over het betrekkelijk smalle Amstel
diep te maken, om verder den geheelen dag op de on
diepe wadden te kunnen verblijven. Waren zij déér
eenmaal, dan kon het weer al vrij ruw worden, voor
zij tot den reis naar de haven genoopt werden, en
aangezien zij bij Westelijke of Noordwestelijke win
den dan bijna altyd boven den wind lagen, bestond er
ook haast altyd gelegenheid met een klein stukje zeil
of een puntje fok de haven te Haukes te bereiken.
De haven te Den Oever echter, waar de situatie gansch
anders is, is voor dit soort vaartuigjes ongeschikt.
De eigenaars van dit soort vaartuigjes zyn dus thans
gedurende de wintermaanden tot werkeloosheid' ge
doemd, en waar zy ook in versdhillend ander opzicht
schade ondervinden, is de uitoefening der visschery
voor hen by lange na niet meer voldoende tot een op
de uiterste soberheid ingericht levensonderhoud.
Dit is oorzaak dat thans in de haven van Haukes
een twintigtal vaartuigen is opgelegd, waarmee geen
visschery meer wordt uitgeoefend.
Van de visschers, die deze vaartuigen bevoeren, zyn
sommige van de jongeren by de Zuiderzeewerken aan
gesteld als bakschipper, terwijl andere als grondwer
ker of op andere wyze hun brood tradhten te verdie
nen. Dit neemt echter niet weg, dat hun vaartuig en
vischwant, de vrucht van moeizamen arbeid, onder de
tegenwoordige omstandigheden vrijwel als volsterkt
waardeloos kan Worden geschouwd.
Dezer dagen nog hoorden wy van een vooraanstaand
persoon uit Wieringer visscherskringen de volgende
uitdrukking: „Wie thans met f 10.000,— naar de Hau
kes gaat, kan de heele haven leegkoopen."
Hier behoeft niets aan te worden toegevoegd. Een
zoodanige kernachtige uitdrukking teekent de precaire
Nieuwe Niedorp.
wordt bij C. GROOT opgevoerd:
Zaalopening zeven uur.
Na half negen wordt niemand toegelaten.
ook zij veranderd wasj dat zij de opvatting die hy
van haar had was ontwassen. Misschien was zy even
zeer een vreemde voor hem als hy voor haar. Had hy
haar daarom met zulk een eigenaardigen monsteren
den blik aangezien? Was dat de reden waarom hy hnar
thans niet in zyn armen nam?
In een opwelling zette zy haar hoed af en keerde
zich tot hem.
Hij was nog bezig met haar aan te zien, en opnieuw
maakte dat verschrikkelyke gevoel van twijfel zich
van haar meester. Een groote slagboom scheen tus>-
schen hen te zyn opgericht. Hy boezemde ontzag in,
geweldig ontzag. De Guy van weleer, heftig, zelfs drif
tig, had' dit nooit ingeboezemd.
Zy stond voor hem, haar toenemende gemoedsbe
weging met kradht onderdrukkende. „Waarom blyf je
my zoo aankijken?" vroeg zy. „Be voel my je geeft
my het gevoel alsof je een volslagen vreemde bent!"
Zyn gelaat onderging een kleine verandering, doch
nog kon zy uit zijn blik niets wijs worden. „Ga zitten,"
zeide hy, „wy moeten eens praten."
Zy stak hem de hand toe. Het bruuske van deae
woorden vervulde haar met een onuitsprekelyken angst.
„Wat is er gebeurd?" vroeg zy. „Gauw! Zeg het my!
Wensch je niet langer met my te trouwen?"
Hy nam haar hand aan. Zij zag dat hy met de een
of andere aandoening streed, hoewel zy niet kon be
grijpen welke. „Ik zal trachten het je uit te leggen,"
zeide hy. „Doch om eerlijk te zyn je valt my
daarmee onverwacht op het ly'f, en ik weet niet hoe
ik het zeggen zal. Je schijnt in al die jaren vergeten
te hebben hoe Guy er uit zag."
Zy zag hem wezenloos aan. Wederom speelden de
woorden van Jeffcott door haar hoofd. En iets iets
verborgens rees achter hen op als een bedreiging en
beangstte haar..
„Ik heb het niet vergeten," stamelde zij met klank-
looze stem. „Ik zou het niet kunnen vergeten. Doch
ga voort! Zeg het zeg"het mij gerust!"
Zij was doodsbleek tot aan do lippen. AI het bloed
in haar lichaam sdheen haar naar het hart te zijn ge
stroomd. En dit hamerde met zware> ongeregelde sla
gen als het werken van een stroeve machine,
Hy legde zijn vrije hand op haar schouder met een
plotselinge beweging die haar eigenaardig bbekend voor
kwam. „Het is eigenlijk een schande," zeide hy en
hoewel hij zijn stem diep had laten dalen, sprak hy
met gevoel. „Zie eens, kindje, het is my'n schuld niet.
Het is nooit by mij opgekomen dat je deze vergissing
zou begaan: ik kon de mogelijkheid daarvan niet droo
men. Maar ik ben Guy niet. Ik ben Burke Ranger
zijn neef. En laat ik er terstond' bijvoegen, dat hoewel
N.V.DOUWE EGBEPTër
TABAKS-FABRI EKEN
toestand volkomen aan. Neemt mendaar nog by in
acht, dat er ook ouderen by deze visschers zyn, die
niet meer zoo gelukkig waren, nog op andere wyze
plaatsing te kunnen bekomen, voor wie bet vale spook
van den honger dus dagelijks scherper afmetingen aan
neemt, dan is het heusdh niet zoo verwonderlijk, dat
zich onder de visschersbevolking, eene steeds sterker
wordende opstandigheid vertoont jegens eene regee
ring, die nalaat de consequenties te trekken van de
indertijd- door haar in uitzicht gestelde beloften.
Voor wat betreft de achade, die de visschers te Van
Ewijcksluis ten opzichte der alikruiken visschery heb
ben ondervonden, is in een voor een paar jaren terug
hierover gepubliceerd artikel, waarin de aanvoerciijfers
over de laatste jaren naast elkander werden gesteld,
reeds voldoende aangetoond, 'Jat deze bron van inkom
sten óók voor hen volkomen heeft opgehouden te
vloeien.
Bovendien dient niet uit het oog te worden verlo
ren, dat de verplaatsing van een deel der West-Wie-
ringer vloot naar Den Oever, voor de daar reeds woon
achtige visschers (die immers meerdere concurrentie
op het door hen bewerkte vischveld kregen) een'zeker,
hoewel niet door cijfers aan te geven, nadeel betee-
kent.
Van de oesters-, de wulken- en de mossel-visschery,
welke, evenals de reeds behandelde visscherij vormen,
allen, zooals wy ook in de reeds meer aangehaalde
artikelen hebben uiteengezet, na de volledige afslui
ting der Zuiderzee in het binnen den afsluitdijk ple
gen gebied, geheel zullen vervallen) wat voor deze
visscherijen heteekent, dat deze nadien voor een zeer
groot deel tot het verleden zullen behooren, valt op
dit oogenblik reeds te Constateeren, dat aan deze vis
schery en door de enkele afsluiting van het Amsteldiep
reeds aanzienlijke schade is berokkend, omdat sinds het
oogenblik dat de felle doorstrooming daar heeft opge
houden, tevens de gunstige levensvoorwaarden voor de
zich aldaar ophoudende schelpdieren zyn weggenomen.
Door deze felle stroom toch werden de by ruim weer
door het water al te veelvuldig meegevoerde slibdeel-
tjes en resten van rottende of reeds vergane zeeplan
ten, welke op den bodem van het Amsteldiep en dus
ook op de daar veelvuldig voorkomende teeltplaatsen
van mosselen (waarop ook oesters en wulken goed
schijnen te kunnen gedijen) waren neergevallen, meest
al binnen enkel© dagen weer voor zoodanig deel weg-
wy in het verleden ook op elkander geleken mogen
hebben thans is dat geheel anders. Zie daar! Be
zwijm nu nietl Ga zitten!"
Hy liet zyn hand van haar schouder tot onder haar
elleboog glijden en leidde haar naar een stoel. Doch
zij bleef op haar voeten staan, het doodsbleeke gelaat
tot hem opgeheven en niets anders doende dan hem
St!,Ni°etaGu^riNiet Guyl" Zij heriwalde het telkens,
als om zich te overtuigen. En toen: „Maar waar is
Guy dan?" Zij klemde zich wanhopig aan zijn arm vast,
want de geheele wereld schudde onder haar voeten.
„Zul je me nu gaan vertellen, dat hij dood is?"
„Neen." Burke Ranger sprak met eerlijke oogen, die
redht in de hare keken. „Dood is hy niet."
„Maar waarom waarom dan..." Verder kwam zij
niet Ademloos hield zy op. Zyn gelaat schemerde haar
donker voor de oogen het gelaat van Guy, en toch
met iets onherkenbaars er in, dat het niet van Guy
was.
„Ga zitten!" zeide hij nog eens, en druikte haar zacht
in een stoel. „Wacht tot je iets gegeten hebt! Daarna
zullen wij samen praten en overleggen wat het best
kan gedaan worden."
Zy beefde van het hoofd tot de voeten, doch bleef
hem aanzien.
„Ik kan niet eten," fluisterde zy tusschen haar witte
lippen. „Ik kan niets doen tot tot ik alles weet wat
er te weten is."
Hij liet zijn blik op haar vallen. De vingers van zijn
rechterhand werden krampachtig bewogen, doch zijn
gelaat stond kalm, zelfs streng.
Daar hij niet terstond sprak, ging zy voort met wee
moedig aandringen. „Je moet my the erbarmelyke ver
gissing niet kwalyk nemen. Nu zie ik dat je Guy
niet bent. hoewel er een sprekende gelijkenis bestaat.
Ik heb Guy in vijf jaren niet gezien, moet je beden
ken, en ik ik was op sommige veranderingen voor
bereid."
„Hy is veranderd," zeide Burke Ranger.
Wederom deed die namelooze angst haar hart in
eenkrimpen, Met een smeekenden blik ontmoetten haar
oogen de zijne.
„Heusdh, ik ben sterk genoeg," zéide zij. „Wil je
me niet vertellen, wat de zaak is Hij hij telegra
feerde mij over te komen. Het was zyn antwoord op
myn telegram."
„Ja, dat is my bekend," zeide Ranger.
Wordt vervolgd.