NïtSchager Courant 41 Denkt aan den UITVERKOOP van Mantels en japonnen. S. GODSCHALK, DE MODERNE DANS HET KASTEEL VAN GRANIET DE DROOGMAKING DER ZUIDERZEE EN HARE BETEEKENIS VOOR DE VISSCHERIJ. 37a 33/< Tweede Blad. TV ?r'$ Feuilleton. HOE DE VISSCHERS „GEHOLPEN" WORDEN. 75^oo°.J Saterdag 10 December 1927. I 70ste Jaargang. No. 8167. cffffin iejioii SA NTOS CASANL „The Teacher of Teachers". HOOFDSTUK VIII (Slot). WAT IS DE LEEFTIJD VOOR DANSEN? Wat is de leeftijd voor dansen? Stel deze vraag eens aan uw vrienden en kennissen, en gij zult hoogstwaarschijnlijk ontdekken, dat al hun antwoor den verschillen. In waarheid is er ook geen bepaalde leeftijd" voor de dansen van tegenwoordig. Een ind van zeven jaar kan genieten van de ontspan ning, die het moderne dansen schenkt, evengoed als de man of vrouw, die de zeven kruisjes reeds ge passeerd is. Voor eenigen tijd had ik onder mijn leerlingen een aardige oude dame van 78, die tot al len prijs uipf to date wilde blijven'. „Ik wil de YaJe- fiiues leeren", zeide zij mij, „om mijn kleinkinderen te laten zien, dat ze het modernste nog niet kennen". Zij leerde de figuren van dezen prachtigen dans zon der eenige moeite,en in gedachten zie ik al, hoe de Soede ziel haar kinderen en kindskinderen vriende- jk onderhoudt over hun ouderwetsche ideeën ten opzichte van het toelangrijke vraagstuk van den nieuwstcn dans. Er is geen enkele reden, waarom iemand, die in jhet bezit is Van een paar normale beenen en een goede gezondheid, niet zou kunnen deelen in het genot, dat de moderne dansen bij matige beoefening bieden; bovendien komt het mij voor, alsof de nieu we dansen zich steeds meer beginnen te richten naar de wenschen van de meergevorderden in jaren. De ongezonde vermoeienissen, die Lanciers en Quadrille vroeger met zich meebrachten, zijn verdre ven uit de balzaal van 1927. In de plaats van de ou- a» derwetsche wals, gedanst op de punten der teenen, en Kr vrijwel alleen bestaande uit een aaneenschakeling ££T van draaien, waarbij alle beenspieren tot op het uiterste gespannen stonden, hebben we de soepele en rhythmische New Valse gekregen, die op den bal van den voet gedanst wordt. Het jazz-element van WuQf den Fox-trot is verdwenen; wij hebben thans den in vergelijking zeer kalmen Flat Charleston en de Yale fpilCJ Blues, en den dans par excellence voor de ouderen: o den Tango, met zijn statige, gracieuse passen en pit tig tempo. Nu er tegenwoordig overal, en in het bijzonder in Engeland, zooveel faciliteiten voor het dansen be staan, goed geventileerde zalen, veerende vloeren, goede bands en talrijke bevoegde dansleeraren en -leeraressen behoeft het geen verwondering te wek- ken, dat menschen van iederen leeftijd willen d&&- len in de geestelijke en lichamelijke ontspanning, die het dansen kan bieden; ik zeg: 'kdn bieden, wanneer namelijk de juiste maat betracht wordt Ook hier schaadt overdrijving. Daar alle dansen van tegenwoordig gebaseerd zijn op het gewone loopen, kan ook iedereen dansen, die de kunst van loopen verstaat, en leeftijd speelt ook daarom reeds geen rol meer. Vroeger had men 15 of 20 lessen noodig, om dan sen te leeren, zoo ingewikkeld waren de figuren en variaties. Tegenwoordig zijn 3 tot 6 lessen voldoende, om iemand van normaal bevattingsvermogen de voornaamste passen bij te brengen; kent hij die een maal, dan doet oefening de rest Leer eerst den Fox trot perfect, dan gaan Carleston en Yale haast van- zelf, terwijl ook de Tango niet veel moeilijkheden meer zal bieden. Het is een groote fout te denken, dat de Tango „zoo moeilijk is"; de Tango is een dans, die iedereen 'kan leeren, die een zuiver maatgevoel bezit, en direct de verschillende accenten uit de slee- pende muziek weet te herkennen. Vroeger was dansen iete bijzonders, tegenwoordig een afwisseling onder thee, diner of souper. Het dan- [•f C sen gaat daardoor zoo vanzelfsprekend en rustig zijn L gang, als men vroeger voor onmogelijk gehouden zou kv>oi hebben. De menschen rusten uit en gebruiken een JK j verversching, maken een praatje, dansen zelfs eens of kijken naar de anderen; de dansen'volgen elkaar HAG| oogenblikkelijk op; „een dans missen", vroeger het schrikbeeld van elk jong meisje, is een heel gewoon feit geworden. "Men ziet gelukkig meer en meer in, dat dansen een' ontspanning en geen inspanning moet zijn. Hoogstens grijpt iemand, die den heelen avond gedanst heeft, den'volgenden dag eens naar zijn IS. W1TSH iwageni >rlijk geil /ERKDJ 3 uur. >n 9-11 Eii :hen [geid' »ami o ditj len lleotf* op* raadz* dkoopi bet fl* houdt DOOR ETHEL M. DELL Bewerkt door Jhr. R. H. G. NAHUYS. EERSTE DEEL. 9. Hij keerde zich plotseling van haar af en liep naar het venster. De duisternis was gevallen. Zij hing als een zwart gordijn achter de ruiten. Het eenige licht in ae kamer kwam van een lamp die op een zij tafel brandde. Zij gaf slechts een flauw schijnsel, en wederom ®eheen het het meisje dat den man zat gade te slaan, hij niemand anders kon zijn dan de Guy van haar aroomen de Guy die zij zoo trouw had bemind, ter- wille van wien zij zoo menig moeitevol jaar geduldig nmt bad. Stellig was hij het, die de vergissing ge haakt had. Stellig zou hy zich aanstonds omkeeren en aaar aan zijn hart drukken, om haar uit te lachen, dat *v ®ch zoo gemakkelijk liet misleidenl **a' Hij had zich omgewend. Door de flauw ver achte ruimte keek hij naar haar, Haar hart stond stil, tj» verwaohting zyn stem te hooren. «y sprak. „Het beste wat je doen kunt is terug te gaan naar de plaats vanwaar je bent gekomen en «mand anders huwen." De woorden drongen haar tot in merg en been. Zij ~wamen op haar neer als een zweepslag die haar in- en deed krimpen. Als een visioen in een nachtmerrie b^t bittere dat achter en het volslagen le- kofrv ^aar Haar angst had een verschrik- X?'611 I™ aangenomen, en al haar moed was ver- enen. y .was verpletterd. hn'ó niet dat ^an Hc niet!" zeide zij en zelfs ni- e,lgen stem kwam haar zwak en gebroken voor, Ik nietl"'eet Van een ver<*waaW kind. „Terugfkeeren kan opJ\aar toe» met snelle passen 'alfof iets hem te nro°v y itiet, dat zy haar handen in woes- i te a°f00?. om zich ben bewoog, tot zy voelde, dat hij ÏT- U ZUne öam- tiir, j0-8' baar over, en zij zag duidelijk in bouding iets wat haar de overtuiging schonk, dat kuiten, maar van de afgematheid en de pijn, die vroe ger nog lang de herinnering aan een bal levendig hielden, is geen sprake meer. Een omstandigheid, die de dansleeraren zullen steunen is deze: de leerling van heden is meestal van middelbaren leéftijd. De volwassenen zijn tot de overtuiging gekomen, dat het moderne dansprogram- ma uiterst geschikt voor hen is, en zien niet in, waarom ai het vermaak en genoegen alleen voor de Jeugd weggelegd zou zijn. En na een paar lessen kunnen ze meestal de jongeren toonen, Ihoe elke dans eigenlijk gedanst behoort te worden. Dansende vaders en moeders zijn heel wat gelukki ger dan die menschen, die meenen, dat „ouder zijn" beteekent aan een kaarttafeltje .te zitten of op welke andere wijze ook den tijd te passeeren, dien anderen op prettige wijze op den dansvloer doorbrengen. Door K. KEURIS As. HL Ook de aal en paling-visscherij heeft in de Noorde lijke Zuiderzee in verschillend opzicht geleden. Hoe wel dit voor de aalvisscherij op de wierwaarden in de Waddenzee nog niet zoo rechtstreeks aanwijsbaar is, omdat deze visscherij afhangt van tal van op haar in werkende factoren en waar voorheen, vooral by -koud voorjaars- of zomerweer óók wel eens zeer ongunstige resultaten werden verkregen, teekent het nu toch wel, dat de gemiddelde resultaten over de laatste jaren van dien aard waren, dat bijna geen enkele aalvisscher er meer aan denkt, zich nog nieuw vischwant aan te schaffen. En toch kan men er ten volle van verzekerd zijn, dat, als er onder de hierbij betrokken visschers ook nog slechts eenige hoop bestond, dat het met deze vis scherij nog eens weer in orde zou komen, de aanmaak, al mocht die dan ook in een eenigszins verminderd tempo zijn geschied, toch vrij regelmatig zou zyn door gegaan. Men geeft er echter blijkbaar de voorkeur aan, het nog voorradige vischwant af te visschen (als hier toe althans nog de gelegenheid blijft bestaan) dan het bedrijf op den ouden voet (dus met regelmatigen ver nieuwing van een gedeelte van den beug) voort te zet ten. Blijkbaar vreest men, dat de aanschaffingskosten niet meer zullen kunnen worden goedgemaakt en tracht men zich dus aan dit risico te onttrekken. En inderdaad, de vraag of deze kosten bij voortzet ting dezer visscherij er nog voldoende uit zullen ko men is van niet geringe beteekenis, en dient terdege onder de oogen te worden gezien. Want wanneer zulks niet het geval zou blijken te zijn, dan zou ook dit vischwant, evenals alle ander vischwant en alle vaar tuigen, vrijwel waardeloos zijn geworden, omdat men hiervoor, wanneer men het van de hand zou willen doen, toch geen koopers meer zou kunnen vinden. Niemand toch, zal zich een schuit of vischwant wil len aanschaffen, als de kans van rendabiliteit hiervan verloren is. Het wordt dus zoo goed als waardeloos en kan slechts voor een appel en een ei verkocht worden. Aan den anderen kant echter bestaat de zekerheid dat hy, die zyn vischwant niet voldoende op peil houdt en dus telken jare met een verminderd aantal fuiken zal moeten visschen, op den duur zeer zeker nooit meer eene besomming zal kunnen behalen, die voor zijn levensonderhoud voldoende is. Welke van de twee kwade kansen nog de beste keu ze is, zal in de toekomst nog moeten blijken. In dit opzicht hebben zij, die er ook nog eene beug op na houden, voor de visscherij op de trek-aal en trek- paling, zooals bijv. met de visschers te Van Ewyck- sluis, Nieuwe Sluis enz., het geval is, meer zekerheid d.w.z., deze weten zeker, dat zy het vischwant, voor deze visscherij vereischt, niet meer behoeven aan te maken en de vischbeug, die zij hiervoor bezitten, nu reeds geen waarde meer heeft. Een zekerheid echter, die een uiterst schralen troost biedt. Vanaf het oogenblik, dat de drempel in het Amstel- diep tot 4% meter onder water werd gelegd (hetgeen ongeveer drie jaar voor de finale afsluiting plaats had,) hebben deze visschers, vooral wat die te Van Ewyck- sluis betreft, reeds gemerkt, dat het met deze tak van visscherij dis zou loopen. De plaats waar door hen deze visscherij werd uitge oefend, had n.L tot Noordelijken grens juist de plaats waar de hier-bedoelde drempel aan de Westzijde van het Amsteldiep het wad bereikte en liep vandaar langs dit vaarwater in Zuidelijke, later in Zuid-Oostelijken richting naar den Oosthoek van Anna Paulowna. Uit de sterk verminderde vangsten, die zij sindsdien zelfs by de meest gunstige gelegenheid langs de hier- bedoelde geleidelijk afloopende kanten van het Am steldiep en Lotdiep waarnamen, welke verminderde vangsten vrijwel gelijke tred hielden met de stroom- afname, die ter plaatse was te constateeren, trokken de zeer gerechtvaardigde conclusie, dat by afsluiting van het Amsteldiep, met gevolg het totaal ophouden van alle stroom, ook de visscherij op trek-aal en trek- paling tot het verleden zou behooren. Toen in de reeds meer genoemde in begin -1924 ver schenen artikelen door ons dan ook met groote stellig heid werd verklaard, dat nog in den loop van dat jaar de visscherij op trek-aal en trek-paling zou op houden te bestaan, was deze stellige conclusie op de in de voorafgaande jaren in evenredigheid met de stroom- afname gedaalde vangsten gegrond. En nu moge waar zyn, dat een ruimere of schralere vangst by deze visscherij volstrekt niet alleen afhangt van de stroomsterkte, het is even waar, dat de visschers de verschillende facitoren, die op deze plaats tot eene ruime vangst aanleiding konden geven, uit ondervin ding kenden en, wanneer deze verschillende factoren gedurende een voldoende tijdsverloop samenwerkten, de gehoopte ruime vangst konden verwachten. Wanneer deze echter nagenoeg uitblijft, hoewel de gelegenheid dagen achtereen bijzonder gunstig kan worden ge noemd, zooals in de jaren na het leggen der hier-be doelde drempel in- en vóór de finale afsluiting van het Amsteldiep enkele malen is voorgekomen, dan is hieruit de vry stellige conclusie te trekken, dat op de ze plaats met het ophouden der stroom ook de vangst tot het verleden zal gaan behooren. En deze conclusie is dan ook sindsdien, helaas, vol komen door de feiten gedekt. De visscherij op trek-aal en trek-paling heeft op die plaats voor de erbij betrokkenen volkomen afgedaan, waarmee aan de hier-bedoelde visschers eene niet on belangrijke bron van inkomsten is ontnomen. Wat hier voor de visschers op trek-aal en trek-pa ling te Van Ewijcksluis geldt, is natuurlijk ook, hoewel in mogelijk iets mindere mate, geldig voor de visschers die deze visscherij uitoefenen te Nieuwe Sluis, Kolhorn, en verder langs de kust van het Noorderkwartier, evenals, voor die langs de Zuidkust van Wieringen. Het zal misschien goed zyn hier even het onderwerp, aanwijsbare schade te laten rusten, om even de na het leggen van den drempel door het Amsteldiep, sterk afgenomen stroomsnelheid nader te verklaren. Want het is ons zeer goed bekend, dat die stroomafname van gezaghebbende zyde is betwist. Door de visscherij-inspectie zijn nJ. in de jaren tus- schen het leggen van den drempel en de finale alslui- ting van het Amsteldiep ter hoogte van de Quarantaine stroommetingen verricht, die bij de metingen, gedaan in jaren vóór het leggen van den drempel geen belang rijke wijzigingen te zien gaven. Deze metingen zijn waarschijnlijk mede een gevolg geweest van eene reeds in het najaar van 1921 door schrijver dezer in eene zitting van den Zuiderzee-vis- scherij-raad gedane uitspraak, waarin deze stroomaf name werd geconstateerd. Volgens die metingen werden wij dus in het ongelijk gesteld. En toch? Toch durven wij met groote stelligheid beweren, dat de stroomsnelheid door het Amsteldiep na het leggen van den drempel aanzienlijk was verzwakt en de me tingen, waarop men zich beroept, zeer zeker een an der resultaat zouden hebben aangetoond, als men deze over de volle breedte van het Amsteldiep en dan liefst iets ten Zuiden van den bedoelden drempel had geno men. Want wat wy destijds beweerden gold slechts voor dat deel van het Amsteldiep, dat ten Zuiden van dezen drempel lag, en was gegrond op ervaringen, aan de Westzyde van het Amsteldiep opgedaan, dus niet by de Quarantaine (aan de Oostzijde.) Nu is het na tuurlijk zeer goed mogelijk, dat men bij de hier-be doelde metingen slechts over goed vergelijkbare cijfers KONINGSTR. 52-54, HELDER. FABELACHTIGE LAGE PRIJZEN. hij werkelijk Guy niet was. „Luister eens!" zeide hy'. „Eet wat en ga naar bed! Morgen spreken wy ver der. Je bent nu totaal op." Zijn stem klonk streng. Er lag geen zachtheid in. Indien hy op dat oogenblik aan weekheid had toege geven, zou hij in tranen zijn uitgebarsten. Doch met een kort, drukkend gebaar legde hij haar handen weer in haar schoot, en de opwelling ging voorbij, Zy kon hem niet weerstreven, doch wist nauwelijks wat zy deed. Hy bracht haar voedsel en wijn, en zij at en dronk werktuigelijk, terwy'1 hij zonder een woord te zeggen, zijn grijze, doordringende oogen op haar gevestigd hield. Eindelijk vermande zij zich hem met een zenuwach tig lachje aan te zien. Je bent zeer vriendelijk. Het spijt my je zooveel last te hebben veroorzaakt." Hij maakte een afkeerige beweging, die zy voor on geduld aanzag. „Kun je niet wat meer eten?" vroeg hij. Zij schudde het hoofd, steeds dapper glimlachende. „Neen, heusch, dat kan ik niet. Ik geloof ik ge loof dat je misschien gelijk hebt. De deed beter met te gaan slapen, dan kun je me morgen alles vertellen." „Drink in ieder geval je glas leeg," zeide hij. Een oogenblik aarzelde zy, toen nam zy het glas met vaste hand op en gehoorzaamde. Toen stond zy op en ging tegenover hem staan. „Wil je me alsjeblieft één ding zeggen om om mij gerust te stellen? Guy Guy is immers niet ziek?" Hy keek haar recht in de oogen. „Neen." „Weet je dat zeker?" „Ja," Hy sprak met groote beslistheid en toch twij felde zy een oogenblik of hy de waarheid sprak. Zyn blik scheen dien twyfel te tarten, dezen te on derdrukken. Half verlegen stak zij de hand uit. „Goe den nacht!" zeide zy. Zijn vingers grepen de hare en lieten los. Hy bracht haar tot de deur. „Ik zal je nog even je kamer wij zen," zeide hij. HOOFDSTUK VIL DE VERKEERDE WEG. Sylvia sliep dien nacht den zwaren, onverstoorbaren slaap der doodelyke vermoeienis, hoewel zy nauwelijks dacht den slaap te kunnen vatten toen zij zich ter ruste legde. De schok, de verbijstering, de alles over- heerschende angst, die haar gedurende haar lange, lange reis steeds was bijgebleven, hadden haar gees telijk zoowel als lichamelijk volkomen uitgeput. Zij sliep als een kind na het einde van een vermoeienden dag. Toen zü wakker werd was het dag en de geheele wereld was op de been en aan haar bezigheden. De wol ken waren allen voorbij gedreven, en een stralende morgenzon bescheen de breede straat onder haar ven ster. Zy voelde zich verkwikt, ofschoon de hitte nog groot was. De last, die haar den vorigen avond te zwaar had geschenen, kwam haar in het daglicht niet meer zoo onduldbaar voor. Haar moed was teruggekeerd. Ze kleedde zich met het vaste besluit, een dapper gezicht te zetten, wat er ook vóór haar lag. De dingen konden er niet zoo slecht voorstaan als haar den vck rigen avond toegeschenen was. Het was onmogelijk, dat Guy zoo in den grond zou zyn veranderd. Misschien was zijn eenige bezorgdheid geweest, dat zy niet in staat was armoede met hem te verduren. Was dat het geval, dan zou zy hem weldra anders leeren. Het eenige wat zij thans van het leven vroeg was zijn liefde Zy had byna zicjhzelve ingeprent dat dit feitelyk het eenige was wat zij mocht verwachten, en het spook van haar vrees was nagenoeg op den achtergrond ge drongen, toen zy eindelijk haar kamer verliet en eenigs zins onzeker over de haar onbekende gangen liep. Zy vond de ingangsdeur, doch een groep nieuwsgie rige boeren die zich daar verzameld had, jaagde haar eenigszins vrees aan zoodat zij zich aan hun onder zoekende blikken or.otrok, toen Buike Ranger plotse ling uit de groep trad en zich bij haar voegde. Zy wierp een snellen, half verschrikten blik op hem toen zy elkander ontmoetten, en het eerste wat haar trof was, dat hij zich had gesdhoren. Zyn blik onder sdiepte de hare, zij zag een lachje in zyn oogen ver schijnen en wist dat hij haar gedachten geraden had. Zij bloosde en stak hem de hand toe. „Goeden mor gen," zeide zy met een tikje verlegenheid. „Ik hoop dat ik je den tijd niet heb laten verbeuzelen met op my te wachten." Hy nam haar hand aan en ging met haar naar het «leine vertrek, waar zy den vorigen avond hun ge sprek gevoerd hadden. „Neen, ik heb mijn tijd niet ver beuzeld," zeide hy. „Ik hoop, dat je goed geslapen hebt?" „O ja, heerlijk, dank je," antwoordde zij. „Ik sliep als een os. Ik voel mij sterk genoeg voor alles." „Dat komt goed uit," zeide hij kort. „Alvorens met de zaken te beginnen, zullen we eerst ontbijten." „O, je hebt op mij gewacht!" riep zy met eenig zelf verwijt uit. „Dat spijt me. In den regel ben ik zoo lui nieti'I' van voorgaande metingen beschikte voor de plaats, waar de laatste metingen zijn verricht, maar ais dat het geval zou zijn, dan is onze beweging door deze me tingen geenszins weerlegd. Het lijkt voor velen misschien vreemd, dat het ne men van stroommetingen als hier bedoeld belangrijke verschillen zou kunnen aanwijzen, als deze metingen aan de Oost- of West-zyde van één zelfde stroomgeul zouden worden genomen. Toch is zulks voor hen, die ter plaatse bekend zijn, betrekkelijk eenvoudig. Wy zullen trachten hiervan eene zóódanige verkla ring te geven, dat ook een leek zich hiervan eene vrij duidelijke voorstelling kan maken. Vóór het leggen van den hier bedoelden drempel, ging er, gelyk bekend, eene bijzonder zwaren stroom door het Amsteldiep. Deze stroom verdeelde zich, wan neer zij het nauwe gedeelte tusschen Lutjeland op Wieringen en de Noordhollandsche kust bij de Oost hoek was gepasseerd in drie takken. Een gedeelte zocht n.1. zyn weg in het Ulkediep, dat zich, nabij de Oost elijk van Anna Paulowna in de richting van Nieuwe- Sluis uitgestrekt; een ander deel werd rechtuit in het z.g.n. nieuwe vaarwater, „Het Molendiep" geloosd, ter wijl een derde tak langs de Zuidzijde van Wieringen tot by Den Haukes liep, en zich vandaar „De Sloot" omhoog. Alle drie deze vaarwaters leidden ten slotte naar de Wiernger-meer, terwijl in omgekeerde richting bij ebbe de Wieringer-meer door ieder van deze drie vaar geulen weer van het overtollige water werd ontlast. Blijkbaar was nu bij de overgang van eb in vloed, bij het z.gm. „kantelen van het getij" dus, ten Zuiden van Wieringen de waterstand nog iets hooger dan langs de Noordhollandsche kust, want als de vloed reeds merkelijk begon door te trekken, kon vanuit „de Sloot" een flinke achtereb loopen. Deze ebstroom plant te zicSh dan voort in het Amsteldiep, waar zij vanuit Oostelijke richting dwars op het reeds ingevallen vloed getij inwerkte, hetgeen tengevolge had, dat zij den vloedstroom min of meer naar de Westzyde omdwong. Waar het Amsteldiep, dat ten Noorden van de plaats waar de drempel was gelegd, in de richting Noord- Zuid loopt, juist daar ter plaatse uit zichzelve reeds eene bocht in Zuid-Oostelijke richting maakt, zoodat de stroom bij vloed, uit den aard der zaak, toch al te gen den Westelijken oever dwong, is te begrijpen dat dit nog werd verergerd door den vanuit de Sloot ko menden zijdelingschen drang der achtereb. Viel dus de vloed in, terwijl men met het lichten der langs den Westelijken afloopenden kant geplaatste fui ken bezig was, dan kon men hiermee nog slechts zéér korten tijd voortgaan, want de drang der stroom werd al spoedig zóó zwaar, dat men de fuiken niet meer voldoende kon uithalen en men dus wel genoodzaakt was, hiermee op te houden. Dat hier langs de Westzijde werkelijk een geweldi ge stroom liep, was zelfs voor een leek wel te mer ken aan de z.g.n. „neer" of stroomnaad, aan de opper vlakte van het water zichtbaardie zoowel by eb als by vloed vanaf de plaats waar de ombuiging begon tot in het Ulkediep vlak langs, soms zelfs tot boven den Westelijken oever liep. De aanzienlijke diepte van het Aimsteldiep langs de Westzyde wijst daar trouwens óók wel op. Na het leggen van den drempel werd het echter gansch anders. Een gedeelte van het zich in deiWie- ringer-meer bevindende water verwijderde zich tijdens de vooreb nog wel langs de Sloot en over de daaraan- grenzende z.g.n. „kooltuinen", om zich verder via het Amsteldiep in de richting der Noordzee te bewegen. Deze hoeveelheid water met de door het Molen- en Ul kediep komende, bleek echter lang niet meer zoo vlug weg te kunnen, als dat voorheen het geval was. Er was dus lang niet meer dat verval, hetwelk er te| voren stond. Wel stond er op den drempel een verba- zenden stroom, doch dit behoeft ons niets te verwon deren, als men daarbij in aanmerking neemt, dat de doorstroomende watermassa voorheen over eene diepte van 712 meter kon beschikken, terwijl dit nu op den drempel tot 4Yz meter was ingekrompen. Een feit is, dat het water ten Zuiden dezer drempel niet meer zoo vlug omhoog rees of wegviel en wanneer de eb dan ook eenigen tijd was doorgeloopen, bleek zulks ook wel op andere wijze, want de stroom uit de Sloot verminderde en het water aan de Zuidzijde van Wie ringen begon zich meer in Oostelijke richting te bewe gen, omdat het verval langs de geulen by Den Oever blijkbaar vlugger plaats had, dan door het Amsteldiep. Meermalen is dan ook geconstateerd, dat de achtereb in De Sloot, inplaats als tevoren naar het Noorden ge richt te zijn, in Zuidelijke richting liep, om dan om het „Waardje" heen te buigen en vandaar verder naar de geulen by Den Oever te loopen. Wer er dus tevoren via De Sloot een massa water vanuit de Wieringer-meer door het Amsteldiep ge loost, na de drempel-legging werkte de stroom uit De Sloot vrijwel onbeteekenend op die van het Amsteldiep in, wat, zooals wy reeds deden uitkomen, door de vis schers te Van Ewijcksluis terdege werd gemerkt, want zy konden nadien vrijwel bij alle weer en by eiken stand van het getij hunne fuiken steeds recht halen. Maar het was ook te zien aan de oppervlakte van het wa ter, aan de straks reeds genoemde „neer", want waar deze voorheen steeds langs de Westzyde liep, boog zij zich na het leggen van den drempel ter hoogte der Quarantaine direct in de richting van het Ulkediep en bleef daarmee, van dat oogenblik af, ver van den Wes telijken oever verwijderd. Liep dus te voren de hoofdstroom Westelijk, nadat „Verontschuldig je maar niet," hernam hij. „Je hebt precies gedaan wat ik hoopte dat je doen zou. Neem plaats, wil je? Aan het einde van de tafel." Zijn manieren waren vriendelijk docfh kortaf. Zy deed wat hy verlangde, en haar verlegenheid viel van haar af. Zy zaten tegenover elkander, en daar het licht hem bescheen, nam zij hem eens terdege op. Hij leek niet zoo sprekend op Guy als het haar den vorigen avond was voorgekomen, hoewel er ontegen zeggelijk een sterke gelijkenis bestond. By nauwkeu riger beschouwing vond zy niet dat hij knap was, doch zijn flinke wij ze van optreden behaagde haar. Hü zag er uit alsof lichamelijk uithoudingsvermogen een eigen schap was, waarop hij tot in volmaaktheid mocht bo gen. Hij droeg het stempel van den gladiator. Hij had tegen een overmacht geworsteld. Na eenige oogenblikken vestigde hy onverwacht de oogen op haar. Dit was een gewoonte van hem, die haar eenigszins in verwarring bracht. „Het onderzoek is naar genoegen uitgevallen, hoop ik?" zeide hij. Zy keek niet den anderen kant uit. ..Ik houd my zel ve voor een goede karakterlezeres," antwoordde zij. „Doch je lijkt stellig niet zoo veel op Guy als ik bij het eerste gezicht dacht." „Dank je," zeide hij. „Ik moet je eerlijk bekennen, dat ik liever op mijzelf gelyk." Zij lachte even. „Het was onverantwoordelijk van my, zulk een vergissing te maken. Doch jou gezicht was het eenige dat mij onder al die vreemde, tenminste be kend voorkwam. Ik was zoo verheugd het te zien." „Ben je nooit eerder in dit land geweest?" vroeg hy. Zy schudde het hoofd. „Nooit. Ik voel my hier op het oogenblik in het geheel niet thuis. Maar dat zal wel wennen." „Kun je rijden?" vroeg hy weer. Haar oogen schitterden. „Ja, in Engeland ging ik veel op de vossenjacht. Dat kan mij nu van dienst zijn, is het niet?" „Dat zou het," zeide hij, „indien je bleef." „Ik ben gekomen om te blijven," verzekerde zij met vastheid. „Ho, ho! Een beetje geduld!" hernam Burke Ranger. Zijn manier legde haar 'meer dan zyn woorden het stilzwijgen op. Alweer voelde zij die koude beklemming van haar hart. Als iemand die zoekt te ontkomen, liet zy het onderwerp varen. Bijna ondanks zichzelve, liet zy zich het ontbijt goed smaken. Ranger drong hierop aan, en daar hij klaar blijkelijk zelf ook honger had, scheen het niet lomp

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1927 | | pagina 5