Alpitn Nidïs- Mwtutit- Lanitnvhlafl. WOUDA's DE DROOGMAKING DER ZUIDERZEE EN HARE BETEEKENIS VOOR DE VISSCHERU. HET KASTEEL VAN GRANIET Dinsdag 13 December 1927. Eerste Blad. HOE DE VISSCHERS „GEHOLPEN" WORDEN. Feuilleton. Zelfrijzend Bakmeel SHAKER 70s(le Jaargang No. 8168. COURANT. Dit blad verschijnt viermaal por week: Dinsdag, Woensdag, Donder dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, vorden Adver- tenllön nog zooveel mogelijk in het eorsiuitlcomond nummor geplaatst. Uitgevers: N.V. v.h. TRAPMAN Co., Schagen. POSTREKENING No. 23330. INT. TELEF. No. 20. Prijs per 9 maanden f 1.05. Losse nummers 0 cont. ADVERTEN- TïöN van 1 tot 5 regols f 1.10, iedere regel moor 20 cont (bowijsna inhogropon). Grooto lettors worden naar plaatsruimte horolcond. DIT NUMMER BESTAAT UIT TWEE BLADEN. Door K. KEURIS Az. IV. Na dit uitstapje, dat ons noodig leek, wilden wij het verwijt ontloopen van maar raak te schrijven tegen alle op officieele waarneming gegronde uitkomsten in, zou den nog tal van voorbeelden zijn te leveren van scha de, aan diverse takken van visscherij toegebracht Wij zullen hierbij echter niet te lang meer stilstaan. Alleen willen wij er nog op wijzen, dat vooral nu de eigenlijke kom der Zuiderzee voor de enkele jaren die nog resten als vischveld voor de ansjovis-vissche- rij als uitgeschakeld kan worden beschouwd en dus het Woordelijk deel het vischveld hiervoor is, de daar in uitvoering zijnde werken een zeer nadeelingen invloed op deze visscherij uitoefenen. De daar geregeld wer kende baggermachines en zandzuigers en de steeds af en aan varende sleepbooten met zand- of keileem-bak- ken maken een vrij aanzienlijk deel van het vischveld voor deze visscherij onveilig. Nu is hiervoor wel in zooverre een regeling getroffen, dat bepaalde secto ren zijn aangewezen, binnen welke de sleepbooten mot hun aanhang zooveel als mogelijk is dienen te varen, doch deze sectoren maken toch. dat ver schillende bii de ansj ovisvisscherij; zeer gezochte deelen der Wieringermeer thans voor de visschers, die met staand want visschen, reeds zijn uitgoslo- ten. Daarnaast is ook ihet (bij; Medemblik reeds aan gelegde dijfkgedeelte voor de visscherij. voorname lijk die van Medemblik uit. een ernstige belemme ring. die bij' het voortgaan van den tijd natuurlijk steeds zwaarder zal drukken, omdat voor sommige visch'Plaatsen, waar voorheen rechtstreeks kon worden heengovaren, thans een steeds grooter wor dende omweg noodig is. een omweg, die aanleiding kan zijn. dat een geheel getij: verloopt, waarin bij de mogelijkheid van rechtstreeks opvaren, geviacht had kunnen worden. Er zouden op de tot heden gevolgde wijze meer voorbeelden zijn te geven, om nog te zwijgen van de niet rechtstreeks aanwijsbare, maar daarom toch door de visschers reeds gevoelde schade, welke voortvloeit uit de verminderde vangst van diverse visohsoorten in den kom der Zuiderzee, bulten de ansjovis. Toch mogen wij dit laatste niet zonder meer voorbijgaan. Want in biina alle visschereplaatsen rondom de Zuiderzee gelegen, rijst het aantal der visschers vaartuigen, dat wegens onvoldoende be- drijfsuitkomsten moet worden stilgelegd, voortdu rend. Hierbij; speelt het, al® gevolg der verminderde bedrijfsuitkomsten, uit het bedrijf stappen van1 den knecht, waardoor het vaartuig onvoldoende bemand achterblijft natuurlijk mede een voorname rol. Maar ook de vaartuigen, waarmee de visscherij' nog wèl wordt uitgeoefend, laten duidelijke sporen van ver val zien. omdat aan het onderhoud niet of niet vol doend de hand kan worden gehouden. De zeilen krijgen het aanzien van lappndekens en de vaartuigen, voor zoover deze nog van hout zijn, vermolmen, terwijl de ijzeren of verijzerde schepen tot oud-roest vergaan. Maar er is toch1 een Zuiderzee-Steunwet. die in den nooddruft der visschers zou voorzien? DOOR ETHEL M. DELL Bewerict door Jhr. R. H. G. NAHUYS. EERSTE DEEL. 10. „Ha!" riep Sylvia. Eindelijk had zij hem begrepen. Zij stond hem eenigen tijd aan te zien, toen vond zij aiet een tastende beweging de leuning van een stoel. nWaarom heb je me voorgelogen?" was haar vraag. «Ik deed het terwille van jou," zeide hij kort. „Je toudt het toen niet hebben kunnen dragen." J)at is mij duidelijk," antwoordde zij en zweeg om te herstellen. „En weet hij weet hij inderdaad aat ik hier ben?" vroeg zij met moeite. „Was hij niet verlangend mij te zien?" »0p dit oogenblik," antwoordde Ranger grimmig, „heeft hij te veel over zijn eigen moeilijkheden na te aenken, om zich m-fc een ander te bemoeien. Hij wist jat j© komen zou Twee nachten geleden lag hij in zijn QTonkenmansslaap er over te ijlen. Toen kwam je te legram uit Kaapstad. En dit bracht mü hier om je af te halen." begrijp het," zeide ze weer. „Je je bent zeer VTiendelyk geweest Het zou verschrikkelijk geweest ■nin iadiea ik bier alleen gestrand was." „Ik zou je te Kaapstad hebben tegengehouden, in- v gekund had," liet hij volgen. «t Ij11' tegengehouden hebben zou je niet," ant woordde zij met een droevig lachje. ,Jk zou verder ge- ^tsd zijn om Guy in ieder geval te zien. En ik wil hem aog zien. Waar is hij T" *n?an8:?r. kwam vlak naast haar staan. Hij bukte zich jen wemig, en keek haar diep in de oogen. „Je hebt l.:.ra^aers wel begrepen?" vroeg hij met nadruk, ^antwoordde onbeschroomd zijn blik; het was ^ans geen tijd om verstoppertje te spelen. „Ja," zeide „En je gelooft me?" ging hij voort. «aar roodbruine oogen openden zich iets wijder, natuurlijk geloof ik je." "Ea tocb verlang je hem te zien?" zeide Burke Ran ja, werkelijk, er lis een Zuiderzee-Steunwet. reeds sinds Juni 1905.... Wel is deze Steunwet lang niet zooals ze zou behooren te zijn en is zij: slechts een paskwil vergeleken bijl datgene wat des tijds door de Commissie B uit de Zuiderzee-Raad hit haren rondgang langs de Zuiderzeeplaatsen in uitzicht werd1 gesteld. Het is zelfs niet een scha- deretëeliniffawet geworden, zooala oorspron kelijk. de '[bedoeling was. Zelfs niet een tege- mo etkomingswet, zooals later, toen het plan der hierbedoelde Commissie B al® véél te kostbaar werd ter zijde gesteld, meer wenschelij'k werd geacht. Het ia slechts een simpele Steun wet geworden, met welke naaimswij'ziging men van Regeeringszijde blijkbaar heeft bedoeld uit te druk ken, dat slechts déar steun (geen schadevergoe ding of tegemoetkoming daarin, maar steun) zal worden verleend, waar hieraan op geen enkele wijze meer is te ontkomen. Maar de Steunwet is er toch! Ja. zij is er zelfs gekomen, ondanks dien aan vankei ijken tegenstand der visschers, die het nu eenmaal1 maar niet in orde schenen te vinden, dat hunne in uitzicht gestelde rechten op een billijke schaderegeling (bij. de op elkaar volgende ontwerpen van wet telkens op nieuw werden ingekrompen gedeeltelijk zelfs finaal ter zijde gesteld. 'Pas toen het tot deze menschen doordrong,, dat hun verzet tegen de verslechterin gen, door de toen aan het bewind' zijnde Regeering in het Wetsontwerp (inmiddels tot Wet verheven) voorgesteld toch niets zou baten, omdat men voor alles wat door of namiens hen ter verbetering werd aangevoerd, doof bleef, hebben de ondankba-cv zich er bij! neergelegd. Maar zij deden dat slechts, om dan toch in ieder geval maar een Wet te krij gen. Zij hoopten, reeds spoedig na hare inwerking treding de leemten hiervan te kunnen aanwijzen, om dan, wanneer practisch gebleken zou zijn, welke fouten er aan kleefden, des te beter met bewijzen te kunnen staven, in welk opzicht deze Wet te kort schoot en op welke wijze zij! dus nog diende te worden gewij'zjgd of aangevuld. En zoo kwam dus, hoewel met zeer gemengde gevoelens, de Zuiderzee- Steunwet tot stand. De eerste stap op den weg der schaderegeling was hiermee dus gezet. Inmiddels is bijma twee en een half jaar ver loop-en enwe zijn nog precies even ver. Want er blijkt een zéér. zéér lange weg te kunnen liggen tusschen het aannemen van een Wet en de inwer king-stelling daarvan. Is er dan nog niets gebeurd, sedert de aanne ming dezer Wet? zal men misschien vragen. Zeker zeker, er is al heel wat gebeurd sinds dien tijd. maarverschillende omstandigheden die de Re geer ing van te voren niet had' kunnen voorzien, schijnen zich op te stapelen. En dit niet maar één maal, neen, neen. telkens weer opnieuw heeft de Minister met „onvoorziene omstandigheden" te kam pen. Ja, het moet maar tegenloopen. Maar laat ons. hoewel ons dat moeite kost, alle ironie ter zijde stellen en deze zaak zuiver objec tief beschouwen. Welnu, dan blijkt ons. dat ondanks er reeds bijna twee en een hailf jaar sinds de aan neming is verloopen, de wet nog steeds op inwerking-stelling wacht. Of neen. we zijp niet geheel juist, want een gedeelte is wèl in werking gesteld, n.1. de eerste 4 artikelen, maar. die kosten niets of althans zeer weinig. A1 i e s echter, wat 'lijkt op steunver.1 een.ing, alwat dus geld koet, ligt noggewoeld in de windselen der, onbekendheid Wal is er nu bijma twee jaren terug, eene Generale Com missie ingesteld. In deze Commissie, die den Minis ter van advies zou dienen, in aangelegenheden, de Zuiderzee-Steunwet betreffende, zouden, was van Regeerimgszijide meegedeeld, ook visschers worden opgenomen. En waar, de Regeering had gemeend, dat in den enkele jaren te voren ingestelden Zuider zee-Raad geen plaats behoefde te worden ingeruimd aan visschersvertegenwoordigers omdat deze Raad zich toch hoofdzakelijk zou bepalen tot de techni sche onderwerpen op de droogmaking der Zuiderzee betrekking hebbende was aan de visschers in uit zicht gesteld, dat deze in bedoelde Gen Comm. eene ruime vertegenwoordiging zouden krijgen. Welnu, voor dezen Raad, die uit 15 leden zal bestaan, wer den tot heden 14 personen aangewezen, waarvan 2 (zegge en schrijve: twee) visschers. Rekenen wiji daar nog bij den heer. Brouwer, hoofd van de of- deeling Vdsscherijlen aan het Departement van Binnenlandsche Zaken en Landbouw, dan zijn er dua drie visscherij^deskuiidigen op een totaal van veertien leden. De vijftiende plaats bleef tot heden nog steeds onbezet, hoevele malen er ook van vissoherszijde op aangedrongen is, dat voor deze plaats althans nog een visschersvertegenwoordiger zou worden benoemd. Natuurlijk is ook voor deze opgeschorte benoe ming een voorwendsel gevonden, n.1. dit: De Minls ter had aan twee lichamen, te weten het Centraal Comité inzake schadevergoeding bij afsluiting en droogmaking der Zuiderzee en aan den Zuiderzee- Visscherijraad verzocht hieervoor iemand te wil len voordragen, ingevolge waarvan deze beide li chamen ieder iemand hiervoor, aamwezen. Dit was bij beiden echter niet denzelfden persoon, In- tusschen was reeds, voor deze voordrachten waren opgemaakt, van de zijde van Noordelijke visschers, zonder hierbiji een bepaalden persoon naar voren te schuiven, aangedrongen op de benoeming van iemand, die met de visacberijl-toestanden in het Noorden bekend' ia Dit laatste vond zijn oorzaak in het feit, dat de thans reeds zitting hebbende vis schers te Volendam en Marken wonen en dus meer in het bijzonder bekend zijn met de toestanden in den kom der .Zuiderzee. Daarnaast was ook. om rui rnere visschersvertegenwoordiging mogelijk te ma ken,van alle zijden aangedrongen op uitbreiding, der Glenerale ComimJi®a'ie. Op die wijze hoopte men althans eenigen meerderen invloed bij de regeling der steunverleening te bekomen, dan tot heden mogelijk was. Maar nu schijnt het voor den Minister (die van verdere uitbreiding der Gsn. Comm. niets wil weten), daarnaast ook bijzonder moeilijk te zijn, om, op welke wijze dan ook, een „Ik moet hem zien," antwoordde ze rustig. „Dat zul Je Jnzien. In mijn plaats zou je hetzelfde doen." „Als dat zoo was," hernam Ranger, zijn stem laten de dalen, „zou het zijn om hem te zeggen dat hij naar de hel 'kan loopen!"_Toen zij bij deze woorden onwille keurig achteruit deinsde, liet hij volgen: „Neen, zoo behoor ik mij tegenover jou niet uit te drukken, dat weet ik. Dodh wat helpt het, of je hem al opzoekt? Het kan alleen de dingen erger voor je maken." „Ik moet hem zien," herhaalde zij vastberaden. „Zeg mij alsjeblieft waar ik hem kan vinden." Hij zag haar eenige oogenblikken zwijgend aan. „Hij is in zijn eigen hut op mijn farm," zeide hij toen. „Blue Hill Farm, zoo heet zij. Daarheen kun je niet gaan. Het is een rit van twintig mijlen." „Kan ik niet te paard daarheen gaan?" vroeg zij. „Ik zou je in mijn wagen kunnen meenemen," zeide hij langzaam. „En je zult dat doen?" vroeg Sylvia. „Ik veronderstel dat je in ieder geval gaan zult," zeide hij. „Gaan moet fle," antwoordde zij beslist. „Ik zie niet in, waarom. Het is een misselijke geschie denis. Zij kan niets goeds uitrichten." Haar gelaat trilde. Terstond had zij zich weer in bedwang. Wil je me meenemen?" vroeg zij. Hij rimpelde zijn voorhoofd. „En wat moet er daar na gebeuren? Heb je daarover nagedacht?" Zij schudde het hoofd. „Neen. Ik kan mij de toekomst in het geheel niet goed voorstellen. Ik weet alleen, dat ik Guy moet zien, en ik kan niet naar Engeland terug- keeren." „Waarom niet?" vroeg hij. Zij bracht een hand naar haar keel, als viel het spre ken haar moeilijk. „Daar is geen plaats meer voor mij. Mijn vader is hertrouwd. Ik moet op de een of andere wijze mijn eigen brood verdienen." Hij maakte een plotselinge beweging. „Jij!" riep hij. Zij probeerde te glimlachen. „Je schijnt te denken, dat ik vrij onnuttig ben. Ik verzeker je van niet. Be heb vijf jaren lang voor mijn vader het huishouden ge daan. Ik ben volkomen bereid alles te leeren, en ik ben zeer sterk." „Je bent zeer dapper," antwoordde hij, bijna als sprak hij in weerwil van zichzelven. „Maar je moet verstan dig zijn tevens. Denk je nog met hem te trouwen?" Zij aarzelde. „Ik moet hem zien. Ik moet voor mij- zelve oordeel en." Hij knikte; zijn voorhoofd bleef gerimpeld. Goed dan Ziet gij ouder uit dan gij zijt? Slechte spijsverte ring, verstopping, maagkwalen enz.. werken nadeellg op uw humeur en ge stel. Posters Maag- pillen Zijn een zacht- werkend laxeermid del. dat uw kwaal doet verdwijnen, flaagpillen Alom verkrijgbaar f 0.65 per flacon. Poster*® Voor Winkeliers bij Gross. v.h. M. DE HAAS te Alkmaar. keuze te doen, want werd de door de eene partij voorgedragen ebenoemd, dan zou de andere partij zich mogelijk verongelijkt achten. Dit voorwendsel wordt echter algemeen geacht een welkome kapstok te zijn, want hoe ook de keuze van den Minister voor de nog open zijnde vijftiende plaats mocht ultval'lén. feit is, dat de visschers dit toch altijd liever zouden zien. dan zooal® het nu is, Er zou dam althans met den invloed der visschers in dit lichaam, hoewel nog te weinig, toch iets meer rekening zijln gehouden. Het komt niet hij ons op. ook maar aan iemand der (benoemden iets te kort te doen, nèen het zul len mogelijk allen zeer bekwame lieden zijn. die van deze Commissie deel uitmaken, maar hoe voor treffelijk ook hunne hoedanigheden mogen zijn, zullen zijl waarschijnlijk toch nooit het volle ver trouwen der visschei® kunnen verwerven, omdat zij tegenover de meer Interne aangelegenheden van het visschersivaki vreemd staan, evenals zijl zich in het diepere gevoelsleven van deze eenvoudige lieden niet voldoende vlug kunnen verplaatsen. Daarvoor zijn menschen noodig, die de visschers dóór e dóór kennen en die, juist om die reden, het volle vertrouwen der visschers genieten. Dit is het, wat meermalen te veel uit het oog wordt verloren. Maar behalve dat. wat gaat er, zoolang de arti kelen 5 tot en met 13 (de artikelen waar het op aankomt) nog niet in werking zijn gesteld, van de Generaüe Commissie uit. Het is ons bekend, dat er reeds stapels verzoekschriften aan haar zijn ge richt, die voor een deel. misschien ook wel alle. reeds door haar zijn behandeld, maar. behoudens zeer enkele uitzonderingen, heeft men er verder nog niets vam vernomen. O, het is hoed goed mogelijk, dat ook de Generale Commissie, evenals de vis scherswereldj, het oogenblik verbeidt, dat door haar met vrucht aangevangen kan worden met het geven van hare adviezen, zijn wij goed ingelicht, dan worden reeds adviezen aan den Minister ver strekt, maar, behoudens heel enkele gevallen hoort nietoiaind er iets meer van. Eb óf de Zuiderzee-Vissch erijraad óf wel het reeds genoemde Centraal Comité nu ook op alle mo gelijke wijzen tracht, hierop meerderen invloed uit te oefenen, het heeft er. allen schijn van. dat men in Den Haag op dit punt onverbiddelijk is. Om ons nu eens tot het laatste jaar te bepalen, willen wij er hier op wijzen, dat begin 1907 werd erwaebt. dat de Zuiderzee-Steunwet in het nu afge- loopen voorjaar waarschijnlijk in werking- zou treden. Het werd voorjaar, maar de Wet trad niet in werking. Eiinde April stelde het Kamerlid Bornans hieover een vraag aan dien Minister, waarop hij1 len antwoord kreeg, dat „onvoorziene omstan digheden voorbehouden" in werking tre ding der Wet over ongeveer twee maanden kon worden tegemoet gezien. Op Woensdag 18 Mei tijdens het bezoek van H'. M. de Koningin aan Am sterdam werd bij deze door eep deputatie uit het reeds genoemde Centraal Comité een audiëntie aan- indien je moet. Doch je zult hem niet trouwen om uit je moeilijkheden te geraken? Dat moet je me be loven." „Waarom?" vroeg zij. Hy antwoordde haar met diezelfde plotselinge on stuimigheid die haar eerst zoo had doen schrikken. „Omdat ik er niet bij kan staan, wanneer de reinheid aan de schande wordt gekoppeld. Sommige vrouwen offeren alles op aan het gevoel. Zulk een verwenschte dwaasheid, zul jij toch niet begaan?" „Neen", antwoordde Sylvia. „Het is dus een belofte?" hield hij aan. Zij stak hem haar hand toe, terwijl zij dapper glim lachte. ,Jk beloof je dat ik geen enkele verwenschte dwaasheid doen zal te wille van het medelijden. Is dat voldoende?" Hij drukte een oogenblik haar hand. „Ja, ik geloof het wel," zeide hij. „En ik dank je dat je zoo goed voor mij bent," voegde zü er bij. Hij liet haar hand los en wendde zich om. „Wat dat betreft ik doe wat mij bevalt," zeide hij kortaf. „Houd je gereed, over een uur te vertrekken." HOOFDSTUK VUL DE KAMERAAD. 'Die rit van twintig mijlen in den hoogen wagen van Burke Ranger, met een paar vurige jonge paarden die aan de teugels trokken, was een ervaring die nooit uit het geheugen van Sylvia zou worden gewischt. Zij volgden een richting dwars over het „veldt", die met een weg begon en na ongeveer twee mijlen tot een smal spoor inkromp. Zü reden vele hellingen op en af, doch de ver verwijderde heuvels schenen nooit nader te komen. Hier en daar gingen zij voorbij „kopjes", die scherp tegen den azuren hemel afstaken. Deze hadden een geheimzinnige bekoring voor haar. Zij geleken op de uitstekende ribben van de aarde, die door het ruwe woestijngras heengegroeid waren. Hun woeste kracht en hun eenzame ligging deden haar groote oogen op zetten. Over het „veldt" blies een verzengende wind. De wolken van den vorigen avond hadden geen regen achtergelaten. Sylvia zou gaarne vele dingen aan haar metgezel ge vraagd hebben, doch zijn aandacht werd geheel in be slag genomen door de dieren die hij bestuurde. Bo vendien was tijdens dien wilden rit praten vrijwel on mogelijk, want ofschoon de paarden het op het oogen blik ©enigszins (kalmer aanlegden, was de oneffenheid van den weg grootendeels van dien aard, dat haar ge dachten hoofdzakelijk waren gericht op liet blijven zit ten op haar plaats. Zij hield zich met beide handen aan de leuning vast, en bewonderde stilzwijgend de vaste hand en de vaardigheid van Burke Ranger. Hij scheen bij instinct te weten, wanneer er een fermen schok te wachten was. De hitte van den zon was verschroeiend, niettegen staande de beschutting, door de huif van den wagen geboden. De lucht scheen boven de gloeiende aarde te trillen. Na eenigen tijd werd het haar als konden haar oogen dien gloed niet langer verdragen. De periode van het snel opeenvolgende hotsen ging over in een vaag, onbehaaglijk droomen, gedurende welke het eeni ge levendig bewustzijn dat haar overbleef, samenge trokken werd op den man naast haar. Zijn aanwezig heid werd door haar geen oogenbiik niet gevoeld. Deze beheersdhte alles daarneven, hoewel hij nagenoeg zwij gend reed en nooit haar kant uit scheen te kijken. Aan het einde van hetgeen een oneindig tijdsverloop scheen, gedurende hetwelk al haar gewaarwordingen langzamerhand tot één groot gevoel van onbehaaglijk heid waren samengesmolten, sprak Burke iets tot haar „Wij krijgen nu een kwaad eindje voor ons. Houd je stevig vast, Daarna zullen wij rust houden." Zij opende haar oogen en zag een steile helling voor zich, die tussche massieve steenen door, benedenwaarts naar een breed stroomend water voerde. Aan den over kant voerde een gelijke steile opgang naar boven. „Ritter Spruit," zeide Ranger. „Zij is niet diep genoeg •om gevaarlijk te zijn. Houdt je goedl Wij zullen er spoedig over zijn. Hij sprak tot de paarden en zij spanden hun spie ren als voor een wedren. Zij kletterden de helling af en plasten door den waterstroom, bijna nog vóór Sylvia die zich angstig aan haar zitplaats vastklemde, zich rekenschap gegeven had wat er gebeurde. Haar gevoe lens waren niet te beschrijven. Rondom hen spatte het water hoog op, en ieder beentje in haar lichaam scheen een afzonderlijken stoot of kneuzing te krijgen. Indien Ranger haar door zijn voorafgaande kalmte niet de overtuiging gesdhonken had dat hij bij zijn verstand -was, zou zij hem voor krankzinnig gehouden hebben. Doch haar vertrouwen in hem bleef ongeschokt, en na weinige seconden bleek, dat het gerechtvaardigd was. Zij waren de „spruit" overgetrokken en halverwege den oprit aan de overzijde, eer zij tot bezinning kwam. Toen bemerkte zij dat zij een langzameren gang aan genomen hadden. Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1927 | | pagina 1