Alpitn Nidïs-
Mwtutit- Lanitnvhlafl.
WOUDA's
DE DROOGMAKING DER ZUIDERZEE EN HARE
BETEEKENIS VOOR DE VISSCHERU.
HET KASTEEL
VAN GRANIET
Dinsdag 13 December 1927.
Eerste Blad.
HOE DE VISSCHERS „GEHOLPEN" WORDEN.
Feuilleton.
Zelfrijzend Bakmeel
SHAKER
70s(le Jaargang No. 8168.
COURANT.
Dit blad verschijnt viermaal por week: Dinsdag, Woensdag, Donder
dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, vorden Adver-
tenllön nog zooveel mogelijk in het eorsiuitlcomond nummor geplaatst.
Uitgevers: N.V. v.h. TRAPMAN Co., Schagen.
POSTREKENING No. 23330. INT. TELEF. No. 20.
Prijs per 9 maanden f 1.05. Losse nummers 0 cont. ADVERTEN-
TïöN van 1 tot 5 regols f 1.10, iedere regel moor 20 cont (bowijsna
inhogropon). Grooto lettors worden naar plaatsruimte horolcond.
DIT NUMMER BESTAAT UIT TWEE BLADEN.
Door K. KEURIS Az.
IV.
Na dit uitstapje, dat ons noodig leek, wilden wij het
verwijt ontloopen van maar raak te schrijven tegen alle
op officieele waarneming gegronde uitkomsten in, zou
den nog tal van voorbeelden zijn te leveren van scha
de, aan diverse takken van visscherij toegebracht Wij
zullen hierbij echter niet te lang meer stilstaan.
Alleen willen wij er nog op wijzen, dat vooral nu
de eigenlijke kom der Zuiderzee voor de enkele jaren
die nog resten als vischveld voor de ansjovis-vissche-
rij als uitgeschakeld kan worden beschouwd en dus het
Woordelijk deel het vischveld hiervoor is, de daar in
uitvoering zijnde werken een zeer nadeelingen invloed
op deze visscherij uitoefenen. De daar geregeld wer
kende baggermachines en zandzuigers en de steeds af
en aan varende sleepbooten met zand- of keileem-bak-
ken maken een vrij aanzienlijk deel van het vischveld
voor deze visscherij onveilig. Nu is hiervoor wel in
zooverre een regeling getroffen, dat bepaalde secto
ren zijn aangewezen, binnen welke de sleepbooten
mot hun aanhang zooveel als mogelijk is dienen
te varen, doch deze sectoren maken toch. dat ver
schillende bii de ansj ovisvisscherij; zeer gezochte
deelen der Wieringermeer thans voor de visschers,
die met staand want visschen, reeds zijn uitgoslo-
ten. Daarnaast is ook ihet (bij; Medemblik reeds aan
gelegde dijfkgedeelte voor de visscherij. voorname
lijk die van Medemblik uit. een ernstige belemme
ring. die bij' het voortgaan van den tijd natuurlijk
steeds zwaarder zal drukken, omdat voor sommige
visch'Plaatsen, waar voorheen rechtstreeks kon
worden heengovaren, thans een steeds grooter wor
dende omweg noodig is. een omweg, die aanleiding
kan zijn. dat een geheel getij: verloopt, waarin bij de
mogelijkheid van rechtstreeks opvaren, geviacht had
kunnen worden.
Er zouden op de tot heden gevolgde wijze meer
voorbeelden zijn te geven, om nog te zwijgen van
de niet rechtstreeks aanwijsbare, maar daarom
toch door de visschers reeds gevoelde schade, welke
voortvloeit uit de verminderde vangst van diverse
visohsoorten in den kom der Zuiderzee, bulten de
ansjovis.
Toch mogen wij dit laatste niet zonder meer
voorbijgaan. Want in biina alle visschereplaatsen
rondom de Zuiderzee gelegen, rijst het aantal der
visschers vaartuigen, dat wegens onvoldoende be-
drijfsuitkomsten moet worden stilgelegd, voortdu
rend. Hierbij; speelt het, al® gevolg der verminderde
bedrijfsuitkomsten, uit het bedrijf stappen van1 den
knecht, waardoor het vaartuig onvoldoende bemand
achterblijft natuurlijk mede een voorname rol. Maar
ook de vaartuigen, waarmee de visscherij' nog wèl
wordt uitgeoefend, laten duidelijke sporen van ver
val zien. omdat aan het onderhoud niet of niet vol
doend de hand kan worden gehouden. De zeilen krijgen
het aanzien van lappndekens en de vaartuigen, voor
zoover deze nog van hout zijn, vermolmen, terwijl de
ijzeren of verijzerde schepen tot oud-roest vergaan.
Maar er is toch1 een Zuiderzee-Steunwet. die in
den nooddruft der visschers zou voorzien?
DOOR ETHEL M. DELL
Bewerict door Jhr. R. H. G. NAHUYS.
EERSTE DEEL.
10.
„Ha!" riep Sylvia. Eindelijk had zij hem begrepen.
Zij stond hem eenigen tijd aan te zien, toen vond zij
aiet een tastende beweging de leuning van een stoel.
nWaarom heb je me voorgelogen?" was haar vraag.
«Ik deed het terwille van jou," zeide hij kort. „Je
toudt het toen niet hebben kunnen dragen."
J)at is mij duidelijk," antwoordde zij en zweeg om
te herstellen. „En weet hij weet hij inderdaad
aat ik hier ben?" vroeg zij met moeite. „Was hij niet
verlangend mij te zien?"
»0p dit oogenblik," antwoordde Ranger grimmig,
„heeft hij te veel over zijn eigen moeilijkheden na te
aenken, om zich m-fc een ander te bemoeien. Hij wist
jat j© komen zou Twee nachten geleden lag hij in zijn
QTonkenmansslaap er over te ijlen. Toen kwam je te
legram uit Kaapstad. En dit bracht mü hier om je af
te halen."
begrijp het," zeide ze weer. „Je je bent zeer
VTiendelyk geweest Het zou verschrikkelijk geweest
■nin iadiea ik bier alleen gestrand was."
„Ik zou je te Kaapstad hebben tegengehouden, in-
v gekund had," liet hij volgen.
«t Ij11' tegengehouden hebben zou je niet," ant
woordde zij met een droevig lachje. ,Jk zou verder ge-
^tsd zijn om Guy in ieder geval te zien. En ik wil hem
aog zien. Waar is hij T"
*n?an8:?r. kwam vlak naast haar staan. Hij bukte zich
jen wemig, en keek haar diep in de oogen. „Je hebt
l.:.ra^aers wel begrepen?" vroeg hij met nadruk,
^antwoordde onbeschroomd zijn blik; het was
^ans geen tijd om verstoppertje te spelen. „Ja," zeide
„En je gelooft me?" ging hij voort.
«aar roodbruine oogen openden zich iets wijder,
natuurlijk geloof ik je."
"Ea tocb verlang je hem te zien?" zeide Burke Ran
ja, werkelijk, er lis een Zuiderzee-Steunwet.
reeds sinds Juni 1905.... Wel is deze Steunwet
lang niet zooals ze zou behooren te zijn en is zij:
slechts een paskwil vergeleken bijl datgene wat des
tijds door de Commissie B uit de Zuiderzee-Raad
hit haren rondgang langs de Zuiderzeeplaatsen in
uitzicht werd1 gesteld. Het is zelfs niet een scha-
deretëeliniffawet geworden, zooala oorspron
kelijk. de '[bedoeling was. Zelfs niet een tege-
mo etkomingswet, zooals later, toen het plan
der hierbedoelde Commissie B al® véél te kostbaar
werd ter zijde gesteld, meer wenschelij'k
werd geacht. Het ia slechts een simpele Steun
wet geworden, met welke naaimswij'ziging men van
Regeeringszijde blijkbaar heeft bedoeld uit te druk
ken, dat slechts déar steun (geen schadevergoe
ding of tegemoetkoming daarin, maar steun) zal
worden verleend, waar hieraan op geen enkele
wijze meer is te ontkomen.
Maar de Steunwet is er toch! Ja. zij is er zelfs
gekomen, ondanks dien aan vankei ijken tegenstand
der visschers, die het nu eenmaal1 maar niet in orde
schenen te vinden, dat hunne in uitzicht gestelde
rechten op een billijke schaderegeling (bij. de op
elkaar volgende ontwerpen van wet telkens op
nieuw werden ingekrompen gedeeltelijk zelfs finaal
ter zijde gesteld. 'Pas toen het tot deze menschen
doordrong,, dat hun verzet tegen de verslechterin
gen, door de toen aan het bewind' zijnde Regeering
in het Wetsontwerp (inmiddels tot Wet verheven)
voorgesteld toch niets zou baten, omdat men voor
alles wat door of namiens hen ter verbetering werd
aangevoerd, doof bleef, hebben de ondankba-cv
zich er bij! neergelegd. Maar zij deden dat slechts,
om dan toch in ieder geval maar een Wet te krij
gen. Zij hoopten, reeds spoedig na hare inwerking
treding de leemten hiervan te kunnen aanwijzen,
om dan, wanneer practisch gebleken zou zijn, welke
fouten er aan kleefden, des te beter met bewijzen te
kunnen staven, in welk opzicht deze Wet te kort
schoot en op welke wijze zij! dus nog diende te
worden gewij'zjgd of aangevuld. En zoo kwam dus,
hoewel met zeer gemengde gevoelens, de Zuiderzee-
Steunwet tot stand. De eerste stap op den weg der
schaderegeling was hiermee dus gezet.
Inmiddels is bijma twee en een half jaar ver
loop-en enwe zijn nog precies even ver. Want
er blijkt een zéér. zéér lange weg te kunnen liggen
tusschen het aannemen van een Wet en de inwer
king-stelling daarvan.
Is er dan nog niets gebeurd, sedert de aanne
ming dezer Wet? zal men misschien vragen. Zeker
zeker, er is al heel wat gebeurd sinds dien tijd.
maarverschillende omstandigheden die de Re
geer ing van te voren niet had' kunnen voorzien,
schijnen zich op te stapelen. En dit niet maar één
maal, neen, neen. telkens weer opnieuw heeft de
Minister met „onvoorziene omstandigheden" te kam
pen. Ja, het moet maar tegenloopen.
Maar laat ons. hoewel ons dat moeite kost, alle
ironie ter zijde stellen en deze zaak zuiver objec
tief beschouwen. Welnu, dan blijkt ons. dat ondanks
er reeds bijna twee en een hailf jaar sinds de aan
neming is verloopen, de wet nog steeds op
inwerking-stelling wacht. Of neen. we
zijp niet geheel juist, want een gedeelte is wèl
in werking gesteld, n.1. de eerste 4 artikelen, maar.
die kosten niets of althans zeer weinig. A1 i e s
echter, wat 'lijkt op steunver.1 een.ing,
alwat dus geld koet, ligt noggewoeld in
de windselen der, onbekendheid Wal is er
nu bijma twee jaren terug, eene Generale Com
missie ingesteld. In deze Commissie, die den Minis
ter van advies zou dienen, in aangelegenheden, de
Zuiderzee-Steunwet betreffende, zouden, was van
Regeerimgszijide meegedeeld, ook visschers worden
opgenomen. En waar, de Regeering had gemeend,
dat in den enkele jaren te voren ingestelden Zuider
zee-Raad geen plaats behoefde te worden ingeruimd
aan visschersvertegenwoordigers omdat deze Raad
zich toch hoofdzakelijk zou bepalen tot de techni
sche onderwerpen op de droogmaking der Zuiderzee
betrekking hebbende was aan de visschers in uit
zicht gesteld, dat deze in bedoelde Gen Comm. eene
ruime vertegenwoordiging zouden krijgen. Welnu,
voor dezen Raad, die uit 15 leden zal bestaan, wer
den tot heden 14 personen aangewezen, waarvan
2 (zegge en schrijve: twee) visschers. Rekenen wiji
daar nog bij den heer. Brouwer, hoofd van de of-
deeling Vdsscherijlen aan het Departement van
Binnenlandsche Zaken en Landbouw, dan zijn er
dua drie visscherij^deskuiidigen op een totaal van
veertien leden. De vijftiende plaats bleef tot
heden nog steeds onbezet, hoevele malen er ook van
vissoherszijde op aangedrongen is, dat voor deze
plaats althans nog een visschersvertegenwoordiger
zou worden benoemd.
Natuurlijk is ook voor deze opgeschorte benoe
ming een voorwendsel gevonden, n.1. dit: De Minls
ter had aan twee lichamen, te weten het Centraal
Comité inzake schadevergoeding bij afsluiting en
droogmaking der Zuiderzee en aan den Zuiderzee-
Visscherijraad verzocht hieervoor iemand te wil
len voordragen, ingevolge waarvan deze beide li
chamen ieder iemand hiervoor, aamwezen. Dit was
bij beiden echter niet denzelfden persoon, In-
tusschen was reeds, voor deze voordrachten waren
opgemaakt, van de zijde van Noordelijke visschers,
zonder hierbiji een bepaalden persoon naar voren
te schuiven, aangedrongen op de benoeming van
iemand, die met de visacberijl-toestanden in het
Noorden bekend' ia Dit laatste vond zijn oorzaak
in het feit, dat de thans reeds zitting hebbende vis
schers te Volendam en Marken wonen en dus meer
in het bijzonder bekend zijn met de toestanden in
den kom der .Zuiderzee. Daarnaast was ook. om rui
rnere visschersvertegenwoordiging mogelijk te ma
ken,van alle zijden aangedrongen op uitbreiding,
der Glenerale ComimJi®a'ie. Op die wijze
hoopte men althans eenigen meerderen invloed bij
de regeling der steunverleening te bekomen, dan
tot heden mogelijk was. Maar nu schijnt het voor
den Minister (die van verdere uitbreiding der Gsn.
Comm. niets wil weten), daarnaast ook bijzonder
moeilijk te zijn, om, op welke wijze dan ook, een
„Ik moet hem zien," antwoordde ze rustig. „Dat zul
Je Jnzien. In mijn plaats zou je hetzelfde doen."
„Als dat zoo was," hernam Ranger, zijn stem laten
de dalen, „zou het zijn om hem te zeggen dat hij naar
de hel 'kan loopen!"_Toen zij bij deze woorden onwille
keurig achteruit deinsde, liet hij volgen: „Neen, zoo
behoor ik mij tegenover jou niet uit te drukken, dat
weet ik. Dodh wat helpt het, of je hem al opzoekt? Het
kan alleen de dingen erger voor je maken."
„Ik moet hem zien," herhaalde zij vastberaden. „Zeg
mij alsjeblieft waar ik hem kan vinden."
Hij zag haar eenige oogenblikken zwijgend aan. „Hij
is in zijn eigen hut op mijn farm," zeide hij toen. „Blue
Hill Farm, zoo heet zij. Daarheen kun je niet gaan.
Het is een rit van twintig mijlen."
„Kan ik niet te paard daarheen gaan?" vroeg zij.
„Ik zou je in mijn wagen kunnen meenemen," zeide
hij langzaam.
„En je zult dat doen?" vroeg Sylvia.
„Ik veronderstel dat je in ieder geval gaan zult,"
zeide hij.
„Gaan moet fle," antwoordde zij beslist.
„Ik zie niet in, waarom. Het is een misselijke geschie
denis. Zij kan niets goeds uitrichten."
Haar gelaat trilde. Terstond had zij zich weer in
bedwang.
Wil je me meenemen?" vroeg zij.
Hij rimpelde zijn voorhoofd. „En wat moet er daar
na gebeuren? Heb je daarover nagedacht?"
Zij schudde het hoofd. „Neen. Ik kan mij de toekomst
in het geheel niet goed voorstellen. Ik weet alleen, dat
ik Guy moet zien, en ik kan niet naar Engeland terug-
keeren."
„Waarom niet?" vroeg hij.
Zij bracht een hand naar haar keel, als viel het spre
ken haar moeilijk. „Daar is geen plaats meer voor mij.
Mijn vader is hertrouwd. Ik moet op de een of andere
wijze mijn eigen brood verdienen."
Hij maakte een plotselinge beweging. „Jij!" riep hij.
Zij probeerde te glimlachen. „Je schijnt te denken,
dat ik vrij onnuttig ben. Ik verzeker je van niet. Be
heb vijf jaren lang voor mijn vader het huishouden ge
daan. Ik ben volkomen bereid alles te leeren, en ik ben
zeer sterk."
„Je bent zeer dapper," antwoordde hij, bijna als sprak
hij in weerwil van zichzelven. „Maar je moet verstan
dig zijn tevens. Denk je nog met hem te trouwen?"
Zij aarzelde. „Ik moet hem zien. Ik moet voor mij-
zelve oordeel en."
Hij knikte; zijn voorhoofd bleef gerimpeld. Goed dan
Ziet gij ouder uit dan gij zijt?
Slechte spijsverte
ring, verstopping,
maagkwalen enz..
werken nadeellg op
uw humeur en ge
stel. Posters Maag-
pillen Zijn een zacht-
werkend laxeermid
del. dat uw kwaal
doet verdwijnen,
flaagpillen
Alom verkrijgbaar f 0.65 per flacon.
Poster*®
Voor Winkeliers bij Gross.
v.h. M. DE HAAS te Alkmaar.
keuze te doen, want werd de door de eene partij
voorgedragen ebenoemd, dan zou de andere partij
zich mogelijk verongelijkt achten. Dit voorwendsel
wordt echter algemeen geacht een welkome kapstok
te zijn, want hoe ook de keuze van den Minister
voor de nog open zijnde vijftiende plaats mocht
ultval'lén. feit is, dat de visschers dit toch altijd
liever zouden zien. dan zooal® het nu is, Er zou
dam althans met den invloed der visschers in dit
lichaam, hoewel nog te weinig, toch iets meer
rekening zijln gehouden.
Het komt niet hij ons op. ook maar aan iemand
der (benoemden iets te kort te doen, nèen het zul
len mogelijk allen zeer bekwame lieden zijn. die
van deze Commissie deel uitmaken, maar hoe voor
treffelijk ook hunne hoedanigheden mogen zijn,
zullen zijl waarschijnlijk toch nooit het volle ver
trouwen der visschei® kunnen verwerven, omdat
zij tegenover de meer Interne aangelegenheden van
het visschersivaki vreemd staan, evenals zijl zich
in het diepere gevoelsleven van deze eenvoudige
lieden niet voldoende vlug kunnen verplaatsen.
Daarvoor zijn menschen noodig, die de visschers
dóór e dóór kennen en die, juist om die reden, het
volle vertrouwen der visschers genieten. Dit is het, wat
meermalen te veel uit het oog wordt verloren.
Maar behalve dat. wat gaat er, zoolang de arti
kelen 5 tot en met 13 (de artikelen waar het op
aankomt) nog niet in werking zijn gesteld, van de
Generaüe Commissie uit. Het is ons bekend, dat er
reeds stapels verzoekschriften aan haar zijn ge
richt, die voor een deel. misschien ook wel alle.
reeds door haar zijn behandeld, maar. behoudens
zeer enkele uitzonderingen, heeft men er verder nog
niets vam vernomen. O, het is hoed goed mogelijk,
dat ook de Generale Commissie, evenals de vis
scherswereldj, het oogenblik verbeidt, dat door
haar met vrucht aangevangen kan worden met het
geven van hare adviezen, zijn wij goed ingelicht,
dan worden reeds adviezen aan den Minister ver
strekt, maar, behoudens heel enkele gevallen
hoort nietoiaind er iets meer van.
Eb óf de Zuiderzee-Vissch erijraad óf wel het
reeds genoemde Centraal Comité nu ook op alle mo
gelijke wijzen tracht, hierop meerderen invloed uit
te oefenen, het heeft er. allen schijn van. dat men
in Den Haag op dit punt onverbiddelijk is.
Om ons nu eens tot het laatste jaar te bepalen,
willen wij er hier op wijzen, dat begin 1907 werd
erwaebt. dat de Zuiderzee-Steunwet in het nu afge-
loopen voorjaar waarschijnlijk in werking- zou
treden. Het werd voorjaar, maar de Wet trad niet
in werking. Eiinde April stelde het Kamerlid Bornans
hieover een vraag aan dien Minister, waarop hij1 len
antwoord kreeg, dat „onvoorziene omstan
digheden voorbehouden" in werking tre
ding der Wet over ongeveer twee maanden
kon worden tegemoet gezien. Op Woensdag 18 Mei
tijdens het bezoek van H'. M. de Koningin aan Am
sterdam werd bij deze door eep deputatie uit het
reeds genoemde Centraal Comité een audiëntie aan-
indien je moet. Doch je zult hem niet trouwen om
uit je moeilijkheden te geraken? Dat moet je me be
loven."
„Waarom?" vroeg zij.
Hy antwoordde haar met diezelfde plotselinge on
stuimigheid die haar eerst zoo had doen schrikken.
„Omdat ik er niet bij kan staan, wanneer de reinheid
aan de schande wordt gekoppeld. Sommige vrouwen
offeren alles op aan het gevoel. Zulk een verwenschte
dwaasheid, zul jij toch niet begaan?"
„Neen", antwoordde Sylvia.
„Het is dus een belofte?" hield hij aan.
Zij stak hem haar hand toe, terwijl zij dapper glim
lachte. ,Jk beloof je dat ik geen enkele verwenschte
dwaasheid doen zal te wille van het medelijden. Is
dat voldoende?"
Hij drukte een oogenblik haar hand. „Ja, ik geloof
het wel," zeide hij.
„En ik dank je dat je zoo goed voor mij bent," voegde
zü er bij.
Hij liet haar hand los en wendde zich om. „Wat dat
betreft ik doe wat mij bevalt," zeide hij kortaf.
„Houd je gereed, over een uur te vertrekken."
HOOFDSTUK VUL
DE KAMERAAD.
'Die rit van twintig mijlen in den hoogen wagen van
Burke Ranger, met een paar vurige jonge paarden die
aan de teugels trokken, was een ervaring die nooit
uit het geheugen van Sylvia zou worden gewischt. Zij
volgden een richting dwars over het „veldt", die met
een weg begon en na ongeveer twee mijlen tot een
smal spoor inkromp. Zü reden vele hellingen op en af,
doch de ver verwijderde heuvels schenen nooit nader
te komen. Hier en daar gingen zij voorbij „kopjes", die
scherp tegen den azuren hemel afstaken. Deze hadden
een geheimzinnige bekoring voor haar. Zij geleken op
de uitstekende ribben van de aarde, die door het ruwe
woestijngras heengegroeid waren. Hun woeste kracht
en hun eenzame ligging deden haar groote oogen op
zetten. Over het „veldt" blies een verzengende wind.
De wolken van den vorigen avond hadden geen regen
achtergelaten.
Sylvia zou gaarne vele dingen aan haar metgezel ge
vraagd hebben, doch zijn aandacht werd geheel in be
slag genomen door de dieren die hij bestuurde. Bo
vendien was tijdens dien wilden rit praten vrijwel on
mogelijk, want ofschoon de paarden het op het oogen
blik ©enigszins (kalmer aanlegden, was de oneffenheid
van den weg grootendeels van dien aard, dat haar ge
dachten hoofdzakelijk waren gericht op liet blijven zit
ten op haar plaats. Zij hield zich met beide handen
aan de leuning vast, en bewonderde stilzwijgend de
vaste hand en de vaardigheid van Burke Ranger. Hij
scheen bij instinct te weten, wanneer er een fermen
schok te wachten was.
De hitte van den zon was verschroeiend, niettegen
staande de beschutting, door de huif van den wagen
geboden. De lucht scheen boven de gloeiende aarde te
trillen. Na eenigen tijd werd het haar als konden haar
oogen dien gloed niet langer verdragen. De periode
van het snel opeenvolgende hotsen ging over in een
vaag, onbehaaglijk droomen, gedurende welke het eeni
ge levendig bewustzijn dat haar overbleef, samenge
trokken werd op den man naast haar. Zijn aanwezig
heid werd door haar geen oogenbiik niet gevoeld. Deze
beheersdhte alles daarneven, hoewel hij nagenoeg zwij
gend reed en nooit haar kant uit scheen te kijken.
Aan het einde van hetgeen een oneindig tijdsverloop
scheen, gedurende hetwelk al haar gewaarwordingen
langzamerhand tot één groot gevoel van onbehaaglijk
heid waren samengesmolten, sprak Burke iets tot haar
„Wij krijgen nu een kwaad eindje voor ons. Houd je
stevig vast, Daarna zullen wij rust houden."
Zij opende haar oogen en zag een steile helling voor
zich, die tussche massieve steenen door, benedenwaarts
naar een breed stroomend water voerde. Aan den over
kant voerde een gelijke steile opgang naar boven.
„Ritter Spruit," zeide Ranger. „Zij is niet diep genoeg
•om gevaarlijk te zijn. Houdt je goedl Wij zullen er
spoedig over zijn.
Hij sprak tot de paarden en zij spanden hun spie
ren als voor een wedren. Zij kletterden de helling af
en plasten door den waterstroom, bijna nog vóór Sylvia
die zich angstig aan haar zitplaats vastklemde, zich
rekenschap gegeven had wat er gebeurde. Haar gevoe
lens waren niet te beschrijven. Rondom hen spatte
het water hoog op, en ieder beentje in haar lichaam
scheen een afzonderlijken stoot of kneuzing te krijgen.
Indien Ranger haar door zijn voorafgaande kalmte niet
de overtuiging gesdhonken had dat hij bij zijn verstand
-was, zou zij hem voor krankzinnig gehouden hebben.
Doch haar vertrouwen in hem bleef ongeschokt, en na
weinige seconden bleek, dat het gerechtvaardigd was.
Zij waren de „spruit" overgetrokken en halverwege den
oprit aan de overzijde, eer zij tot bezinning kwam.
Toen bemerkte zij dat zij een langzameren gang aan
genomen hadden.
Wordt vervolgd.