SchagsrCourant Het oude lied. VOOR DE KINDEREN. -=»«»> WARE WOORDEN. WAT PIM EN PUK OVERKWAM. Zaterdag 31 December 1927. 70ste Jaargang. No. 8178 gen oorspronkelijke Oudojanrsvertelling door SIROLF. (Nadruk verboden. Alle rechten voorbehouden.) ('Tom' Bumns klapte het boek dicht, waarin 'hij xich ^dwongen had, het laatste uur te lezen en stond ép, om even, door de gordijnen van zijn joggetzellen- iamer, naar buiten te kijken. Het vroor dat het Kraakte en de sneeuw lag wel een voet dik. Lang- ftaam keerde hij terug naar zijn gemakkelijke stoel (bij Jen oper, vlammenden haard, waarin juffrouw Peters, zijn oude hospita, op zijn verzoek een ouder- wetsch vuur had aangelegd van groote eikenblok- ken.... Met do hand onder het hoofd zat hij daar en liet zijn gedachten gaan over de gebeurtenissen van het afgoloopen jaar. En staarde in de zachtjes dan sende vlammen, die aan de houtblokken lekten, naar de poorten en suilen van vuur, waarin zich de grilligste vormen en figuren vormden, als beel den uit een verleden. Er zonk een gevoel van schrijnend leed in zijn hart; feller dan ooit te voren voelde hij de pijn er van, juist nu, op dezen Oude jaarsavond. Twee jaren was het nu reeds, sinds Grace na een doldriftige, korte scène, was heenge gaan. Nooit, nooit! zou ze terugkomen, zou ze hem nog één woord meer waardig keuren, hij bestond voor haar niet meer! Dat waren haar laatste woor den geweest Wat was er veel gebeurd, sedert dien tijd. Maar de herinnering aan het fijne, blonde meisje, Grace, wa£ hem bijgebleven met een wonderlijke scherpte. Was het, omdat zij, ondanks alles wat er voorgevallen was, bijna voortdurend nog in zijn ge dachten was? Verleden jaar, ook op Oudejaarsavond, had hij nog gehoopt, dat ze terug, zou komen, had hij gewacht, gewacht, tot tien, elf uurl En de punch was koud geworden en de oliebollen, spepiaal door juffrouw Peters gebakken, hadden onaangeroerd op de schaal gelegen. Om over elven, met een groote kilte in zijn hart, was hij er uit geloopen, naar een café, waar hij wist dat een troep collega's, jongelui, bijeen waren, om op hun manier feest te vieren. Een dolle fuif was het geworden, waarvan hem als eenig aan denken een gevoel van walging was overgebleven. Dit heele jaar had hij niets van Grace gezien of gehoord. Of ja', gehoord wel. 'Dat was toen hij uit de krant had vernomen, dat haar moeder overleden was. Haar moe der... Nog zag hij haar zitten, daar in dat kleine róode fauteuiltje, tevreden glimlachend, vriendelijk oud dametje, terwijl Grace aan de piano zat en met een fijn, klaar stemmetje, liedjes zong, di eze zelf ol> '<le oude, tingelende piano, met zijn eigenaardige melan- Ik ben vreeselijk bang, dat ik zal vallen en mijn gezicht bont en blauw zal stootenl Ja, lieve, je moet niet ver wachten gezondheid en schoon heid zonder moeite te verkrij gen I kolieke trilgeluidjes, begeleiddei En hij, had in zijn groote, diepe stoel gezeten, behaaglijk aan zijn 'pijp smoken ze vonden het allebei goed, Grace en haar moeder en had geluisterd, stil-gelukkig ge luisterd, en gedroomd van fijne toekoïnstdingen. Zoo was het zoo dikwijls geweest... totdat, opeens, feitetijk om een onbenulligheid, de breuk was gekomen... Hij keek eens om, naar de oude, zwarte piano. Vreemd. Al dien tijd, die twee Jaren lang, had dat ding daar gestaan en hij was zich het bestaan ervan bijna niet meer bewust geweest. Niemand had er sedert meer een vinger aan gezet. Wie zou er ook? Dat hoorde immers bij een anderen, een gelukkiger tijd? Het was heel stil in huis nu, een bijna hoorb&re stilte. Waarin het soms zoo zacht in-de ooren kan ruisohen, en we melodietjes en heel, heel zachte wijs jes hooren, die er niet zijn. Alleen in onze verbeel ding. Zoo hoorde Tom Burns, als heel uit de verte, een fijn, -klaar stemihetje, dat liedjes zong. oude liedjes, bij zachte trilgeluidjes van een oude piano. Hoe was dat ééne lied ook weer geweest, dat oude lied... Was het niet over het kind... „Jij wordt in«. je blijde kindertijd... door de groote menschen.... zoo benijd....?" Was het zoo niet; het lievelingsliedje van Grace? Hij stond op, liep langzaam naar de oude piano, sloeg de deksel open en rolde den pianolooper op. Heel zacht liet hij zijn vingers over de oude, ver geelde toetsen glijden, op die toetsen waarop haar vingers zoo dikwijls gerust hadden, als ze zong, lang geleden... o, hoe lang scheen het opeens... en ze zong, ze zong... Met één vinger, voorzichtig tastend, begon hij de tonen aan te slaan, van het oude lied, zonderling be wogen was hij, toen hij voor de eerste keer na dien langen, droeven tijd, het iele, hooge geluid van de oude piano hoorde; het liedje van Grace.... Hoor, was het niet, alsof er uit de verte, heel zachte een tril lend stemmetje kwam, dat meezong, met hèm mee... „JU wordt ln Je blijde kindertijd..."? Onzin, verheel ding was het, wie zou er zingen in dit huis? Maar toch, terwijl hij zacht het liedje ten einde tokkelde, klonk uit de verte, haar stem hem in de ooren... De laatste toon weerklonk en ih gedachten verzon ken, bleef hij voor het oude instrument zitten, den ken, denken... Plotseling sprong hij op. Hij had iets gehoord, er was iemand, daar buiten, t in de gang. Vóór zijn deur... Het had geklonken, als c-en onder drukte snik! Maar wie?... Speelde zijn verbeelding hom geen parten? De, weemoedige stemming van den Oudejaarsavond, zijn herinneringen, zijn gepeins? Hij luistorde ingespannen. Lieve hemel, er huilde iemand, in de gang hoorde hij duidelijk iemand snikken! Zou or iets mot juffrouw Peters gebeurd zijn? Met groote stappen liep hij naar de deur, rukte die wijd open.... Op de mat, voor de deur van zijn kamer, stond een tenger meisjesfiguurtje, tegen de deurpost ge leund... het hoofd in een arm gedrukt, en snikte. Toen de deur opengeworpen werd, richtte het figuur tje zich verschrikt op en Tom B.urns keek in de be traande oogen van... Grace! Eén oogenblik slechts. Want dan begreep hij plotseling alles. Zonder iets te zeggen, nam hij haar op, in zijn sterke armen en droeg haar, als een huilend kind, naar zijn groote stoel bij den vlammenden haard, droogde met zijn zakdoek haar tranen, en kuste haar. Grace wilde iets zeggen. „Nee, nee", weerde hij af. Zeg niets, Grace, mijn meisje, zeg niets, ik begrijp alles... en nu, nu is alles weer goed, niet? Hier, doe je mantel uit, geef je hoedje hier, zoo, en nu zal ik juffrouw Peters vragen, of ze hier wil kómen, is dat goed? Dan schenkt zij thee en wat we anders nog voor lekkers hebben en wij, we probeeren te vergeten, alles wat ar tusschen ons lag.... Is het zoo goed, Grace?" Ze sloeg haar armen om zijn hals en kuste hem. En toen biggelden er warempel weer twee tranen over haar wangen... Het werd de mooiste Oudejaarsavond, die Tom Burns nog ooit had beleefd. Juffrouw Peters schonk Punch en diende haar eigen baksel rond, en ver kneukelde zich in hun geluk. En Grace zong,.met een stem die nog wat beefde, 'de liedjes van vroeger... het oude lied... Nu, maar het volgend jaar vierden ze weer op dezelfde manier hun Oudejaarsfeest. Maar alleen,... zonder Juffrouw Peters. Want, nietwaar, meneer en mevrouw Burns hadden geen chaperons noodigl Ik heb thuis precies zulke vaas. Hoeveel biedt u daarvoor ^Nu, zoo'n vaas is nauwelijks tien1 gulden waard. AccoorcL Dan kooo ik de*< Verstrooid student (in de vet- tiaire van een schouwburg)- Hoeveel leen ie me op dezen ias? Een verstandig man was gewoon te zeggen, dat hij, als hij zichzelf voor een persoon van gewicht be gon te. houden, een wereldkaart nam, om te zoeken waar hij stond. Onze kinderen moeten zóó opgevoed worden, dat' zij in staat zijn, zich door eigen kracht, zonder ge ërfden rijkdom, een bestaan te gronden; zij -moeten gevormd worden tot menschen, die voor geen eerlij ken arbeid terugdeinzen, die pal staan in de woeste branding van het leven, die in staat zijn, den drang van het lot te weerstaan. Het lijden slijt door moedig lijden. Wie het meest eere verdienen onder de mens'chen, zijn wel zit die het beste der inenschenziel het zui verst weergeven, die het hoogste in ons het dichtst zijn genaderd. Wie met welgevallen de gebreken van anderen voor u optelt, wees er verzekerd van, dat hij ook gaarne tot anderen van de uwe sproekt. Wie rustig, hoog tegenover moeilijkheden en be zwaren in zaken staat, beheerscht ze gemakkelijk. Rust beheerscht altijd, angst - vergroot elk gevaar. Er zijn twee gulden regels voor het huishouden: de eerste is, niet te koopen wat men niet noodi-g heeft, de tweede is alles wat men koopt dadelijk te betalen. 288. Daar kwam de autobus op een hoek van een breede straat en plotseling greep een baldadige rukwind Pim's mooie ge ruite pet en wierp hem naar omlaag. Piin sn Puk schrokken allebei hevig, want een verloren pet is zoo maar geen kleinig heid. £87. Pim en Puk kwamen oogen te kort om alles in die vreemde stad te bekijken. Wat een massa auto's waren er! Waar kwamen al die konijnen vandaan, die maar voortdurend de straten vulden. Dat was nog eens wat anders dan Wipstaart tendorpl 281. Intusschen zitten Pim en Puk te dineeren, echt voornaam, in de deftige zaal van de familie Rabbit. 't Is dat ze alleen tegen elkaar kunnen maar het eten smaakt er niet om. 286. Na een poosje gewandeld te heb ben, bracht James Coolhead de kinderen naar een autobus. Langs een grappige draaitrap klommen de konijntjes boven op het dak van de bus. Pim en Puk von den het prachtig. Nu konden ze mooi al les zien. 283. Den volgenden morgen gaan de vier kindertjes van de familie Rabbit met Pim en Puk een wandeling maken door Rab bi ttown. Jamgs Coolhead, een bediende van meneer Rabbit, zal de kindertjes ge leiden. 284. Het is heel druk in de straten van Rabittown. De trottoirs zijn vol voetgaiy gers, die allemaal in dezelfde richting loopen. Een straat oversteken is levensge vaarlijk, want de auto's, trams en motor fietsen razen snel voórbij. 282. 's Avonds krijgen Pim en Puk een schat van een slaapkamertje en als Moe der er nu nog was, dan zouden ze dol-ge- lukkig zijn. Lang er over denken doen ze intusschen niet; daar hebben ze te veel slaap voor. 285. Wie een straat oversteken moest wachten tot een agent het verkeer even had stopgezet Dan wandel de Je tusschen de auto's door, veilig van het eene trottoir naar het andere.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1927 | | pagina 25