,ees dit vooral ir ra Istm Het Park van het Vaticaan. 5. Tweede Blad. s. Een merkwaardige geschiedenis, Wen kan nog o.ooc :.Wn§ 'eposit Zaterdag 12 Februari 1927. 70ste Jaargang, No. 7998. 3'A0/, 33/4°/c '/a uur. ij hebben ons Geïllustreerd bijvoegsel, pais onze lezers en lezeressen zullen op- eiken, weer uitgebreid. Wij hopen dat dit den smaak zal vallen. In de pagina „VOOR DE JEUGD" men onder meer een verhaal vinden, titeld (aarin het niet anders mogelijk was dan [et een vervolg te beginnen. Onze jonge lezers en lezeressen vinden ieronder het begin vap dat verhaal, dat het vervolg in genoemde pagina aansluit. i zok aveiti alM >rl]M» Hen jik. net lleenwü De vacantie was om. De kostleerlingen waren te- terugekomen en maakten zoo'n lawaai, dat hooren en zien je verging. De oudste van de twee Lindsays, die aU ordebewaarder was aangesteld, vloog de deur uit van een der kamers, die op den gang uitkw -tm, bulderde hen toe, dat zij hun gemak moesten hou den. Goron de eerste uit de vierde klas, spotte een beetje met zijn vaderlijk optreden, maar Jerry, de jongste der Lindsays, vond het beter, dat zij er mee wachtten over zijn broer te spreken, totdat hij er liet bij was. Dit verbaasde de anderen heel erg, om- lat Jerry altijd van pret en jool gehouden had en ion bijzonder opgewekte natuur had, die alle bezwa- on weglachte met z'n gezegde:' „Leg toch niet te Breraieren!" waarom hij den naam va n Jèremias ekrege'n had. Reeds drie weken waren verloopen sinds den te- ugkeer der kostleerlingen en Jerry zat er nog teeds bij als den avond van zijn thuiskomst. Toen iworn Teddy Smit, ook wel Troeteltje genoemd, op het denkbeeld, dat er iets aan „gedaan" moest wor den. Met Jerry kwam hij overeen dien middag on gemerkt weg te sluipen en een boot te gaan huren, orn op de rivier te roeien. Na het eten namen ze hun petten van den kapstokken deden alsof ze een luchtje gingen scheppen. Na eerst een eindje recht uit te hebben geloopen, sloegen zij het pad in naar de rivier. Onderweg vroeg Teddy aan Jerry, wat er nu eigenlijk aan de hand was. En zoowaar, nu was 't, of er een knellende band werd losgemaakt, de tranen vloeiden over zijn zichten hij barstte uit: „Ik kan 't niet langer vóór me houden 't komt i tóch uit yader, heeft zijn geld verlorenbijna allesen nuzie je nu mag broer niet doorstu- jdeeren, dat kan ook nietenennenu moe iten we allebei hier vandaan „Jongen!!" riep Troetel doodverschrikt, „is 't waar?Wat verschrikkelijk!Móet-je weg. jij?? de leukste van allemaal „Ja!" knikte Jerry moedeloos, I „is er geen steek aan te aoen?? kan 't niet,weer [in orde komen?" „Noen", knikte hij weer even somber. „En wat dan??" „Ja, dat is 't hem juist! Broer mag niet door stu- jtieeren, ik ouk niet, maar voor hèm is 't het ergst. Hij was nu ai ordebewaarder, de éérste van de school, en je weet welke plannen hij had! Nu moet hij ergens op kantoor gaan zitten, om gauw wat te kunnen verdienen, ik geloof dat ze 'n baantje bij een kruidenier voor hem opgeschommeld hebben „Vreeseiijk!" kreunde Troetel. „En jij??" „Ik ook", zei Jerry, terwijl hij zijn hoofd hardnek kig naar den anderen kant draaide. „Toe kerel", troostte.Troeteltje, „ik zal aan vader ichrijven, "misschien kan die er iets aan doen." Jerry, die nog liever niet naar huis ging, bang i at zij zijn betraande oogen zouden zien, trok zijn kameraad mee een anderen kant op. Maar plots ble ven rij staan. Door de takken van het struikgewas dat aan den weg stond, glurend, zagen ze een vreem de gedaante het pad op komen wandelen. Vlug gin gen ze achter een paai- boomstronken liggen, zoodat ze niet gezien konden worden, bang als ze waren, dal het misschien een boschwachter zou kunnen zijn. Het volgende oogenblik lachten ze echter al weer om hun angst, want de gedaante, die in hun richting, naderde, had niets weg van een bosch wachter. Af en toe keek de onbekende om zich heen, alsóf hij iets zocht. Hij was buitengewoon lang, leek wel een reus en zag ar heel eigenaardig uit met z'n zon verbrand gelaat en wild groeienden baard. Ook zijn sleeding was bijzonder: een wit hemd, aan zijn hals geopend, geen jas en een roode zakdoek, dien hij als hoofddeksel om 't hoofd gebonden had. Nog napratende,, wat dat wel voor een rare.snui ter zou kunnen zijn, klom Troeteltje over de boom stronken, om te zien, waar hij gebleven was. Op ftetaelfde oogenblik gaf hij een schreeuw. „Zog maar waar is de kerel gebleven?" „Gebleven??Zie je hem niet meer.? In welke richting zij ook keken, nergens was een spoor van onbekende te 'bekennen. De jongens keken el war in de uiterste verbazing aan, maar toen ze ten- I#, slotte ook op de plek, waar ze den vreemdeling had- den zien staan, niets vonden, gingen ze maar naar i" de rivier. „Jerry! hallo jongens!" riep baas Rover, de wde schipper, op wiens schuit de jongens dikwijls tneegevaren hadden wat is er aan de hand? Gaan jullie roeien? Pas op, de sluisgaten staan open, de stroom is sterk." Elk met 'n stel. riemen, kwamen ze ondanks den sterken stroom toch nog vooruit. 1 totseling weerklonk een doordringende kreet, waardoor ze verschrikt omkeken. Gp 't zelfde oogenblik zagen ze een cano, die zich utet duizelingwekkende vaart stroomafwaarts be woog. Een meisje zat er in met een gebroken roei- 192 HAGD taling. s", Sctó spaan en trachtte vergeefs de vaart, te temperen net was duidelijk, dat ze de kracht miste om den toestand moester te blijven. Troeteltje schreeuwde van ontzetting. - "P® °Pen sluisdeuren!" gilde hij en 't scheen wer- •tsWO' J*®1"* of het-meisje een onontkomelijk gevaar tege moet ging. >£auw, gauw, we moeten 't schuitje grijpen! Kijk jooi gii,]G hij en Troetei begreep zijn bedoeling. En 6 roeispanen als een haak uitslaand, gelukte het hun, het meisje te bereiken, dat, nu ook uit alle macht trekkend, erin slaagde het schuitje eenigs- zins te doen draaien. De jongens trokken eveneens zoo hard ze konden: „Sjorren, hallo-I haal opl! commandeerde Jerry, wien 't zweet ook uitbrak en Troetel zette zoo n kracht, dat z'n handen bijna ontvelden. Het was dan ook een ontzettend werk en 't ging bijna boven bun krachten, want de stroom was zóó sterk, dat ze ieder oogenblik vreesden meegetrokken te wor den, maar ten laatste kwamen ze in de goede rich ting en waren ze buiten gevaar. Het bleek dat het meisje in de cano haar roei spaan gebroken had, zoodat ze door den sterken stroom was meegesleurd en zeer zeker verdronken zou zijn, indien Jerry en Teddy er niet geweest wa- ïen. Vriendelijk en dankbaar keek zij de jongens aan, en bedankte hen zoo hartelijk, dat Jerry er ver legen onder werd en tenslotte zei: „O, 't is al lang goed hoor. Het was niets. Gelukkig maar dat we in de buurt waren." Al doorpratende bleek spoedig, dat ook het meisje uitgegaan was, zonder daarvoor toestemming te hebben gerkegen. Haar vader was oudheidkundige weet je? En toen was ze maar naar het schuiten huis gegaan en was ze maar zonder verlof gaan roeien. Doodeenvoudig. ,,'t Is wel de manier!" glunderde Troetel. „Wat je niet vraagt kan ook niet geweigerd worden." „Hoe heeten jullie eigenlijk?" vroeg ze. Jerry en Troetel?? De jongens vertelde, dat dat maar bijna men waren en eigenlijk Gerald Lindsay en Teddy Smit heetten. Zij heette Sylvia Langhorst en haar vader schreef altijd van die lange verhalen over Egypte in de couranten. Zij waren met vacantie en logeerden op de Balcon hoeve. Bekend?? Ja, ja, die oude boerderij aan den anderen kant van de rivier kenden de jongens wel. Ook zij wilde gaan schrijven en het liefst detecti veverhalen en spookgeschiedenissen Vol bewondering keken de jongens haar aan. Zoo jong en dan al te gaan schrijven. Waar of ze nu op weg naar toe was? O, ze ging naar den steenen weg, daar heette t te 9poken. Natuurlijk wilden de jongens haar den weg daar-; heen wijzen, maar wat die geschiedenis dan eigenlijk was? Nooit gehoord? wat gekjullie woont toch hier in de buurt. Nu, ze zeggen dat 't een vreemde ge schiedenis is. Vroeger is eens een kapitein van een roofschip achtervolgd door afgezanten van den Ko ning. Hij had zelf een klein schip en de achtervol gers waren op een fregat. Zijn schip lag bij de mon-- ding van de rivier en natuurlijk was het fregat te groot om voorbij te kunnen komen. De roofkapiteins h&ddftn tonnen goud aan boord en hij had met en kele smokkelaars afgesproken dat ze het geld en het goud zouden verbergen aan land in het bosch. De smokkelaar, Mick Mill leende hem een roeiboot en zoo werden de schatten aan land gebracht. Ze spra ken af, dat later de kapitein ziin deel zou komen ha len en beiden wisten zij de schuilplaats. Maar de kapitein kwam vroeger terug, dan ze hadden afge sproken en wilde bij stukken en beetjes het «?oud weghalen, voor de smokkelaar terug was... Maar ook deze was oneerlijk en stilletje had hij de kostbaarheden naar 'een andere plaats gebracht om den kapitein te doen gelooven, dat de schat ge stolen was. Maar ze kregen ruzie en vochten, tot de kapitein Mick Mill doodde. Toen nam hij de vlucht zon der 't geld maar ze zeggen, dat nu nog Mick Mill rondspookt om de schat te bewaken. Troetel stootte Jerry aan. „Zeg! schreeuwde hij dat was vast en zeker die vreemde gedaante, die zoo ineens was verdwe nen... dat zal 't zijn!! Sylvia sprong met feen 3chreeuw op, zoodat hot schuitje bijna omsloeg. Waar? Waar?? hebben jul lie het spook gezien. Maar eerst moest ze belooven zich stil te houden, eerder wilden de jongens niet vertellen. Vol belaangstelling luisterde ze naar het verhaal» waar Jerry en Teddy haar om de beurt van ver telde. Stel je voor, dat 't heusch de geest van Mick was, hij had immers een groote zwarte baard. En dat ze met. z'n drieën naar den schat gingen zoeken en... vonden! Zij spraken af, overmorgen, Vrijdag bij; 't boot'huis bij elkaar te komen. Bij het afscheid nemen waarschuwden ze Sylvia toch vooral niet alléén met het schuitje uit te gaan. Thuis gekomen, vertelden de jongens, dat ze op de rivier een meisje gered hadden, en daarom zoo laat waren. In geuren en kleuren vertelden ze hoe ze nog juist op tijd kwamen, om het meisje van een wissen dood te redden, zoodat aan de waarheid ervan niet langer getwijfeld behoefde te worden. Ze kregen dan ook geen straf. Den volgenden dag na school tij dhaastten zij zich om op tijd bij Sylvia te zijn en vol ongeduld ver langden zij op zoek te gaan naar de verborgen schat ten. Op de afgesproken plaats aangekomen, zagen ze haar reeds in het schuitje zitten. Zij stapten in en roeiden op, zoodat ze weldra vlak bij den Steenen- weg landden. De boot trokken ze op land. 't Werk was vlug gebeurd en nu stapte het drietal naast elkaar op het boschpad voort, dat naar den Stee nen Weg voerde. De jongens wezen Sylvia de plek, waar zij den vreemden man gezien hadden. Sylvia liep naar een kreupelboschje, boog de tak ken wat op zij en gaf plotseliing een schreeuw. Verschrikt kwamen de jongens toeloopen. Voor zich zagen zij een hol, groot genoeg om een mensch door te laten. Sylvia lag op haar knieën en werkte met haar handen de struiken van een. Jerry wilde er inkruipen, maar Sylvia zei: „Doe dat alsjeblieft niet Stel dat er iemand inzit, die je op je hoofd slaat!" Ondanks de waarschuwing kroop Jerry moe dig het gat in. Na eenige oogenblikken kwam hij met een kleur van opwinding terug. Wat heb ik je gezegd! 't is gewoonweg een tunnel en ik geloof dat hij naar het binnenste van den heuvel voert. Ook Troeteltje ging nu eens een kijkje nemen en toen Sylvia hem wilde volgen hield Jerry haar tegen, omdat er, zoo als hij zeide, geen ruimte voor hun beiden was om om te draaien. Troeteltje bleef echter zoo lang weg, dat ze ten slotte ongerust werden. „Wat zou er gebeurd zijn? Ze zullen hem' toch niet aanvallen? Of zoude grot ingestord zijn??" huiverde Sylvia. Jerry stelde haar gerust en wilde gaan onderzoeken waar Troetel (bleef. Sylvia kroop achter hem aan en sloeg de goede raadgeving van Jerry, om toch achter te blijven, in den wind. Al voortkruipende kwam Sylvia op het idee, dat, ze lu cifers bij zich had. Ze streek er een op en voor zoo ver ze konden zien, scheen het gewelf uit steenen gehouwen te zijn, zoodat er niet direct gevaar voor instorten bestond. Sstukje voor stukje gingen zij verder, toen Jerry plotseling stil bleef staan. Bij het schijnsel van hun lucifertje zagen ze, dat ze in een rotsachtigen tun nel stonden, die waarschijnlijk niet door menschen-i handen gemaakt was, maar wel heel oud scheen te zijn. te oordeelen naar de wanden. Voor ze verder gingen, besloten ze om eerst maar •ens te roepen. „Allo Troetel allo waar zit e? Ben je daar?" schreeuwde Jerry luidkeels. Jer- vy's stem galmde zoo ontzettend door het gewelf dat Sylvia hem krampachtig vasthield en zei: „Niet neer doen Jerry 't is om je dood te schrikken' Toen een oogenblik later een geluid uit de verte ot hen doordrong, stond Jerry zelf te trillen op zijn •eenen. „Watwat was dat?" fluisterde Sylvia en kneep erry bont en blauw toen voor de tweede maal het Teluid zich deed hooren. Nu echter herkende Jerry de stem en begon hij t lachen. „Stil maar, 't is niets, alles in orde ik hoor Troetel!" zei hij vroo'ijk. Nu roept hij ons en 't komt alleen door die ellendige echo dat die zoo vreemd klinkt. Vooruit, er op af, gauw zien wat iij toch al dien tijd heeft uitgevoerd!" En Sylvia's .ïand nemend, trok hij haar voort. Een oogenblik later hoorden ze vlak bij: „Hallo Jerry, ben je daar" „Ja, Sylvia ook. En jij alles goed?" Troetel waarschuwde hen niet verder te loopen, omdat je daar in eens een eindje* lager zakte. Jerry had weer een ander lucifertje aangestreken juist tijdig genoeg om te beletten, dat hij 't zelf- e deed als Troetel nl. eenige treden afrollen, die in ■,e rotssteenen gehouwen waren. De tunnel eindig- .le hier in een ondergrondsch hol, waarvan de bo dem zes of zeven voet beneden den beganen grond was, zooals ze bij het zwakke lichtschijnsel konden onderscheiden. Het hol was ruim en vol hoeken en gaten, die de moeite van onderzoek konden loonen. Troetel, die om de waarheid te zeggen, zoo wit zag als een doek, stond midden in het hol en Jerry die zag, hoe hij hier zonder hulp geen uitweg had kun nen vinden, overlaadde hem met. verwijten. Troetel vertelde dan dat hij verdwaald was en Jer ry tenslotte had hooren schreeuwen. Zonder <Jit, zou hij nooit uit het pikdonkere hol zijn gekomen. Toen de eerste schrik voorbij wa9 gingen zij vol ijver aan het zoeken, maar toen de lucifers bijna op waren, waarschuwde Jerry dat ze terug moesten. „Licht nog even bij, Jerry, even kijken of die gang doorloopt?" Jerry gehoorzaamde en streek nogmaals een lu cifer af, dien hij achter het steenblok hield, dat Sylvia aanwees. Een oogenblik later hoorden ze hem zachtjes flui ten: „Groote hemellik geloof dat hier de toegang is 'naar een anderé ondergrondsche gang", zei hij. Een oogenblik beraadslaagden zij, wat ze verder zouden gaan doen, maar waar hun nog maar een paar lucifers waren overgebleven, zat er niets an ders op om terug te keeren. Een paar minuten la ter stonden zij weer in het volle zonlicht en spra ken zij af den volgenden dag weer vóór het hol bij elkaar te komen. Toen de beide jongens den volgenden dag op het afgesproken uur enop de afgesproken plaats aan kwamen, bemerkten zij tot hun schrik, dat er bij een half-jaar zondereen j kachel, doch geen dag zondereen pijp Melange van rijpe tabakken 2(5^1 p. ons het hol twee jongens rondzwierven, die later Gor- don en Toxal, twee jongens van de school, bleken te zijn. „Weet jij, hoe die twee hot bestaan van het hol aan de weet gekomen zijn?" vroeg Jerry aan Troe tel, ,ik niet". (Zie voor vervolg de pagina „Voor. onze Jeugd".) Het mooie weer lokte ons aan om den tuin van het Vaticaan te gaan bezichtigen en even later za ten wij al in lijn 16, de beruchte zakkenrollers-tram. die tusschen de San Giovanni in Laterane en de San Pietro rijdt. Het is geen toeval, dat op deze tram de zakkenrollers steeds weer met succes wer ken. De vele vreemdelingen, die Rome bezoeken, maken van deze tram heel vaak gebruik, want wie van hen zou Rome verlaten, zonder een bezoek aan de St. Jan en de St. Pieter gebracht te heb ben. Beide kerken staan op historischen grond en hebben nog eene bijzondere beteekenis, doordat in vroeger eeuwen de Pausen nabij den St. Jan in het Lateran Paleis woonden, terwijl zij nu het Va ticaan, vlak bij den St. Pieter bewonen. Het was Paus Nicolaas V (1447—1455), de groo te'' humanist, een. man die verzot was op boeken en bouwwerken en die ook de feitelijke grondleg ger is geweest van de Pauselijke boekerij, die la ter door Sictus V in een prachtig gebouw werd ge huisvest, die in de plaats van het bijna geheel af gebrande Lateraan Paleis, een ander het Vaticaan deed bouwen. Hij beleefde de voltooiing niet. Nicolaas V was de Paus, die, nadat door de te rugkeer van Gregorius XI (in 1377) van Avignon naar Rome het in 1309 begonnen schisma geëindigd was, den stoot heeft gegeven aan hèt werkelijk op leven van Rome. De stad, die tengevolge van on lusten en plundering tot 20.000 inwoners geslon ken was, ontplooide zich weer, terwijl dank zij de bescherming door Nicolaas V, architectuur, beeld houw- en schilderkunst bloeiden. Het Vaticaan was echter zomers, wanneer de moerasgronden, die tusschen het iets hooger gele van Paus Julius II en tenslotte het paleis te Castel Gandolfo. Wanneer ik morgen op het Corso wandel, en ik verzuim links te houden, en door den politieagent vermaand, als echte Amsterdammer vind, dat een smeris geen praatjes moet hebben en wordt bru taal, de agent mij wil arresteeren en ik 'm „smeer", dan zegt mijn gezond verstand mij: naar Cancel- leria. Heb ik het geluk de groote poort van dit pa leis, dat aan. het Corso staat, te bereiken, dan mo- §en de nolitieagenten mij niet volgen. Zie ik kans oor een achterdeur te ontkomen, dan ben ik vrij en kan er ook geen sprake zijn van mijn uitleve ring. Kan ik niet ontsnappen, dan zal mijn uitleve ring aan den Kardinaal, die met Binnenlandsche en Politiezaken belast is, gevraagd worden. Die wil ligt dat natuurlijk in en... uw correspondent kan even later rustig over zijn Amsterdamsche opvat tingen en de gevolgen daarvan op Italiaanschen bodem nadenken. Inmiddels heeft de Paus na 20 September 1870 nimmer meer het Vaticaan verlaten, nimmer meer de andere deelen van zijn zeer geslonken Rijk be zocht. De Paus heeft zich in vrijwillige gevangen schap begeven en komt nooit verder dan het Va ticaan. Wat dat beteekent, besef ik nu pas goed, nu ik het park van het Vaticaan bezocht heb. Het zal zoo groot zijn als de Haarlemmer Hout en eene wandeling is alleen wat meer vermoeiend, omdat het terrein geaccidenteerd is. Veelal rechte lanen met vrij hoog opgeschoten palmstruiken afgezet, voeren langs enkele terrassen. Men ziet den boom gaard, den bloementuin, de oranjerieën en broei kassen en komt nu op een hooger punt en heeft een gen Pauselijk Paleis en de Tiber lagen, uitdamp ten en malaria verspreidden, onbewoonbaar en zoo. werd op den heuvel genaamd Quirinalus, een zo merpaleis gesticht, dat in oude acten als het Pa- lazza di Monte Cavallie (het Paleis op den Paarden- berg) genoemd wordt. Op het plein vóór dit paleis ziet men behalve een obelisk, twee mannengroepen, „de paardentem mers", het plein versieren en het is hieraan, dat het gebouw zijn naam ontleende. Thans, nu het Ko ninklijk Paleis geworden is, noemt men het eenvou dig het Quirinaal, naar den heuvel waarop het staat. Paus Urbanus VIII, een Barberini, liet kort na zijn troonsbestijging (1623) te Castel Gandolfo, op 25 K.M. van Rome,\ prachtig aan een kratermeer, het Lago di Albano, gelegen, een paleis bouwen, waaraan practige parken grensden, welk bezit nog docfr Paus Alexander VII (1655—1667), een Chigi, en later door Paus Clemens XI (17001727), een Albani, werd verfraaid en uitgebreid. Vaticaan, Ouirinaal en Castel Gandolfo, waren dus de paleizen van den machtigen President van den Kerkelijken Staat. Want was de Paus niet als wereldlijk heerscher in vroeger eeuwen het best te vergelijken met een President van een Republiek? Totdat op 20 September 1870 de troepen van Vic- tor Emanuel II van Savoie, Rome binnen trokken en er een einde gemaakt werd aan de Wereldlijke Macht van den Paus. Zoo eindigde de Republiek van den z.g.n. Kerkelijken Staat! Nee, toch niet geheel, want er zijn nog vijf plekken in en nabij Rome, waar de Paus heerscher is, plekken die exterritoriaal zijn, waar zonder toestemming van den Paus, geen soldaten noch politiedienaren van den Ita liaanschen Staat toegang hebben. Het zijn het Va ticaan, "het overblijfsel van het oude Lateraan paleis, het is het z.g.n. D a t a r i a, nabij het Quirinaal, de Cancelleria, het prachtige paleis gebouwd door den kardinaal de" Rivere, den neef Paus Pius XI in den tuin van hetVaticaan prachtig uitzicht op de villa Madama, schilderach tig op een heuvel gelegen. Hier en daar ziet men fraaie pijnboomen en voor al wordt het oog bekoord door de ceders van den Libanon. Twee prachtige exemplaren trekken ons met bij na magnetische kracht naar zich toe en daar staan we even later voor een subliem architectonisch kunstwerk. Het is het z.g.n. Casino Pio, het door Paus Pius IV in 1560 gebouwde tuinhuis. Stelt u zich echter geen koepeltje voor als bij ons, m^ar een flinken gevel, sierlijk in de laat Renaissance stijl uitgevoerd. Het is een ontwerp van den tuinarchi tect Pirro Ligorio, dezelfde, die den tuin van de Villa d'Este in Tivoli heeft aangelegd. We loopen weer verder, dwalen naar rechts af en hooren getoeter van auto's. We zijn bij het z.g.n. In ferno, de hel, een stadsgedeelte achter den tuin van het Vaticaan, waar steengroeven zijn. IJselijke ver halen doen de ronde omtrent dit gedeelte der stad, maar nu ziet het er heel gewoon en bedrijvig uit, met groote steenbakkerijen. Een keurig mooie kapel door Benedictus XV aan gelegd, trekt mijn aandacht. Men verhaalt ons wat de beeldengroep voorstelt. De Heilige Maagd, die is verschenen bij een arbeider en heeft hem gezegd, dat op de plek, waar hij werkte een kerk gebouwd moest worden. Het is geschied en het gevolg is het bestaan der Maria della Guardia te Genua, van Maria als beschermengel der zeelieden. Wat mij opvalt is het slechte onderhoud van het park. Dan zorgep wij Hollanders beter in Baarn, Zeist of Bloemendaal. De luinarbeiders, die wij za gen, waren oud en afgeleefd en echte fooitjesjagers. Zij waren nog bang voor elkaar, hetgeen bleek, toen een van hen ons om een hoekje lokte, om kleine pakjes met zaad uit den Vatikaan tuin te verkoopen. Daar de pakjes slechts 2 lire kosten en wij allen in goeden luim waren, was hij ze onmiddellijk allemaal kwijt en had hij nog meer gekregen dan hem toe-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1927 | | pagina 29