NS HOEKJE. Mi SCHOOL. Januari. ELLA'S LICHTJE. i* •fcjf VOOR ONZE JEUGD 1 zóó en zóó. i ^0t groote schoolgebouw jen heuveltop Me klautert iedren dag Inietaltiid «ven vlug, omdat hij moét - dood op zijn gemak voet voor voet langzaam er kijkt zijn sommen na de vijf zijn fout denkt: dat loopt weer mis, loudt hij mij weer vastl de schoolbel had geluid and hem iets dee hij stappen kijk eens aan, beneêl TANTE LENNIE. gelsch door TANTE LENNIE. (Slot). geschenk, en dat wilde je ver- les, waarom deed je dit? Dó.t rijpen!" prrood. idig ig Nikkie. antwoordde ze. ist je zooveel geld hebben?" uw verder. as geen raad meer 't Was toch dat juist Nikkie haar ging on derdoor al die dagen tevoren in st? Kom, ga eens rustig bij me il au eens biecht eens éérlijk dat kan ik niet onmogelijk!" ik weet zeker, dat je wél kunt. - jk zal je niet. aankijken." kan ik je dan heusch niet snikte ze het nu uit. lol keek haar hoofdschuddend geleend en moest je het terug- stotterde Agnes, geen uitweg dan in schuld komen je krijgt kgeld?" iblik ging tot haar onuitspreke- deur open, en Miss Baxter, eeraros keek om den hoek. was verzot op het maken van heel ver had ze het nog niet in [cht. sjeblieft", vroeg ze, „ik heb me et inbrengen der platen en ben ffl'n mooiste Zwitsersche kiekjes zei Nikkie, behulpzaam als altijd, d om het verstoorde gezicht van knikte ze Agnes toe: „We spre ng wel eens over goed?" naar de anderen terugging, be- gelukkig 't, was, dat de Engel- °P tijd was binnengekomen. Ge- deze dame niet zoo héél aar- zegende ze haar in stilte. Wat u bedenken om de waarheid te 11 het geheim van het vloeiboek liet verklappen ze was er voorloopig doorge it geldja, daar begon het hoofdje te draaien, hoe moest ze betalen In de gang botste ze 5t- de oudste der meisjes aan. e'kijk uit. Hier, een brief voor acht. oyer en Agnes bekeek het adres. Kichard! Ze had in langen tijd B gehoord. Tien ze de enveloppe dacht ze dat haar hart stilstond. L?an tien gulden gevouwen us- 61 'I Ze kan haar oogen niet ge- jang, dat het geld ten slotte niet wmd zou zijn! Oom Richard was moeder en zwierf op zee. Hij pote, vreemde letters, maar den P ze best. Hij had goede berichten Jf^haar gekregen en nu wilde ""'is verrassen. De brief zou 1 dan hij bedoeld had, maar aag voor dat geld iets koo- rn had en hij vroeg alleen n°g öens aan den oom zou vw weg, op zee was,... Wol Agnes sprong en draaide in het rond als een uitgelaten veulen. O, o, wat 'n schat was oom Richard héél wat liever dan grootmoeder, die dat geleerde boek gestuurd had. En met een dacht ze weer aan de akeligheid van de laatste dagen. Maar nu was 't gelukkig voorbijl Ze kon nu Nikkie zeggen, dat ze geld gekregen had en haar zou ze het boek geven. Zij had er immers naar gevraagd en zeker zou zij er gelukkiger mee zijn, dan het ondankbare klein dochtertje, dat nu wel kon zingen van plezier. Nu dadelijk naar Peggy. „Agnes!" zei deze, „we hebben uitgemaakt, dat niemand het vloeiboek zal geven, maar dat wij het morgenochtend op haar 'lessenaar leg gen en we leggen er een kaart bij met onze namen er op. „Schrijf jij de jouwe erbij 1 Je staat' t laatst, maar dat klopt, je bent de jongste!" Agnes teekende en reikte meteen de tien gulden aan Peggy. „O, dat is waar ook, je had nog niet betaald ik vergat het telkens. Maar zóó rijk ben ik niet ik kan je hiervan niet teruggeven!" „Pak het maar ik krijg het wel van je terug", hield Agnes aan, blij, dat ze geen schuld meer hoefde te hebben. Toen ze de kamer verlieten, kwam juffrouw Nikol haar tegemoet. „O, juffrouw, kan ik u even spreken??" „Natuurlijk!" ,.Ik ben zoo blij oom heeft mij zóóveel geld gestuurd en nu ben ik uit den brand en hoef ik mijn boek niet te verkoopen!" „Dus dat is nu alles in orde gekomen?" zei Nikkie. „Gelukkig maar, nu, je kijkt héél wat vroolijker. Maar héélemaal begrijpen doe ik het nog niet!" „Misschien merkt u 't later wel!" zei Agnes. Maarik wilde u nu zoo graag het boek geven!" „Dwaas kind, hoe kom je erbij?" lachte Nik kie. Als je groot ben, zul je er net zoo blij mee zijn, als ik. Je moet nooit iets weggeven, dat je gegeven is als een vriendelijk geschenk. Dat is even erg als het te verkoopen. Maar ik weet godo raad", voegde ze erbij, toen ze het teleur gestelde gezichtje van Agnes zag. Ik wil het wel een poosje van je in léén hebben. Mag ik?? ik zal er héél netjes op zijn!" „Graag!" riep Agnes uit den grond van haar hart. „Enkun je mij nu vertellen, hoe alles in elkaar zit?" „Als 't u belieft, nietl" stamelde Agnes weer in de grootste verwarring, zoodat Nikkie mede lijden kreeg en haar liet gaan. Don volgenden dag lag het vloeiboek op den lessenaar. Nikkie was éérst verstomd, hoe wa ren ze achter den datum gekomen? Ze las de namen en zoo lief, als zij alléén het kon doen, dankte ze de meisjes die haar vol verwachting aankeken. Maar een oogenblik bleef haar oog op Agnes rusten en zóó beteekenisvol was die blik, dat ze inééns wist, da Nikkie haar geheim geraden had: waarom ze tot eiken prijs wat geld wilde hebben. door C. E. DE LILLE HOGERWAAR1D. Bij hot aanbreken van het Nieuwe joair waa Januari, hij afkorting Jan genoemd, in het land) gekomen. Hij was de oudste zoon van Vader Tijd1 en Moeder Aaide en kwam altijd' geregeld1 eens im het jaar bij zijn oudere logeer en. Op Nieuw jaarsdag heb ik jullie daarvan verteld. Alle kin deren van Vader Tijd en Moeder Aarde het waren er precies een dozijntje waren immers al lang volwassen en het huis uit, doch kwamen de oudjes om beurten gezelschap houden, 't Zou anders wel vreeeeldjk strill in het ouderlijk faiuis zijn geweest Die Jan was ©en ferme jongen; hdj'hieüd wel van de kou en was pas eoht in zijn nopjes, als het vroor. Oom Wintervorst was dan ook zijn beste vriend. O, hoe goed herinnerde hij het zich uit zijn jeugd1! Hij had slechts één verlangen: als hij groot was op Oom Wintervorst te gelijken. Als hij eens zóó grimmig zou kunnen zijn! Ja, dat was altijd het ideaal van Jan geweest: grimmig als Oom Wintervorst. En toch. Jan. was dol op zijn Moeder, op die lieve Moeder Aarde en zij hield niet van de kou. Was dat niet vreeseldjk jammer Op een keer liep Jan door het bosch er over na te denken, hoe hij zijn Moeder nu eens pdeiizier kon doen. Gemakkelijk was dat niet. Indien hij April, Mei of één van de anderen geweest was, zou hij het wel geweten hebben; hij zou zijn Moeder dan heefl veel warmen zon neschijn en allerlei mooie bloemen geven. D© anderen, vooral het middengroepje van de twaalf broer® en zusters, die hadden toch heel wat vóór in dit opzicht ten minste. Kom nu maar eens aan bloemen midden in den winter! Jan was nog van dit moeilijke waagstuk ver vuld, toen hij 's avonds naar bed ging. Ja, hij droomde er zelfs van. Zoo'n leuke droom was dat: groote, heel weemdeoortige bloemen kropen tegen de ramen op. Zulke mooie bloemen had den de anderen Moeder nooit gegeven I Of zij er blij mee zou zijn Toen Jan den volgenden morgen wakker werd en het gordijn van zijn slaapkamertje opentrok, moest hij zich eens goed de oogen uitwrijven. Groeiden daar werkelijk bloemen tegen de ruiten of droomde hij nog Jan dook een® met zijn bol in een kom met ijskoud water, waarin hij eerst met zijn sterke vuist een gat had moeten slaan, zoo'n dikken ijskoek had Oom Wintervorst er midden i® den naoht op getooverd. Jan keek nu opnieuw naar het raam en wer kelijk: daar prijkten de mooiste ijsbloemen! Vlug nep hij Moeder. Die vond prachtig en bedankte er Oom Winter vorst want natuur lijk waren ze van hem hartelijk voor. „Hoe kan ik die goed houden?" vroeg zij hem. „Door ze niet aan te raken, ze vooral niet in een vaas te willen zetten of water te geven en daar moet je goed aan denken door in de kamer niet te stoken." Dit laatste had Moeder Aarde er gaarne voor over, meende zij. O, welk een bloemenpracht had zij nu op eens, want al haar vensters, denk ©en® aan, al haar vensters waren met bloemen getooid! Wie had ooit zoo'n overvloed van bloemen ge-zien? En wat waren zij prachtig tal al hun verscheidenheid. Daar waren er nu niet twee dezelfden bij'. Moeder Aarde was niet uitgeput i-n haar be wondering, maaroch, ze was zoo koud, zóó koud, dat ze het niet langer kou uithouden Met verkleumde vingers maakte zij nu toch een kachel aan en de bloemen smolten weg als sneeuw voor de zon. Vanaf dit o-ogenbldk brak echter geen morgen aan, of haar eerste werk bij hot ontwaken was te kijken, of Oom Wintervorst haar soms weer ijsbloemen gestuurd had. Al leek de oude vriend des huizes dan ook dikwijls grimmig en barsch, •hij had toch eigenlijk een vriendelijk gemoed. Het was echter maar aan zeer weinigen gege ven, dit te ontdokken. Waren er misschien ook maar zeer weinigen, voor wie hij vrien delijk was? Hoe dit zij, voor Moeder Aarde, de vtouw van zijn ouden vriend Tijd» had hij wel wat over. Ontving zij hem niet altijd gastvrij, als hij bij hen op bezoek kwam? Had Vader Tijd het im overleg met haar niet zóó geregeld, dat tijdens het verblijf van den Wintervorst de kin deren: December. Januari en Februari kwamen logee-ren? Dat had toch ook andere kunnen zijn. Stel je nu eens even voor, dat Juli en Augustus er dan juist waren! Im dat geval zou hij natuur lijk dadelijk op de vlucht zijn gegaan. De ge dachte alleen al aam dit feit deed hem bijna smelten van ergenis. „Ieder op zijn tijd!" zei hij met een zucht van verlichting im zichzelf. „Maar 't allerliefst zie ik Jan toch. O, hoe goed herinner ik mij nog, dat ik den kleinen baas voo-r het eerst zag. Praten kon hij niet, maar wel kraaien, lachen en grijpen. En i'k die gewend ben, dat ten min ste kleine kinderen bang voor mij zijn, voelde mij dadelijk aangetrokken tot het ventje, dat lachend maar mijn sneeuwbaard greep. En kraaien, dat hdj tegen mij deed! Zelf heb ik geen kinderen en ik was blij Peet oom te mogen zijn over zoo'n aardig kereltje. Jullie moet n.1. weten, d-at hij niet alleen Januari heette, maar dat hij nog een tweeden naam er bij had: Wintermaand, naar mij, den Wintervorst, Ik zou hom liever Winterprins hebben genoemd, maai dat vond zijn moeder niet goed. Zij was misschien bang, dat hij hooghartig zou worden. Nu, dat kon zij boter beoordeelen dan ik. Van kin-doren heb ik geen verstand, sneeuwpoppen geven mij al zoig en moeite genoegl Nog nooit heb ik hun kunnen loeren zich Behoorlijk te gedragen, dat wil zeggen: hard en stijf te blijven en niet beginnen te huilen, zoodra de zonnestralen op hun neus kriebelen. Mijn sneeuwpoppen - 't is maar goed, dat het geen kinderen zijn! worden helaas nooit oud. Des te meer hechtte ik mij dus aan den kleinen Jan. Het eerste speelgoed, dat ik voor hem mee bracht, was een sneeuwmassa, zóó geweldig, dat Jong en Oud er de handen van verbazing over in elkaar sloegen. Maar zij wisten ook niet, j dat het een cadeautje voor Janneman was. Wat 1 weten mensohenkimderen eigenlijk van die din- gen af En Moedor Aarde, begreep zij het? Ja, zij was mij niet alleen dankbaar voor het genoegen dat ik haar zoontje bereidde, maar ook voor haar zelve vond zij het heerlijk. Zij had nu veel minder last van de kou met haar dikken sneeuwmantel aan. De menisohenkinderen juichten en stoeiden in de sneeuw. Zdj sleedden en maakten sneeuw poppen en klein® Jan genoot, als hij dat alles zag, en deed dapper mee. I Toen hij wat ouder werd, zorgde ik voor een spiegelgladde ijsbaan. Mijn Janneman moest immers leeren schaatsenrijden." i Is het dus wonder, dat Januari veel van Oom Wintervorst en deze laatste van zijn petekind! houdt? Niets zal deze vriendschap ooit kunnen I verbreken. En a-ls 'straks Jan weer heengaat, is hij niet alleen bedroefd omdat hij van Vader Tijd en Moeder Aarde, maar ook omdat hij van Oom Wintervorst afscheid moet nemen. ZaA hij dien dag sneeuwvlokken of heet® tra nen schreien? Zal zijn gelaat grauw zijn en zijn blik somber? Of zal hdj wooldjk lachend, du® met een zonnig gezicht afscheid nemen? Ik weet het ndet. Let maar eens op den Sisten Januari. Dan kuil je zelf het antwoord op die vraag geven. OUDEJAARSVERHAAL door .ÏERMANNA. Ze zaten allen bij elkaar tn de groote woon keuken van de Dennenhoeve. De Kerstboom prijkte er nog in vollen luister, al was 't Kerst feest reeds verscheiden dagen voorbij. Eiken avond werden de kaarsjes weer aangestoken en in den Oudejaarsnacht zou er tenminste één kaarsje b 1 ij v e n branden om het Oude Jaar „uit te lichten" zoo was 't van ouder tot ouder gewoonte geweest bij de bewoners van de afgelegen Dennen hoeve daar in 't hooge noorden en natuurlijk bleven ook Vader en Moeder Larsen getrouw aan dit voorvader lijk gebruik. „Ik vind er Iets moois in", zei Moeder, toen ze er dien avond over kwamen spreken, „ik vind er iets moois in: 't Oude Jaar niet zoo maar alleen iD de duisternis te laten weggaan als een onwelkomen vreemdeling, maar het als een trouwen vriend als 't ware uit te laten, nog een lichtje mee te geven op den weg. Zoo beschouw ik het ten minste." „Moeder heeft gelijk", beaamde Vader Lar sen; „als altijd", voegde hij er glimlachend aan toe. Toen zette hij zijn bontmuts op en schoot zijn jas aan om buiten nog even inspectie te gaan houden. Peer, de oude knecht, volgde hem met de lantaren, terwijl Axel, de oudste jongen, droomerig over zijn boek heen naar de kaarslichtjes bleef staren, die als zoovele ster retjes schitterden. „Moeder", zoo klonk nu zijn stemmetje, „als het Oude Jaar weggaat in den donkeren nacht en wij het uitgelicht hebben, waar gaat het dan heen „Dan keert het wee* naar God terug", ant woordde Moeder ernstig, „terwijl zij zijn vlas bolletje streelde „en vertelt, hoe wij al zijn dagen driehonderd vijf en zestig denk eens aan wat een groot getalhebben be steed; of wij dien tijd verknoeid of zoo goed mogelijk gebruikt hebben. D&éxom, Petertje, is de Ouuejaarsavond zoo'n ernstige avond". De kleine jongen keek op en knikte met een wijs gezientja „Moeder, heb ik dien vreeselijk langen tijd goed gebruikt? En Axel en Ella en Gien en „Dat moet' ieder maar eens stil zich zelf afvragen, Peter. Zelf kan ieder daar 't best antwoord op geven en naar een ander behoeft men daarbij niet te kijken." Ella boog zich al maar dieper over haar werk. Die wijsneus ook met zijn gebabbel 1 Hè, wat kreeg ze 't warm Als Axel nu maar niet zag, hoe rood ze werd. Vervelend zulke gedachten. Niet meer er aan denkon. En toch, en toch telkens kwam die vraag op in haar hart: Hoe heb jij dien tijd besteed? Wat zal het Oude Jaar van jou te boodschap pen hebben En Ella moest er wel naar luisteren. 't Antwoord, och, dat wist ze wel, dat wist ze maar al te goedZij had haar tijd ver knoeid met beuzelarijen en opschik; zij was geen lieve dochter voor Vader en Moeder ge weest en wat hadden Vader en Moeder 'n geduld met haar gehad „Nielsen, was daar juist", begon Vader lang zaam; „hij gaf mij dezen brief; 't is een ex presse bestelling, 't Is thuis niet goed gesteld. Moeder is van de trap gevallen. Wij moeten er morgen zoo vroeg mogelijk heen." Grootmoeder, och, Grootmoeder zouden wij haar moeten missen Och, maar Groot moedertje kan immers nog niet worden ge mist Moeder verloor geen tijd met klagen, maar ging dadelijk toebereidselen voor de reis ma ken, terwijl Vader in stal en schuur allerlei beredderde en ouden Peer aanwijzingen gaf. „Zoudt u met Oude Jaar weer thuis zijn?" Met bevende lippen vroeg Gina 't, torwijl ze Moeder dien avond goedennacht kuste. „Dat '8 overmorgen al't Is haast niet te denken, kind; als 't heel min met Grootmoeder is, danJe weet't is een heele tocht. Peer moet Distel en Meibloem maar voor de slee spannen, die zijn 't vlugst. Ella, lieverd jij bent de oudste; kan Moeder nu werkelijk gerust uitgaan 't Antwoord klonk zóó zachtjes, dat Moeder 't ternauwernood kon opvangen, maar Moeder was er tevreden mee. „0", zei Ella dien avond tegen zichzelf, toen allen reeds in diepe rust waren, „ik heb dit hoole jaar hopeloos verknoeid, verbroddeld, net als mijn breiwerk vanavond, maar, maar God wil mij nu toch nog een kans geven om 't goed te eindigen en daarvoor ben ik o zoo dankbaar I" 't Was Oudejaarsdag. Hoe verlaton lag do Dennenhoeve daar in die witte, witte wereld Vader en Moeder waren gisterochtend vroeg vertrokken. Vroolijk hadden de slodebellen go- rinkinkeld, doch 't had de kinderen maar des te droeviger gestemd. Vanavond op zijn vroeg9t zouden zij bericht kunnen krijgen, maar zie, gisteravond laat was er een hevig» sneeuwstorm opgestoken. Den heelen nacht had de wind om de hoeve geloeid en toen hij tegen den morgen was gaan liggen, was 't toch blijven doorsneeuwen, al maar door, met groote dikke vlokken. Wat zoo'n sterke sneeuw val voor de D.ennenhoeve beteekende, wisten de jonge Larsens maar al te goed: afgesloten werden zij er door van de buitenwereld. „Zoo'n treurigen Oudejaarsdag hebben we nog nooit beleefd", zei Gina huiverend, terwijl zij uit het keukenraam keek. „Laten wo den Kerstboom maar aftuigen, Axel; al 't pleizier is er nu toch af, vindt je ook niet „Mij goed"; en Axel haalde de groote trap. I 't Afnemen en opbergen der versierselen gaf wat afleiding op d'ie langen, triestigen Oude jaarsmiddag. Ella kwam meehelpen en kleine l Peter stond er met de handen op den rug naar te kijken. Op eens verbrak zijn helder stemmetje do stilte. „Dat's ook wat moois", klonk t verontwaar digd; „jullie haalt er alle kaarsjes af; hoe kunnen we dan 't Oude Jaar uitlichten „Dat moet dan dezen keer maar 's niet ge beuren", bedisselde Gien; „wo ruimen don boom nu op. Toe, Axel, neem jij 't houdertje uit den top. 't Kaarsje is heelemaal opge brand." „Ja?" Aarzelend keek Axel naar omlaag. 1 „Zullen we toch maar niet „Wat een onzinWe zijn nogal mooi In de stemming vóór zulke dingen t Is immers maar een „symbool" -- ietwat gewichtig zei Gina het „'t bet eekent alleen maar wat, maar 't Is niets." „Wacht eens even P Heel beslist klonk nu op eens Ella's stem. „Petertje heeft gelijk. Axel laat 't houdertje staan. We doen net zooals alle andere jaren 't hier op de Dennenhoeve is ge beurd wij lichten het Oude Jaar ook nu uit." „Zeg jij dat? Hecht jij op eens zoo aan de oude gewoonten? En anders heb je er altijd zooveel over te zeggen en is niets, wat wij hier doen, goed Verbaasd keek Gina haar zus aan. Maar nog meer verbaasd was zij, dat er geen uitval op volgde. Ella's oogen stonden vol tranen, toen zij be daard antwoordde: „t Is allemaal waar en 't Oude Jaar zal van mij niets dan akelige din gen te berichten hebben, maar toch neon, ik bedoel: daarom juist, wil Ik het een lichtje meegeven als als als een b e 1 o f t e." Heel zacht zei Ella dit; 't klonk als een snik. Axel had 't houdertje reeds weer wat stevi ger in den top bevestigd en er een nieuwe witte kaars ingestoken. Nu knikte hij met den trouwhartigen blik, die hem zoo op zijn Vader deed gelijken, naax beneden, naar zijn oudste zus. „Ele, daar staat je licht hoorP Meer werd er dien dag niet over gesproken, maar laat in den avond, toen de anderen naar bed gingen, stak Ella *t kaarsje aan met een plechtig, gewijd gevoel, alsof zij een gebed deed. „God weet 1 wel, hoe fk t bedoel," prevelde zij en toen werd 't haar zoo vredig en rustig te moede ondanks alle zorg en verlatenheid; 't was haar, alsof zij weer een klein meisje was, dat veilig aan Moeders schoot zat, zooals Petertje op dien gedenkwaardigen avond, toen zij over 't uitlichten van het Oude Jaar hadden gespro ken. Zij kon er nog niet toe komen naar bed te gaan. Vaders leunstoel stond daar zoo verlok kend nog even over alles denken een oogenblikje maar*t' Scheen, dat Ella toch ingedommeld was! Plotseling schrikte zij op van geluiden, die van buitenaf tot haar doordrongen. Verbijsterd keek zij rond. Waar was zij? Doch 't licht van *t $ustig brandende kaarsje bracht haar spoedig tot zichzelf. Meteen hoorde zij stemmen. Er werd geklopt „Goed volk," klonk het. Was datwas dat Vaders stem? „Is er nog iemand op?" werd er gevraagd. „Vader 8n Moeder zijn hier en brengen goed» tijding mee: Grootmoeder is buiten gevaar." In een ommozien had Ella de deur ontsloten en lag zij in de armen van haar ouders, die zo lachend en schreiend kuste. „Het lichtje in den top van den Kerstboom heeft ons don weg gewezen," sprak Vader Lar sen ontroerd. „Als dèt er niet was geweest, wie weet of wij dan wel ooit thuis zouden zijn ge komen. De hoog opgestuwde sneeuwmassa's deden ons hier vlak bij huis den weg missen. Ginds is lang niet zooveel sneeuw gevallen; anders zouden we den terugtocht nog niet ge waagd hebben." „Mijn lichtje, o, mijn lichtjewat Is God toch goed voor mij!"En met bevende stem vertelde Ella nn vol dankbaarheid aan Vader en Moeder, welke gedachten haar op dezen Oudejaarsavond bij 't aansteken van hot hadden y«yu14 1i;

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1928 | | pagina 19