NS HOEKJE.
Mi SCHOOL.
Januari.
ELLA'S LICHTJE.
i* •fcjf
VOOR ONZE JEUGD
1 zóó en zóó.
i ^0t groote schoolgebouw
jen heuveltop
Me klautert iedren dag
Inietaltiid «ven vlug,
omdat hij moét
- dood op zijn gemak
voet
voor
voet
langzaam
er kijkt zijn sommen na
de vijf zijn fout
denkt: dat loopt weer mis,
loudt hij mij weer vastl
de schoolbel had geluid
and hem iets dee
hij stappen kijk eens aan,
beneêl
TANTE LENNIE.
gelsch door TANTE LENNIE.
(Slot).
geschenk, en dat wilde je ver-
les, waarom deed je dit? Dó.t
rijpen!"
prrood.
idig
ig Nikkie.
antwoordde ze.
ist je zooveel geld hebben?"
uw verder.
as geen raad meer 't Was toch
dat juist Nikkie haar ging on
derdoor al die dagen tevoren in
st? Kom, ga eens rustig bij me
il au eens biecht eens éérlijk
dat kan ik niet onmogelijk!"
ik weet zeker, dat je wél kunt.
- jk zal je niet. aankijken."
kan ik je dan heusch niet
snikte ze het nu uit.
lol keek haar hoofdschuddend
geleend en moest je het terug-
stotterde Agnes, geen uitweg
dan in schuld komen je krijgt
kgeld?"
iblik ging tot haar onuitspreke-
deur open, en Miss Baxter,
eeraros keek om den hoek.
was verzot op het maken van
heel ver had ze het nog niet in
[cht.
sjeblieft", vroeg ze, „ik heb me
et inbrengen der platen en ben
ffl'n mooiste Zwitsersche kiekjes
zei Nikkie, behulpzaam als altijd,
d om het verstoorde gezicht van
knikte ze Agnes toe: „We spre
ng wel eens over goed?"
naar de anderen terugging, be-
gelukkig 't, was, dat de Engel-
°P tijd was binnengekomen. Ge-
deze dame niet zoo héél aar-
zegende ze haar in stilte. Wat
u bedenken om de waarheid te
11 het geheim van het vloeiboek
liet verklappen
ze was er voorloopig doorge
it geldja, daar begon het
hoofdje te draaien, hoe moest ze
betalen In de gang botste ze
5t- de oudste der meisjes aan.
e'kijk uit. Hier, een brief voor
acht.
oyer en Agnes bekeek het adres.
Kichard! Ze had in langen tijd
B gehoord. Tien ze de enveloppe
dacht ze dat haar hart stilstond.
L?an tien gulden gevouwen us-
61 'I Ze kan haar oogen niet ge-
jang, dat het geld ten slotte niet
wmd zou zijn! Oom Richard was
moeder en zwierf op zee. Hij
pote, vreemde letters, maar den
P ze best. Hij had goede berichten
Jf^haar gekregen en nu wilde
""'is verrassen. De brief zou
1 dan hij bedoeld had, maar
aag voor dat geld iets koo-
rn had en hij vroeg alleen
n°g öens aan den oom zou
vw weg, op zee was,...
Wol
Agnes sprong en draaide in het rond als een
uitgelaten veulen. O, o, wat 'n schat was oom
Richard héél wat liever dan grootmoeder,
die dat geleerde boek gestuurd had. En met
een dacht ze weer aan de akeligheid van de
laatste dagen. Maar nu was 't gelukkig voorbijl
Ze kon nu Nikkie zeggen, dat ze geld gekregen
had en haar zou ze het boek geven. Zij had
er immers naar gevraagd en zeker zou zij er
gelukkiger mee zijn, dan het ondankbare klein
dochtertje, dat nu wel kon zingen van plezier.
Nu dadelijk naar Peggy.
„Agnes!" zei deze, „we hebben uitgemaakt,
dat niemand het vloeiboek zal geven, maar dat
wij het morgenochtend op haar 'lessenaar leg
gen en we leggen er een kaart bij met onze
namen er op.
„Schrijf jij de jouwe erbij 1 Je staat' t laatst,
maar dat klopt, je bent de jongste!"
Agnes teekende en reikte meteen de tien
gulden aan Peggy.
„O, dat is waar ook, je had nog niet betaald
ik vergat het telkens. Maar zóó rijk ben ik
niet ik kan je hiervan niet teruggeven!"
„Pak het maar ik krijg het wel van je
terug", hield Agnes aan, blij, dat ze geen schuld
meer hoefde te hebben.
Toen ze de kamer verlieten, kwam juffrouw
Nikol haar tegemoet.
„O, juffrouw, kan ik u even spreken??"
„Natuurlijk!"
,.Ik ben zoo blij oom heeft mij zóóveel
geld gestuurd en nu ben ik uit den brand en
hoef ik mijn boek niet te verkoopen!"
„Dus dat is nu alles in orde gekomen?" zei
Nikkie. „Gelukkig maar, nu, je kijkt héél wat
vroolijker. Maar héélemaal begrijpen doe ik het
nog niet!"
„Misschien merkt u 't later wel!" zei Agnes.
Maarik wilde u nu zoo graag het boek
geven!"
„Dwaas kind, hoe kom je erbij?" lachte Nik
kie. Als je groot ben, zul je er net zoo blij mee
zijn, als ik. Je moet nooit iets weggeven, dat je
gegeven is als een vriendelijk geschenk. Dat
is even erg als het te verkoopen. Maar ik weet
godo raad", voegde ze erbij, toen ze het teleur
gestelde gezichtje van Agnes zag. Ik wil het
wel een poosje van je in léén hebben. Mag
ik?? ik zal er héél netjes op zijn!"
„Graag!" riep Agnes uit den grond van haar
hart.
„Enkun je mij nu vertellen, hoe alles in
elkaar zit?"
„Als 't u belieft, nietl" stamelde Agnes weer
in de grootste verwarring, zoodat Nikkie mede
lijden kreeg en haar liet gaan.
Don volgenden dag lag het vloeiboek op den
lessenaar. Nikkie was éérst verstomd, hoe wa
ren ze achter den datum gekomen? Ze las de
namen en zoo lief, als zij alléén het kon doen,
dankte ze de meisjes die haar vol verwachting
aankeken.
Maar een oogenblik bleef haar oog op Agnes
rusten en zóó beteekenisvol was die blik, dat
ze inééns wist, da Nikkie haar geheim geraden
had: waarom ze tot eiken prijs wat geld wilde
hebben.
door
C. E. DE LILLE HOGERWAAR1D.
Bij hot aanbreken van het Nieuwe joair waa
Januari, hij afkorting Jan genoemd, in het land)
gekomen. Hij was de oudste zoon van Vader Tijd1
en Moeder Aaide en kwam altijd' geregeld1 eens
im het jaar bij zijn oudere logeer en. Op Nieuw
jaarsdag heb ik jullie daarvan verteld. Alle kin
deren van Vader Tijd en Moeder Aarde het
waren er precies een dozijntje waren immers
al lang volwassen en het huis uit, doch kwamen
de oudjes om beurten gezelschap houden, 't Zou
anders wel vreeeeldjk strill in het ouderlijk faiuis
zijn geweest
Die Jan was ©en ferme jongen; hdj'hieüd wel
van de kou en was pas eoht in zijn nopjes, als
het vroor. Oom Wintervorst was dan ook zijn
beste vriend.
O, hoe goed herinnerde hij het zich uit zijn
jeugd1! Hij had slechts één verlangen: als hij
groot was op Oom Wintervorst te gelijken. Als
hij eens zóó grimmig zou kunnen zijn! Ja, dat
was altijd het ideaal van Jan geweest: grimmig
als Oom Wintervorst. En toch. Jan. was dol op
zijn Moeder, op die lieve Moeder Aarde en zij
hield niet van de kou. Was dat niet vreeseldjk
jammer
Op een keer liep Jan door het bosch er over
na te denken, hoe hij zijn Moeder nu eens
pdeiizier kon doen. Gemakkelijk was dat niet.
Indien hij April, Mei of één van de anderen
geweest was, zou hij het wel geweten hebben;
hij zou zijn Moeder dan heefl veel warmen zon
neschijn en allerlei mooie bloemen geven.
D© anderen, vooral het middengroepje van de
twaalf broer® en zusters, die hadden toch heel
wat vóór in dit opzicht ten minste. Kom nu
maar eens aan bloemen midden in den winter!
Jan was nog van dit moeilijke waagstuk ver
vuld, toen hij 's avonds naar bed ging. Ja, hij
droomde er zelfs van. Zoo'n leuke droom was
dat: groote, heel weemdeoortige bloemen kropen
tegen de ramen op. Zulke mooie bloemen had
den de anderen Moeder nooit gegeven I Of zij
er blij mee zou zijn
Toen Jan den volgenden morgen wakker
werd en het gordijn van zijn slaapkamertje
opentrok, moest hij zich eens goed de oogen
uitwrijven. Groeiden daar werkelijk bloemen
tegen de ruiten of droomde hij nog
Jan dook een® met zijn bol in een kom met
ijskoud water, waarin hij eerst met zijn sterke
vuist een gat had moeten slaan, zoo'n dikken
ijskoek had Oom Wintervorst er midden i® den
naoht op getooverd.
Jan keek nu opnieuw naar het raam en wer
kelijk: daar prijkten de mooiste ijsbloemen!
Vlug nep hij Moeder. Die vond prachtig en
bedankte er Oom Winter vorst want natuur
lijk waren ze van hem hartelijk voor.
„Hoe kan ik die goed houden?" vroeg zij
hem.
„Door ze niet aan te raken, ze vooral niet
in een vaas te willen zetten of water te geven
en daar moet je goed aan denken door
in de kamer niet te stoken."
Dit laatste had Moeder Aarde er gaarne voor
over, meende zij. O, welk een bloemenpracht
had zij nu op eens, want al haar vensters,
denk ©en® aan, al haar vensters waren met
bloemen getooid! Wie had ooit zoo'n overvloed
van bloemen ge-zien? En wat waren zij prachtig
tal al hun verscheidenheid. Daar waren er nu
niet twee dezelfden bij'.
Moeder Aarde was niet uitgeput i-n haar be
wondering, maaroch, ze was zoo koud,
zóó koud, dat ze het niet langer kou uithouden
Met verkleumde vingers maakte zij nu toch een
kachel aan en de bloemen smolten weg
als sneeuw voor de zon.
Vanaf dit o-ogenbldk brak echter geen morgen
aan, of haar eerste werk bij hot ontwaken was
te kijken, of Oom Wintervorst haar soms weer
ijsbloemen gestuurd had. Al leek de oude vriend
des huizes dan ook dikwijls grimmig en barsch,
•hij had toch eigenlijk een vriendelijk gemoed.
Het was echter maar aan zeer weinigen gege
ven, dit te ontdokken. Waren er misschien
ook maar zeer weinigen, voor wie hij vrien
delijk was?
Hoe dit zij, voor Moeder Aarde, de vtouw
van zijn ouden vriend Tijd» had hij wel wat
over. Ontving zij hem niet altijd gastvrij, als
hij bij hen op bezoek kwam? Had Vader Tijd
het im overleg met haar niet zóó geregeld, dat
tijdens het verblijf van den Wintervorst de kin
deren: December. Januari en Februari kwamen
logee-ren? Dat had toch ook andere kunnen zijn.
Stel je nu eens even voor, dat Juli en Augustus
er dan juist waren! Im dat geval zou hij natuur
lijk dadelijk op de vlucht zijn gegaan. De ge
dachte alleen al aam dit feit deed hem bijna
smelten van ergenis.
„Ieder op zijn tijd!" zei hij met een zucht
van verlichting im zichzelf. „Maar 't allerliefst
zie ik Jan toch. O, hoe goed herinner ik mij
nog, dat ik den kleinen baas voo-r het eerst zag.
Praten kon hij niet, maar wel kraaien, lachen
en grijpen. En i'k die gewend ben, dat ten min
ste kleine kinderen bang voor mij zijn, voelde
mij dadelijk aangetrokken tot het ventje, dat
lachend maar mijn sneeuwbaard greep. En
kraaien, dat hdj tegen mij deed!
Zelf heb ik geen kinderen en ik was blij Peet
oom te mogen zijn over zoo'n aardig kereltje.
Jullie moet n.1. weten, d-at hij niet alleen
Januari heette, maar dat hij nog een tweeden
naam er bij had: Wintermaand, naar mij, den
Wintervorst, Ik zou hom liever Winterprins
hebben genoemd, maai dat vond zijn moeder
niet goed.
Zij was misschien bang, dat hij hooghartig
zou worden. Nu, dat kon zij boter beoordeelen
dan ik. Van kin-doren heb ik geen verstand,
sneeuwpoppen geven mij al zoig en moeite
genoegl
Nog nooit heb ik hun kunnen loeren zich
Behoorlijk te gedragen, dat wil zeggen: hard
en stijf te blijven en niet beginnen te huilen,
zoodra de zonnestralen op hun neus kriebelen.
Mijn sneeuwpoppen - 't is maar goed, dat het
geen kinderen zijn! worden helaas nooit oud.
Des te meer hechtte ik mij dus aan den kleinen
Jan.
Het eerste speelgoed, dat ik voor hem mee
bracht, was een sneeuwmassa, zóó geweldig,
dat Jong en Oud er de handen van verbazing
over in elkaar sloegen. Maar zij wisten ook niet,
j dat het een cadeautje voor Janneman was. Wat
1 weten mensohenkimderen eigenlijk van die din-
gen af
En Moedor Aarde, begreep zij het? Ja, zij
was mij niet alleen dankbaar voor het genoegen
dat ik haar zoontje bereidde, maar ook voor
haar zelve vond zij het heerlijk. Zij had nu veel
minder last van de kou met haar dikken
sneeuwmantel aan.
De menisohenkinderen juichten en stoeiden in
de sneeuw. Zdj sleedden en maakten sneeuw
poppen en klein® Jan genoot, als hij dat alles
zag, en deed dapper mee.
I Toen hij wat ouder werd, zorgde ik voor een
spiegelgladde ijsbaan. Mijn Janneman moest
immers leeren schaatsenrijden."
i Is het dus wonder, dat Januari veel van Oom
Wintervorst en deze laatste van zijn petekind!
houdt? Niets zal deze vriendschap ooit kunnen
I verbreken. En a-ls 'straks Jan weer heengaat, is
hij niet alleen bedroefd omdat hij van Vader
Tijd en Moeder Aarde, maar ook omdat hij van
Oom Wintervorst afscheid moet nemen.
ZaA hij dien dag sneeuwvlokken of heet® tra
nen schreien? Zal zijn gelaat grauw zijn en
zijn blik somber? Of zal hdj wooldjk lachend,
du® met een zonnig gezicht afscheid nemen? Ik
weet het ndet. Let maar eens op den Sisten
Januari.
Dan kuil je zelf het antwoord op die vraag
geven.
OUDEJAARSVERHAAL
door
.ÏERMANNA.
Ze zaten allen bij elkaar tn de groote woon
keuken van de Dennenhoeve. De Kerstboom
prijkte er nog in vollen luister, al was 't Kerst
feest reeds verscheiden dagen voorbij. Eiken
avond werden de kaarsjes weer aangestoken
en in den Oudejaarsnacht zou er tenminste
één kaarsje b 1 ij v e n branden om het Oude
Jaar „uit te lichten" zoo was 't van ouder
tot ouder gewoonte geweest bij de bewoners
van de afgelegen Dennen hoeve daar in 't
hooge noorden en natuurlijk bleven ook Vader
en Moeder Larsen getrouw aan dit voorvader
lijk gebruik.
„Ik vind er Iets moois in", zei Moeder, toen
ze er dien avond over kwamen spreken, „ik
vind er iets moois in: 't Oude Jaar niet zoo
maar alleen iD de duisternis te laten weggaan
als een onwelkomen vreemdeling, maar het als
een trouwen vriend als 't ware uit te laten,
nog een lichtje mee te geven op den weg.
Zoo beschouw ik het ten minste."
„Moeder heeft gelijk", beaamde Vader Lar
sen; „als altijd", voegde hij er glimlachend aan
toe. Toen zette hij zijn bontmuts op en schoot
zijn jas aan om buiten nog even inspectie te
gaan houden. Peer, de oude knecht, volgde
hem met de lantaren, terwijl Axel, de oudste
jongen, droomerig over zijn boek heen naar de
kaarslichtjes bleef staren, die als zoovele ster
retjes schitterden.
„Moeder", zoo klonk nu zijn stemmetje, „als
het Oude Jaar weggaat in den donkeren nacht
en wij het uitgelicht hebben, waar gaat het
dan heen
„Dan keert het wee* naar God terug", ant
woordde Moeder ernstig, „terwijl zij zijn vlas
bolletje streelde „en vertelt, hoe wij al zijn
dagen driehonderd vijf en zestig denk
eens aan wat een groot getalhebben be
steed; of wij dien tijd verknoeid of zoo goed
mogelijk gebruikt hebben. D&éxom, Petertje, is
de Ouuejaarsavond zoo'n ernstige avond".
De kleine jongen keek op en knikte met een
wijs gezientja „Moeder, heb ik dien vreeselijk
langen tijd goed gebruikt? En Axel en Ella en
Gien en
„Dat moet' ieder maar eens stil zich zelf
afvragen, Peter. Zelf kan ieder daar 't best
antwoord op geven en naar een ander behoeft
men daarbij niet te kijken."
Ella boog zich al maar dieper over haar
werk. Die wijsneus ook met zijn gebabbel 1
Hè, wat kreeg ze 't warm Als Axel nu maar
niet zag, hoe rood ze werd. Vervelend zulke
gedachten. Niet meer er aan denkon. En
toch, en toch telkens kwam die vraag op
in haar hart: Hoe heb jij dien tijd besteed?
Wat zal het Oude Jaar van jou te boodschap
pen hebben En Ella moest er wel naar
luisteren.
't Antwoord, och, dat wist ze wel, dat wist
ze maar al te goedZij had haar tijd ver
knoeid met beuzelarijen en opschik; zij was
geen lieve dochter voor Vader en Moeder ge
weest en wat hadden Vader en Moeder 'n
geduld met haar gehad
„Nielsen, was daar juist", begon Vader lang
zaam; „hij gaf mij dezen brief; 't is een ex
presse bestelling, 't Is thuis niet goed gesteld.
Moeder is van de trap gevallen. Wij moeten er
morgen zoo vroeg mogelijk heen."
Grootmoeder, och, Grootmoeder zouden
wij haar moeten missen Och, maar Groot
moedertje kan immers nog niet worden ge
mist
Moeder verloor geen tijd met klagen, maar
ging dadelijk toebereidselen voor de reis ma
ken, terwijl Vader in stal en schuur allerlei
beredderde en ouden Peer aanwijzingen gaf.
„Zoudt u met Oude Jaar weer thuis zijn?"
Met bevende lippen vroeg Gina 't, torwijl ze
Moeder dien avond goedennacht kuste.
„Dat '8 overmorgen al't Is haast niet te
denken, kind; als 't heel min met Grootmoeder
is, danJe weet't is een heele tocht.
Peer moet Distel en Meibloem maar voor de
slee spannen, die zijn 't vlugst. Ella, lieverd
jij bent de oudste; kan Moeder nu werkelijk
gerust uitgaan
't Antwoord klonk zóó zachtjes, dat Moeder
't ternauwernood kon opvangen, maar Moeder
was er tevreden mee.
„0", zei Ella dien avond tegen zichzelf, toen
allen reeds in diepe rust waren, „ik heb dit
hoole jaar hopeloos verknoeid, verbroddeld,
net als mijn breiwerk vanavond, maar, maar
God wil mij nu toch nog een kans geven
om 't goed te eindigen en daarvoor ben ik o
zoo dankbaar I"
't Was Oudejaarsdag. Hoe verlaton lag do
Dennenhoeve daar in die witte, witte wereld
Vader en Moeder waren gisterochtend vroeg
vertrokken. Vroolijk hadden de slodebellen go-
rinkinkeld, doch 't had de kinderen maar des
te droeviger gestemd. Vanavond op zijn
vroeg9t zouden zij bericht kunnen krijgen,
maar zie, gisteravond laat was er een hevig»
sneeuwstorm opgestoken. Den heelen nacht
had de wind om de hoeve geloeid en toen hij
tegen den morgen was gaan liggen, was 't
toch blijven doorsneeuwen, al maar door, met
groote dikke vlokken. Wat zoo'n sterke sneeuw
val voor de D.ennenhoeve beteekende, wisten
de jonge Larsens maar al te goed: afgesloten
werden zij er door van de buitenwereld.
„Zoo'n treurigen Oudejaarsdag hebben we
nog nooit beleefd", zei Gina huiverend, terwijl
zij uit het keukenraam keek. „Laten wo den
Kerstboom maar aftuigen, Axel; al 't pleizier
is er nu toch af, vindt je ook niet
„Mij goed"; en Axel haalde de groote trap.
I 't Afnemen en opbergen der versierselen gaf
wat afleiding op d'ie langen, triestigen Oude
jaarsmiddag. Ella kwam meehelpen en kleine
l Peter stond er met de handen op den rug naar
te kijken.
Op eens verbrak zijn helder stemmetje do
stilte.
„Dat's ook wat moois", klonk t verontwaar
digd; „jullie haalt er alle kaarsjes af; hoe
kunnen we dan 't Oude Jaar uitlichten
„Dat moet dan dezen keer maar 's niet ge
beuren", bedisselde Gien; „wo ruimen don
boom nu op. Toe, Axel, neem jij 't houdertje
uit den top. 't Kaarsje is heelemaal opge
brand."
„Ja?" Aarzelend keek Axel naar omlaag. 1
„Zullen we toch maar niet
„Wat een onzinWe zijn nogal mooi In de
stemming vóór zulke dingen t Is immers
maar een „symbool" -- ietwat gewichtig zei
Gina het „'t bet eekent alleen maar wat,
maar 't Is niets."
„Wacht eens even P Heel beslist klonk nu
op eens Ella's stem. „Petertje heeft gelijk. Axel
laat 't houdertje staan. We doen net zooals alle
andere jaren 't hier op de Dennenhoeve is ge
beurd wij lichten het Oude Jaar ook nu uit."
„Zeg jij dat? Hecht jij op eens zoo aan de
oude gewoonten? En anders heb je er altijd
zooveel over te zeggen en is niets, wat wij
hier doen, goed
Verbaasd keek Gina haar zus aan. Maar nog
meer verbaasd was zij, dat er geen uitval op
volgde.
Ella's oogen stonden vol tranen, toen zij be
daard antwoordde: „t Is allemaal waar en
't Oude Jaar zal van mij niets dan akelige din
gen te berichten hebben, maar toch neon,
ik bedoel: daarom juist, wil Ik het een lichtje
meegeven als als als een b e 1 o f t e."
Heel zacht zei Ella dit; 't klonk als een snik.
Axel had 't houdertje reeds weer wat stevi
ger in den top bevestigd en er een nieuwe
witte kaars ingestoken. Nu knikte hij met den
trouwhartigen blik, die hem zoo op zijn Vader
deed gelijken, naax beneden, naar zijn oudste
zus.
„Ele, daar staat je licht hoorP
Meer werd er dien dag niet over gesproken,
maar laat in den avond, toen de anderen naar
bed gingen, stak Ella *t kaarsje aan met een
plechtig, gewijd gevoel, alsof zij een gebed
deed.
„God weet 1 wel, hoe fk t bedoel," prevelde
zij en toen werd 't haar zoo vredig en rustig te
moede ondanks alle zorg en verlatenheid; 't was
haar, alsof zij weer een klein meisje was, dat
veilig aan Moeders schoot zat, zooals Petertje
op dien gedenkwaardigen avond, toen zij over
't uitlichten van het Oude Jaar hadden gespro
ken. Zij kon er nog niet toe komen naar bed te
gaan. Vaders leunstoel stond daar zoo verlok
kend nog even over alles denken
een oogenblikje maar*t' Scheen, dat
Ella toch ingedommeld was!
Plotseling schrikte zij op van geluiden, die
van buitenaf tot haar doordrongen. Verbijsterd
keek zij rond. Waar was zij? Doch 't licht van
*t $ustig brandende kaarsje bracht haar spoedig
tot zichzelf. Meteen hoorde zij stemmen. Er
werd geklopt „Goed volk," klonk het.
Was datwas dat Vaders stem?
„Is er nog iemand op?" werd er gevraagd.
„Vader 8n Moeder zijn hier en brengen goed»
tijding mee: Grootmoeder is buiten gevaar."
In een ommozien had Ella de deur ontsloten
en lag zij in de armen van haar ouders, die zo
lachend en schreiend kuste.
„Het lichtje in den top van den Kerstboom
heeft ons don weg gewezen," sprak Vader Lar
sen ontroerd. „Als dèt er niet was geweest, wie
weet of wij dan wel ooit thuis zouden zijn ge
komen. De hoog opgestuwde sneeuwmassa's
deden ons hier vlak bij huis den weg missen.
Ginds is lang niet zooveel sneeuw gevallen;
anders zouden we den terugtocht nog niet ge
waagd hebben."
„Mijn lichtje, o, mijn lichtjewat Is God
toch goed voor mij!"En met bevende
stem vertelde Ella nn vol dankbaarheid aan
Vader en Moeder, welke gedachten haar op
dezen Oudejaarsavond bij 't aansteken van hot
hadden y«yu14 1i;