De man zonder
liefde.
Eigenaardige begroetingen.
Papa schaakmat
Op haar manier.
DERTIG JAAR ARBEID BIJ HET OPENBAAR BESTUIH
Over enkele jaren zal de
wereld aan mijn voeten liggen.
Te loopt nu toch óók niet
op je haiïden?!
INPLAATB VAN ELKAAR DE HAND TE GEVEN—
De meest eigenaardige wijxe van begroeten ls die
van de Maleiers en andere Polynesiërs, die elkan
der groeten door elkander te beruiken. Wanneer
twee inboorlingen elkander na eenigen tijd ontmoe
ten, grijpen zij elkanders handen, wrijven hun neu
zen hevig tegen elkaar en weenen daarbij luid, ver
moedelijk uit blijdschap Qver het wederzien.
Wanneer de boeren in Spanje een vreemde ont
moeten, bieden zij hem met een buiging een stuk
brood aan, dat zij altijd bij zich dragen. Het spreekt
van zeLf, dat het minzaam geweigerd wordt en
groote verbazing zoo niet iets erger» zou het
gevolg zijn indien men het aannam.
Zoo stelt ook de Mexicaan grootmoedig alles wat
hij bezit ter beschikking van zijn gaat, zonder ooit
te verwachten, dat daarvan gebruik gemaakt zal
worden.
De Chineezen houden er een „bloemlezing" van
groeten op na, ten getale van acht, die zij naar ge
lang van den te groeten persoon aanwenden. Van
deze groeten is de Nieuwjaarsgroet het best bekend
aan ons, hieruit bestaande, dat de Langstaart zijn
handen samenvouwt, en even buigt. Twee andere,
zeer eigenaardige Chineesche groeten zijn: „Hebt gij
rijst gegeten?" en „Is uw maag ln orde?" De Egyp-
tenaren hebben een nóg zonderlinger groet, die over
gezet zou- kunnen worden als volgt: „Zweet gij
flink?"
Een begroeting door Mooren gaat iets minder be
daard ln xtfa 2'U «torman ln razenden galop
op dan vreemde af en vuren hun geweren boven
diens hoofd af, terwijl de inboorlingen aan de
Goudkust hun kleed aan den linkerschouder met de
rechterhand losmaken en buigen. Begroeten zij een
hooggeplaatst persoon, dan trekken zij hun kleed
geheel uit.
Gek! dat alle menschen htu
zolen aan één kant afloopen Et
dan zijn er nog, die niet ^willet
gelooven, dat de aarde rood is 1
ALBERT VAN WAASDIJK.
Loom en onverschillig was de avond over de stad ge
gleden, de zwoele, vochtige avond, die de leege, ziellooze
menschen in zijn donkeren schoot, als in een afgrond,
verzwelgt. Zij vluchten uit hun huizen, de talloozen en
talloozen en glijden sluipend in het duister van den
avond, als dooden die uit hun grafkelders oprijzen, zoo
dra de zon ter kimme is gedaald. In dichte drommen
glijden »ze voort, nergens heen, uit drang tot vluchten
en 't rumoer van hun schuifelend bewegen klinkt als
het kreunend hijgen van een opgejaagd beest. Zij zoe
ken zichzelf te ontloopen, zichzelf te vergeten en stor
ten zich in den avond, zich vastklampend aan wie in
het donker tegen hen opbotsen, om zoo hun danse ma-
cabre te beginnen.
Hoort hen klagen en zuchten, de dooden van de straat,
hoort hen vloeken en het leven verwenschen dat zij om
zich, maar nooit in zich voelen, dat zij weten en niet
kennen, hoort, hoe zij jammeren, zie onder de poovere,
flapperende vlam der lantaarns, de tranen die ze lachen
zonder besef dat zij huilen. En eerst als 't mysterie van
den vollen geluldloozen nacht komt aandroomen, kee-
ren ze terug, de dooden van de straat, bedwelmd van
drank en van 't kermend genot hunner zinnen. Dan
openen zij de deuren, die als rechtopstaande zerken de
kelders afsluiten, waarin zij ontbinden door de bac
teriën van het Niets en vullen hun geestlooze ziel met
het brandende lood van den slaap...
Zoo stortte zich. avond aan avond, een mensch in
het duister, vermoeid en mistroostig. Het was de man
zonder liefde, die arijn hart had gepeild zonder bodem
te vinden, die voor den spiegel het marmer van zijn
gelaat had gezien en gehuiverd had om de kou uit zijn
oogen. Tóen was er een vloek over zijn lippen gekomen
zoo schrikkelijk zwaar, dat de wanden zijn verwensching
duizendvoudig terugkaatsten tot de ruimte van de ka
mer er ganschelijk mee gevuld werd. De volle stilte die
hem als drijfzand leek te zullen verzwelgen, en verstik
ken, had hij vaneen willen scheuren met een harden
afschuwelijken lach, maar het geluid had de stilte die
daarop gevolgd waa nog verwwaard en terwijl een bo-
VINDT U OOK NIET, DAT DE NATUUR BETER
WERK VOORTBRENGT DAN VROEGER?
Een klein meisje van tien jaren was ontegenzeg
gelijk een alleraardigst en lief ding doch zij had
één gebrek: zij was ijdel en liet geen gelegenheid
na om zich in den spiegel te bekijken. Haar waar
dige vader merkte dat teeken van IJdelheid op en
besloot er een stokje voor te steken.
„Waarom kijk je toch altijd in den spiegel?"
vroeg hij.
„Om mij te overtuigen hoe lief ik er uitzie", gaf
zij ten antwoord.
„Je moogt niet zoo ijdel rijn", berispte Papa. „Be
denk dat wij er allen uitzien zooals de natuur ons
gemaakt heeft."
„Heeft de natuur u ook gemaakt, Papa?"
„Natuurlijk, kind."
„Vindt u dan niet", zeide het meisje, na eerst
haar vader en daarna zichzelve in den spiegel be
keken te hebben, „dat de natuur tegenwoordig be
ter werk voortbrengt dan vroeger?"
Zou ie me ook liefhebben
als ik riik was?
Dat weet ik niet, maar ik
zoi zeker met ie trouwen.
EEN IETWAT ZONDERLING VERSLAG.
In een klein stadje brak een hevige brand uit en
daar de redacteur van het plaatselijk blad geen ver
slaggever beschikbaar had, stuurde hij de juffrouw
die altijd de berichtjes uit de „groote wereld" en de
,jMode-rubriek" in elkaar zette, naar den brand, om
dien te verslaan". Zoo doende stond er den volgen
den dag het volgende verslag in de courant:
„Gistermiddag is een schitterende brand gehouden
ten huize van den heer en mevrouw Pips. Een zeer
groot gezelschap was aanwezig. Mevrouw Pips, die
nog onlangs heur haar liet bobben, volbracht een
alleraardigste vlucht langs den brandladder in een
zeer flatteuze geelzijden jumper, waarvan het pa
troon vorige week in onze vrouwenrubriek werd op
genomen. De brandweerlieden, die er zeer aantrek
kelijk uitzagen in hun eenvoudige blauwe costumes,
/droegen kaplaarzen volgens de laatste mode. Het
weer was schitterend voor een gelegenheid als deze,
want er stond een vrij hevige wind. Naar verluidt,
was deze brand grootscher dan eenige voorgaande.
De heer en mevrouw Pips hebben er dan ook 10.000
gulden aan ten koste gelegd.
klemmende angst zijn keel dlchtkrampte, was hij de
kamer ontvlucht, den zoelen avond in.
Daar wist hij, onder het schril neerplensende licht van
gloeiende, sissende booglampspitsen, de vreugde van de
straat, daar wist hij in den we ei gen, zoeten walm van
saamgepakte menschen de begeerte die uit hen opsteeg
en die hij insnoof als een dier, daar wist hij het vuur
van de hartstocht, dat' hem brandde, zonder te wondén.
want liefde was hem vreemd.
Nog nooit had hij van iets of iemand gehouden, nog
nooit was de regelmatige klop van zijn hart plotseling
vensneld door een heftige ontroering en nog nimmer had
den zijn oogen zich met tranen gevuld. Hij voelde het
leven langs zich heengaan, zonder er deel aan te heb
ben, de lucht, van liefde, zoet als teere, jonge bloesem
geuren, doordrenkt, ademde hij ln, zonder dat een roes
van juichende levensvreugde zijn zinnen bedwelmde. De
bloemen, door blanke, zorgzame handen en streelende
oogen in de vazen geschikt, verwelkten na een dag en
ook de ranke, droomende planten stierven in de zon.
Het was of alles waarmee hij in aanraking kwam ver
kilde en verdorde, alsof de knekelhand van den dood
het leven had beroerd.
Liefhebben, als zoovelen, de zachte, schreining te voe
len van het kostbare leed, zijn ziel te vullen met hoop
en met trillend verlangen het uur te beiden waarop hij.
in zelfvergetenheid, al zijn geluk zou kunnen doen uit-
stroomen, om als goddelijk loon nog meer geluk te ont
vangen, het was hem even vreemd ais de blijheid van
den morgen, of als de sterrenspooke van den nacht Al
leen de avond, als een grauwe, verflenste lichtekooi,
vermomd en opgefleurd, met druipende vegen kunstma
tig licht nam hem op, ter zelfvernietiging. Hij liep. doel
loos en ellendig tusschen de velen die hij even liefdeloos
waande als zichzelf en een wreede, honende lach stootte
uit zijn keel wanneer hij opkeek naar de vensters van
de huizen waarachter hij, in de rustige sfeer van een
groote lamp, de volheid van *t leven vermoedde.
Die te vergruizelen! Binnen te stappen, groot en
wreed, met de kilte van den avond achter zich; zwij
gend, de lippen somber-saamgeperst de sfeer te vullen
met den haat uit zijn oogen en de lamp in stukken te
slaan! Of, met een grauwen, slijkerigen steenklomp de
vensters verbrijzelen en uit de vrouwenmonden de gil
lende kreten te hooren van uitzinnigen angst om wat
zoo plotseling als een kleine, afzichtelijke duivel, aange-
vlerkt uit het donker, hun zoete levensgenieting ver
schrikken kwam. En dan te staan, onaantastbaar, als
een wreker van de talloozen en talloozen. eenzaam als
hijzelf, die door den avond worden opgenomen in zijn
duisteren schoot
Wilde fantasieën van wraak ea van giftige» afgunst
door
D. KOOIMAN,
lid van Gedeputeerde Staten dear provincie
Noord-Holland
H33T GEMEENTEBESTUUR VOORHEEN
EN THANS,
n.
Het loont de moeite na het eerder medegedeelde nu
ook nog ln oogenschouw te nemen, de begrootingen over
1897 en dertig jaar later van de stad Amsterdam. Het
aantal Inwoners steeg daar van 487000 tot 712000. De
schuld vermeerderde van 60 millioen gulden tot 280 mll-
11 oen. Aan plaatselijke inkomstenbelasting wordt gehe
ven 24 millioen in plaats van 34 millioen. De opcenten
gingen van L8 millioen op 9 millioen. aan zakelijke be
drijfsbelasting wordt nog geheven 1 millioen en last not
least kbmt or in plaats van 7 ton ongeveer 0 millioen
winst uit de bedrijven (electrlcltelet, gas, water, tele
foon, tram). Al die mooie bedrijven waren toen ook in
Amsterdam nog ln handen van particuliere concessiona
rissen, die er een zoet winstjo uit klopten en niet altijd
zorgden voor goede bediening en behoorlijke positie van
hun personeel.
Treffend zijn daar de verhoogde uitgaven voor:
jaarwedden gemeente-secretarie van f 216000 op
f 1.250.000
bouwtozicht en volkshuisvesting van f 18000 op
f 1.200.000
politie van f 736.000 op f 6.370.000
onderwijs van 2.2 millioen op 13 millioen
armwezen van 1.1 millioen op 14.5 millioen
Een sterk sprekend beeld van de nieuwe gemeente
lijke bemoeiingen in onze hoofdstad leveren de volgen
de posten, waarvan op de begrootingen voor ruim een
kwarteeuw nog niets werd aangetroffen. Prachtig so
ciaal werk is de laatste dertig jaren in Amsterdam tot
stand gekomen, soms door ingrijpen van de gemeente
alleen, in andere gevallen daar samenwerking van ge
meente en particulieren.
Zoo zien we dat Amsterdam jaarlijks t 35000 subsidie
verleent aan particuliere instellingen voor bestrijding
van tuberculose, de nog altijd zoo groot lijden veroor
zakende en zoovele slachtoffers eischende volksziekte.
Eveneens f 35000 wordt toegestaan aan instellingen
voor huisverzorging door vriendelijke krachten, die
hulp verleenen ln de hulshouding van gezinnen, welke
deze hulp bulten eigen schuld menigmaal o zoozeer van
noode hebben.
Voor Witte Kruis en wijkverpleging (wie zou nu nog
weder terugkeer mogelijk achten tot een toestand als
we hadden zonder wijkverpleging, waardoor het lijden
van onze lieve zieken zooveel wordt verzacht en gene
zing zoo krachtig wordt bevorderd?) wordt uitgetrok
ken f 10.000.
Er zijn vereenlgingen, die zich het lot aantrekken van
ongehuwde moeders. Vroeger gaf de maatschappij
de ongehuwde moeder een trap en de wellustelingen,
die haar verleidden, liepen met opgeheven hoofde rond
zonder zich van het geval iets aan te trekken. Thans
zijn er wettelijk onderzoek naar het vaderschap en ver
plichte bijdrage door den vader ln de kosten van levens
onderhoud en de gemeente Amsterdam steunt de vereeni-
gingen voor ongehuwde moeders in r menschlle-
vend werk met f 25000 per jaar.
Daarnaast zien wij f 500 per jaar uitgetrokken als
subsidie van den vrouwenbond tot verhooging van het
zedelijk bewustzijn.
Duizenden bij duizenden kinderen uit stad en dorp
worden jaarlijks enkele weken opgenomen in de door
heerlijk particulier Initiatief tot stand gekomen vacan-
tiekolonies, prachtige kinderverblijvcn aan zee, in bosch
en duin, waar zwakke kinderen-bleekneusjes- en kinde
ren, die voorbehoed moeten worden voor tuberculose
nieuwe krachten kunnen opdoen ln een prachtige na
tuur. Dat mooie particuliere werk steunt de gemeente
kas van Amsterdam met f 140.000 per jaar.
Aan geneeskundig on hygiënisch schooltoezicht door
schoolartsen on schoolverpleegaters betaalt Amsterdam
per Jaar f 160000. Wat dacht men vroeger op school er
aan of de banken wel geschikt waren voor do daarin
zittende kinderen, of de afstand van het schoolbord wel
de juiste was voor de oogen, of ep in school geen be
smettingsgevaar dreigde van ziekten of ongedierte?
Minimaal was de zorg voor goed ingerichte schoolloka
len, voor licht en lucht Bespottelijk zou men het hebben
gevonden als dokter in school was gekomen ,om na te
gaan, welke kinderen speciale zorg behoefden of onder
geneeskundige behandeling of behandeling van een ver
pleegster moesten worden gesteld. Thans is men van den
nuttigen arbeid van schoolartsen vrijwel algemeen over
tuigd.
Er gebeurt veel meer op school, waarvoor men dertig
jaar geleden hem, die het had ingevoerd, een verkla
ring van geestelijk onvermogen zou hebben afgegeven.
Ik mag er niet te uitvoerig over zijn en vermeldt daar
om nu verder maar met enkele woorden, dat Amster
dam jaarlijks t 10000 uittrekt voor preekonderwijs van
gemeentewege; f 22000 voor behandeling van schoolkin
deren, lijdende aan hoofdzeer; f 34000 voor een openlucht-
school (terwijl ik dit schrijf is het juist enkele dagen
geleden dat provinciale staten op mijn voorstel met 58
tegen 10 stemmen besloten ook van provinciewege steun
daaraan te verleenen); f 47000 voor schoolbadcn
f 350.000 voor schooivoeding en schoolkleeding (er is
een tijd geweest dat de landaregeering de gemeentebe-
doordwarrelden zijn brein, terwijl hij schijnbaar rustig,
als afgaande op een doel, zijn onbestemde stappen ver
snelde, tot hij, opgejaagd door eigen driftgedachten
voortholde, zóólang tot een botsing hem weer tot koele
bezinning bracht
Dan mompelde hij een verontschuldiging en stond stil,
niet wetend hoe verder zijn richting te nemen, te-
rugloopen en wéér terug, even onophoudelijk als een
dier ln zijn hok, tot eindelijk iemand hem aanklampte,
een triestig-loerende vrouw, of een vluchtige kennis, die
met valsch en luidruchtig vreugdebetoon zijn gezelschap
aan hem opdrong. Willoos en moe. gebeukt en gemarteld
door 't nooit wijkend leegheidsbesef, liet hij zich dan
meevoeren naar de lauwen, kleverigen walm van kroe
gen, waar wellust en misdaad als grijpbare spookgestal
ten rondwaarden, of naar de weelderige eetlokalen, over
goten met 't roode, satanische licht waarin de omschil-
derde oogen van de wuft gekleede vrouwen lekkende
vlammetjes leken. Daar heerschte de macht van den
groenen verrader, die zijn keel dichtbrandde en in zijn
hoofd den waanzin bracht; daar was het feest der ver
nietiging, het gastmaal van de gulzige larven op het
koude, levende lijk...
Toen. op een dag, dat zijn schrikkelijke vloek van
het leven hem van de wanden zijner kamer tegenscha-
terde, als gespogen uit duizenden kelen, kwam, onver
wacht vlinderlicht het meisje. Als zoovelen vóór
haar stond ook zij aarzelend en bedeesd, de groote
oogen schuchter neergeslagen ln de deuropening van
het vervloekte vertrek. Een fluweelen baret had zij ach
teloos van het hoofd getrokken en de zijden weelde van
krullende haren glansde in den rossen gloed van den nu
brandenden haard. Haaf gezichtje, rond en blank en
niet besmet nog door de troebele gisting van het bloed,
hief zij naar hem op en even kwam er een lichte, bijna
onmerkbare trilling in de fijne, als gepenseelde, brau-
wenbogen, toen ze hem staan zag, boog en slank, het
bleeke gelaat als marmer onbewogen en zijn koele blik
op de teere, kuische schoonheid van haar wezen gericht
Het was of een ijskoude hand op het roomige blank van
haar warmen huid had gerust, een plotselinge huivering
joeg door haar heen en haar lippen, vol en rood, als een
opengebloeide roos, sloten zich krampachtig op eikaar.
Waar was het bloed dat even tevoren nog wild en on
stuimig tegen haar slapen drong, waar de hoorbare klop
van 't jonge, eerstbeproefde en vlug verweekte hart
Het was of zij haar straks nog tintelend gezicht slap
en voos voelde inzinken en of ln haar straks nog lichte
hart een zwaarte kwam die pijnlijk was.
Verbeelding, angst en spanning om dit eerste, ver
rassend bezoek, zoo dwong zich het meisje te denken,
want nü had den man «onder liefde lief en wist niet
grooting niet goedkeurde, waarop deze nieuwigheid vn
kwam, maar geen college van gedeputeerde staten
minister ontkent thans nog het nut!); f 4000 voor i
schooltuin (waarin de kinderen niet door meegebrnj f
planten en bloemen, maar door eigen meeleven en
schouwing van de zich ontwikkelende natuur Ge
schepping in al haar heerlijkheid leeren kennen; f 5
voor lichtbeelden op school; t 10000 voor een vac&at
kinderfeestje; f 6000 voor een St Nicolaasfeest-
Wel is de zorg voor het geestelijk en lichamelijk
zijn van het schoolkind er in een kwarteeuw op voorn
gegaan. Wie zou het niet van harte toejuichen?
die zelf goed onderwijs genoot, ondervindt daarvan a
de groote zegeningen en gaat dat niet van harte
het thans opkomend geslacht, ook aan het kind van tfc
arme? En wie, die niet dat groote voorrecht had
in zijn jeugd goed onderwijs te ontvangen, en die Uhl blad
met groote moeilijkheden te kampen heeft gehadj
zichzelf meer ontwikkeling bij te brengen (sd
dezes weet daarvan uit eigen ondervinding mee te p
ten), zal niet dien waren strijd aan het thans
gaand kind voor zijn verder leven willen besparen? I
Die betere onderwijstoestanden, zij zullen leiden IDIT
verhooging van levensgeluk voor ons volk, tot ver®
klng van zijn strijd om het bestaan. De kosten, éi
aan besteed, zullen met woekerrente aan ons volk n-
den terugbetaald en kortzichtig is hij, die tegenhu DK
maatregelen tot verdere vervolmaking van ons lij
onderwijs, die smaalt en schimpt op bestuurders, wel J
in onderwijstoestanden groote verbetering hebben
bracht. Harteloos is hij en egoist, die niet kijkt naar j
dag van morgen, doch het oogenblikkelijke eigen ik
leen voor oogen vermag te houden. Hoe eer der„;oi$
bestuurders verdwijnen, hoe beter het zal zijn. ij^
Ik keer tot Aznsterdam's maatregelen terug. jaQUl
Amsterdarr.'s gemeentebestuur heeft het bij vort*
ring van de zorgen voor het schoolgaande kind jj U(je
gelaten. Het heeft ook aan volwassenen, die helaai
Ui sp
hun jeugd op school schromelijk zijn tekort gekon #rf!
liefdevolle aandacht gewijd. Wat moet het heerlijk i
geweest, voor die bestuurders en ook voor deze m
schen nog maatregelen, ln den vorm van onderwijs i 'e J*
volwassenen, te kunnen nemen. En wat hebben vol»
senen ongelooflijke geestelijke inspanning zich getroe
om, naast harden arbeid overdag voor vrouw en kli
des avonds nog te trachten zich iets meer kennis blJ»Wzon
brengen aan de avondscholen voor volwassenen, Ji8 S*
openbare leeszalen en bibliotheken, aan een volkw0»8
versitelt en aan instellingen van arbeidersontwlkkellnjfcï d#
comité's. Amsterdam subsidieert tot dat doel m kg in
f 132000 per jaar. 6T.
Daarnaast steunt Amsterdam ook allerlei volk ^choli )at di
die er dertig jaar geleden nog niet waren, waarbij sd ven
len voor kappers, barbiers, en banketbakkers niet wi penst
den vergeten. [oog;
Om de kunst te brengen aan allen, ook aan wat oE
pleegt te noemen „het volk", zien we, dat op de Amat j nor
damsche gemeentebegrooting f 300.000 is uitgetroki y y\
voor subsidies aan tooneel- en muziekinstellingen. W01
De jeugd wordt ook buiten de school niet vergeU (jgjjj]
f 10000 wordt jaarlijks toegekend aan jeugdvereeoigi ver j
gen. t te
De opsomming, die ik gaf, Is al lang en eerbiedwa* [omj
dig. Maar nog bij lange zijn wij er niet Amsterdam mQ
uiteraard de stad, waar we het meest uiteenloopend pi
ticulier en gemeentelijk sociaal werk tot uitdrukkli e
zien komen. jL
De verzekering tegen werkloosheid gecsel van Q
tegenwoordig economisch en maatschappelijk leven
vergt f 35000 per jaar van de gemeentekas, en daai
de gemeentelijke arbeidsbeurs f 180.000 Bovendien
de gemeentelijke overheid steeds zinnen op maal
len om in werkgelegenheid eenigerroate ta voorziai
dezer dagen nu weder de ontginning van gronden in
Utrechtachen polder Wilnis.
De dienst der levensmlddelenvoordenlng heeft
jaarlijkschen omzet van f 350.000 aan visch, 3.5 mi lllo
gulden bevroren vleesch. Daarbij treedt de gemeen
prijsregelend op ten aanzien van andere meest nood! b Ie
kelijke levensbehoeften. De gemeente richtte gemeen! Jet m
lijke waschinrichtingen op en gemeentelijke badinrid \iw(
tingen. V0C
Zij heeft een bureau voor beroepskeuze, waars foen
f 42000 per jaar ten koste wordt gelegd. Hoevele klni lr v,
ren zullen al reeds door dat bureau behoed zijn vo lrne
een verkeerd besluit ten opzichte van door hen ter hs
te nemen levensarbeid. Qdiil
Van gewichtige zedelijke strekking zijn uitgaven i f
f 10.000 voor de gemeentelijke bioscoopcommissie, f 81'
voor zedelijke verbetering van gevangenen, f 2000 v« a&j
de reciasseering van vroeger-veroordeelden.
De drankbestrijding vergeet Amsterdam's gemecnn
bestuur evenmin: f 12500 subsidie zijn er voor uitgotrd
ken. KT.
Voor rechtstreeksche hulp aan on- en minvermogr
den wordt jaarlijks f 20.000 besteed, voor hulp aan i
behulsden niet minder dan f 120.000. i~"
Het noodlijdende dier wordt ten slotte niet vergeti ger?
want aan de vereeniging „Asyl", bewaarplaats voor noo
Has
lijdende dieren, wordt jaarlijks f 8000 uitgekeerd.
dat alles wat zoo warm en vol, tot berstens toe, ln 1
leefde, hier sterven zou.
Hij nam haar bij een hand, en trok haar bijna i
den drempel over, de vervloekte kamer ln. En zij p
hem, bedeesd en beschroomd, heel de brooze teerha j
van baar jonge, kuische liefdé, stortte, langzaam een
om al de zoetheid van nieuwgeboren geluk zoo ka
mogelijk in zich te houden, haar warme hartje uit, i
volle overgave.
Het ontroerde hem niet haar liefde, rein als do dan
van den ochtend, gleed langs hem heen. zonder dat
één woord te fluisteren wist dat haar plotseling zou W
ben opgeheven uit de schaamte waarin zij zich bev> jp,
voelde verzinken. Hij zag alleen, hoe een donkere krü
zich om het azuur blauw van haar verschrikte oop
trok, hoe haar gezichtje kromp en verflenste, als e
verwaarloosde bloem. En terwijl zij snikkend zijn ben
omklemde, niet gelóóvend nog aan die gruwelijke 1«;
held daarbinnen, keek hij koel op haar neer en dac:
aan een gewonden stuiptrekkenden vogel, leegbloeden
op den marmeren bank van den slachter. n
En als zoovelen vóór haar ging ook zij, diep-geboga
alsof de zwaarte van al haar gul verspilde liefde, 0 j,
een last haar drukkend, op de tengere schouders wo<1
Ook het vuur in den haard leek kwijnend sterven ^er
gaan.
Een stilte van het graf vloeide heen om den man
der liefde en dwong hem tot spreken. Den metaalklari
van eigen geluid moest hij hooren, om niet ln uitzinwr®'
gen wanhoop de muren te beuken met zijn vuisten
de meubels, de tergende stoelen, rechtop, als stoma' 6n
wachters bij een doode, niet een voor een door den «P" «80-
gel te slaan.
Als er niets in jou !s wat leeft en warmte straalt, dtf Tlic
dood ik jou reptiel!
Hij lachte om de bedreiging in zijn stem die door 1de.
stilte vlijmde als een mes en hij staarde ln den spief Zij
naar den ander dien hij zelf was en hij zag géén ang» Irsc
in de koele oogen, géén trilling ln het strakke, onb» fcn
wogen gelaat. Alleen diep uit zijn eigen ik steeg &n
kwellend gevoel van wanhoop kruipend in hem op Jd;
hij vluchtte, als altijd, den avond in. Loopen en 'Eg
terug, zijn onbestemde stappen terug, als een dier Ha.
zijn hok. »Urk
Tot eenmaal op een guuren avond, toen een dich'' 5
dreinende regen, scherp als naaldenpunten, neerslo*
de man zonder liefde den moed had gevonden zijn «u?
pen, doelloos als heel zijn tragisch leven, niet meer taa,
rug te gaan. &n
En men hem vond, ver weg. met doorschoten <>©g<r
terwijl zijn bloed zich vermengd had met het nliJJt *:'het'
de straatNieuwe Rntt CA ,elfs