De man zonder liefde. Eigenaardige begroetingen. Papa schaakmat Op haar manier. DERTIG JAAR ARBEID BIJ HET OPENBAAR BESTUIH Over enkele jaren zal de wereld aan mijn voeten liggen. Te loopt nu toch óók niet op je haiïden?! INPLAATB VAN ELKAAR DE HAND TE GEVEN— De meest eigenaardige wijxe van begroeten ls die van de Maleiers en andere Polynesiërs, die elkan der groeten door elkander te beruiken. Wanneer twee inboorlingen elkander na eenigen tijd ontmoe ten, grijpen zij elkanders handen, wrijven hun neu zen hevig tegen elkaar en weenen daarbij luid, ver moedelijk uit blijdschap Qver het wederzien. Wanneer de boeren in Spanje een vreemde ont moeten, bieden zij hem met een buiging een stuk brood aan, dat zij altijd bij zich dragen. Het spreekt van zeLf, dat het minzaam geweigerd wordt en groote verbazing zoo niet iets erger» zou het gevolg zijn indien men het aannam. Zoo stelt ook de Mexicaan grootmoedig alles wat hij bezit ter beschikking van zijn gaat, zonder ooit te verwachten, dat daarvan gebruik gemaakt zal worden. De Chineezen houden er een „bloemlezing" van groeten op na, ten getale van acht, die zij naar ge lang van den te groeten persoon aanwenden. Van deze groeten is de Nieuwjaarsgroet het best bekend aan ons, hieruit bestaande, dat de Langstaart zijn handen samenvouwt, en even buigt. Twee andere, zeer eigenaardige Chineesche groeten zijn: „Hebt gij rijst gegeten?" en „Is uw maag ln orde?" De Egyp- tenaren hebben een nóg zonderlinger groet, die over gezet zou- kunnen worden als volgt: „Zweet gij flink?" Een begroeting door Mooren gaat iets minder be daard ln xtfa 2'U «torman ln razenden galop op dan vreemde af en vuren hun geweren boven diens hoofd af, terwijl de inboorlingen aan de Goudkust hun kleed aan den linkerschouder met de rechterhand losmaken en buigen. Begroeten zij een hooggeplaatst persoon, dan trekken zij hun kleed geheel uit. Gek! dat alle menschen htu zolen aan één kant afloopen Et dan zijn er nog, die niet ^willet gelooven, dat de aarde rood is 1 ALBERT VAN WAASDIJK. Loom en onverschillig was de avond over de stad ge gleden, de zwoele, vochtige avond, die de leege, ziellooze menschen in zijn donkeren schoot, als in een afgrond, verzwelgt. Zij vluchten uit hun huizen, de talloozen en talloozen en glijden sluipend in het duister van den avond, als dooden die uit hun grafkelders oprijzen, zoo dra de zon ter kimme is gedaald. In dichte drommen glijden »ze voort, nergens heen, uit drang tot vluchten en 't rumoer van hun schuifelend bewegen klinkt als het kreunend hijgen van een opgejaagd beest. Zij zoe ken zichzelf te ontloopen, zichzelf te vergeten en stor ten zich in den avond, zich vastklampend aan wie in het donker tegen hen opbotsen, om zoo hun danse ma- cabre te beginnen. Hoort hen klagen en zuchten, de dooden van de straat, hoort hen vloeken en het leven verwenschen dat zij om zich, maar nooit in zich voelen, dat zij weten en niet kennen, hoort, hoe zij jammeren, zie onder de poovere, flapperende vlam der lantaarns, de tranen die ze lachen zonder besef dat zij huilen. En eerst als 't mysterie van den vollen geluldloozen nacht komt aandroomen, kee- ren ze terug, de dooden van de straat, bedwelmd van drank en van 't kermend genot hunner zinnen. Dan openen zij de deuren, die als rechtopstaande zerken de kelders afsluiten, waarin zij ontbinden door de bac teriën van het Niets en vullen hun geestlooze ziel met het brandende lood van den slaap... Zoo stortte zich. avond aan avond, een mensch in het duister, vermoeid en mistroostig. Het was de man zonder liefde, die arijn hart had gepeild zonder bodem te vinden, die voor den spiegel het marmer van zijn gelaat had gezien en gehuiverd had om de kou uit zijn oogen. Tóen was er een vloek over zijn lippen gekomen zoo schrikkelijk zwaar, dat de wanden zijn verwensching duizendvoudig terugkaatsten tot de ruimte van de ka mer er ganschelijk mee gevuld werd. De volle stilte die hem als drijfzand leek te zullen verzwelgen, en verstik ken, had hij vaneen willen scheuren met een harden afschuwelijken lach, maar het geluid had de stilte die daarop gevolgd waa nog verwwaard en terwijl een bo- VINDT U OOK NIET, DAT DE NATUUR BETER WERK VOORTBRENGT DAN VROEGER? Een klein meisje van tien jaren was ontegenzeg gelijk een alleraardigst en lief ding doch zij had één gebrek: zij was ijdel en liet geen gelegenheid na om zich in den spiegel te bekijken. Haar waar dige vader merkte dat teeken van IJdelheid op en besloot er een stokje voor te steken. „Waarom kijk je toch altijd in den spiegel?" vroeg hij. „Om mij te overtuigen hoe lief ik er uitzie", gaf zij ten antwoord. „Je moogt niet zoo ijdel rijn", berispte Papa. „Be denk dat wij er allen uitzien zooals de natuur ons gemaakt heeft." „Heeft de natuur u ook gemaakt, Papa?" „Natuurlijk, kind." „Vindt u dan niet", zeide het meisje, na eerst haar vader en daarna zichzelve in den spiegel be keken te hebben, „dat de natuur tegenwoordig be ter werk voortbrengt dan vroeger?" Zou ie me ook liefhebben als ik riik was? Dat weet ik niet, maar ik zoi zeker met ie trouwen. EEN IETWAT ZONDERLING VERSLAG. In een klein stadje brak een hevige brand uit en daar de redacteur van het plaatselijk blad geen ver slaggever beschikbaar had, stuurde hij de juffrouw die altijd de berichtjes uit de „groote wereld" en de ,jMode-rubriek" in elkaar zette, naar den brand, om dien te verslaan". Zoo doende stond er den volgen den dag het volgende verslag in de courant: „Gistermiddag is een schitterende brand gehouden ten huize van den heer en mevrouw Pips. Een zeer groot gezelschap was aanwezig. Mevrouw Pips, die nog onlangs heur haar liet bobben, volbracht een alleraardigste vlucht langs den brandladder in een zeer flatteuze geelzijden jumper, waarvan het pa troon vorige week in onze vrouwenrubriek werd op genomen. De brandweerlieden, die er zeer aantrek kelijk uitzagen in hun eenvoudige blauwe costumes, /droegen kaplaarzen volgens de laatste mode. Het weer was schitterend voor een gelegenheid als deze, want er stond een vrij hevige wind. Naar verluidt, was deze brand grootscher dan eenige voorgaande. De heer en mevrouw Pips hebben er dan ook 10.000 gulden aan ten koste gelegd. klemmende angst zijn keel dlchtkrampte, was hij de kamer ontvlucht, den zoelen avond in. Daar wist hij, onder het schril neerplensende licht van gloeiende, sissende booglampspitsen, de vreugde van de straat, daar wist hij in den we ei gen, zoeten walm van saamgepakte menschen de begeerte die uit hen opsteeg en die hij insnoof als een dier, daar wist hij het vuur van de hartstocht, dat' hem brandde, zonder te wondén. want liefde was hem vreemd. Nog nooit had hij van iets of iemand gehouden, nog nooit was de regelmatige klop van zijn hart plotseling vensneld door een heftige ontroering en nog nimmer had den zijn oogen zich met tranen gevuld. Hij voelde het leven langs zich heengaan, zonder er deel aan te heb ben, de lucht, van liefde, zoet als teere, jonge bloesem geuren, doordrenkt, ademde hij ln, zonder dat een roes van juichende levensvreugde zijn zinnen bedwelmde. De bloemen, door blanke, zorgzame handen en streelende oogen in de vazen geschikt, verwelkten na een dag en ook de ranke, droomende planten stierven in de zon. Het was of alles waarmee hij in aanraking kwam ver kilde en verdorde, alsof de knekelhand van den dood het leven had beroerd. Liefhebben, als zoovelen, de zachte, schreining te voe len van het kostbare leed, zijn ziel te vullen met hoop en met trillend verlangen het uur te beiden waarop hij. in zelfvergetenheid, al zijn geluk zou kunnen doen uit- stroomen, om als goddelijk loon nog meer geluk te ont vangen, het was hem even vreemd ais de blijheid van den morgen, of als de sterrenspooke van den nacht Al leen de avond, als een grauwe, verflenste lichtekooi, vermomd en opgefleurd, met druipende vegen kunstma tig licht nam hem op, ter zelfvernietiging. Hij liep. doel loos en ellendig tusschen de velen die hij even liefdeloos waande als zichzelf en een wreede, honende lach stootte uit zijn keel wanneer hij opkeek naar de vensters van de huizen waarachter hij, in de rustige sfeer van een groote lamp, de volheid van *t leven vermoedde. Die te vergruizelen! Binnen te stappen, groot en wreed, met de kilte van den avond achter zich; zwij gend, de lippen somber-saamgeperst de sfeer te vullen met den haat uit zijn oogen en de lamp in stukken te slaan! Of, met een grauwen, slijkerigen steenklomp de vensters verbrijzelen en uit de vrouwenmonden de gil lende kreten te hooren van uitzinnigen angst om wat zoo plotseling als een kleine, afzichtelijke duivel, aange- vlerkt uit het donker, hun zoete levensgenieting ver schrikken kwam. En dan te staan, onaantastbaar, als een wreker van de talloozen en talloozen. eenzaam als hijzelf, die door den avond worden opgenomen in zijn duisteren schoot Wilde fantasieën van wraak ea van giftige» afgunst door D. KOOIMAN, lid van Gedeputeerde Staten dear provincie Noord-Holland H33T GEMEENTEBESTUUR VOORHEEN EN THANS, n. Het loont de moeite na het eerder medegedeelde nu ook nog ln oogenschouw te nemen, de begrootingen over 1897 en dertig jaar later van de stad Amsterdam. Het aantal Inwoners steeg daar van 487000 tot 712000. De schuld vermeerderde van 60 millioen gulden tot 280 mll- 11 oen. Aan plaatselijke inkomstenbelasting wordt gehe ven 24 millioen in plaats van 34 millioen. De opcenten gingen van L8 millioen op 9 millioen. aan zakelijke be drijfsbelasting wordt nog geheven 1 millioen en last not least kbmt or in plaats van 7 ton ongeveer 0 millioen winst uit de bedrijven (electrlcltelet, gas, water, tele foon, tram). Al die mooie bedrijven waren toen ook in Amsterdam nog ln handen van particuliere concessiona rissen, die er een zoet winstjo uit klopten en niet altijd zorgden voor goede bediening en behoorlijke positie van hun personeel. Treffend zijn daar de verhoogde uitgaven voor: jaarwedden gemeente-secretarie van f 216000 op f 1.250.000 bouwtozicht en volkshuisvesting van f 18000 op f 1.200.000 politie van f 736.000 op f 6.370.000 onderwijs van 2.2 millioen op 13 millioen armwezen van 1.1 millioen op 14.5 millioen Een sterk sprekend beeld van de nieuwe gemeente lijke bemoeiingen in onze hoofdstad leveren de volgen de posten, waarvan op de begrootingen voor ruim een kwarteeuw nog niets werd aangetroffen. Prachtig so ciaal werk is de laatste dertig jaren in Amsterdam tot stand gekomen, soms door ingrijpen van de gemeente alleen, in andere gevallen daar samenwerking van ge meente en particulieren. Zoo zien we dat Amsterdam jaarlijks t 35000 subsidie verleent aan particuliere instellingen voor bestrijding van tuberculose, de nog altijd zoo groot lijden veroor zakende en zoovele slachtoffers eischende volksziekte. Eveneens f 35000 wordt toegestaan aan instellingen voor huisverzorging door vriendelijke krachten, die hulp verleenen ln de hulshouding van gezinnen, welke deze hulp bulten eigen schuld menigmaal o zoozeer van noode hebben. Voor Witte Kruis en wijkverpleging (wie zou nu nog weder terugkeer mogelijk achten tot een toestand als we hadden zonder wijkverpleging, waardoor het lijden van onze lieve zieken zooveel wordt verzacht en gene zing zoo krachtig wordt bevorderd?) wordt uitgetrok ken f 10.000. Er zijn vereenlgingen, die zich het lot aantrekken van ongehuwde moeders. Vroeger gaf de maatschappij de ongehuwde moeder een trap en de wellustelingen, die haar verleidden, liepen met opgeheven hoofde rond zonder zich van het geval iets aan te trekken. Thans zijn er wettelijk onderzoek naar het vaderschap en ver plichte bijdrage door den vader ln de kosten van levens onderhoud en de gemeente Amsterdam steunt de vereeni- gingen voor ongehuwde moeders in r menschlle- vend werk met f 25000 per jaar. Daarnaast zien wij f 500 per jaar uitgetrokken als subsidie van den vrouwenbond tot verhooging van het zedelijk bewustzijn. Duizenden bij duizenden kinderen uit stad en dorp worden jaarlijks enkele weken opgenomen in de door heerlijk particulier Initiatief tot stand gekomen vacan- tiekolonies, prachtige kinderverblijvcn aan zee, in bosch en duin, waar zwakke kinderen-bleekneusjes- en kinde ren, die voorbehoed moeten worden voor tuberculose nieuwe krachten kunnen opdoen ln een prachtige na tuur. Dat mooie particuliere werk steunt de gemeente kas van Amsterdam met f 140.000 per jaar. Aan geneeskundig on hygiënisch schooltoezicht door schoolartsen on schoolverpleegaters betaalt Amsterdam per Jaar f 160000. Wat dacht men vroeger op school er aan of de banken wel geschikt waren voor do daarin zittende kinderen, of de afstand van het schoolbord wel de juiste was voor de oogen, of ep in school geen be smettingsgevaar dreigde van ziekten of ongedierte? Minimaal was de zorg voor goed ingerichte schoolloka len, voor licht en lucht Bespottelijk zou men het hebben gevonden als dokter in school was gekomen ,om na te gaan, welke kinderen speciale zorg behoefden of onder geneeskundige behandeling of behandeling van een ver pleegster moesten worden gesteld. Thans is men van den nuttigen arbeid van schoolartsen vrijwel algemeen over tuigd. Er gebeurt veel meer op school, waarvoor men dertig jaar geleden hem, die het had ingevoerd, een verkla ring van geestelijk onvermogen zou hebben afgegeven. Ik mag er niet te uitvoerig over zijn en vermeldt daar om nu verder maar met enkele woorden, dat Amster dam jaarlijks t 10000 uittrekt voor preekonderwijs van gemeentewege; f 22000 voor behandeling van schoolkin deren, lijdende aan hoofdzeer; f 34000 voor een openlucht- school (terwijl ik dit schrijf is het juist enkele dagen geleden dat provinciale staten op mijn voorstel met 58 tegen 10 stemmen besloten ook van provinciewege steun daaraan te verleenen); f 47000 voor schoolbadcn f 350.000 voor schooivoeding en schoolkleeding (er is een tijd geweest dat de landaregeering de gemeentebe- doordwarrelden zijn brein, terwijl hij schijnbaar rustig, als afgaande op een doel, zijn onbestemde stappen ver snelde, tot hij, opgejaagd door eigen driftgedachten voortholde, zóólang tot een botsing hem weer tot koele bezinning bracht Dan mompelde hij een verontschuldiging en stond stil, niet wetend hoe verder zijn richting te nemen, te- rugloopen en wéér terug, even onophoudelijk als een dier ln zijn hok, tot eindelijk iemand hem aanklampte, een triestig-loerende vrouw, of een vluchtige kennis, die met valsch en luidruchtig vreugdebetoon zijn gezelschap aan hem opdrong. Willoos en moe. gebeukt en gemarteld door 't nooit wijkend leegheidsbesef, liet hij zich dan meevoeren naar de lauwen, kleverigen walm van kroe gen, waar wellust en misdaad als grijpbare spookgestal ten rondwaarden, of naar de weelderige eetlokalen, over goten met 't roode, satanische licht waarin de omschil- derde oogen van de wuft gekleede vrouwen lekkende vlammetjes leken. Daar heerschte de macht van den groenen verrader, die zijn keel dichtbrandde en in zijn hoofd den waanzin bracht; daar was het feest der ver nietiging, het gastmaal van de gulzige larven op het koude, levende lijk... Toen. op een dag, dat zijn schrikkelijke vloek van het leven hem van de wanden zijner kamer tegenscha- terde, als gespogen uit duizenden kelen, kwam, onver wacht vlinderlicht het meisje. Als zoovelen vóór haar stond ook zij aarzelend en bedeesd, de groote oogen schuchter neergeslagen ln de deuropening van het vervloekte vertrek. Een fluweelen baret had zij ach teloos van het hoofd getrokken en de zijden weelde van krullende haren glansde in den rossen gloed van den nu brandenden haard. Haaf gezichtje, rond en blank en niet besmet nog door de troebele gisting van het bloed, hief zij naar hem op en even kwam er een lichte, bijna onmerkbare trilling in de fijne, als gepenseelde, brau- wenbogen, toen ze hem staan zag, boog en slank, het bleeke gelaat als marmer onbewogen en zijn koele blik op de teere, kuische schoonheid van haar wezen gericht Het was of een ijskoude hand op het roomige blank van haar warmen huid had gerust, een plotselinge huivering joeg door haar heen en haar lippen, vol en rood, als een opengebloeide roos, sloten zich krampachtig op eikaar. Waar was het bloed dat even tevoren nog wild en on stuimig tegen haar slapen drong, waar de hoorbare klop van 't jonge, eerstbeproefde en vlug verweekte hart Het was of zij haar straks nog tintelend gezicht slap en voos voelde inzinken en of ln haar straks nog lichte hart een zwaarte kwam die pijnlijk was. Verbeelding, angst en spanning om dit eerste, ver rassend bezoek, zoo dwong zich het meisje te denken, want nü had den man «onder liefde lief en wist niet grooting niet goedkeurde, waarop deze nieuwigheid vn kwam, maar geen college van gedeputeerde staten minister ontkent thans nog het nut!); f 4000 voor i schooltuin (waarin de kinderen niet door meegebrnj f planten en bloemen, maar door eigen meeleven en schouwing van de zich ontwikkelende natuur Ge schepping in al haar heerlijkheid leeren kennen; f 5 voor lichtbeelden op school; t 10000 voor een vac&at kinderfeestje; f 6000 voor een St Nicolaasfeest- Wel is de zorg voor het geestelijk en lichamelijk zijn van het schoolkind er in een kwarteeuw op voorn gegaan. Wie zou het niet van harte toejuichen? die zelf goed onderwijs genoot, ondervindt daarvan a de groote zegeningen en gaat dat niet van harte het thans opkomend geslacht, ook aan het kind van tfc arme? En wie, die niet dat groote voorrecht had in zijn jeugd goed onderwijs te ontvangen, en die Uhl blad met groote moeilijkheden te kampen heeft gehadj zichzelf meer ontwikkeling bij te brengen (sd dezes weet daarvan uit eigen ondervinding mee te p ten), zal niet dien waren strijd aan het thans gaand kind voor zijn verder leven willen besparen? I Die betere onderwijstoestanden, zij zullen leiden IDIT verhooging van levensgeluk voor ons volk, tot ver® klng van zijn strijd om het bestaan. De kosten, éi aan besteed, zullen met woekerrente aan ons volk n- den terugbetaald en kortzichtig is hij, die tegenhu DK maatregelen tot verdere vervolmaking van ons lij onderwijs, die smaalt en schimpt op bestuurders, wel J in onderwijstoestanden groote verbetering hebben bracht. Harteloos is hij en egoist, die niet kijkt naar j dag van morgen, doch het oogenblikkelijke eigen ik leen voor oogen vermag te houden. Hoe eer der„;oi$ bestuurders verdwijnen, hoe beter het zal zijn. ij^ Ik keer tot Aznsterdam's maatregelen terug. jaQUl Amsterdarr.'s gemeentebestuur heeft het bij vort* ring van de zorgen voor het schoolgaande kind jj U(je gelaten. Het heeft ook aan volwassenen, die helaai Ui sp hun jeugd op school schromelijk zijn tekort gekon #rf! liefdevolle aandacht gewijd. Wat moet het heerlijk i geweest, voor die bestuurders en ook voor deze m schen nog maatregelen, ln den vorm van onderwijs i 'e J* volwassenen, te kunnen nemen. En wat hebben vol» senen ongelooflijke geestelijke inspanning zich getroe om, naast harden arbeid overdag voor vrouw en kli des avonds nog te trachten zich iets meer kennis blJ»Wzon brengen aan de avondscholen voor volwassenen, Ji8 S* openbare leeszalen en bibliotheken, aan een volkw0»8 versitelt en aan instellingen van arbeidersontwlkkellnjfcï d# comité's. Amsterdam subsidieert tot dat doel m kg in f 132000 per jaar. 6T. Daarnaast steunt Amsterdam ook allerlei volk ^choli )at di die er dertig jaar geleden nog niet waren, waarbij sd ven len voor kappers, barbiers, en banketbakkers niet wi penst den vergeten. [oog; Om de kunst te brengen aan allen, ook aan wat oE pleegt te noemen „het volk", zien we, dat op de Amat j nor damsche gemeentebegrooting f 300.000 is uitgetroki y y\ voor subsidies aan tooneel- en muziekinstellingen. W01 De jeugd wordt ook buiten de school niet vergeU (jgjjj] f 10000 wordt jaarlijks toegekend aan jeugdvereeoigi ver j gen. t te De opsomming, die ik gaf, Is al lang en eerbiedwa* [omj dig. Maar nog bij lange zijn wij er niet Amsterdam mQ uiteraard de stad, waar we het meest uiteenloopend pi ticulier en gemeentelijk sociaal werk tot uitdrukkli e zien komen. jL De verzekering tegen werkloosheid gecsel van Q tegenwoordig economisch en maatschappelijk leven vergt f 35000 per jaar van de gemeentekas, en daai de gemeentelijke arbeidsbeurs f 180.000 Bovendien de gemeentelijke overheid steeds zinnen op maal len om in werkgelegenheid eenigerroate ta voorziai dezer dagen nu weder de ontginning van gronden in Utrechtachen polder Wilnis. De dienst der levensmlddelenvoordenlng heeft jaarlijkschen omzet van f 350.000 aan visch, 3.5 mi lllo gulden bevroren vleesch. Daarbij treedt de gemeen prijsregelend op ten aanzien van andere meest nood! b Ie kelijke levensbehoeften. De gemeente richtte gemeen! Jet m lijke waschinrichtingen op en gemeentelijke badinrid \iw( tingen. V0C Zij heeft een bureau voor beroepskeuze, waars foen f 42000 per jaar ten koste wordt gelegd. Hoevele klni lr v, ren zullen al reeds door dat bureau behoed zijn vo lrne een verkeerd besluit ten opzichte van door hen ter hs te nemen levensarbeid. Qdiil Van gewichtige zedelijke strekking zijn uitgaven i f f 10.000 voor de gemeentelijke bioscoopcommissie, f 81' voor zedelijke verbetering van gevangenen, f 2000 v« a&j de reciasseering van vroeger-veroordeelden. De drankbestrijding vergeet Amsterdam's gemecnn bestuur evenmin: f 12500 subsidie zijn er voor uitgotrd ken. KT. Voor rechtstreeksche hulp aan on- en minvermogr den wordt jaarlijks f 20.000 besteed, voor hulp aan i behulsden niet minder dan f 120.000. i~" Het noodlijdende dier wordt ten slotte niet vergeti ger? want aan de vereeniging „Asyl", bewaarplaats voor noo Has lijdende dieren, wordt jaarlijks f 8000 uitgekeerd. dat alles wat zoo warm en vol, tot berstens toe, ln 1 leefde, hier sterven zou. Hij nam haar bij een hand, en trok haar bijna i den drempel over, de vervloekte kamer ln. En zij p hem, bedeesd en beschroomd, heel de brooze teerha j van baar jonge, kuische liefdé, stortte, langzaam een om al de zoetheid van nieuwgeboren geluk zoo ka mogelijk in zich te houden, haar warme hartje uit, i volle overgave. Het ontroerde hem niet haar liefde, rein als do dan van den ochtend, gleed langs hem heen. zonder dat één woord te fluisteren wist dat haar plotseling zou W ben opgeheven uit de schaamte waarin zij zich bev> jp, voelde verzinken. Hij zag alleen, hoe een donkere krü zich om het azuur blauw van haar verschrikte oop trok, hoe haar gezichtje kromp en verflenste, als e verwaarloosde bloem. En terwijl zij snikkend zijn ben omklemde, niet gelóóvend nog aan die gruwelijke 1«; held daarbinnen, keek hij koel op haar neer en dac: aan een gewonden stuiptrekkenden vogel, leegbloeden op den marmeren bank van den slachter. n En als zoovelen vóór haar ging ook zij, diep-geboga alsof de zwaarte van al haar gul verspilde liefde, 0 j, een last haar drukkend, op de tengere schouders wo<1 Ook het vuur in den haard leek kwijnend sterven ^er gaan. Een stilte van het graf vloeide heen om den man der liefde en dwong hem tot spreken. Den metaalklari van eigen geluid moest hij hooren, om niet ln uitzinwr®' gen wanhoop de muren te beuken met zijn vuisten de meubels, de tergende stoelen, rechtop, als stoma' 6n wachters bij een doode, niet een voor een door den «P" «80- gel te slaan. Als er niets in jou !s wat leeft en warmte straalt, dtf Tlic dood ik jou reptiel! Hij lachte om de bedreiging in zijn stem die door 1de. stilte vlijmde als een mes en hij staarde ln den spief Zij naar den ander dien hij zelf was en hij zag géén ang» Irsc in de koele oogen, géén trilling ln het strakke, onb» fcn wogen gelaat. Alleen diep uit zijn eigen ik steeg &n kwellend gevoel van wanhoop kruipend in hem op Jd; hij vluchtte, als altijd, den avond in. Loopen en 'Eg terug, zijn onbestemde stappen terug, als een dier Ha. zijn hok. »Urk Tot eenmaal op een guuren avond, toen een dich'' 5 dreinende regen, scherp als naaldenpunten, neerslo* de man zonder liefde den moed had gevonden zijn «u? pen, doelloos als heel zijn tragisch leven, niet meer taa, rug te gaan. &n En men hem vond, ver weg. met doorschoten <>©g<r terwijl zijn bloed zich vermengd had met het nliJJt *:'het' de straatNieuwe Rntt CA ,elfs

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1928 | | pagina 22