ilitmi Nieuws- llmiuili- Lnllimllil FRIS0-BMI 71ste Jaargang No. 8197. Uitgevers: N.V. v.h. TRAPMAN &Co„ Schagen. Eerste Blad. OP WELKE WIJZE MOETEN DE ZUIDERZEE- GRONDEN WORDEN UITGEGEVEN? belangstelling alleen is thans niet eer voldoende, nu... aangepakt. Feuilleton. HET KASTEEL VAN GRANIET Donderdag 2 Februari 1928. SCHA6EB COURANT. ad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder- tt Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver- r nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst. POSTREKENING No. 23330. INT. TELEF. No. 20. Prijs per 3 maanden f 1.05. Losse nummers 0 cent. ADVERTEN- TlëN van 1 tot 5 rogels f 1.10, iedere regel meer 20 cent (bewijsno. inbegrepen). Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend NUMMER BESTAAT UIT TWEE BLADEN. (Vervolg.) De vele vraagstukken die om oplossing vragen. nu weer wordt gelegenheid gegeven tot hiet en van vragen van welke gelegenheid allereerst nik wordt gemaakt door den heer Jan. Rlaau- Gz.. die de vraag stelt, hoe de verhouding zal van de nieuwe gemeenten die in den nieuwen *r Kullen worden gevormd tegenover de andere, bestaande gemeenten. Reeds thans zijn enkele we stukken toegewezen aan aanliggende ge iten. Spr. stelt zich voor, dat wanneer straks legio tmemsc'ben zich naar dien nieuwen polder eft er in de eerste jaren groote armoede zal en en spr. vraagt hoe dan ten aanzien vian iloosheid enz. geholpen zal moeten worden. >or den inleider wordt er op gewezen, dat dit is toekomstmuziek. Geleidelijk zullen er nieuwe ieenten. ontstaan, die naai' we hopen, na gezonden tot gemeenschappen zullen worden' gevormd', de heer Blaauboer in den aanvang armoede meent spr. dat bet juist de taak is van de duitgavende overheid, om bij den moeilijken over- de behulpzame hand te bieden. En om die ilijkheid' nader aan te toonen. wijist spr. op de vraagstukken, die om oplossing zullen' vragen, jchoolbouw, bouw van gemeentehuizen, enz. Za- die in bestaande gemeenten na jarenlang spa- ot stand zijn gekomen, maar die nu ineens tot zullen moeten komen. Maar die vraagstukken ;ve ook bijv. hiji de binnenlandsche kolonisatie Ptschland. emeen wat gedaan moet worden, om gemeenten jgen, verkaveling, aanleg van wegen, bewoning, eeld! vragen, maar dat zijn uitgaven ten alge- lene nutte, waarbij de overheid behulpzaam zal eten zijn. Spr. wijst er echter op, dat deze estie niet zijm inleiding raakt, zij! het dan mis ten zijdelings. De eerste kinderziekte zal te over- nen izijn, en die lasten zullen de landbouwers mogen dragen, maar dienen voor rekening van overheid te komen. heer Jm. Blaauboer Kz. spreekt er zijn ge ien over uit, dat hij vanmorgen nog geen con- &ie heeft getrokken over de gedachten van den ider, in verband met het eerste gedeelte van de Hdracht, want dan zou spr.'® conclusie onjuist geweest. Het deed spr. genoegen, te vernemen, de spreker ook niet d'e eerste risico op de ouders van de landbouwers wilde leggen, r. vreeist wat den verkoop der gronden betreft, altijd dat als het zwaard van D'amocles ons en het hoofd hangt, dat de hoeren zullen worden iploiteerd ten voordeele van het bankkapitaal, r. vraagt verder of zijl die (hier inderdaad het lierswerk verrichten, de eerste bedrijven in ex- tatie brengen, ten aanzien van grondrente of het rijgen van grond dien voorrang, zullen krijgen, fen vorm van zeer billijke voorwaarden. Ook Prof, Bordewijlki acht het van groot belang, dat de pioniers voor hun pionierswerk de vruchten zullen plukken. Uitbuiting van de boeren bijl kapi taalverstrekking vreest apr. niet, en spr. meent ook, dat er geen goeden grond voor die vrees bestaat. Er zijn immers vele voorbeelden te noemen waaruit blijkt, dat het den landbouw zielf. gelukt ia, het ge vaar voor kapitaalsuitbuiting te voorkomen en wel met behulp van de bloeiende landbouworganisatie. Bovendien, verreweg, de meeste landbouwhypotheken zijn door particulieren verstrekt. 'Hypotheekbanken zullen dus, behalve dat zij haar eigen concurrenten hebben, ook rekening hebben te houden met de con currentie dia particulieren haar aandoen. De heer C. Nfobel begrijpt dus, dat op de eerste door. den Staat uit te geven plaatsen bedrijiffiboeren worden geplaatst en wanneer de Staat dan het oogenblik gekomen acht, de gronden verkocht zui len worden. Zal' dan aan die bedrijfsboeren de voor keur worden gegeven. Prof. Bordewijk wijst er op, het steeds moeilijkier wordt, wanneer men zich van een nieuwe zaak' den positieven toestand denkt. Hoe men in details treedt, hoe aanvechtbaarder een izaak wordt en spr. denkt hierbijl aan een gesprek dat Ihijl zooeven heeft gehad, waarbij' spr. er op weea, dat Karl Marx zich nooit bezig heeft gehouden met de vraag, hoe de door hem gedachte maatschappij er zou uitzien Spr. voorziet dat er ten aanzien van de Zuider- zeegionden «enige moeilijke jaren zullen 'komen, om de zaak op gang te brengen en men zal zich' niet moeten voorstellen, dat de Zuiderzeegronden dadelijk precies in een aantal boerderijen zullen worden aan gegeven en uitgezet. Spr. stelt zich' voor, dat bijl het pionierswerk veel grootere complexen biji elkaar zul len worden gevoegd', dan bij: verkoop, complexen b.v. van 1000, 2000 H.A. Vanzelf zullen, later die een heden kleiner worden gemaakt, liet geven van voorkeur aan de, laten we ze dan noemen bedrijfs boeren, vindt spr. niiet noodig, Ziji moeten zichJ be schouwen als ambtenaren, die als het goed gaat, 'berekend zijtn voor hun taak en dan ziullen zij' een goede gooi doen naar aankoop. Zijl helpen dus de zaak op gang en beschouwen zich als zoodanig een soort ambtenaar van de gemeenschap. Hoe weinig er gebeurt. De heer Stmeding zegt dat het hem genoegen doet, te hooren, dat Prof. Bordewijk de idee voorstaat, dat de gronden nog niet direct moeten worden uit gegeven, en speciaal hierom, omdat op den Staat de plicht rust, de eerste jaren zooveel mogelijk voor leiding en tegemoetkoming bij het zware werk te zorgen. Spr. meent, wat later zal gebeuren, geheel afhangt van de resultaten die worden bereikt. Wat ons het meest dient te interesseeren is wat in de eerste periode, van zeg 10 jaren, moet gebeuren. En als we dan eens nagaan wat er al niet moet worden bestudeerd en onder de oogen gezien, welke vele moeilijkheden door den Staat zullen moeten worden geregeld, dan is men toch stom verbaasd, dat er nog zoo uiterst weinig wordt gedaan. Spr. 'heeft voor zich een brochure van den heer Kruse- man, een brochure van 1920, buitengewoon helder geschreven, waarin de schrijver zich afvraagt, hoe- DOOR ETHEL M. DELL jg Bewerfct door Jhr. E. H. G. NAHUYS. Verscheidene maJen trachtte Guy zich rechtop te hou- doch Iedere poging die hij deed scheen de pijn met dwe woede te voorschijn te roepen, zoodat hij zich deloos liet aanleunen tegen Burke, die hem steunde het krampachtig hoesten bedaard was. roen dit geschiedde was hij volkomen uitgeput en niet langer tegenstand, toen Burke en Kelly hem achen zich in naar de kamer van eerstgenoemden ftem op het bed legden, dat zoo lang door hem he pen was. Burke goot hem wat brandewijn in zijn keel; Waan was thans niets, te doen. Op Guy's Ingefluisterd rcoek liet hij hem vervolgens alleen, om hem op zijn raaal te laten komen. Tjj trok Sylvia uit het vertrek, en Kelly volgde. „Ik etraks tot hem teruggaan om hem bij het zich uit wen behulpzaam te zijn," reide hij. „Voor het oogen- freawel, kunnen wij hem beter alleen laten." fii f eJ voor£evallen?" vroeg Silvia hem. „Vertel mij toch, wat is er voorgevallen?" koortsachtig verlangen te weten, had zich van "*r meester gemaakt. Zij voelde dat zij weten moest, nee zag haar aan, alsof hij door iets vreemds in nieuwsgierigheid getroffen werd. Doch hij maakte n.A®n eerdere opmerkingen over. Met zijn gewone be "op heid begon hy haar in te lichten, si! H gingen naar Vrijboom en daar ging het heet bm hen ^ee haakjes. Kleff was daar ook. De «maen sloegen naar alle kanten uit enindien de niet gedraaid was, zou alles een prooi der vlam- J ^worden zijn en zouden wij er waarschijnlijk ook •hut. moeten geloven. Dat dit niet gebeurd is j, !"eld een oogenblik op „welnu, dat hebben wy ^nken aan Guy." "Aan Guy!" sprak Sylvia hem gejaagd na. Ci werkte als een negerslaaf. Neen, harder. Hij uren tusschen de gloeiende asch en dat helsche y *Moton- Ik kon hem er niet uitkrijgen. Hy deed onmogelijke." herhaalde hij. 1 t lk heb altijd, wel gezegd, dat er pit in den jon veei 10-tallen van jaren het nog zal duren, eer de Zuiderzeegronden geschikt zullen zijn, bebouwdl te worden en waarin er reeds op wordt aangedrongen, dat imen spoedig zal beistudeeren de vraag op welke wijze de gronden uitgegeven zullen worden. En dat werdl reeds in 1920 geschreven. Tal van problemen vragen een oplossing en men begrijpt niet, dat nog niet alles is gedaan om zulk een belangrijke zaak in orde te hebben. Want spr. wijst erop, dat men toch voorzichtig! moet zijn, wil men nog niet veeil grootere fouten maken, dan vroeger wel zijn ge maakt. Het is meer dan tijd, dat er aangepakt wordt, dat de vraagstukken bestudeerd worden. Den Haag ontbreekt Deze vergadering is een zeer belangrijke en het heeft spr. getroffen, dat Den Haag bier ontbreekt. Dien Haag had vandaag hier moeten zijn. Hiet is nu voor ons zaak, er op te wijzen, dat als de polder droog is, alles dient klaar te zijn, het is dan geen tijd meer voor getheoretiseer. 'Spr. hoopt, dat deze vergadering tot gevolg heeft, dat men' 'spoedig aJlle aandacht aan deze belangrijke zaak zal wijden. Door den Voorzitter wordt gevraagd', of de verga dering het misschien wenscheiilk oordeelt, dat een motie naar Dén Haag wordt gezonden. De heer Smeding weet niet of een motie noodig is. De zaak wordt natuurlijk in studie genomen, er ia een Staatscommissie die tot taak heeft het vraag stuk te bestudeeren, op welke wijze de Zkiiderzee- grondien moeten worden uitgegeven. Het spijt spr. dat niet een lid d'ier commissie aanwezig is, hoewel ze zijm uitgenoodigd. Er is nog zooveel meer, er is ook een proefpo ld er-commissie. Elen Staatscommis sie doet veel en goed werk, maar het duurt zoo lang, wat haar oorzaak vindt in het feit, d'at de leden er van zooveel' andere werkzaamhedlenl hebben. Maar misschien zijn er nu andere menschen. die er met klem op wijzen, welke zaken er nu toch aangepakt moeten worden. De heer G. Nobel dacht, dat hier een belangrijke taak was weggelegd voor Hollands Noorderkwartier, d'e HollandSche Maatschappijl van Landbouw en de Vereeniging van Oudleerlingen der Rijkslandbouw- winterschool. Alweer een puzzle. Die heer Smeding hoopt niet. dat hij! door zijn opmerking het vragen-etellen heeft stopgezet en om het stellen van vragen wederom te bevorderen, wijst spr. erop, dat al® de Staat gedurende de eerste periode eigenaar van de gronden blijft, spr. niet hoopt, dat d'e Staat dan zélf zorgt voor het bouwen van bedrijfsgebouwen, want dan zijn we nog niet gelukkig, dan zal het duur worden. Alweer een puzzle, zegt spr.; hoe moet dat? De bedrijfsgebouwen zullen voornamelijk verband bouden mét de cul tuur. Spr. verwacht, dat bij: het in cultuur brengen van den grond, een' vrij: belangrijk deel groen zal worden gemaakt, Maar spr. maant dan aan tot voorzichtigheid, dat niet direct wordt overgegaan tot het houwen van definitieve bedrijfsgebouwen, maar dat men voor de extensieve bedrijven zich' voorloop ig behelpt met hulpgebouwen'. Het definitief gebruik van de gronden dient te worden afgewacht, voor men tot het plaatsen van de bedrijfsgebouwen overgaat. Men ziet, er zijm tal van punten, die over weging verdienen. De heer Komen meent gemerkt te hebben, dat de inleider ten aanzien van de Zuiderzeegronden niet voorstaat een regeling, al® bijl de Landarbeiderswet e-enoeimd. Spr. meent evenwel, dat de landarbeiders^ wet goed werk heeft gedaan, al1 is er dan wel een® mislukking geweest in den dUursteni tijd. Waarom ia er bezwaar dat deze regeling ook wordt toegepast bij de Zuiderzeegronden. Spr. voelt ook niet het gen zat," merkte Kelly op. „Je zult nog eens een van hem maken, Burke. De kans is nooit zoo mooi ge weest." Burke bewaarde het stilzwijgen. Zijn oogen, met bloed doorloopen, doch scherp, waren op het gelaat van Sylvia gevestigd. Het duurde eenige oogenblikken alvorens zij haar eigen oogen naar hem opsloeg. „Dus Guy is een held!" zeide zij met een flauw, onzeker glimlachje. „Daarover ver heug ik mij." „Laat ons op zyn gezondheid drinken," zeide Kelly, „nu hij niet hier is'om het te zien! Burke, vul gauw de glazen! Mevrouw Banger!" .Neen neen," antwoordde Sylvia, „ik zal vlug voor de thee zorgen." Maar toch bleef zy als daartoe gedwongen, eenige oogenblikken bij Burke staan. „Wat deed hy nog meer?" vroeg zy. „Je hebt ons nog niet alles verteld." ,,Niet geheel alles," zeide Burke, en zijn onderzoe kende blik liet haar nog niet los. „Wil je het me dan niet vertellen?" vroeg zy weder. „Jawel, ik zal het je zeggen," antwoordde hy, „In dien je er bizonder op gesteld bent. Hy heeft my het leven gered." „Hoera!" riep Kelly met bulderende stem. Sylvia zweeg een oogenblik. Zy was zeer bleek ge worden. Toen zy sprak, was het met moeite. „Hoe?" Hy antwoordde als sprak hy tot haar alleen. „Een van de oude vervallen schuren van Vreiboom vatte vuur, terwyi w(j haar ontruimden. De boel viel in elkander en ik was van binnen opgesloten. Piet Vrijboom stak geen hand naar mij uit, en Kleff evenmin. Deze laatste wilde niet niets meer dan natuuriyk. Guy verloste mij." „Ah!" zeide zy. Het was nauwelijks meer dan een ademtocht. Zij kon geen ander woord uiten, want dat gevoel in haar binnenste scheen haar hart te beklem men, haar te doen stikken. In dien Burke eens het le ven had moeten verliezen indien hij omgekomen was! Zy onttrok zich snel aan zijn doorborenden blik, uit vrees dat hy zou zien en begrijpen. Zij durfde zij kon hem op dat oogenblik onmogelijk een blik in haar ziel gunnen. De herinnering aan zijn kus dien enkelen, hartstochtelijken kus, die haar de oogen ge opend had weerhield haar. Zwijgend wendde zy zich van hem af. Indien Burke gestorven ware! HOOFDSTUK VIL HET NET. Het gebeurde niet dikwyis dat Sylvia wakker lag, 5Qr55-^0-50ctp.^ pond. N.V.DOUWE EGBEPTS TABAKS-FABRIEKEH verschil' tuasohen grondrente en arrnuïteitshypotheek. Prof. Boridewijlk ontkent, d'at hij inconsequent aou zijn geweest, integendeel hoeft spr. gezegd, dat er moet worden gelet dat de 1 andaibeidé rswet in ver band met de Zuiderzeegronden niet in 't gedrang komt. Elen zoo harmonisch, mogelijke 'bezetting van den polder moet plaats hebben. Spar. geeft toe, dat een annuïteitsscbuld de beste vorm is, doch de hy potheekbanken zijn er afkeerig van, omdat anniu- iteitaleeningen niet in het belang zijn van den ere* dietgever. Het is dan ook geen toeval, dat juist de Staat dezen vorm heeft gekozen, omdat het voor den credietnemeji 't voordeeligst is. D'e credietgever kan de wisselende bedragen niet bel'eggen. Grondrente behoeft nooit te worden afgelost, maar kan worden afgelost Bij annuïteit is er een afnemende af lossing. Die heer Komen1 meent, dat door annuïteitsleening minder kapitaalkrachtige menschen misschien in den nieuwen polder een bedrijf sullen kunnen stichten. Prof. Bordewijlki geeft toe, d'at een annuïteitshypo- theek voor minder 'kapitaalkrachtige menschen g&J wenscht kan zijn, maar of daarmee verder moet worden gegaan ten aanzien van zelfstandige land bouwers. apr. meent dat dit aan d'e orde is. Spr. wijst nogmaals op de coöperatie, het verenigings leven, dat bij den landbouw zoo eterk ontwikkeld is Wat wil men meer, vraagt spr„ dat men wel mag aflossen, maar niet behoeft. De 'heer E. Dz. Govers zegt, dat dus de Staat een aantal kinderjaren de gronden in eigendom 2»! houden. De duur van 'die kinderjaren zal niet voor uit kunnen worden vastgesteld. Bergt dit nu niet in zich, dat we Staatsexploitatie zullen behouden? Eb wanneer tot verkoop zal worden overgegaan, zal dan d'e gebruikaeigenaar als ideale man naar voren werdén gebracht, (zal gebruik worden gemaakt van voorkeur? Prof. Bordewijk kan niet zeggen, dat het gevaar door dén heer Govers genoemd er niet is, maar het leven is vol gevaren, als men niets doet is er ook gevaar. Maar spr. hoogt, dat als de Staat een 10-tal jaren de zaken heeft behartigd', hij: er schoon genoeg van zal hebben en een zucht van verlichting zal slaken al® het oogenblik is genaderd, dat hij; dé zaak' kan overdoen. Ook dient men in 't oog te hou- doch dien nacht dwarrelde het In haar hersens, en langen tijd zocht zy vergeefs naar slaap. Eenigen tyd nadat zy ter ruste gegaan was, bleef zy naar de stem men van Burke en Kelly in het aangrenzend vertrek luisteren, doch het waren hoofdzakeiyk de gedachten die haar levendig bezighielden, die haar het slapen be letten. De gedachte aan Guy kwelde haar het meest deze, en die, dat Kieff in de buurt was. Zij koesterde een bijna onnatuuriyken angst voor dien man. Hy scheen zich als een bedreiging op haar weg te hebben gesteld, als een kwade invloed, die zij niet kon afwenden, noch zich er aan onttrekken. Burke had nauwelijks melding van hem gemaakt, maar toch hadden zijn woorden de gedachte uitgedrukt, die terstond by haar was opgeko men. HU was een vyand van hen allen, het ergst van Guy, en zij vreesde hem. Zij had een gevoel alsof zy vroeger of later den strijd met hem zou moetne aan binden om de ziel van Guy, en zy was ziek van angst. Want het eenige wapen dat zy tot haar beschikking had was het wapen dat zy niet durfde hanteeren. De nacht kroop langzaam voorby. Zy dacht dat er nooit een einde aan zou komen. Toen de slaap haar eindelijk overmande, was het alleen om haar benauwende droombeelden voor oogen te stellen. Burke in gevaar! Burke opgesloten in een brandende schuur! Burke overgeleverd aan de genade van Kieff den onbarmhar tige! Zij rukte zich van deze nachtmerrie los, zoodra het eerste teeken van den nieuwen dageraad zich vertoon de, terwyi de sterren nog aan den hemel stonden, en begaf zich naar de stoep om alle nare gedachten uit haar hersens te bannen. Het was stil en koud en ledig om haar heen. De logeerhut, waar Kelly sliep, was ge sloten. Nergens vertoonde zich een teeken van leven. Een vurige begeerte alleen over het „veldt" te gaan, be kroop haar. Zy verbeeldde zich dat de groote eenzaam heid haar gemoed tot bedaren zou brengen. En het zou haar goed doen aan deze begeerte toe te geven en den dag te zien aanbreken op haar kopje, dat haar zoo dierbaar was. zy liep naar haar kamer terug, ten einde een mantel om te werpen, toen zy getroffen werd door het zien van een andere gedaante, die by een hoek van de bungalow stond. Zy dacht dat Burke het was, en haar hart sprong op van biydschap, doch zoodra de gedaante zich lang zaam in haar richting begon te bewegen, bemerkte zy Guy. Byna op zyn teenen trad hy op haar toe. „Hallo!" fluisterde hy. „Kun je niet slapen?" Zy stak hem haar hand toe. „Guy! Je behoorde in bed t* liggen!" Hy trok een snaaksch gezicht en zich bukkende, bracht hij haar hand aan zyn lippen. „Ik kon ook niet slapen. Ik heb den geheelen nacht zulk een razenden dorst ge had. Wat heeft jou uit den slaap gehouden? Eeriyk opbiechten, hoor!" Hij lachte haar in de oogen en zy bemerkte dat hy pogingen deed haar dichter tot zich te trekken. Hy had op dat oogenblik iets aantrekkeiyks over zich, waaraan moeilyk weerstand te bieden was. By zijn aanraking deden oude herinneringen haar trillen. Vijf jaren lang had zy zich als de zyne beschouwd. Kon de betoovering in even zooveel maanden worden verbroken?" Niettemin liet ze hem niet begaan, doch wendde het gelaat af. „Ik kan het je niet zeggen," zeide zij met een trilling in haar stem. „Ik had. een massa dingen om over te denken. Güy, wat had Kleff by Piet Vrijboom te doen?" Guy fronste het voorhoofd. „Dat mag de hemel weten. Hy Is daar voor zqn eigen vermaak, niet voor het myne" ,Wist je niet, dat hy daar was?" vroeg zy, hem we der aanziende. Zyn voorhoofd rimpelde zich dieper. „Ja, dat wist Ik. Natuuriyk wist ik het. Waarom?" Het hart zonk haar in de schoenen. „Ik heb het land aan hem. Ik weet, dat hy knap is. Ik weet, dat hy jou het leven gered heeft. Doch ik kan hem niet uitstaan. Be ben bang voor hem." „Misschien had je liever gewild, dat hy my niet het leven gered had?" opperde Guy met een smadeiyk lachje om de lippen. „Dat zou de zaken oneindig hebben vereenvoudigd, is het niet?" „Spreek zoo niet!" zeide zy en trok haar hand los. „Je weet, dat je me daarmee verdriet doet als je zoo spreekt." „Waarom doet het je verdriet?" hernam Guy. Zy bleef zwygen en hy drong niet op het antwoord aan. In plaats daarvan floot hy zachtjes de wys van een liedje dat hy in vroeger dagen gewoon was ge weest haar half in schets voor te zingen: „Love that hath us in the net Can he pass and we forget?" Het scheen een oogenblik of zij wankelde, doch het volgende wendde zij zich met volmaakte zelfbeheersching tot hem. „Jij en ik zijn vrienden, Guy, niet waar? Wy zouden nooit iets anders kunnen zijn." „O, denk jy er zoo over?" zeide hij. „Ja zeker," hield zy dapper vol. „Laqt ons vooral dat in het oog houden. Dat moet d§ gedachte zyn waarop wy vast voortbouwen!" Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1928 | | pagina 1