ilitmi Nieuws-
llmiuili- Lnllimllil
FRIS0-BMI
71ste Jaargang No. 8197.
Uitgevers: N.V. v.h. TRAPMAN &Co„ Schagen.
Eerste Blad.
OP WELKE WIJZE MOETEN DE ZUIDERZEE-
GRONDEN WORDEN UITGEGEVEN?
belangstelling alleen is thans niet
eer voldoende, nu... aangepakt.
Feuilleton.
HET KASTEEL
VAN GRANIET
Donderdag 2 Februari 1928.
SCHA6EB
COURANT.
ad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder-
tt Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver-
r nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
POSTREKENING No. 23330.
INT. TELEF. No. 20.
Prijs per 3 maanden f 1.05. Losse nummers 0 cent. ADVERTEN-
TlëN van 1 tot 5 rogels f 1.10, iedere regel meer 20 cent (bewijsno.
inbegrepen). Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend
NUMMER BESTAAT UIT TWEE BLADEN.
(Vervolg.)
De vele vraagstukken die om oplossing
vragen.
nu weer wordt gelegenheid gegeven tot hiet
en van vragen van welke gelegenheid allereerst
nik wordt gemaakt door den heer Jan. Rlaau-
Gz.. die de vraag stelt, hoe de verhouding zal
van de nieuwe gemeenten die in den nieuwen
*r Kullen worden gevormd tegenover de andere,
bestaande gemeenten. Reeds thans zijn enkele
we stukken toegewezen aan aanliggende ge
iten. Spr. stelt zich voor, dat wanneer straks
legio tmemsc'ben zich naar dien nieuwen polder
eft er in de eerste jaren groote armoede zal
en en spr. vraagt hoe dan ten aanzien vian
iloosheid enz. geholpen zal moeten worden.
>or den inleider wordt er op gewezen, dat dit
is toekomstmuziek. Geleidelijk zullen er nieuwe
ieenten. ontstaan, die naai' we hopen, na gezonden
tot gemeenschappen zullen worden' gevormd',
de heer Blaauboer in den aanvang armoede
meent spr. dat bet juist de taak is van de
duitgavende overheid, om bij den moeilijken over-
de behulpzame hand te bieden. En om die
ilijkheid' nader aan te toonen. wijist spr. op de
vraagstukken, die om oplossing zullen' vragen,
jchoolbouw, bouw van gemeentehuizen, enz. Za-
die in bestaande gemeenten na jarenlang spa-
ot stand zijn gekomen, maar die nu ineens tot
zullen moeten komen. Maar die vraagstukken
;ve ook bijv. hiji de binnenlandsche kolonisatie
Ptschland.
emeen wat gedaan moet worden, om gemeenten
jgen, verkaveling, aanleg van wegen, bewoning,
eeld! vragen, maar dat zijn uitgaven ten alge-
lene nutte, waarbij de overheid behulpzaam zal
eten zijn. Spr. wijst er echter op, dat deze
estie niet zijm inleiding raakt, zij! het dan mis
ten zijdelings. De eerste kinderziekte zal te over-
nen izijn, en die lasten zullen de landbouwers
mogen dragen, maar dienen voor rekening van
overheid te komen.
heer Jm. Blaauboer Kz. spreekt er zijn ge
ien over uit, dat hij vanmorgen nog geen con-
&ie heeft getrokken over de gedachten van den
ider, in verband met het eerste gedeelte van de
Hdracht, want dan zou spr.'® conclusie onjuist
geweest. Het deed spr. genoegen, te vernemen,
de spreker ook niet d'e eerste risico op de
ouders van de landbouwers wilde leggen,
r. vreeist wat den verkoop der gronden betreft,
altijd dat als het zwaard van D'amocles ons
en het hoofd hangt, dat de hoeren zullen worden
iploiteerd ten voordeele van het bankkapitaal,
r. vraagt verder of zijl die (hier inderdaad het
lierswerk verrichten, de eerste bedrijven in ex-
tatie brengen, ten aanzien van grondrente of het
rijgen van grond dien voorrang, zullen krijgen,
fen vorm van zeer billijke voorwaarden.
Ook Prof, Bordewijlki acht het van groot belang,
dat de pioniers voor hun pionierswerk de vruchten
zullen plukken. Uitbuiting van de boeren bijl kapi
taalverstrekking vreest apr. niet, en spr. meent ook,
dat er geen goeden grond voor die vrees bestaat. Er
zijn immers vele voorbeelden te noemen waaruit
blijkt, dat het den landbouw zielf. gelukt ia, het ge
vaar voor kapitaalsuitbuiting te voorkomen en wel
met behulp van de bloeiende landbouworganisatie.
Bovendien, verreweg, de meeste landbouwhypotheken
zijn door particulieren verstrekt. 'Hypotheekbanken
zullen dus, behalve dat zij haar eigen concurrenten
hebben, ook rekening hebben te houden met de con
currentie dia particulieren haar aandoen.
De heer C. Nfobel begrijpt dus, dat op de eerste
door. den Staat uit te geven plaatsen bedrijiffiboeren
worden geplaatst en wanneer de Staat dan het
oogenblik gekomen acht, de gronden verkocht zui
len worden. Zal' dan aan die bedrijfsboeren de voor
keur worden gegeven.
Prof. Bordewijk wijst er op, het steeds moeilijkier
wordt, wanneer men zich van een nieuwe zaak' den
positieven toestand denkt. Hoe men in details treedt,
hoe aanvechtbaarder een izaak wordt en spr. denkt
hierbijl aan een gesprek dat Ihijl zooeven heeft gehad,
waarbij' spr. er op weea, dat Karl Marx zich nooit
bezig heeft gehouden met de vraag, hoe de door
hem gedachte maatschappij er zou uitzien
Spr. voorziet dat er ten aanzien van de Zuider-
zeegionden «enige moeilijke jaren zullen 'komen, om
de zaak op gang te brengen en men zal zich' niet
moeten voorstellen, dat de Zuiderzeegronden dadelijk
precies in een aantal boerderijen zullen worden aan
gegeven en uitgezet. Spr. stelt zich' voor, dat bijl het
pionierswerk veel grootere complexen biji elkaar zul
len worden gevoegd', dan bij: verkoop, complexen
b.v. van 1000, 2000 H.A. Vanzelf zullen, later die een
heden kleiner worden gemaakt, liet geven van
voorkeur aan de, laten we ze dan noemen bedrijfs
boeren, vindt spr. niiet noodig, Ziji moeten zichJ be
schouwen als ambtenaren, die als het goed gaat,
'berekend zijtn voor hun taak en dan ziullen zij' een
goede gooi doen naar aankoop. Zijl helpen dus de
zaak op gang en beschouwen zich als zoodanig een
soort ambtenaar van de gemeenschap.
Hoe weinig er gebeurt.
De heer Stmeding zegt dat het hem genoegen doet,
te hooren, dat Prof. Bordewijk de idee voorstaat,
dat de gronden nog niet direct moeten worden uit
gegeven, en speciaal hierom, omdat op den Staat
de plicht rust, de eerste jaren zooveel mogelijk voor
leiding en tegemoetkoming bij het zware werk te
zorgen. Spr. meent, wat later zal gebeuren, geheel
afhangt van de resultaten die worden bereikt. Wat
ons het meest dient te interesseeren is wat in de
eerste periode, van zeg 10 jaren, moet gebeuren.
En als we dan eens nagaan wat er al niet moet
worden bestudeerd en onder de oogen gezien, welke
vele moeilijkheden door den Staat zullen moeten
worden geregeld, dan is men toch stom verbaasd,
dat er nog zoo uiterst weinig wordt gedaan. Spr.
'heeft voor zich een brochure van den heer Kruse-
man, een brochure van 1920, buitengewoon helder
geschreven, waarin de schrijver zich afvraagt, hoe-
DOOR ETHEL M. DELL
jg Bewerfct door Jhr. E. H. G. NAHUYS.
Verscheidene maJen trachtte Guy zich rechtop te hou-
doch Iedere poging die hij deed scheen de pijn met
dwe woede te voorschijn te roepen, zoodat hij zich
deloos liet aanleunen tegen Burke, die hem steunde
het krampachtig hoesten bedaard was.
roen dit geschiedde was hij volkomen uitgeput en
niet langer tegenstand, toen Burke en Kelly hem
achen zich in naar de kamer van eerstgenoemden
ftem op het bed legden, dat zoo lang door hem he
pen was. Burke goot hem wat brandewijn in zijn keel;
Waan was thans niets, te doen. Op Guy's Ingefluisterd
rcoek liet hij hem vervolgens alleen, om hem op zijn
raaal te laten komen.
Tjj trok Sylvia uit het vertrek, en Kelly volgde. „Ik
etraks tot hem teruggaan om hem bij het zich uit
wen behulpzaam te zijn," reide hij. „Voor het oogen-
freawel, kunnen wij hem beter alleen laten."
fii f eJ voor£evallen?" vroeg Silvia hem. „Vertel
mij toch, wat is er voorgevallen?"
koortsachtig verlangen te weten, had zich van
"*r meester gemaakt. Zij voelde dat zij weten moest,
nee zag haar aan, alsof hij door iets vreemds in
nieuwsgierigheid getroffen werd. Doch hij maakte
n.A®n eerdere opmerkingen over. Met zijn gewone be
"op heid begon hy haar in te lichten,
si! H gingen naar Vrijboom en daar ging het heet
bm hen ^ee haakjes. Kleff was daar ook. De
«maen sloegen naar alle kanten uit enindien de
niet gedraaid was, zou alles een prooi der vlam-
J ^worden zijn en zouden wij er waarschijnlijk ook
•hut. moeten geloven. Dat dit niet gebeurd is
j, !"eld een oogenblik op „welnu, dat hebben wy
^nken aan Guy."
"Aan Guy!" sprak Sylvia hem gejaagd na.
Ci werkte als een negerslaaf. Neen, harder. Hij
uren tusschen de gloeiende asch en dat helsche
y *Moton- Ik kon hem er niet uitkrijgen. Hy deed
onmogelijke." herhaalde hij.
1 t lk heb altijd, wel gezegd, dat er pit in den jon
veei 10-tallen van jaren het nog zal duren, eer de
Zuiderzeegronden geschikt zullen zijn, bebouwdl te
worden en waarin er reeds op wordt aangedrongen,
dat imen spoedig zal beistudeeren de vraag op welke
wijze de gronden uitgegeven zullen worden. En dat
werdl reeds in 1920 geschreven. Tal van problemen
vragen een oplossing en men begrijpt niet, dat nog
niet alles is gedaan om zulk een belangrijke zaak
in orde te hebben. Want spr. wijst erop, dat men
toch voorzichtig! moet zijn, wil men nog niet veeil
grootere fouten maken, dan vroeger wel zijn ge
maakt. Het is meer dan tijd, dat er aangepakt wordt,
dat de vraagstukken bestudeerd worden.
Den Haag ontbreekt
Deze vergadering is een zeer belangrijke en het
heeft spr. getroffen, dat Den Haag bier ontbreekt.
Dien Haag had vandaag hier moeten zijn.
Hiet is nu voor ons zaak, er op te wijzen, dat als
de polder droog is, alles dient klaar te zijn, het is
dan geen tijd meer voor getheoretiseer. 'Spr. hoopt,
dat deze vergadering tot gevolg heeft, dat men'
'spoedig aJlle aandacht aan deze belangrijke zaak
zal wijden.
Door den Voorzitter wordt gevraagd', of de verga
dering het misschien wenscheiilk oordeelt, dat een
motie naar Dén Haag wordt gezonden.
De heer Smeding weet niet of een motie noodig
is. De zaak wordt natuurlijk in studie genomen, er
ia een Staatscommissie die tot taak heeft het vraag
stuk te bestudeeren, op welke wijze de Zkiiderzee-
grondien moeten worden uitgegeven. Het spijt spr.
dat niet een lid d'ier commissie aanwezig is, hoewel
ze zijm uitgenoodigd. Er is nog zooveel meer, er is
ook een proefpo ld er-commissie. Elen Staatscommis
sie doet veel en goed werk, maar het duurt zoo lang,
wat haar oorzaak vindt in het feit, d'at de leden er
van zooveel' andere werkzaamhedlenl hebben. Maar
misschien zijn er nu andere menschen. die er met
klem op wijzen, welke zaken er nu toch aangepakt
moeten worden.
De heer G. Nobel dacht, dat hier een belangrijke
taak was weggelegd voor Hollands Noorderkwartier,
d'e HollandSche Maatschappijl van Landbouw en de
Vereeniging van Oudleerlingen der Rijkslandbouw-
winterschool.
Alweer een puzzle.
Die heer Smeding hoopt niet. dat hij! door zijn
opmerking het vragen-etellen heeft stopgezet en om
het stellen van vragen wederom te bevorderen, wijst
spr. erop, dat al® de Staat gedurende de eerste
periode eigenaar van de gronden blijft, spr. niet
hoopt, dat d'e Staat dan zélf zorgt voor het bouwen
van bedrijfsgebouwen, want dan zijn we nog niet
gelukkig, dan zal het duur worden. Alweer een
puzzle, zegt spr.; hoe moet dat? De bedrijfsgebouwen
zullen voornamelijk verband bouden mét de cul
tuur. Spr. verwacht, dat bij: het in cultuur brengen
van den grond, een' vrij: belangrijk deel groen zal
worden gemaakt, Maar spr. maant dan aan tot
voorzichtigheid, dat niet direct wordt overgegaan
tot het houwen van definitieve bedrijfsgebouwen,
maar dat men voor de extensieve bedrijven zich'
voorloop ig behelpt met hulpgebouwen'. Het definitief
gebruik van de gronden dient te worden afgewacht,
voor men tot het plaatsen van de bedrijfsgebouwen
overgaat. Men ziet, er zijm tal van punten, die over
weging verdienen.
De heer Komen meent gemerkt te hebben, dat de
inleider ten aanzien van de Zuiderzeegronden niet
voorstaat een regeling, al® bijl de Landarbeiderswet
e-enoeimd. Spr. meent evenwel, dat de landarbeiders^
wet goed werk heeft gedaan, al1 is er dan wel een®
mislukking geweest in den dUursteni tijd. Waarom
ia er bezwaar dat deze regeling ook wordt toegepast
bij de Zuiderzeegronden. Spr. voelt ook niet het
gen zat," merkte Kelly op. „Je zult nog eens een
van hem maken, Burke. De kans is nooit zoo mooi ge
weest."
Burke bewaarde het stilzwijgen. Zijn oogen, met
bloed doorloopen, doch scherp, waren op het gelaat van
Sylvia gevestigd.
Het duurde eenige oogenblikken alvorens zij haar eigen
oogen naar hem opsloeg. „Dus Guy is een held!" zeide
zij met een flauw, onzeker glimlachje. „Daarover ver
heug ik mij."
„Laat ons op zyn gezondheid drinken," zeide Kelly,
„nu hij niet hier is'om het te zien! Burke, vul gauw de
glazen! Mevrouw Banger!"
.Neen neen," antwoordde Sylvia, „ik zal vlug voor
de thee zorgen."
Maar toch bleef zy als daartoe gedwongen, eenige
oogenblikken bij Burke staan. „Wat deed hy nog meer?"
vroeg zy. „Je hebt ons nog niet alles verteld."
,,Niet geheel alles," zeide Burke, en zijn onderzoe
kende blik liet haar nog niet los.
„Wil je het me dan niet vertellen?" vroeg zy weder.
„Jawel, ik zal het je zeggen," antwoordde hy, „In
dien je er bizonder op gesteld bent. Hy heeft my het
leven gered."
„Hoera!" riep Kelly met bulderende stem.
Sylvia zweeg een oogenblik. Zy was zeer bleek ge
worden. Toen zy sprak, was het met moeite. „Hoe?"
Hy antwoordde als sprak hy tot haar alleen. „Een van
de oude vervallen schuren van Vreiboom vatte vuur,
terwyi w(j haar ontruimden. De boel viel in elkander
en ik was van binnen opgesloten. Piet Vrijboom stak
geen hand naar mij uit, en Kleff evenmin. Deze laatste
wilde niet niets meer dan natuuriyk. Guy verloste
mij."
„Ah!" zeide zy. Het was nauwelijks meer dan een
ademtocht. Zij kon geen ander woord uiten, want dat
gevoel in haar binnenste scheen haar hart te beklem
men, haar te doen stikken. In dien Burke eens het le
ven had moeten verliezen indien hij omgekomen was!
Zy onttrok zich snel aan zijn doorborenden blik, uit
vrees dat hy zou zien en begrijpen. Zij durfde zij
kon hem op dat oogenblik onmogelijk een blik in
haar ziel gunnen. De herinnering aan zijn kus dien
enkelen, hartstochtelijken kus, die haar de oogen ge
opend had weerhield haar. Zwijgend wendde zy zich
van hem af. Indien Burke gestorven ware!
HOOFDSTUK VIL
HET NET.
Het gebeurde niet dikwyis dat Sylvia wakker lag,
5Qr55-^0-50ctp.^ pond.
N.V.DOUWE EGBEPTS
TABAKS-FABRIEKEH
verschil' tuasohen grondrente en arrnuïteitshypotheek.
Prof. Boridewijlk ontkent, d'at hij inconsequent aou
zijn geweest, integendeel hoeft spr. gezegd, dat er
moet worden gelet dat de 1 andaibeidé rswet in ver
band met de Zuiderzeegronden niet in 't gedrang
komt. Elen zoo harmonisch, mogelijke 'bezetting van
den polder moet plaats hebben. Spar. geeft toe, dat
een annuïteitsscbuld de beste vorm is, doch de hy
potheekbanken zijn er afkeerig van, omdat anniu-
iteitaleeningen niet in het belang zijn van den ere*
dietgever. Het is dan ook geen toeval, dat juist de
Staat dezen vorm heeft gekozen, omdat het voor den
credietnemeji 't voordeeligst is. D'e credietgever kan
de wisselende bedragen niet bel'eggen. Grondrente
behoeft nooit te worden afgelost, maar kan
worden afgelost Bij annuïteit is er een afnemende af
lossing.
Die heer Komen1 meent, dat door annuïteitsleening
minder kapitaalkrachtige menschen misschien in
den nieuwen polder een bedrijf sullen kunnen
stichten.
Prof. Bordewijlki geeft toe, d'at een annuïteitshypo-
theek voor minder 'kapitaalkrachtige menschen g&J
wenscht kan zijn, maar of daarmee verder moet
worden gegaan ten aanzien van zelfstandige land
bouwers. apr. meent dat dit aan d'e orde is. Spr.
wijst nogmaals op de coöperatie, het verenigings
leven, dat bij den landbouw zoo eterk ontwikkeld is
Wat wil men meer, vraagt spr„ dat men wel mag
aflossen, maar niet behoeft.
De 'heer E. Dz. Govers zegt, dat dus de Staat een
aantal kinderjaren de gronden in eigendom 2»!
houden. De duur van 'die kinderjaren zal niet voor
uit kunnen worden vastgesteld. Bergt dit nu niet in
zich, dat we Staatsexploitatie zullen behouden? Eb
wanneer tot verkoop zal worden overgegaan, zal
dan d'e gebruikaeigenaar als ideale man naar voren
werdén gebracht, (zal gebruik worden gemaakt van
voorkeur?
Prof. Bordewijk kan niet zeggen, dat het gevaar
door dén heer Govers genoemd er niet is, maar het
leven is vol gevaren, als men niets doet is er ook
gevaar. Maar spr. hoogt, dat als de Staat een 10-tal
jaren de zaken heeft behartigd', hij: er schoon genoeg
van zal hebben en een zucht van verlichting zal
slaken al® het oogenblik is genaderd, dat hij; dé
zaak' kan overdoen. Ook dient men in 't oog te hou-
doch dien nacht dwarrelde het In haar hersens, en
langen tijd zocht zy vergeefs naar slaap. Eenigen tyd
nadat zy ter ruste gegaan was, bleef zy naar de stem
men van Burke en Kelly in het aangrenzend vertrek
luisteren, doch het waren hoofdzakeiyk de gedachten
die haar levendig bezighielden, die haar het slapen be
letten. De gedachte aan Guy kwelde haar het meest
deze, en die, dat Kieff in de buurt was. Zij koesterde een
bijna onnatuuriyken angst voor dien man. Hy scheen
zich als een bedreiging op haar weg te hebben gesteld,
als een kwade invloed, die zij niet kon afwenden, noch
zich er aan onttrekken. Burke had nauwelijks melding
van hem gemaakt, maar toch hadden zijn woorden de
gedachte uitgedrukt, die terstond by haar was opgeko
men. HU was een vyand van hen allen, het ergst van
Guy, en zij vreesde hem. Zij had een gevoel alsof zy
vroeger of later den strijd met hem zou moetne aan
binden om de ziel van Guy, en zy was ziek van angst.
Want het eenige wapen dat zy tot haar beschikking
had was het wapen dat zy niet durfde hanteeren.
De nacht kroop langzaam voorby. Zy dacht dat er
nooit een einde aan zou komen. Toen de slaap haar
eindelijk overmande, was het alleen om haar benauwende
droombeelden voor oogen te stellen. Burke in gevaar!
Burke opgesloten in een brandende schuur! Burke
overgeleverd aan de genade van Kieff den onbarmhar
tige!
Zij rukte zich van deze nachtmerrie los, zoodra het
eerste teeken van den nieuwen dageraad zich vertoon
de, terwyi de sterren nog aan den hemel stonden, en
begaf zich naar de stoep om alle nare gedachten uit
haar hersens te bannen. Het was stil en koud en ledig
om haar heen. De logeerhut, waar Kelly sliep, was ge
sloten. Nergens vertoonde zich een teeken van leven.
Een vurige begeerte alleen over het „veldt" te gaan, be
kroop haar. Zy verbeeldde zich dat de groote eenzaam
heid haar gemoed tot bedaren zou brengen. En het
zou haar goed doen aan deze begeerte toe te geven en
den dag te zien aanbreken op haar kopje, dat haar zoo
dierbaar was.
zy liep naar haar kamer terug, ten einde een mantel
om te werpen, toen zy getroffen werd door het zien van
een andere gedaante, die by een hoek van de bungalow
stond. Zy dacht dat Burke het was, en haar hart sprong
op van biydschap, doch zoodra de gedaante zich lang
zaam in haar richting begon te bewegen, bemerkte zy
Guy.
Byna op zyn teenen trad hy op haar toe. „Hallo!"
fluisterde hy. „Kun je niet slapen?"
Zy stak hem haar hand toe. „Guy! Je behoorde in
bed t* liggen!"
Hy trok een snaaksch gezicht en zich bukkende, bracht
hij haar hand aan zyn lippen. „Ik kon ook niet slapen.
Ik heb den geheelen nacht zulk een razenden dorst ge
had. Wat heeft jou uit den slaap gehouden? Eeriyk
opbiechten, hoor!"
Hij lachte haar in de oogen en zy bemerkte dat hy
pogingen deed haar dichter tot zich te trekken. Hy had
op dat oogenblik iets aantrekkeiyks over zich, waaraan
moeilyk weerstand te bieden was. By zijn aanraking
deden oude herinneringen haar trillen. Vijf jaren lang
had zy zich als de zyne beschouwd. Kon de betoovering
in even zooveel maanden worden verbroken?"
Niettemin liet ze hem niet begaan, doch wendde het
gelaat af. „Ik kan het je niet zeggen," zeide zij met een
trilling in haar stem. „Ik had. een massa dingen om
over te denken. Güy, wat had Kleff by Piet Vrijboom te
doen?"
Guy fronste het voorhoofd. „Dat mag de hemel weten.
Hy Is daar voor zqn eigen vermaak, niet voor het myne"
,Wist je niet, dat hy daar was?" vroeg zy, hem we
der aanziende.
Zyn voorhoofd rimpelde zich dieper. „Ja, dat wist Ik.
Natuuriyk wist ik het. Waarom?"
Het hart zonk haar in de schoenen. „Ik heb het land
aan hem. Ik weet, dat hy knap is. Ik weet, dat hy jou
het leven gered heeft. Doch ik kan hem niet uitstaan.
Be ben bang voor hem."
„Misschien had je liever gewild, dat hy my niet het
leven gered had?" opperde Guy met een smadeiyk
lachje om de lippen. „Dat zou de zaken oneindig hebben
vereenvoudigd, is het niet?"
„Spreek zoo niet!" zeide zy en trok haar hand los.
„Je weet, dat je me daarmee verdriet doet als je
zoo spreekt."
„Waarom doet het je verdriet?" hernam Guy.
Zy bleef zwygen en hy drong niet op het antwoord
aan. In plaats daarvan floot hy zachtjes de wys van
een liedje dat hy in vroeger dagen gewoon was ge
weest haar half in schets voor te zingen:
„Love that hath us in the net
Can he pass and we forget?"
Het scheen een oogenblik of zij wankelde, doch het
volgende wendde zij zich met volmaakte zelfbeheersching
tot hem. „Jij en ik zijn vrienden, Guy, niet waar? Wy
zouden nooit iets anders kunnen zijn."
„O, denk jy er zoo over?" zeide hij.
„Ja zeker," hield zy dapper vol. „Laqt ons vooral dat
in het oog houden. Dat moet d§ gedachte zyn waarop
wy vast voortbouwen!"
Wordt vervolgd.