HOEKJE.
Brhaal van de maand
Prettig werkjel
men wel de glazen aeurplaten, die
irf beveiligen voor smoezelige vin-
je er wol eens aan gedacht, dat Je
kenlng «.de lijnomtrekken op papier
op het glad met hiervoor geschikre
jjjk een aardig effect in kleuren kunt
aangegeven lijnen schijnen door het
ren Is hot niet moeilijk ze te volgen,
ng geoft de bedoeling voldoende aan.
jiac kun Je zóó tot een aardig vaasje
leer het maar eens 't zou wel een
rage voor „het kastje" kunnen zijn,
Haarlom ben, kom ik eens kijken.
TANTE LENNIR
POESJENEL
poesjenelletje
i zachte velletje,
lig katje,
ker 8chatje,
krom blijf je daar zoo staan?
tn w bier en kijk mij aan,
je som ook kwaad gedaan
e, o, ik zie het al,
jkt naar den muizenval
je bekje
igrijp je oogentaai,
het muisje aan den haal
i nu je lekker maal
dat valt je bitter tegen,
je op den loer gelegen
ie rakkerd,
i stakkerd,
K maar op met je gemauw,
is melkje van de vrouw,
ik nu niet goed voor jou f
tante lennir
(door Tante LenniaJ
(Vervolg),
troto het station binnenstoomde en
en de opgepakte menschen naar den
tooi, dacht hij„Hoe zal ik mij voe-
vanmiddag terugga?", en zijn hart
onzen. Hij deed, zooals in den brief
Reven. Buiten keek hij rond naar
■Mie hem tot vlak bij het bedoelde
W brengen. De drukte, de beweging,
de stad namen zijn aandacht zóó
nat hij bijna het aangeduide adres
wrbijgereden. Met 'n sprong, die
We zeker van angst hadden doen
rong hij van den in vaart zijnden
mm er wonder boven wonder on-
Alleen de voerman van een vracht-
'««elinga langs hem heen ging, riep:
«WH Dat klonk niet zoo vriendelijk
JO vroolijke welkomstgroet, maar
«i «gekomen te zijn, stapte hij op
j. dat veel grooter bleek, dan hij zich
jwia, waardoor z'n moed hem in-
tieei' liet en hij met kloppend hart
IS"*» 0n doel van komst ge-
blu verzo°ht even te wach-
wwohoapoo* leerde dit
„even" wel eens héél lang kan duren. En door
z'n ongeduld schenen de minuten nóg lang
zamer voort te kruipen. Eindelijk eindelijk
werd hij door 'n gang, waaraan geen eind
scheen te komen, voor een deur gebracht,
waar, op een plaat: „Kantoor", te lezen stond
en het volgend oogenblik zag hij een groot
schrijfbureau en den rug van een heer, die er
vöor was gezeten. Och, och, wat schrok Jan,
toen deze zich omdraaide 1
Grijze, stoppelige wenkbrauwen, zoo zwaar
als hij nog nooit had gezien, waardoor de
oogen schijnbaar veel dieper lagen dan ge
woonlijk het geval was. Oogen, meer rond, dan
langwerpig, en 'n kleine, spits toeloopende
neus gaven den man een heel eigenaardig
uiterlijk. „Precies een uil!", dacht Jan. Maar
toen het gesprek begon, merkte hij wel, dat
die mijnheer alles behalve een uil was, want
zóó precies stelde hij z'n vragen, dat Jan iets
bekende dat hij veel liever had verzwegen:
n.1. dat zijn eindrapport nu niet zoo héél schit
terend was geweest en er ook wel wat aan z'n
gedragcijferB had gehaperd.
„Maar ik zou zóó m'n best doen bij ui"
ik heb altijd verlangd in een autozaak te
komen!" had hij eraan toegevoegd en het
scheen toen of de oogen onder de stoppelige
wenkbrauwen wat vriendelijker keken.
Toen de klok 4 uur sloeg, stond Jan weer
buiten. „Morgen zal ik je berichten, of je aan
genomen bent", had het in zijn oor geklonken
en toen hij weer in den trein zat, die hem
naar huis terugbracht, klonk het steeds in zijn
ooren„Morgen morgen 1"
's Avonds lagen drie menschen die den slaap
niet konden vatten, in bed te woelen
Moeke van onrust, Jan van opwinding en Rie
van narigheid, omdat ze nu eindelijk achter
het geheim was gekomen en ze wist, dat
„Jannie", zooals ze hem noemde, misschien
vèr weg zou gaan.
Toen 's morgens in de vroegte de brieven
bus klepte, vlogen Moeke en hij er tegelijk
naar toe, maar half teleurgesteld, half lachend
haalde moeder een gedrukt papiertje uit de
bus, waarop stond
POFFERTJES- EN WAFELBAKKERIJ
GEBRS. VULSMA
Dagelijks versche baksel.
„Da's heel wat anders, hè jong?" zei Moeke
„maar we zijn ook héél dom die mijn
heer zou eerst vandaag schrijven, dus er kan
nog in géén geval bericht zijn. Geduld maar tot
morgen I"
Maar zoo lang hoefden ze niet te wachten,
's Avonds met de laatste post was de beslis
sing gevallen Jan was aangenomen op een
proeftijd van drie maanden, hij zou voorloopig
ƒ50 in de maand verdienen en kreeg ééns om
de 4 weken verlof naar huis te gaan met ver
goeding van reiskosten. Na de drie maanden
zou men dan wel verdere regelingen treffen.
Den len van de volgende maand werd hij
verwacht.
En met de gedachte, dat 't nu „meenens"
was, sliepen ze dien nacht in.
(Wordt vervolgd).
HET VERJAARSCADEAUTJE,
door C. B. DE LILLE HOGERWAARD.
Guusje de Beer was druk aan het handwerken,
zoo druk, dat ze heelemaal niet hoorde, dat
Moeder in de kamer was gekomen. Ze schrikte
dan ook van haar werk op, toen Moeder haar
vroeg:
„Ben je nog zoo druk bezeg, Guus? Zou je
het morgen maar niet voortzetten?"
„O Moeder, vijf mi nut j es nog, dan is het
af en wilt u het dan morgen voor me opstrijken?"
„Zeker, kind; morgenochtend heb ik toch een
en ander te strijken, k Zal zorgen, dat het als
ie om twaalf uur uit school komt klaar is.
Je hebt anders nog wel den tijd, want Mientje
ie immers pas morgen over een week jarig?"
„Ja Moeder, dat is ook zoo, maar ik heb Zus
een poppenjurk beloofd en zou er morgen aan
beginnen."
Dit gesprek had Maandagavond plaats en
den volgenden morgen, toen Guusje uit school
kwam, lag daar keurig uitgespreid op donker
blauw papier het kleine zakdoekje, dat zij
voor haar vriendinnetje, Mientje Koremans, ge
borduurd had. 't W as een dotje en ze was echt
blij, dat het zoo netjes uitgevallen was en ze
Mientje daar nu eens mee verrassen kon.
Toen zij 's middags op school kwam, stond
er een heel groepje meisjes druk te praten.
Mientje Koremans vormde het middelpunt
ervan en Guusje hoorde haar juist zeggen:
„Ja, ik mag de heele klas vragen, leuk hè?"
„Nou", klonk het instemmend van alle kanten.
„Om vier uur zullen jullie thuis een uitnoodiging
vinden," zei Mientje deftig.
Even later begon de les, maar na vieren scholen
de meisjes weer samen. Mientje had kwart na
vier muziekles en liep dus vlugger naar huis.
Vervelend, dat ze 's Dinsdagmiadags altijd zoo
haastig en alleen naar huis moest gaan. En juist
nu haa ze zoo graag nog wat gebabbeld over haar
partijtje.
De andere meisjes vonden het echter juist
mooi, dat Mientje er niet was. Ze konden nu beter
overleggen, wat ze haar geven zouden.
„Nu ze dit jaar de heele klas vraagt, moeten
we haar samen wat geven," zei Anna Steen, de
oudste van de klas.
„Ja, we zullen allemaal wat bijdragen en dan
haar verlanglijstje vragen," meenae Betsy Groen.
„Hè nee, liet Emmy van Beek nu haar stem
metje hporeu, „dan weet se immers vooruit, dat
ze wat krijgt en is 't lang zoo aardig niet meer."
„Laten we haar ieder wat geven," stelde Guusje I
de Beer voor.
„Nee hoor, dat wordt te duurl" vond Coba
van Doorn.
„Maar ik heb al wat," zei Guusje nu.
„Nou, wat hindert dat?" vroeg Dora de Bruin.
„Dan geef jij dat maar extra. Ze is immers jouw
vriendinnetje!"
Na veel over en weer gepraat werd er eindelijk
besloten een kunstkalenaer en een boek te geven
„Vingers op, wie meedoen!" riep Dora de
Bruin.
Allen staken nu hun vinger op, alleen Guusje
de Beer niet. Waarom zij een uitzondering
maakte? Was ze dan zoo gierig? Nee, gierig was
ze niet, doch ze kreeg maar weinig weekgeld.
Moeder, die weduwe was, kon haar onmogelijk
meer geven en ze wilde er dus ook niet om vragen.
Dan moesten de anderen maar wat geven zonder
haar. 't Was wel jammer en vervelend, niet
mee te kunnen doen, maar met niets behoefde
zij gelukkig niet aan te komen.
t Zal wat zijn, dat oadeautje van Guus,"
hoorde ze Dora de Bruin minachtend mompelen.
„Zeker een handwerkje, dat is goedkoop!"
Even beet Guusje op haar lip. Die nare Dora
de Bruin ook altijd van die onaangename op
merkingen! Zij kon toch niet helpen, dat Moeder
geen geld had. Kom, ze zou er zich maar niets
van aantrekken, 't Zakdoekje was immers een
dotje en Mientje zou er blij mee zijn.
Toch liet de gedachte, dat de anderen op
Mientje's verjaardag het zakdoekje minachtend
zouden bekijken, haar niet met rust en toen zij
's avonds in bed lag, moest zij er den geheelen
tijd aan denken.
Als ze eens ja, dat was een prachtidee! Ze
zou het geven in de bonbondoos, die ze laatst
van Tante Jeanne gekregen had. Die was wel
leeg, maar 't was toch een heel mooie doos.
Later zou ze alles wel uitleggen aan Mientje en
de anderen zouden denken, dat ze haar vriendin
netje iets heel fijns en lekkers gaf. Ja, dat zou
ze doen!
En in de dagen, welke er voor het partijtje
verliepen, bleef zij haar plannetje prachtig vinden.
Toch was er iets; ze wist eigenlijk zelf niet wat,
dat haar er van terughield het aan haar moeder
te vertellen.
Zoo brak de avond van het partijtje aan.
Guusje wist niet, dat de klok tien minuten
achter was en zoo kwam het, dat zij het laatste
binnenkwam.
Aller oogen waren op haar gevestigd, toen
zij met haar pakje op Mientje afstapte.
„Een bonbondoos!" riep Coba van Doorn uit.
„Heerlijk 1" zei Mientje. „Ik ben dol op bonbons
Dank je wel hoor, Guus; ik ben er erg blij mee."
Guusje kreeg een vuurroode kleur. Zoo had
zij het niet bedoeld en ze schrikte niet weinig,
toen Mientje de doos, die ze nog wel met een
nieuw haarlint netje had vastgebonden, open
maakte. „Hè, wat flauw! Er zitten geen bonbons
in!" hoorde zij Dora de Bruin duidelijk zeggen.
„Net iets voor zoo'n kaal kind!"
Mientje was ook even teleurgesteld, maar zij
had een warm hartje en toen zij Guusje's onge
lukkig gezicht zag, hastte zij zich te zeggen:
„O, kijk eens, er zit een verrassing in! Een
beeldig geborduurd zakdoekje, nee maar, wat
een dotje!"
De anderen letten echter niet op hetgeen
Mientje zei. Ze stootten elkaar eens even met hun
elleboog aan, fluisterden wat onder elkander en
keken minachtend naar Guusje.
Deze had wel in den grond willen zinken
en wenschte niets liever, dan plotseling aan
al die spottende gezichten onttrokken te zijn.
Nu eerst begreep zij, dat het veel beter geweest
zou zijn, als zij het zakdoekje maar gewoon
in een papiertje gegeven had dan, zooals nu,
den schijn aan te nemen, van haar vriendinnetje
een duur cadeautje te geven. Zij zou dan stellig
niet zoo vernederd zijn geworden.
Juist op dit oogenblik nam Mientje, die wel
iets begreep van hetgeen er bij haar vriendinnetje
omging, haar bij een hand en zei hartelijk:
„Wat heb je dat beeldig geborduurd, Guus.
En wat 'n werk! Hoe hadt je er den tijd voor?
'k Vind het erg lief, dat je zooiets moois voor me
gemaakt- hebt en 'k ben er heel blij mee, veel
blijer dan wanneer er bonbons in de doos waren
geweest, want die zou ik toch maar gauw op
gegeten hebben. Dank je wel, hoor!"
En met een klinkenden zoen bezegelde zij haar
woorden.
Toen mevrouw Koremans wat later op den
avond binnenkwam en de cadeautjes der meisjes
bewonderde, viel haar blik het eerst op het werk
van Guusje.
„Maar kind," zei zij, „heb je dat zelf gemaakt?
Dat vindt ik eigenlijk het mooiste wat Mientje
gekregen heeft, van de meeste waarde ten minste»
want niemand heeft zooveel vrije uurtjes voor
mijn Mieneke opgeofferd als jij!"
O, hoe klonken deze woorden Guusje als muziek
in de ooren. De andere meisjes keken nu ook veel
vriendelijker en zij hoorde Emmy van Beek duide
lijk zeggen:
„Mevrouw heeft eigenlijk gelijk. Zoo had ik
er nog niet over gedacht."
Guusje nam zich dien avond stellig voor, nooit
weer meer te willen schijnen, dan ze was. Je kwam
er toch niet verder mee!
EEN MISVERSTAND UIT DE DIEREN
WERELD.
(Fabel).
Een ezel, een geit en een kalf stonden op
een weide bij elkaar. De ezel balkte, de geit
blaatte en het kalf riep maar steeds„boeh 1"
terwijl de herdershond, die daar rondliep,
huilde.
Al die geluiden leverden nu niet bepaald
mooie muziek op en het duurde dan ook niet
laag, of oen klein, lief lammetje kwam aange-
Het bal-masqué.
Op een bal-masqué werden de deelnemers op bovenstaande wijze gescheiden. Wie bren^
weer bij elkaar?
LEGPI. AATJE.
Dit aardige plaatje kun je maken van leg- i nemen, waarvan de koppen verwijderd rijn
houtjes en knoopen van verschillende grootte. Voor de kleinere streepjes gebruik je dan etuis
In plaats van laghoutjes, kun jo ook lucifers I jes van lucifers.
loopen en riep uit:
„Och maken jullie toch alsjeblieft niet zoo'n
leven. Het is niet om uit te houden 1"
De geit antwoordde
„Daar ben ik al heel onschuldig aan, want
het beetje blaten, dat ik doe, zul je nauwelijks
kunnen hooren."
De hond zei
„Ik ben een doodgoeie kerel en nooit luid
ruchtig. Ik zal je heusch geen hoofdpijn be
zorgen."
Het kalf keek het lam heel nuchter aan en
zei
..Ik heb nog nooit iets anders dan „boehl"
gezegd. Daarvan zul je toch zeker niet zenuw
achtig worden, is het wel
Het. arme lam werd al meer en meer ver
legen met de zaak; het maakte een buiging
voor den ezel en zei
„Waart gij het dan ook wellicht, die zoo'n
leven maakt, meneer
De ezel keek het lam uit de hoogte aan en
balkte
„I-a, i-a 1"
Nu juichten alle dieren en riepen
„Hij is het geweest en hij zegt het zelf,
want zijn antwoord luidt„Ja ja I" H
SPELLETJE.
Wat is er met Keesje gebeurd?
De medespelers en -speelsters zitten allen
om een groote tafel heen en ieder heeft een
vel papier vóór zich liggen. De leider van het
spel vraagt nu
„Wat. is er met Keesje gebeurd
Nu schrijft ieder op het papier, dat vóór
hem ligt, het antwoord, dat een of ander lastig
geval, gevaar of moeilijkheid noemt, waarin
Keesje zich bevonden heeft.
B.v.: Hij ging bij het baden in zee te ver het
water in, voelde geen grond meer onder zich
en was op het punt te verdrinken.
OfHij zou naar een danspartijtje gaan,
doch ontdekte, dat al zijn boorden bij de
waschvrouw waren.
Hoe zeldzamer en avontuurlijker de toe
stand is, hoe beter. Het geschrevene wordt nu
tweemaal plat omgevouwen en de papieren
worden door den leider opgehaald. Deze deelt
ze weer uit, na ze eerst door elkaar gelegd te
hebben. Daarna stelt hij zijn tweede vraag i
„V/at of wien riep Keesje te hulp
Iedere deelnemer schrijft nu zijn antwoord
op. Hoe grappiger, hoe beter natuurlijkDaar
na wordt het papier weer tweemaal opgevou
wen. De leider haalt de papieren op, legt ze
door elkaar en deelt ze opnieuw uit.
De leider vraagt nu:
„Hoe werd Keesje gered
Daarop schrijft iedere medespelende zijn
derde antwoord op het papier, dat vóór hem
ligt
Hierna wordt ook het overige gedeelte van
het papier plat omgevouwen. Voor den der
den keer verzamelt de leider de papieren,
schudt ze flink door elkaar en deelt se daarna
weer uit
Jullie begrijpt, dat je nu de grappigste ge-
lahiedeaiwea te boeren krijgt, want ieder moet
voorlezen, wat op zijn papier staat, bvj
Hij ging.bij het baden in zee te ver t wate
in, voelde geen grond meer onder zich en wa:
op het punt te verdrinken. Hij riep de brand
weer te hulp. Deze sohoof onmiddellijk d«
grendels van de deur.
OfHij zou naar een danspartijtje gaan, doel
ontdekte, dat al zijn boorden bij do wasch
vrouw waren. Hij vroeg een politie-agent hen
te hulp te komen. De redder in den nood Iié
met alle spuiten water geven, zoodat de bxaa*
spoedig gebluscht was.
OfPoes had zijn boterhammen opgegetej
en hij was alleen thuis. Hij liet den smid ko
men. Deze zocht in alle kranten de rubriek
verloren voorwerpen door en ontdekte einde
lijk dat er vlak; onder Keesje's raam een brand
ladder stond, waarlangs de dief vluchten koe
a h.
SPELLETJE.
Dit spelletje wordt door vier o# meer pen»
nen gespeeld, die om een tafel heen zitten. Vu
nu een klein wdjngdae met lucifer», welke eeuw
van die koppen ontdaan zijn.
Iedere speler moet nu op zijn beurt een loc!
fer uit het glas nemen en dien op den rant
daarvan leggen, zonder daarbij een lucifer fe
laten vallen. Ook mag er geen worden aange
raaikt, die door één der vorige gelere op oei
rand werd gelegd.
Elke lucifer, dien iemand laat vaUen, word
vóór hem op de tafel gelegd. Men «preekt voof
uit af, of men dit spelletje één of meer malei
de tafel rond wil laten gaan. Winnaar <Ho
gene, die het kleinste aantal ktoifeie vóór xs&
heeft liggen.
Iedere speler moet na rijn beurt bet giet
halverwege zijn linker buurman zetten en te g#>
heel vrij, of hij efit opbeuren of over «ie taki
eohuiven wil Meen moet bij zorgen WJ do#
beweging geen lucifer te laten vaüon, want eStf
lucifer, die hierbij valt, wordt vóór been op de
tafel gelegd.
Daar de eerst© beurt gewoonlijk bet gemak
keLijkst ie, is bet hot eerlijke* te kien,, telt
dit spelletje beginnen zal
Dit aardige prentje weid door A. Leogelesi
een tienjarigen jong.in, geteokond. Dt vond t zot
guQfig, <tat ik 't Ük voor jullie leai «frtreklian
VOOR ONZE JEUGD