„RODI." I VOOR DE KINDEREN. WAT PIM EN PDK OVERKWAM. 6 oem -nt verboden. Alle rechten voorbehouden). Litlkelt eg, heh je het gehoond, Rodi woont hier weer stad! Van der Poortstraat 3,- i!k hoorde het n fel Lzarln iken 4ew twjjfe raüe n ma to vej Zaterdag 18 Februari 1928. 71ste Jaargang, No. 8206 Eten weemoedig verhaal door SXKCXLF. wama Van Klaveren.Waar blijft de tijd, hè? Nlou, aideu ist h \i heh geen tijd, moet met den treani mee, feen di U) a];9 je haar som® ziet, doe haar dan de groe- jf* fa,n me, tot kijk!" li 1 dere woorden ha<3J miJto ou<ia schoolkameraad J ;i5 nu een gezeten burger en steunpilaar van 'au keruwereldi mij begroet, We hadden elkaar h iig de hand gedrukt en een minuut later was hij dei venen.- 'En terwijl ik mij, in het drukke stads- n c®* iel naar mijn kantoor spoedde, op één d'er iten, werd het wonderlijk stil bij' mij van bin- Zeker, het was voorjaar, de hoornen begonnen t te botten, al was het amper Maart. Ma%r dat het niet, dat mij een sober zakenman, net Van Klaveren izoo aan het pieinzeni bracht, mot, wafl dlat ©ene woord, dat hij miji inderhaast had worpen :En dat ©en© woord was.... Rodi. dj,... Dtrommels, ik vergat opeens, dat ik niet flTd# 100 k010* ver 1116611 van de vier kruisjes af was, ik grijs was aan mijn slapen en dat ik 's mid- asnme een heel© belangrijke transactie aan, de beurs vani t uitvoeren voor een van mijn cliënten. Alles 'J a«d9 en daar voelde ik me opeen® weer vijftien ln mijn eerste lange broek.... in de tweede van de H.B.S. Rlodldaar zag ik haar weer in ij, het meisje met de twee bl'ondle vlechten lie groote zijden strik. Ze droeg altijd zijden inoü [ken. Dat was toen modle onder de meisjes. Hoe ods ter etrik, hoe mooder. Ein 'R'odl1 ha dl groote Btrlk- h°ÏÏ ^oc^' m'0ds3e waarde heele klas do t dede I63 uitgezonderd *'n wonderlijke eensgezind- >rde]j min of meer op verliefd was. Olpl echooljon- larigo manier dan. Hetgeen zich hierin uitte, diat Rodi ih Si strafregels of strafsommen of istrafthieimia's iets ai hoefde te maken, omdat wij, haar vrijwillige 1 en, dat voor haar deden. Rodi, die altijki pracht- irs op haar rapporten had, omdat de grootste cn" de klas waaronder ook ik zelf, men e viiij feve mij die onbeecheidenheid, maar hot is al ts óéi 'lang geleden) eendrachtig samenwerkten om |vóór te zeggen en op repetitie® te helpen met nelsche school jongensgeraffineerdheid, waar- elk leeraarsvernuft het moest afleggen. Want was de roem en de trotsch van de klas. Niet St ze zoo knap was, in de geleerde beteekenia 'het woord.. Maar in de andere beteiekenis. Eh dat woog voor om® toen wel het allerzwaarste. Ze heette eigenlijk Mientje Jansen. Mlaar sedert we Fransche literatuurles in de „tweede" klas kregen, en één van onze „keien" ontdekt had, diat Aphro- dite den naam was van een achoonheid9godin of ie-ts dergelijks, werd Mientje door ons nooit anders meer genoemd dian Aphrodite, hetgeen afgekort werd tot „Rodi". Vanaf dien dag droeg „Rodi" nog grootere zijden strikken. Bh dweepte en) wij1 met haar miet sentimenteel© gedichtjes van Goethe en Schil ler, en richtte ware verwoestingen in onze harten en zakgeld-toelagen aan. Ze deed ook eindexamen. Dat was de ©enigste keer, dat „spieken" absoluut onmogelijk was. Haar examen was har slecht. Z'óó slecht, dat alle examinatoren het er over eens waren: ze was zenuwachtig geweest. Haar vorige rapporten waren goed. Zoodat Rodi er toch met vlag en wim pel kwam. Ein meteen uit onze jongensdrooinen verdween. Dat was Rbdft.. Weer zag ik haar slanke blonde figuurtje voor me.en het werd rnjji biji dat lieve heeld uit mijn jeugd zoo vreexnd te moede. En ik besloot.... ik zou Rodi weerzien. Hoe long was het geleden, 15, ja 20 jaar zoowat. Maar kom, ze zou immers niets veranderd wezen, wat' oudier misschien, natuurlijk, het was geen meisje meer, maar een vrouw al® zij, vooral blondines, schijnen nooit oud) te worden immers. Eb iki zou haar ver rassen, me aandienen al® „Kwikkie", zooals ik' op school toen genoemd werd, en) we zouden schateren over onze onvergetelijke schooljaren. Na de beurs ging ik naar het adtre®, dat Van Kla veren had' opgegeven. Ik had miji nog wat opgehou den, zoodat het al begon te schemeren. I-ïet viel mij wel wat tegen, dat de straat waar ze moest wonen er zoo onaanzienlijk uitzag. Dat paste niet in mijn jeugdherinnering, die miji een stralend jongemeisj Ge heeld vóórtooveidie. Daar, was het nummer drie. Ik schaam me te> bekennen, dat mij, bijkans veertig jarige, met mijn grijzende slapen, het hart begon te bonzen, toen iki'de vervelooze winkeldeur opende, en er een schelletje klingelde. Het was schemerdonker in den winkel: een' armetierig chocolateriewinkeltje was het. In het achterhuis hoorde ik gestommel en een kinderstem riep schel: „D'r is vollek, moedèrl" Ben duf luchtje van uien en wortelen die gekookt werden, drong mij in den neus. Intussohen ging er ergens een deur open, en een slordig kind, met een vies neusje dat ©telken® ophaalde, en een) groeizer lige schort voor, vroeg met de aangeleerde winkel- toon van haar acht jaren (misschien)„WaMieft U, men^frl" „Zeg binnen maar, dat ik Riodi zou willen spre ken. zei ik zacht. Het kind haalde nadrukkelijk haar neus op, bleef me wel een minuut lang aanstaren! en rende dan opeen® naar achteren, waar ik haar hoorde schreeu wen: „O, moeder, dfr is net zoo'n rare man in de winkel en die wil rodi hebben en dat verkaupe we niet eens!" Beni paar onverstaanbare woorden' op driftlgen toon gezegd, waarna er weer gestommel naderde. Maar nu zwaarder. Daar ging, die deur open, én een dikke vrouw, met een vuile bonte boezelaar voor, schom melde achter de toonbank.. Ze veegde 'haar handen aan haar schort af en duwde dan ©en paar kort© haarslierten van haar onmogelijk en onzinnig kort geknipte grauwvale haar naar achteren en vroeg ta melijk! snibbig: „Wel, wat blieft V nou eigenlijk" „Ik., hm, ik ben.. Kwdkikle.zeJ ik, terwijl er een vreeselijlk vermoeden biji mij opkwam. De vrouw nam een dreigende houding aan en kijft©: „Sèg-eris, lanterfant, kom je mij' in de maling neme?!" „Nee, nee," zei ik 'haastig. ,Nee ik ben heusch Kwikkle, Is U1 dan,., soms niet Rodi, U weet wel, Rodi, van de Hoogere Burgerschool, herinnert U zich nog? Het bolle gelaat van de vrouw ontspande zich. Ze veegde weer een grauwe haarpiek naar achteren en sloeg dan opeens haar vette haudklui'fjes in elkaar en riep uit: „Beiremetijd, nou begrijp ikf jé in eens, Rodi, Ja nou snap ik je. Jaja, zoo noemde ze me, maar me lieve meniseh, dat is ook zoo n eeuwige tijld geleje! 'na kijken, nou toch zeker wed twintig jaar, as het niet meir is! Zoo, hieb U1 nog in mijn klas ge- zete, hoe is 't mogelijk. Wie zei U ook al weer, dat U was?'" „Kwikkie", zei ik zacht, met een gevoel, alsof er ."ets in me dood was gegaan zóó ijlzag was de desillusie. „Kwikkie, Kwikkie,..," zei de dikke vrouw en steunde haar handen op haar heupen, „Kwikkie, o, ja,dan was jijl die jongen mit die iks-beenen haha! Nou zeg, wat ben Jij veranderd! Enne, non, zeg eè eerlijk, herkende je mij nog? Niet &rg veranderd, hè? Nou Ja, mie haar is d'r af, maar dat is geloof Jk alles, voor de rest...," „O, neen1, je bent niets veranderd" loog ik haas tig, terwijl mijn hart in mijn horst lag als een klomp ij®. En ik liep haastig naar de deur, terwijl ik tot afscheid riep: „Nou, als ik nog eens langs kom, loop ik misschien nog eens aan, bonjour.... Rodil" En terwijl Ik de deur opende en weer achter mij «loot, riep ziji: „D'at la goed, hoor, toèhiè, Kwikkie. hèhè, ik 'lachi me 'een aap, Kwikkie, hèhè!" Of het kwam door het snelle loopen, door de vroege voorj aarsschemering, de lichte, ijlle mist, die op kwam zetten, ik weet het niet, maar ik had een •prop in mijn keel, die me bijna tranen uit mijn oogen pierste. Ein al zal ik er tien kilometer voor moeten om loopen, nooit van mijn leven zet dk meer een voet, in de Poortstraat. Als ikdie naam hoor, denk ik aan een kerkhof, aan iets, dat gestorven is. Eén 'illusie.... Wat? Honderd gulden voor dat schilderij van miin boerderij"? Ik betaal dat als ik haar heele- raaal laat witten 1 jen pat dd aan uiten, li Een postzegel van twee cent «rtublieft, voor Mijnheer Boor- mans, Heerengracht 72. Wat zegt n? Ja, u wilt het toch wel zoo lang opschrijven? Woocdat we uitgaan moet SS&fce^eveo, vragen, of je den brief gepost hebt, dien ik je vanmor gen heb meegegeven? Zeker, liefste. Ik heb hem expres ia mijn hand gehouden om er aan te denken en op den hoek van dc straat heb ik hem fel de brievenbus gegooid- Ik her inner me nog precies...... Schei maar uit met je praat- les, Jongen. Ik heb je heelemaal tgeen boef meegegeven 1 337 Op 't laatst werd mijn eene armi lam van het gewicht, dat eraan hing. Ge lukkig wist ik raad. Ik 'haalde mijn natte zakdoek te voorsohijin en bond mlijn gei- voelloozen arm stevig aan den staart van den arend vast. ranoeV alles* rrouff 1 VOljji1 BI» ooi dt' per j» de f"'! Pari' 344. Ik grijp mijn nikkelen tabaksdoos, die ik op mijn gouden bruiloft van mijn grootje heb gekregen, spring als eeru bruinvisch en vang den kogel precies in mijn doos. Ik ben altijid erg handig ge weest, mot jullie weten. rnummmm* 311. De arend vloog'recht o-p een hooge t°P aan. En jawel hoor, daar was zijn n®st. Er waren twee jonge arenden in, die hem met scherpe kreten van blijd schap begroetten. 340. Tegen den ochtend werd ik wakker Ik wou m!e net uitrekken, maar gelukkig schoot me nog 'bijtijds in mijn gedachten waar ik was. Ik keek eens rond en zag dat we een hboge rotsenkust naderden. 342. De arend streek sifier. Ik liet hem los en sprong op mijn stijve beenen. 1 Zie zoo, Willem Walrus, nou word je op gepeuzeld, of j:e een bliklklie leverpastei was, dacht ik zoo bij: m'n eigen. 343. Maar dat liep anders uit. Vlak bene den me zag ik plots een jager, die op den arend aanlegde. Nog één seconde en het moedige beest zou in de borst wor den getroffen. Dat n\oit, dacht ik. Dan leg ik liever self het loodje. 338. Ziezoo, dacht ik nu zal ik ten minste niet meer naar beneden tromme len. Als ik het me nu nog een beetje ge. makkelijk kon maken, dan zou ik eens lekker gaan maffen. Want ik was zoo moe als een hond en ook een beetje hui verig door mijn natte kleeren. 339. Nou, welterusten Jochem Adelaar gromde ik, we gaan es lekker onder zeil. Draag jij me maar verder, ik zal mijn gemak' wal nemen. Eh ik tukte gemoedelijk in.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1928 | | pagina 21