BRIEVEN OVEN ENGELAND. DE RAT. DERTIG JAAR ARBEID BIJ HET OPENBAAR BESTUU Heb te onder een auto «re- leeen? Nee, onder een Ford. 11 Februari 10M. Er i§ «een mooier «prookje dan <ie werkelijkheid. Kiete ook i» vaak onwaarschijnlijker. Romanschrij vers zijn soms huiverig* om een ol ander werkelijk gebeuid feit in hun verhalen op te nemen, omdat zij bevreesd zijn van al te groote fantasie beschuldigd te worden. Geleerden komen bij hun onderzoekin gen dingen tegen, die zij) maar kalmpjes voor zich houden. Ruim een week geleden i*. zooals wij; ook In oma kranten hebben kunnen lezen in Engeland, in een steengroeve te Harburg in Warwickahire, een prach tig skelet van een van die voorwereidsche dieien gevonden, die de geleerden voor hun, maar zeker niet voor ons genoegen, voorzien hebben van meter- lange en onuitspreekbare namen. Inplaats van iets van één, hoogstens twee lettergrepen, te bedenken, iets ais koe, of kat, of paard, vermaken <ie heeren zich met namen als brontosaurus, dipdodocus, ptero- dactyl, tyrannosaurus, triceratops, archaeopteryx, neohipparion, tetrabeiodon en nog een heel stelletje meer. Het Grieksch© woordenboek komt hun hij- de doopplechtigheid altijd uitstekend te pas. Het skelet in kwestie heeft behoord aan een plesio saurus. Het beest zal wel nooit beseft hebben, dat het van zoo'n nette afkomst was. De vondst was natuurlijk zeer welkom. Welkom voor alle geleerden van de geheele wereld, en meer in het bijzonder voor het prachtige South Kensing- ton Museum in Londen, waar men er graag een eereplaats voor wilde beschikbaar stellen. Elke vondst van dien aard is een buitenkansje. Geleerden zijn nog al gauw tevreden. Het spreek woord: geef ze een vinger en (ze nemen de heele hand, is zeer zeker op hen van toepassing. Geef ze een sleutelbeen, of een ellepijp, een knieschijf of oen voet-wortelbeentje, en zo reconstrueeren het heele. beest voor je. Maar geef ze een heel skelet, en er valt niets meer te reconstrueeren. Wij, lee- keo, behoeven niet langer te gelooven, wij, zien. Het is eigenlijk een wonder, als er nog iets wordt gevonden in den tegenwoordig©!! tijd. Niet omdat de aarde niets meer verbergt, Ze bevat nog hon derden, of duizenden beenderen en skeletten, en de hoop van geologen is gevestigd juist op de steen groeven en hen, die er in werken. Evenwel, in dat werken ®it de moeilijkheid. ,Ay, there's the rub", zooals Hamlet zou zeggen. Tien, twintig jaar geleden nog waren daar in die groeven mannen aan het werk met spaden en houweelen. Soms stuitten zij op een been, en de ondervinding had hun geleerd, dat er verdienste kon zitten in zoo'n been. Zij staakten het werk. en haastten zich met hun vondst naar het dichtstbijzijnde museum, of desnoods naar den dokter van de plaats, of het hoofd van de school. Maar d'e arbeid van armen en handen is veranderd in de veel vlugger, maar ook oneindig veel meedoogenloozer arbeid1 van groote machines met stalen grijparmen. .Machines denken niet. Zij zijn ideale werklieden, maar zij* hebben geen hersens. ZIJ grijpen, grijpen, grijpenl Aarde, steen, beenderen, als zij ze tegen komen, ew voor men er op verdacht is, is dit alles cement. Do machine is gemaakt om cement te ver vaardigen, niet om beenderen te zoeken. Mijnheer MÜchiels was bediende iij een grooten boekhandel van de vredige provincie-hoofdstad, Juffrouw Michiels dreef een kleinen, doch goedhe- klanten winkel in garen en band in de schaduw der torens van de St. Martinuskerk. Beiden nader den zoetjes-aan de vijftig. Hun huwelijk was niet met kinderen gezegend en hun leven verstreek een tonig. Op zekeren avond, na het souper, viel 't oog van den heer Michels, die bezig was met het lezen van het plaatselijk orgaan, op het volgende bericht: „De Gemeonteraad heeft zonder hoofdelijke stemmiijg het voorstel aangenomen om de pre mie van een stuiver, vastgesteld voor eiken rattestaart, uie aan de rattenvangstcommissie wordt overhandigd, op te heffen. Dit besluit valt ten zeerste te betreuren, want de verdelging der ratten van onze stad' is bijvlange na 'niet ge ëindigd en men weet, dat er geen volijveriger verspreiders zijn van besmettelijke ziekten, in het bijzonder van de pest, dan deze vruchtbare knaagdieren. In het belang van de algemeene gezondheid, zou het dus aanbeveling verdienen, wanneer het individueel© initiatief het eenmaal begonnen werk bleef voortzetten.".. „Ratten," onderb:tak jiuffrouw Michiels, „hebben wij hier met de vleet zij krioelen in ons schuurtje en des nachts dringen zij zelfs tot in de keuken door. Brr! hoe misselijk! wat een naar idee van onze vroede vaderen!" „Naar. naar!" herhaalde mijnheer Michiels. „Ik heb een plan. Waarom zouden wiji zelf niet trach ten de schadelijke dieren te vangen? 't Is een nuttig tijdverdrijf, en op die manier werken w.iji tevens mee in het belang van do algemeene gezondheid." „Vriend, ge hebt volkomen gelijk," sprak juf frouw Miichiels ..De kat van onze buurvrouw dient trouwens toch tot niets. Wij nemen daarom hare taak over." Den volgenden dag, een Zaterdag, offerde mijn heer Michiels een van zijn vrije uurtjes op. om in den Grand Razar Francais een mooie, ijizeren rat tenval te gaan uitkiezen, flink en stevig, welke hij triomfantelijk mee naar huis bracht. Het lokaas moest op het einde van een plankje bevestigd) wor den, het plankje wipte onder het. gewicht van de rat. en flap. gevangen was de buit. Toen mijnheer MÜchiels aan zijn wederhelft de werking van het instrument had uitgelegd, beves tigde hij- een stukije spekzwoerd aan het haakje, spande de veer en Plaatste het toestel in de keuken op den grond onder den aanrecht. (Daarna gingen de twee echtelieden alapen,. met de gerustheid, die alleen «en goed geweten aan twee In dit geval was utn meer dan gewoon Intelligent werkman aanwezig, terwijl de machine haar werk verrichtte. Hij had de herten* die het «talen ge vaarte mistee en met één handbeweging w&» het werk tot stiletand gebracht. Hier moesten handen afmaken, wat de machine begonnen was. De eigenaars van de Rroeve waren mannen met hart voor de wetenschap. Zij leidden den aTbeid, die langzaam en o zoo voorzichtig werd voortgezet Met het gevolg, dat het Natural History Museum een skelet rijker is geworden, volledig van de punt van den snuit tot het eindje van den staart, een lengte van vijf meter bijna. Wat is nu het merkwaardige in deze vondst van den plesiosaurus? De Manchester Guardian schrijf*.: „Hiet vreemde hierin is, dat het drie oogen heeft. De kop is driehoekig en heeft een derde oog bove.i op den schedel. Grooter eigenaardigheid kan men zich moeilijker indenken. Het derde oog toch is niet alleen ongowoon, hot heeft geen begrijpelijk doel. Ons tweede oog is noodig om diepto te brengen in wat wij zion, maar wat kan een derde oog daarbij voegen? De plesiosaurus was een waterdier, en kon misschien oen derde oog gebruiken om de opper vlakte van het water in het oog te houden." Zoo schreef de Manchester Guardian. Vcscheidonc andere bladen deden uitkomen, dat de geleerden al even opgewonden waren over het geval, als de leo- ken. Wat wij heel natuurlijk vinden. Jammer is jlleon maar, dat het niet waar is. Want nu blijkt achteraf, dat de geleerden natuur lijk wel erg ingenomen zijn me d« vondst, maar vol strekt niet verrast zijn over dat derde oog. Integen deel, zij wisten dit al veertig jaar, maar hebben het ens alleen maar niet verteld. Misschien omdat ze pang waren, dat wij het toch niet zouden gelooven? Meer is uitgekomen met de vondst van den ple siosaurus en zijn derde oog. Niet alleen wisten de geleerden, dat deze voorwereldlijke heer daar mee behept was, zij komen nu met de mededeeling, dat op dit oogenblik beesten in leven zijn, die ergens een modderig bestaan, of, duidelijker geaegd, een bestaan in de modder leiden, die, op zijn minst ge nomen, een overblijfsel van zoo'n -oog boven op hun kop hebben zitten. „Waarschijnlijk gebruiken zij bet nog steeds in zekere mate", deelde Dr. Bather van het Natural History Museum aan een verslag gever mee. Een halve eeuw lang hebben de geleerden zich afgevraagd, wat die gekke holte boven in den sche del van voorwereldlijke dieren toch kon beteeke- nen. Pas veertig jaren geleden, toen Sir Baldwin Spencer dergelijke gaten in den schedel van een pri mitieve, thans levende reptielen begon te bestudee- ren, werd het feit vastgesteld, dat die gaten wer kelijk oogen waren. Oogen althans van zekere soort. Geen echte oogen, oogen, die iets zien. Zij hebben zelfs geen lens, on kunnen geen beelden opnemen. Wij hoeven ons niet voor te stellen, dat er wezens op deze aarde zijn die tegelijkertijd naar twee kanten kijken. Evenmin dient het, om, zooals iemand opperde, in tijden van nood gebruikt te worden, zooals een automobiel een extra wiel aan zijn wagen heeft hangen. Het extra oog, zeggen de geleerden, is klaarblijke lijk nooit meer geweest dan een zeer primitief or gaan, dat niets anders kon doen dan flauwtjes licht en donker waarnemen. De plesiosauri kropen op hun buik. Waarschijnlijk vonden zij die opening boven op hun kop van nut om voorbereid te zijn op een mogelijken aanval van dis zijde. ZIJ keken voor zich uit, zooals u en ik, maar wanneer het licht boven hen plotseling ver duisterd werd, wanneer een schaduw zich boven hen vertoonde, dan woa het tijd om te maken, dat Je wegkwam. Dit is ongetwijfeld een zeer aanneembare verkla ring. En wij, leeken, zijn door de toevallige vond at van den plesiosaurus in WarwioktWre, op d« v te gekomen van een feit, dat de heeren gele» nota bene veertig jaren lang voor ons verbot hebben gehouden. Er ie geen mooier sprookje dan de wtrkilIJ)* „Truth la stranger than fiction", zegt de Eng*], man. door D. KOOIMAN, lid van Gedeputeerde Staten der provincie Noord-Holland. HET GEMEENTEBESTUUR VOORHEEN EN THANS, ZijHeb je den buldog sroed vastgelegd, voordat we gingen? HijJa. Maar nou herinner ie er mij in eens aan, dat ik geen afscheid genomen heb van moeder I (Slot) Maar juist als gevolg van mijn benoeming tot bur gemeester van Purmerond waren mijn lotgevallen in zake de burgerwacht nog niet uit. Purmerond%had reeds een burgerwacht opgericht. De geweren wa ren al aanwezig in een der gemeentegebouwen, 't Was om van te rillen, vooral met die ongeoefen de schutters. Maar toen ik in Purmerond kwam wa ren nog niet alle formaliteiten voor elkaar. De Pur- merendcr burgerwacht had nog geen rechtspersoon lijkheid en hot verieenen daarvan wilde de minis- ter van Binnenlondsche Zaken alleen bevorderen als de burgemeester gunstig adviseerde. Dat gunstig advies neb ik niet gegeven en ik heb geweigerd af te geven de verklaring, die van den burgemeester tevens gevraagd werd, dat ik bij' revolutie van de burgenvacht gebruik zou maken. Ik wist nota bene toch immers vooraf zelfs heelemaal niet, onder welke omstandigheden ooit in ons goede landje revo lutie zou kunnen ontstaan en aan welke zijde de burgerwacht zich dan wol eens zou. kunnen scha» ren! Gevolg ditmaal? De Pu r merend er burgerwacht kreeg geen rechtspersoonlijkheid, sn geweren en burgerwacht verdwenen. De ervaringen tot uusver met burgerwachten op gedaan hebben me geioof ik ten aanzien van het nut dier instellingen wel in het gelijk gesteld. In heel veel gemeenten zijn zij, zoo niet opgeheven, dan toch vrijwel geheel verloopen. In Purmerend heb ik belangrijk werk mogen doen en heerlijke banden zijn daar gevlochten met de burgerij. Ik heb bij mijn bestuur ook wel eens misgetast. Hierbij denk ik aan mijn poging tot bevordering van samenvoeging van gemeenten. Dat plan was te groot opgezet. De storm, die er tegen opstak, was •geweldig. Nooit ben ik zoo aangevallen door ve len zakelijk, maar door onkelen meer persoonlijk als ten aanzien van deze plannen. Ik ben intus- achen nog van meening, dat samenvoeging van kleine gemeenten tot grooter en krachtiger bo- stuurseenheden, die meer kunnen doen in het al gemeen belang, zeer gewenscht is te achten. Waar ik kan zal ik haar blijven bevorderen. Voor de gemeen ten in hot algemeen is in ons land nnar mijn over tuiging nog een groote taak weggelegd. Maar de be volkingen zelf moeten samenvoeging willen. Dwang is meestal uit den booze. Ik hoop, dat de gemeenten zelf er.meer rijp voor zullen worden. Hier en daar zijn teekenen van vooruitgang te ontwaren. Het zal wel eenmaal komen. Voel schijnt langzaam te gaan, maar wie weet hoe ook in dit opzicht de op vattingen als we weer eens dertig jaar verder zijn - en wat is dat in 's worelds gebeuren een korte tijd zullen zijn veranderd. Mooi werk, dat me ook nu we enkele jaren verder zijn, nog groote voldoening geeft, heb ik in Pur merend mogen doen ter verbetering van het onder wijs. Ik kwam ten aanzien van het onderwijs in tweeërlei opzicht te staan voor ©en belangrijke taak. De openbare schoolgobouwon waren oud en ver vallen. Zij hadden langer dienst gedaan dan goed was geweest. In belangrijke rapporten, die ik aantrof •bij mijn komst, werd dat overtuigend aangetoond. De gebouwen dor bijzondere scholen waren er weinig be ter aan toe. De raad en het schooltoezicht waren een stemmig met me van oordeel, dat do openbare school gebouwen moostcn worden vernieuwd. De bijzondere schoolbesturen maakten gebruik van hun wettelijk recht en eischteö nieuwe gebouwen. We hebben nu in Purmerend over hot algemeen een enkel on derdeel daargelaten uitstekende onderwijstoestan den bij het lager onderwijs. De nieuwe gebouwen kosten aan de gemeente jaarlijks wegens rente en aflossing ruim f20000, de kosten van de bijzondere schoolgebouwen inbegrepen, en de opbrengst van de plaatselijke inkomstenbelasting beloopt -meer dan 2 ton per Jaar. Dat is nu alles, dank zij voel overig een rijkssubsidie, die we nog juist op tijd wiste? te krijgen van ik imeen omstreeks f 75000. Men vo het, dat brengt aan Purmerend niet de hooge bel ting. ^an die maatregelen nu is schamper geij dat die wethouders ©r toe medewerkten om zich (r naam natuurlijk) „onsterfolijk te maken". Ander mooi onderwijswerlc was de bemoeiing u inti betrekking tot de stichting der rijks hoogere hun school, maar dat gold slechts de uitvoering, wout besluiten dienaangaande waren reede vëór komst genomen. Veel andere maatregelen mochten ook word«i nomen bijna altijd «net algemeene stemmen i den gemeenteraad waarover in dezo beschom gen niét kan worden uitgeweid, waardoor Purmem - geestelijk en stoffelijk voor de toekomst sterk ii men te staan naar mijn bescheiden meening. Wel wil ik op twee bijzondere punten nog den dacht vestigen, die van meer dan plaatselijke itp klug zijn: d© drankbestrijding en de voorxietüön ander© sociale nooden, Ik zou *t ieder, die invloed kan uitoefenen, het* 'n. len toeschreeuwen: bestrijd toch met al wat in u «n het gebruik van den alcohol. Groote ellende htb daarvan in onze marktplaats geilen, armoede, kh zinnigheid, misdaad, ongelukkig nageslacht, vm ring van huiselijk geluk zijn van drankmisbruik gevolgen. Ik heb het noodig geoordeeld, door hetgeen ik b JJ te hooren en te zien, zelf aangesloten geheelonthi der te worden, en van overheidswege den strijd gen het alcoholmonster op allerlei wijzen aan te I den. Eerder heb ik in beschouwingen in dit b daarvan tot In bijzonderheden herhaaldelijk gewat En de voorziening in sociale nooden: Zij komt goede aan arm en rijk. Maar met de armen moetn B8J wel het allermeest tc doen hebben. Wat zou het in onze gemeente, wat zou t er in ons land, veel t *1 riger nog uitzien als niot de gemeenten zich al ül lei mooi sociaal werk hadden aangetrokken di> tn dit, do andere dat, en in Amsterdam vindt men, JJ ik sohetste, bijna alles bijeen. Ik heb ontwaard in! 1)1 dringende mate hot in Purmorcnd ook noodig li niet droefenis hei) ik het een enkele maal aangeri dat van hot betrekkelijk weinige dat ik in dit optli w heb kunnen doen, zelfs niet alles stand heeft kunw WD houden. Ik eerbiedig ieders inzicht, maar dat heti hevig spijt zal ik toch moéten zeggen. Nu mag ik sedert vier jaar medewerken aan taak der provincie, in haar dagelijksch bestuur, ïlu De provinciën vooral de provincie Noordholli trekken steeds meer belangrijken arbeid tot:; Zoolang er geen grootere gemeenten worden ger**- of groote complexen van gemeenten niet voor b de doeleinden samenwerken, is het zeker geluk! veel van provinciewegge wordt gedaan. En er ili g menige zaak, die de provincie wel ter -handk nemen, denk aan provinciale waterleiding en elÉ citeitsvoorzienlng, aan gezondheidszorg, vooral culosebestrijding, en verschillende zaken meer -,i; j ook grootere gemeenten of groepen van gomeM nimmer kunnen aanvatten. Misschien kom ik op „de provincie voorheen thans" en op „het rijk voorheen en thans" beu over de afgeloopon dertig jaar, nader terug. Voor het oogenblik wil ik eindigen met den wem uit te spreken, dat de gemeentelijke werkzaam!* U zich ook in de komende jaren nog in ruime inaUi verbroeden on ontplooien; dat financieele overwep gen van die verbreeding en ontplooiing niet al te h zullen behoeven terug te houden, want stilstand |eni achteruitgang, en indirecte voordeelen en verhoogï van toekomstig geestelijk en stoffelijk welzijn moet: jj meestal hooger worden aangeslagen dan weinige p §j] dens rechtstreeks of oogenblikkelijk stoffelijk gew II/Z burgennenschon van ©en goed© stad vermag* te schenken. De zware klok van den Sint Martinustoren riep •met haar loom, weemoedig gebimbam de geloovigen naar de tweed© Zondagsmis, toen 't echtpaar ont waakte. Jufi-rouw MÜchiels, die het eerst was opgestaan om geurigen kop koffie tc zetton, riep vanaf den drem pel van de keuken juichend): „Willem, Willem! kom toch eens vluig kijkenl" Mijnheer Michiels kwam oantippelen, met ben gelende bretels, sloffend in zijn vilten kamerpan- tolfels en hijgend: „Wat is er gaande?" „In de val! Daar zit er een in. Een dikke, vette rat!" „Onmogelijk! Nu reeds?" Mijnheer MÜchiels trad naderbij en strekte nieuws gierig zijn molligen speknek. „Werkelijk! Het is boo! Maar geen vette, dikke, heelemaal niet! 'tls een piepjong beestje!" Hij' nam de val, zette haar op het fornuis en hij en zijn vrouw, half achter haar man verscholen, •monsterden vergenoegd, op hun gemak, hunne vangst. D© rat had eeni bruinen rug, een blank ge- marmerd buikje, 'n prachtiger! snorrebaard, zwarte, j ongemeen levendige kraaloogjes en kleine rossige oortjes. „Aha, mijn guit!" schertste mijnheer Michiels, terwijl hij met den vinger dreigde. ,ge hebt je ver stout ons spek op te knabbelen, hé, maar je snoep lust is je duur te staan gekomen." En hij deed precies alsof hij het beestje in het puntje van den langen staart wilde knijpen,, die tusschen twee spijlers van de val stak. De garen- en band verkoopster hield verschrikt j de beweging van haren man tegen en zeide: „Zij ziet er springlevend uit en het heeft er vol- strekt niet den schijn van alsof zij door de pest is aangetast. Wat zullen wij er nu mee aanvangen?" i „Ze dooden natuurlijk. Gewoonlijk worden die 1 diertjes verdronken. Men dompelt de val in een bak met water. „In d© groot© zinken teil waarin je Je voetbaden neemt; 't is de «enig© die w.ij hebben." „O, neen! Daar niet in hoor! Ik zou er voortaan i van griezelen mij- ©r nog van te bedienen! De rat is misschien een heel klein beetje ziek, zonder er den schijn, van te hebben Indien wij ze eens ver stikten in den oven va,n de fornuiskachel?" „Nu nog mooier, Willem! Ben je mal! In den oven! Bah! net als die vreeselijke Landru in Frankrijk •deed. waar de kranten zooveel over geschreven heb ben. Neen man! Nooit in den oven, hoor!" „Dan zullen wij ze vergeven. De apotheker zal me daar wel ©en middeltje voor aan de hand doen." „Ja. maa". denk er aan, vandaag, op Zondag is de aootheek gesloten." „Welnu, dan morgen.'D© rat zaJ intuwchen niet wegloop©n .zij moet moor sooloag op het uitvoeren van haar doorvonnis wachten." „Laat mij, me nu eerst gaan aankleedcn; g© weet 't is Zondag, we gaan straks naar Sint-Pieter, naar uw zuster Marianna." Toen het paar des avonds van Sint-Pieter terug keerde, gold hun eerste bezoek de gevangene in de val. D© rat zat schurkt in haar kooi, haar spits snuitje tusschen haar voorpootjes gekiemd. „Wat klikt het beestjo droevig", merkte juffrouw Michiels op. „Het schijnt vergiffenis te vragen voor zijn -misdrijf." „Het krijgt zeker argwaan in het lot dat het wacht. Des te erger' Kom Jaat ons naar bed gaan, vrouwke!" En het echtpaar begaf zich ter ruste. Thans echter sliepen zij den slaap des rechtvaar digen niet. Visioenen van droomen, geweldige, afzichtelijke ratten trokken in hun onrustige droomen voorbij, krioelden over de dekens, trippelden over hun ge- •zicht en vulden de slaapkamer, soms klagend piepend als in doodsangst. Telkenmale, weerde mijnheer Mi chiels ze, woest om zich heen slaand, of juffrouw Michiels gilde en sloeg wild in het rond, zoodat me nige rake klap voor de onzichtbare ratten bestemd, beurtelings op man of vrouw nederdaalde. Tegen twee uur in den morgen, toen die vreese lijke droomgezichten weggetrokken waren, stiet juf frouw Michiels haar man aan en zeide: „Willem! Willem! Luister eens, Willem!" Een gegrom antwoordde. Een paar nieuwe porren, wat hartiger dan de vorige, volgden. „Hm! wat is er gaande?" „Willem, het is kwaad dieren te doen lijden. Het arme beestje beneden hoeft «inde den vorigen nacht niets gegeten. Ik kan 't niet over mijn hart krij gen, hot zoo maar van honger te later omkomen. Ik zal het een korstje brood- geven in afwachting van «zijn doodvonnis." «•„Vooruit dan maar, als ge absoluut uw zin wilt doordrijven." gromde de man slaapdronken. 's Morgens scheen de mt weer heelemaal opge knapt en knipoogde leutig als ten toeken van dank baarheid. „Arm beestje!" zuchtte juffrouw Michiels. „Precies, ge moet het ondier nog beklagen. Van middag zal ik 't een portie vergif toedienen, waar 't zijn bekomst van zal hebben." Maa- 's middags bracht d© brave* man niets mee, ten minste geen vergif. Hij wendde voor, dat de tijd hem had ontbroken om naar de apotheek te gaan, daar hij vrii laat dén boekhandel had gesloten. Leu gens! de apotheek was vl*tc in de buurt. In werke lijkheid was 't het menschelijk medelijden dat mijnheer Michiels had weerhouden aan den apotheker de vol gende bekentenis te doen: „Mijnheer, wil hebben een rat gevangen in de val en wij weten niet hoe er on# van te ontdoen, He zou graag vergif hebben!" i Eenmaal voor den winkel gekomen met wltUP deiflesschen en groene of blauwe bokalen in dev stalkast, bad mijnheer MÜchiels lafhartig recMtf keert gemaakt. Des avonds putte hij zich in nieuwe veronl digingen uit en den volgendén dog, op aandriM vun zijn vrouw, verklaarde hij* eindelijk: „Wilt ge, dat ik u de waarheid zeg? Welnu, is niet erg practisch een rat te vergeven, Trouu het is onnoozel een poeder te koopen, dat ten i ste een paar kwartjes kost, en zulks, terwijl wil niet toe verplicht zijn. Ik zal een ander middel te vinden." „Willem", zeide de garen- en bandverkoopl ctuchtend, „Ik laat je algeheele vrijheid zoo&b tijd. Maar neem geen besluit als ik je bidden alvorens het rijpelijk te hebben overwogen!" Des avonds, alvorens naar bed te gaan, l» juffrouw Michiels naar de keuken en wrong klontje suiker door de spijlen van de val, Benige dagen, verliepen, gedurende welke de W dood veroordeelde uit medelijden gevoed en zelfsvtf troeteld werd. Mijnheer Michiels bemoeide er w thans eveneens mede. In 't geheim, zonder dat w vrouw er iets van wist, onder voorwendsel, dat s zijn handen ging wasschen aan de kraan wannt* hij thuis kwam van den boekhandel, «tak hü® <,tt ïat een versnapering toe. Op zekeren avond nu betrapten de beide lieden elkander op heeterdaad van medelijden. speelden zij open kaart. Het was volkomen duidelijk en mijnheer en n* juffrouw Michiels waren het roerend eens. dat roö de rat niet moest, niet meer kon dooden. Maar zouden ze er mee aanvangen? „Haar loslaten!" stelde* juffrouw Michiels v00r«— schuchteren toon, ..de val op een avond in d straat openen bijvoorbeeld op 't oogenblik. de kat van de buurvrouw binnen was. Het dien) w zou kunnen ontsnappen wer waarts het wilde, D«l het riool of naar elders ..Om door contact met andere ratten de J te loopen en ze daarna op ons allen over te «r# een!" viel de man toornig uit. ..Neen, neen. duizendmnall neon! Nu wij ze wj maal hebben gevangen moeten wij znroron, dat rat zeen kwaad doet. Dat is onze plicht." ..Dtia Willem.... a,ls we., als ge zo niet kunnen-dooden. zoudt ge ze <Ten willen.."' NatuuriPk! On die manier zlin wij zeker, dfllv niemand gehorte kan berokkenen!" ,.Z(f zou TPmakkeliïik te temmen «Ijl», Reed*»' zoo wilrt niet -meer al» in 't begin!" - Den volgenden Zaterdag ging miinbeer non- den ..Grand Bezar Franenls" an kocht ft10 stevigft kool de grootste die hii kon vinden, En rt© rattenval werd voor immer hoog en droeg op een stoffigen top van *ni v te midden van oude hoedendoozen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1928 | | pagina 22