De beste saus. CONSTANTINOPEL EN ANGORA. »0i Het meisje en haar heroeusvorming. Z b I DE VROUW EN MOEDER DER TOEKOMST. De Lagere School kan niet aanvaard worden als goed opvoedingsmilieu. In „Jeugd en Beroep", het jonge tijdschrift voor jeugd-psychologie, voorlichting bij beroepskeuze en be roepsvorming (uitg. van J. Muusses, Purmerend), komt een artikel voor van de hand van Ida Heijermans over „Het meisje en haar beroepsvorming." Nadat de schrijfster in een vorig nummer uiteenge zet heeft, dat alleen die beroepsvorming voor het meisje goed is, welke rekening houdt met het specifiek-vrouwe- lijke in haar, vraagt zij zich nu af in hoeverre ons Hol- landsch onderwijs in het bijzonder èn het het meisje als vrouw en moeder der toekomst èn de beroepsar beidster in den dop recht doet wedervaren. Ida Heijermans schrijft dan: „Indien we ervan overtuigd zijn, dat geen opvoeding, voor den jongen zoomin als voor het meisje goed kan zijn, waar mannelijk en vrouwelijk inzicht zich niet ge lijkelijk doen gelden, omdat de natuur het kind èn een vader èn een moeder geeft, kan die lagere school niet aanvaard worden als goed opvoedingsmilieu, wanneer nog zoo overwegend dikwijls er toestanden heerschen, zooals ze er zijn. In de eene school zien we gewoonlijk het onderwijs slechts aan onderwijzeressen opgedragen, zoowel in de confessioneele als in de neutrale, in de andere, oko naar beide richtingen, hoofdzakelijk aan onderwijzers, aan mannelijke leiding. Geen vorming voor eenig kind kan goed zijn, die óf overwegend in haar opvoeders vrouwelijk, óf mannelijk is, indien er bij de beoordeeling wordt uitgegaan van de overtuiging, dat man en vrouw ook psychisch van elkander verschillen, een overtuiging door de waarne ming op goede gronden gevestigd, al bevestigen ook hier als overal de uitzonderingen den regel. Meisje en jongen komen dus als menschen der toe komst te kort, wanneer zij ook in de school, óf het vrou welijk element in. haar opvoeders missen. En daar de beste beroepsvorming slechts dio tot mensch kan zijn, tot hoogste en fijnste ontplooiing dus van gaven en krachten, komen daarom de kinderen in de lagere school niet tot haar recht, wanneer mannen en vrouwen geen gelijk aandeel ln haar opvoeding hebben. Waar, gelijk gezegd, slechts die beroepsvorming pae- dagogisch aanvaard kan worden, die den leerling tot mensch in de meest uitgebreide beteekenis van het woord helpt ontwikkelen, beantwoordt geen lagere school oon den opvoedingsplicht, die enkel wat intellectueels kennis aanbrengt. De meisjes krijgen er alleen wat vaardigheid bij de naald. Doch wie een kind beschouwt als een iemand met allerlei ontwikkelingsmogelijkhe den, wie telkens ervaart, hoeveel meer kinderen kunnen presteeren, dan wij het in oude waanwijsheid mogelijk achtten, omdat wij van de meening uitgaan, dat wij vol wassenen steeds en steeds maar hebben te geven, alsof we niet dagelijks het wonder voor oogen hebben van de plant, die zich uit het zaad ontwikkelt, terwijl wij niets te doen hebben dan belemmeringen voor groei- voorwaarden uit den weg te ruimen en groeisfeer te geven, wie aldus als opvoeder tegenover een kind, «en Jongen mensch rt'iat, kan slechts de lagere school als de goede aanvaarden, waarin elk kind, elk meisje een andere groei-mogelijkheld vindt dan bevorderd of gewekt door het intellectueels van de vakken, dl9 er nu moeten of slechts mogen onderwezen worden. Wil het kind op de lagere school den bodem vinden, waarin het beroep der toekomst gedijen kan, dan moet het nog wat andere voedingsstoffen krijgen, dan nu in dien grond zijn. Nu mislukken talloozen en talloozen in het leven, omdat zij het voor hen geëigende beroep elkan der nooit vonden. En ook dat is een mislukking, mis schien de allergrootste, wanneer een mensch in zijn werk verdort, omdat hij er de arbeidsvreugde, die voor hem in zijn aanleg speciaal noodig is, niet vindt, zijn levensweg daardoor voert door oorden van grauwheid. Laten wij het ons toch niet wijs maken, dat eenige arbeid, zonder vreugde gedaan, ooit individu, staat, maatschappij, of eenig vak verder brengt. Het meisje komt ook in de lagere school te kort, die eenzijdig-lntellectueel ln haar richting is, al leert zij er ook de naald gebruiken. Want er is nog andere handen arbeid; er zijn nog andere mogelijkheden en gaven dan die gewekt door wat taal en rekenen, wat geschiedenis en aardrijkskunde, wat kennis der natuur wat van dat alles, nu door de wet voorgeschreven. Indien de wind van het leven door al onze lagere scholen woei, indien er wat meer kennis van en eerbied voor de beloften waren, die elk kind in zich bergt, er zou In groote lagen van ons volk meer liefde zijn voor de school. Alle directe beroepsvorming dient er geweerd voor alle indirecte moet de deur wijd open staan. Het is daarom een dwaze fantasie van hen, die mee- nen, dat bijv. voor het meisje het zevende leerjaar op- Artist (trotsch): Ja, me neer, zoo'n kunstwerk scheppen valt niet meel jKunsthandelaar: Het Ter- koopen zal toch nog moeilijker tiin, denk ikl Naar het Engelsch. (Nadruk verboden). Mendoza had een opdracht gekregen om een serie teekeningen te- maken voor een advertentie van San- key's Saus. De eerste teekening moest een arme drom mel voorstellen, met ingevallen wangen, die me.t honge rige oogen begeerig door een venster keek, waar hij een pan met dampende saus op het vuur zag staan. De se rie bestond uit twaalf teekeningen en moest het publiek onder het oog brengen dat Honger wel den naam heeft van de beste saus, maar dat Sankey's saus toch nog een aanmerkelijk betere was. Toen Mendoza met zijn teekeningen klaar was, was hij tevreden over zijn werk. Alleen de hongerige man be viel hem niet. Neen, zei hij, die deugt niet. Daar moet ik een model voor zien te vinden. Zoo ziet hij er grappig uit en dat moet juist b«elemaal niet. Hij nam zijn hoed en zijn schtsboek en toog er op uit. Hij liep lang en ver, maar vond niet wat hij zocht. Hij had genoeg hongerige en wanhopige gezichten ge zien, maar aan elk daarvan ontbrak iets. Maar al moest hij een week loopen zoeken, het kon hem niet schelen, hij moest en zou het gezicht vinden. En in Lincoln's Inn Fields vond hij het De man, hij was nog heel jong; Mendoza schatte hem op negentien, zat in elkaar gedoken op den hoek van een bank; de eene hand in zijn broekzak. Hij droeg een glimmend pak van blauwe serge, van opvallende goede snit, een zwart dasje en een rafelige pet. Hij zag spier wit, en zijn wangen waren ingevallen, zijn oogen lagen diep in hun kassen, zijn haar was kort geknipt, zijn ge zicht schoon en hij was nog niet lang geleden geschoren. Hoe leeg zijn zakken ook waren, een scheermes en een stuk zeep schenen zij toch nog te bevatten. Jeugd, zei Mendoza bij zich zelf, en doffe wan hoop. Dat is nu precies wat ik hebben moet. Hij ging op den anderen hoek van de bank zitten. De jongen bleef maar naar de punten van zijn schoenen staren en merkte hem niet op. Zeg eens, zei Mendoza, wil je wat verdienen? De jongen keek hem van terzijde aan zonder zich ver der te verroeren. Zeker. Ik ben teekenaar, zei Mendoza. Als ik je mag ultteekenen, krijg je vijf shillings van me. De jongen liet een luguber lachje hooren. Voor vijf shillings mag je mijn kop ophangen en verkoopen. Waar is uw atelier? Chelsea. Dan moet je me er heen rijden. Ik zou er nog voor geen tien pond heen kunnen loopen. Ik zal je er heenrijden, zei Mendoza. Zullen we dan gaan? Hij stond op. Zoudt u me niet een shilling willen voorschieten? Dan kan ik eerst wat eten, dan ben Ik meer mans dan au, Beet* Vriend, zei Mendesa vriendelijk, Ik heb leiding tot het gezin zou moeten geven. Een mri*je van 12, 13. ook 14 Jaar is nog een kind. Zij moet de handen, het hoofd hebben leeren gebruiken, de groote wereld om zich beschouwend als een oord van schoonheid, van wonderen, als een arbeidsveld, waar voor haar plaats is en moet zijn. De lagere school kan en mag nooit zijn een afgerond geheel. Zij is een der treden op de trap tot ontwikkeling die tot de allerbeste beroepsvorming voert. Er wordt gezondigd tegen de jeugd, die de school reeds verlaten mag op een leeftijd, dat enkel de palen geslagen kunnen zijn voor het gebouw der beroepsvor ming. In het bijzonder wordt het meisje daarmee te kort gedaan, de vrouw en moeder der toekomst. Indien we ook voor haar nagaan, hoe weinigen nog andere inrichtingen van onderwijs bezoeken, komen we tot een ontstellend klein percentage van de meisjesmas sa. Het is eigenlijk nog gewoonte, dat onze meisjes na het twaalfde jaar van school gaan. Ze lummelen en hangen wat rond. Ze doen allerlei werkjes thuis en daar, waar ze door de arbeidswet worden vrij gelaten. •Ze gaan op het 14e jaar de werkplaats in of de fabriek Geen enkele wet bekommert zich in ons land om haar verdere vorming, tenzij de straf- of zederechter het doet, die allerlei delicten te beoordeelen krijgt, vruchten van den boom der verwaarloozing. En die meisjes krijgen zelf weer kinderen. Zoo draaien we met haar in een grooten vicleuzen cirkel rond. Zij leerden niets, weten niets en mogen jongens en meisjes groot brengenvoor hen een beroep kiezen, zij, die zelf noch voor beroep, noch voor het moederschap op geleid werden! Zoo gaat hot nog voor do massa meisjes. Wie Gonstanitinopol ibezocht (heöft, kan Constan- tinopel nooit vergeten. De bekoring ligt zeer waar schijnlijk (hoofdzakelijk in twee factoren: ten eerste de buitengewoon mooie ligging, ten tweede de etbnologi&che ligging. Hier komen aardrijkskundig twee werelddeelien samen, maar ethnologisch drie. Europa, Azië en Afrika reiken elkaar hier de hand. Nu de Turken Constantinoipel niet meer als resi dentie en hoofdstad erkennen, nu luier niet meer een sultan zetelt op den wereldlijken en geestelijken troon, ®ou men mogen vermoeden, dat het Moha- medaansche karakter der stad' verdwenen was. Geenszins, het is nog steeds een Mohamedaansche stad, maar bevolkt door een, cosmopolitisch mengel moes. Wie de Rue de Péra tusschen 11 en 1 uur of tus- schen 4 en 5 uur bewandeld, zou zich1 eerder in Rome of Parijs dan in een Turkeche stad wanen, maar wie dan naar Stamboel gaat, dlenlkt niet meer aan Euopa, doch waant zich in Azië of Afrika. Dat is de groote charme van Constantinopel en het is te begrijpen, dat het den diplomaten moeilijk valt, Nieuw Tuhkijie naar Angora te volgen. Laten wij Angora even buiten beschouwing laten en ons tot de aantrekkelijkheid van Constantinopei zelf be palen. Behalve de interessante mooie omgeving, heeft men daar alle voordeelen van een mondaine stad, fraaie winkels, goede hotels, uitstekende res taurants, gezellige cabarets en miuisic hallis .Vroeger was er een goed theater en een goede op-era. Men ontmoet zoowel op- straat als elders evengoed Turk sche -dames als anderen. Nog altijd niet zoo heel veel Tunksche, want de emancipatie gaat langzaam, heel' langzaam. Dat kan ook niet anders en pleit eigenlijk voor de evenwichtigheid der Thrksche vrouwen. Ik kan niet uit eigen ervaring spreken, maar men beweert en ik heb dit uit verschillende Turkische bronnen' dat zoowel Turksche mannen als vrouwen zeer beheerscht zijn. maar wanneer over de schreef, ook niet meer te houden zijn. Wat de andere dames betreft, is het eén cosmo politisch' allegaartje, waarmede ik niet® verkeerds wil zeggen. Integendeel het is allergezelligst om op een diner of theepartij of' soirée bijl -een dor gezantschappen dames uit alle werelddeelen en landen te ontmoeten. Ik voor mij geniet daar altijd van en kan het bijna niet ontberen, nu ik daar al jaren lang aan ge wend ben. In Turkije treft men daarbij zooveel mooie Ar menische, Grieksche en Levantijn&che dames, dat de salons gelijken- op eeni pirachtigen bloemenjruifker ook zulke dagen gekend als jij ze nu schijnt door te maken. Ik kan me levendig voorstellen hoe jij je voelt. Maar lk moet helaas neen zeggen. Ik heb je noodig zoo als je bent. Als je nu zoudt gaan eten en een beetje zou opkikkeren, zou ik je niet meer kunnen gebruiken. Het is de honger in je gezicht het spijt me dat ik het zeggen moet die ik op papier moet zetten en als ik die er niet op houd, heb ik niets aan je. Maar kijk eens. Als je het nog twee uur kunt volhouden zoo, zal ik je een sovereign geven! In orde, zeide de jongen. Twee uur maken ten slotte niet zooveel verschil. Ik heb ln twee dagen niet gegeten. Kunt u me niet hier ultteekenen? U hebt toch uw schetsboek bij u? Ik zou het wel kunnen, zei Mendoza, maar ik doe het liever niet. Als ik je uitteeken, wil "ik het goed doen en een potloodschets zou niet voldoende zijn. Het is beestachtig om je nog langer honger te laten lijden, dat weet ik, maar het kan niet anders. Maar, jij hebt het maar voer 't zeggen. Neem je mijn aanbod niet aan, dan krijg je een halve kroon, anders... een sovereign. De jongen stond langzaam op.U bent een eigen aardig type, ik geloof, dat lk mijn sovereign dan maar zal zién te verdienen. Wie bent u, als ik vragen mag? Mijn naam is Mendoza, De jongen keek hem aan. Wat? Hebt u dat schitterende aanplakbiljet van George Dolman geteekend in „The Showman" en dat andere voor dat stuk in „The Trafalgar" en dat andere voor... Ja. De jongen ging weer zitten, Neen, zei hij, dan doe ik het niet r Wat? „Ja, ik dacht dat u een gewone vent was. Maar uw werk is overal te zien. Waar hebt u het voor noodig? Is het voor een reclamezuil? Voor een advertentie van Sankey's saus. Een sausadvertentie, zei de jongen, grimmig lachend. Een sausadvertentie met mijn gezicht! En dan nog wel geteekent door u! Waarom heb je 'bezwaar tegen mij? Omdat het heel Engeland doorgaat. Als u het dan persé weten wilt, omdat ik mijn oude vader niet de vol doening wil geven, dat zijn voorspelling uitgekomen is. Daarom! Hij ging weer op het hoekje zitten, stak zijn handen weer in zijn zak en staarde weer naar de punten van zijn schoenen. Ik geloof dat ik het snap, zei Mendoza na een poos je. Je had natuurlijk oneenigheid met je vader over wat je worden wou. Jij wilde, laten we zeggen aan het tooneel gaan en hij wilde dat je ln zaken ging. Je volg de je eigen kop en je vader voorspelde je dat je van honger zou krepeeren. En nu wil je niet dat hij je ge zicht op een reclamezuil ziet! De jongen draaide het hoofd langzaam om. Zoo is het, zei hij vol bewondering voor het com binatievermogen van den teekenaar. We spreken er niet verder over, zei Mendoza, ga mee eten. ik betaal. U bent kolossaal vriendelijk, zelde jongen. Ik wilde dat ik doen kon, wat u vroeg en weigeren om met U te etea. Maar ik kan het belaas allebei niet Praat er niet verder over. Xk heb self ruzie «ehad met allerlei exotische bloemen. Hjo-e moeilijik- zou, bet den- diplomaten vallen, Con- atantinop-el te verladen. Constantinopel. waar oiji alle collega's behalve die van Rusland treffen en waar zijl allen bijlzonder, mooie gezantschaips&ebou- wen hebben. Tot de mooiste gebouwen behooren die van Groot- Brittannië, Frankrijk), Italië en Niederland. Italië heeft het voormalige Oostenrijk-Hongaar- i sch-e gebouw, dat -evenals dat voor Engeland, Frank rijk en Nederland in het bezit der naties was. Bij) de verdragen in vroeger eeuwen gesloten, kregen de toenmalige groote mogendheden, waartoe ook Ne derland behoorde, een groot stuk grond in eigen dom, ten einde daarop hun gezantschap te bouwen. Wanneer men thanis de Grande Rue Péra loopt, dan wordt het oog getroffen door een bijzonder mooi hek waarop de -letters W.R. (Wilhelimina Re- gina) in verguld zij in aangebracht. Het hek geeft toegang tot een tuin. Op den ach tergrond verrijst een statig gebouwd', gekroond door het Nederlandische wapen. Links en- rechts vindt men de kanselarij, het consulaat en- eenige ambtswo ningen en verder in den tuin de Kerk. Het is maar een klein kerkje, maar het is toch een sympathiek symbool voor het Protestantsch Nederland en de groote beteekenis van d&t Nederland. Het is een eigenaardig gebouw, dat Nederland sche gezantschap, want -de enorme kelders wijizen- er nog op, hoe hier tevens opslagruimte voor goederen van de Oost-Indische Compagnie of van de Ooster- sohe Handel en Reederijl bestond. De tijden zijn veranderd, een dergelijke opslagruimte is niet meer noodig, al bestaat nog stee-dis een levendige handel en scheepvaart tusschen- Constantinopel en Amster dam. Een mooie traditie vertegenwoordigt tdi-t ge zantschapsterrein, waarop reeds in de eerste helft der 17e eeuw een Nederlandse!* gezantschapsgebouw gevestigd was. Toch zijn de! jaren, dat hier het Nederlanid-sch ge zantschap gevestigd zal' zijin, geteld, althans wanneer de Turksche Republiek blijft bestaan en daaraan behoeft men <m. i. absoluut niet te twijfelen. Het sultanaat wensoht feitelijk niemand terug. De Turksche republiek, eenmaal in Angora geves tigd, zal Angora niet ineer al© hoofdstad opgeven. Zelfs al zou de Regeeriing er niet reeds schatten in gestoken hebben om hier een residentie te stich ten, dan nog izou men niet meer naar Constantino pel terugkeeren. Constantinopel- is nu eenmaal het oude Byzantium en kan al® zoodanig den Turken van heden niet sympathiek zijn. Ik besprak die (Tuaestie mot oen, der -meest bekende generaals in Turkijle, die mij' er op wee-s dat Constantinopel' voor een nieuw Turkije geen goeden klank heeft, omdat het nimmer Turksch was. Het Christelijke Byzantium' werd den 30en (Mei! 1453 door sultan Mohamed II Fatik, (de Veroveraar) veroverd. Het werd de hoofdstad, van Turkije, de re- sidentie der Sultans en de zetel van den Kalif. Toch bleef de stad Europ-e-esoh, het schudde nimmer ge-.1 •heel het. Byzantijlnsche kleed' af, trok nimmer heel het Turksche kleed aan. In later jaren werd'de plaatsnaam) Stamboel (Turksch van Canstantino» pel) eiken weidenkenden Turk synoniem met cor ruptie, wreedheid, onzedelijkheid' en wat al niet meer, Tevens werd de naam synoniem met -di,epe- vernedering. Gedurende de laatste honderd- jarciJ hebben de Turken niets anders dan vernedering dervonden. Steeds werden zij in den oorlog ge' pen, steeds betoonden zij! die grootste dapperheid en steeds was vernedering hun deel. Telkenmale werd', Turikije geamputeerd. Wanneer het leger gedemobj. liseerd was, ging men- aan den arbeid en hoaptej rustig met vrouw en kroost te kunnen leven. IJdelJ hoop! Nauwelijks wa® de zoon volwassen of eenl nieuwe oorlog- brak uit en vader en izoon trokken] ten strijde. Ei* zijn oude Turken, die als door een wondt, gered zijn, want zij' hebben- in zes oorlogen de cm" pa-gne meegemaakt. Daar het miiji vreemd voorkwam;! heb ik het nagezien en jawel: 18771878 Ruissisch-Turksche oorlog. 1897 Turksclh-Griekscha oorlog» 1911-1912 Tripolis oorlog. 1912-1913 Balkan oorlog. 191-41918 Groote oorlog. 1919—-1922 Grieks-cbe inval in KI ©in-Azië. Een oude heer van 69 jaar kan dus inderdaad i oorlogen hébben meegemaakt. Behalve die oorlogen hebben wijl nog allerlei an dere vernederingen te verduren gehad, vervolgde mijn vriend. Wanneer do Armeniërs ons mishandel den en uitzogen en wijl eindelijk het geduld veloi^n dan werd er moord' en brand geroepen, omdat wij die brave Christenen vermoorden. Er behoort wer. kei ijk moed toe-, om een Armeniër een braaf Christen te noemen. In 1908 werd Bosnië en Herzegoowina ons afhandig gemaakt. Dat alles spoelde zicht af in om Constantinopel en daarom haten wijl Turken dien naam. Maar er is nog iets, n.1. de ligging van Conatai tinopel. Constantinopel ligt feitelijk aan twee izeeënl en, oischoon ontegenzeggelijk de toegang van ui-t di( zeeën naar Constantinopël niet zoo heel gemakkelijl is, daar de natuur daar een vriendelijk handje mee speelt, blijft het een gevaarlijk punt voor een hoofdi stad. Wiji zouden dan een sterke marine moete hebben, hetgeen zeer kostbaar is. W\j hebben slechL 14 millioen inwoners en moeten zuinig zijn, opdat om huishouden zoo goed mogelijk marcheert en vooruit f,er gaat, Daarom, moeten wij zorgen, dat onze residen- «efl tie niet gemakkelijk te bereiken is voor de vreemde unst mogendheden. Wijl vertrouwen de Groote Mogend heden nu eenmaal niet. Ik geef toe. dat wij niet zeer gelukkig zijn geweest in de keuze van onze hoofdstad, maar dat geschiedde in een tijd van de grootste moeilijkheden, toen het doen, van een ikeuzs niet wel mogelijk was. Giji spreekt nu over C'hekir, maar vergeet, dat in de dagen, dat wij Angora kozen, Eslci Chekir in handen der Grieken was. Ango-ra eenmaal in de ure des gevaar®, tot hoofd stad gekozen, werd een stu-k traditie voor Nieuw- Turkije. Maar 'Constantinopel wilde niemand terug. Daar hing nog. de atmospheer van de Sublime Pot te. Sublime Porte houdt verband met het feit, dat het in het Oosten de gewoonte was om zich bij een der Paleis>- of Stadspoorten te verzamelen, om recht te spreken of andere belangrijke zaken te behan delen. Dit geschiedde nu in Stamboel aan één der poorten- van het Serail, die daarna den naam Su blime Porte kreeg. Het werd later feitelijk een soort beeld-sip raak om te zeggen, dat er onderhandelingen gevoerd werden met de Sublime Porte, wanneer men bedoelde: met de Turksche re-gearing. Nu i© de beeldspraak, om; Sublime Porte niet meer mogelijk en er is geen Turk te vinden, die dat betreurt. Wel echter wordt het betreurd, door alle vreem delingen. die in ambtsbetrekking in Constantinopel woonden en nu moeten vreezen. binnen enkele ja ren naar Angora te moeten verhuizen. Constantinopel is zoo gemakkelijk te bereiken, izoowel over land als over zee. De Oriënt-Express brengt iemand in ruim- twee dagen naar Londen, de Sitmar-lijn bereikt na vier dagen Napels. Constan- t'nopiel is het Parijs van het Oosten. Wat is Angora? Dat zullen we in een volgend artikel zien. met een oora omdat ik niet ln zaken wilde. Hij voor spelde mij ook den hongerdood. Het kwam niet zoover, zoover komt het ook niet met jou. Ik wil onze kennis making graag voortzetten. Men ontmoet niet vaak iemand die aan zijn trots meer gelegen is, dan aan een volle maag. Kom mee! Toen de jongen gegeten had, en weer lachen kon, nam Mendoza afscheid van hem. Hij stond op en schudde zijn gast de hand. Het beste met je, zei hij. Ik wilde dat je voor mij geposeerd had, maar lk bewonder je houding. Ik moet een ander zien te vinden, die niet zoo'n profeet van een vader heeft. Hier, steek dat ln je zak. Je weet nooit waarvoor het nog eens goed ls. Hij liep vlug weg, terwijl de jongen ln stomme verba zing naar een vijfpond-biljet staarde, dat hem ln de hand was gestopt. Hij vloog naar de deur, doch Men doza was ln het menschengewoel verdwenen... Twee dagen later keerde Mendoza vermoeid en ont stemd op zijnatelier terug. Hoe hij ook gezocht had, hij had geen remplacement voor zijn pracht-hongerlij- der kunnen vinden. Die vervloekte aap! mopperde hij. En die idioot van een vader! Hij ging zijn flat binnen, zijn bediende Anfitrlon kwam hem tegemoet. Er ls een arme man die u spréken wil. Hij wacht al vanaf vijf uur op u. Hij ziet er uit alsof hij ziek ls van den honger. Maar toch is het geen bedelaar, want ik wilde hem wat te eten geven, arme drommel, en dat wilde hij niet hebben. Toen ik er op aandrong dat hij wat zou eten begon hij te vloeken. Hij is in het berg- kamertje. Mendoza kreeg een Idee. Ik zal even naar hem toegaan, zei hij. Toen Mendoza de deur geopend had, zag hij zijn vriend van twee dagen geleden. Mr. Erlc Brendon zat op den grond tegen een paar schilderijlijsten geleund, iret open mond te slapen. Hij snurkte hevig, zag lijk bleek en was net zoo sjovel gekleed als toen de teeke naar hem voor 't eerst zag. Hij scheen volkomen uit geput. Mendoza schudde hem zacht bij den schouder. De jongen ontwaakte en staarde suf naar den kunste naar. Doch Ineens werd hij zich van zijn omgeving be wust, Hallo! zei hij. Dus u bent thuisgekomen. Ja, zei Mendoza, 'sta op en kom mee naar mijn atelier. Brendon kwam langzaam op zijn knieën, toen ging h:j rechtop staan. Hij zwaaide heen en weer en zou gevallen zijn, als Mendoza hem niet bij den arm gepakt had. Hij hield de hand voor de oogen. Het is al over, zei hij Ik was een beetje duize- ÜIÏ- Mendoza sloeg een arm om hem heen. Kom, kan je loopen?. O, ja. Maar geeft u me liever een arm. Anfitrlon! riep Mendoza. Samen brachten ze den Jongen naar het atelier en legden hem in een gemakkeltjkan stoel. Blijf maar kalm liggen, mijn bediende brengt je er&t aoep. C, ndl >eg' ftld peel fclke «5 i, >ta Soep? fluisterde Brendon. Nog niet. Pas als u me uitgeteekend hebt. Eerder niet! Nonsens, zei Mendoza. Je eet dadelijk. Maar niettegenstaande zijn aandringen bleven zijn oogen vol bewondering en gretigheid op den jongen rus ten, die nu een nog beter model was dan twee dagen geleden. Maar, ging hij voort, hoe kom je ln vredesnaam ng zoo? Heb je het geld verloren, dat ik je gegeven had? Brendon schudde het hoofd. Neeh, zei hij. Hier ls het, en zijn magere hand haalde een vijfpond-biljet uit zijn jaszak. j Mendoza wist niet hoe hij het had. Dwaas die Ji bent! Ik heb het Je toch niet gegeven om ln je zak tel houden. fji\ Dat weet ik wel Maar u hebt me te eten gegeven;Vlij u bent zoo goed voor me geweest... Nu moet u me uit- teekenen; ik...... Dios! riep Mendoza uit. Daarom hield je dat geld ln je zak? Het was moeilijk om honger te lijden met dat be roerde geld van u in mijn zak, maar het moest Als u den persé mijn kop hebben wilt dan kunt; u hem krij gen. In het telefoonboek heb ik uw adres gevonden, mijn vader kan zich voor mijn part blind turen op de saus van Sankey! Anfitrion kwam binnen met een kop dampende soep. Laat hij het wegnemen, fluisterde Brendon. B kan de geur niet verdragen. Stuur hem weg en maak voort. Ik kan het niet lang meer uithouden en het moet gebeuren. Twee dagen! zei Mendoza. Twee dagen zonder eten en een vijfpond-biljet in zijn zak! Onbegrijpelijk! En dat voor mij! Het is een held! Die zelfopoffering m8g niet voor niets zijn! Hij zette zijn ezel naast den jon gen neer. Nu, moedigde hij hem aan. Tien minuten, niet meer. Zit rechtop! Anfitrion, help hem, steun hem met kussens! Zet die kom soep op de tafel recht voor hem, dat hij ze zien en ruiken kan. En jij, Brendon, kijk naar die kom! Ruik je ze? Zalig he? Het is een Tantalus kwelling, dat weet ik, jongen. Maar het is noodig. Kin omhoog. Je mond wat open. Zoo! Neem dat papier ln je hand. Houd het vast, zeg ik je! Verduiveld, hoor je me? Over tién minuten mag je ze opslurpen met een heel diner er achteraan. Maar als je nu niet doet wat lk je zeg. En zoo gebeurde het dat Mr. Brendon's vader ont dekte dat hij de gave der profetie bezat en dit verheug de hem uitermate. Maar Mr. Brendon junior maakte toen al eenige maan den deel uit van het gezelschap dat in Trafalgar Ths^ tre speelt, dank zij een brief, die met den naam Me") doza. geteekend was. En toen hij éénmaal een „fair start had, nam zijn succes met den dag toe. De geweldige voldoening die zijn vader dag'W smaakte als zijn oog op een zekere sausadvertentie v'®' duurde niet langer dan tot den dag dat betzelfde g zicht, dat daarin prijkte, nu echter opgewekt en g vuld op alle fotopagina's van de Brltsche pers J' scheen als de glundere kop van de meeet belovende V ge Lcadensche acteur I De i 'art, lijve üch He", et p De *15,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1928 | | pagina 20