De beste saus.
CONSTANTINOPEL EN ANGORA.
»0i
Het meisje en haar heroeusvorming.
Z b
I
DE VROUW EN MOEDER DER TOEKOMST.
De Lagere School kan niet aanvaard worden als goed
opvoedingsmilieu.
In „Jeugd en Beroep", het jonge tijdschrift voor
jeugd-psychologie, voorlichting bij beroepskeuze en be
roepsvorming (uitg. van J. Muusses, Purmerend), komt
een artikel voor van de hand van Ida Heijermans over
„Het meisje en haar beroepsvorming."
Nadat de schrijfster in een vorig nummer uiteenge
zet heeft, dat alleen die beroepsvorming voor het meisje
goed is, welke rekening houdt met het specifiek-vrouwe-
lijke in haar, vraagt zij zich nu af in hoeverre ons Hol-
landsch onderwijs in het bijzonder èn het het meisje
als vrouw en moeder der toekomst èn de beroepsar
beidster in den dop recht doet wedervaren.
Ida Heijermans schrijft dan:
„Indien we ervan overtuigd zijn, dat geen opvoeding,
voor den jongen zoomin als voor het meisje goed kan
zijn, waar mannelijk en vrouwelijk inzicht zich niet ge
lijkelijk doen gelden, omdat de natuur het kind èn een
vader èn een moeder geeft, kan die lagere school niet
aanvaard worden als goed opvoedingsmilieu, wanneer
nog zoo overwegend dikwijls er toestanden heerschen,
zooals ze er zijn. In de eene school zien we gewoonlijk
het onderwijs slechts aan onderwijzeressen opgedragen,
zoowel in de confessioneele als in de neutrale, in de
andere, oko naar beide richtingen, hoofdzakelijk aan
onderwijzers, aan mannelijke leiding.
Geen vorming voor eenig kind kan goed zijn, die óf
overwegend in haar opvoeders vrouwelijk, óf mannelijk
is, indien er bij de beoordeeling wordt uitgegaan van
de overtuiging, dat man en vrouw ook psychisch van
elkander verschillen, een overtuiging door de waarne
ming op goede gronden gevestigd, al bevestigen ook
hier als overal de uitzonderingen den regel.
Meisje en jongen komen dus als menschen der toe
komst te kort, wanneer zij ook in de school, óf het vrou
welijk element in. haar opvoeders missen. En daar de
beste beroepsvorming slechts dio tot mensch kan zijn,
tot hoogste en fijnste ontplooiing dus van gaven en
krachten, komen daarom de kinderen in de lagere
school niet tot haar recht, wanneer mannen en vrouwen
geen gelijk aandeel ln haar opvoeding hebben.
Waar, gelijk gezegd, slechts die beroepsvorming pae-
dagogisch aanvaard kan worden, die den leerling tot
mensch in de meest uitgebreide beteekenis van het
woord helpt ontwikkelen, beantwoordt geen lagere school
oon den opvoedingsplicht, die enkel wat intellectueels
kennis aanbrengt. De meisjes krijgen er alleen wat
vaardigheid bij de naald. Doch wie een kind beschouwt
als een iemand met allerlei ontwikkelingsmogelijkhe
den, wie telkens ervaart, hoeveel meer kinderen kunnen
presteeren, dan wij het in oude waanwijsheid mogelijk
achtten, omdat wij van de meening uitgaan, dat wij vol
wassenen steeds en steeds maar hebben te geven,
alsof we niet dagelijks het wonder voor oogen hebben
van de plant, die zich uit het zaad ontwikkelt, terwijl
wij niets te doen hebben dan belemmeringen voor groei-
voorwaarden uit den weg te ruimen en groeisfeer te
geven, wie aldus als opvoeder tegenover een kind,
«en Jongen mensch rt'iat, kan slechts de lagere school
als de goede aanvaarden, waarin elk kind, elk meisje
een andere groei-mogelijkheld vindt dan bevorderd of
gewekt door het intellectueels van de vakken, dl9 er
nu moeten of slechts mogen onderwezen worden. Wil
het kind op de lagere school den bodem vinden, waarin
het beroep der toekomst gedijen kan, dan moet het nog
wat andere voedingsstoffen krijgen, dan nu in dien
grond zijn. Nu mislukken talloozen en talloozen in het
leven, omdat zij het voor hen geëigende beroep elkan
der nooit vonden. En ook dat is een mislukking, mis
schien de allergrootste, wanneer een mensch in zijn
werk verdort, omdat hij er de arbeidsvreugde, die voor
hem in zijn aanleg speciaal noodig is, niet vindt, zijn
levensweg daardoor voert door oorden van grauwheid.
Laten wij het ons toch niet wijs maken, dat eenige
arbeid, zonder vreugde gedaan, ooit individu, staat,
maatschappij, of eenig vak verder brengt.
Het meisje komt ook in de lagere school te kort, die
eenzijdig-lntellectueel ln haar richting is, al leert zij er
ook de naald gebruiken. Want er is nog andere handen
arbeid; er zijn nog andere mogelijkheden en gaven dan
die gewekt door wat taal en rekenen, wat geschiedenis
en aardrijkskunde, wat kennis der natuur wat van dat
alles, nu door de wet voorgeschreven. Indien de wind
van het leven door al onze lagere scholen woei, indien
er wat meer kennis van en eerbied voor de beloften
waren, die elk kind in zich bergt, er zou In groote lagen
van ons volk meer liefde zijn voor de school.
Alle directe beroepsvorming dient er geweerd voor
alle indirecte moet de deur wijd open staan.
Het is daarom een dwaze fantasie van hen, die mee-
nen, dat bijv. voor het meisje het zevende leerjaar op-
Artist (trotsch): Ja, me
neer, zoo'n kunstwerk scheppen
valt niet meel
jKunsthandelaar: Het Ter-
koopen zal toch nog moeilijker
tiin, denk ikl
Naar het Engelsch. (Nadruk verboden).
Mendoza had een opdracht gekregen om een serie
teekeningen te- maken voor een advertentie van San-
key's Saus. De eerste teekening moest een arme drom
mel voorstellen, met ingevallen wangen, die me.t honge
rige oogen begeerig door een venster keek, waar hij een
pan met dampende saus op het vuur zag staan. De se
rie bestond uit twaalf teekeningen en moest het publiek
onder het oog brengen dat Honger wel den naam heeft
van de beste saus, maar dat Sankey's saus toch nog
een aanmerkelijk betere was.
Toen Mendoza met zijn teekeningen klaar was, was hij
tevreden over zijn werk. Alleen de hongerige man be
viel hem niet.
Neen, zei hij, die deugt niet. Daar moet ik een
model voor zien te vinden. Zoo ziet hij er grappig uit en
dat moet juist b«elemaal niet.
Hij nam zijn hoed en zijn schtsboek en toog er op
uit. Hij liep lang en ver, maar vond niet wat hij zocht.
Hij had genoeg hongerige en wanhopige gezichten ge
zien, maar aan elk daarvan ontbrak iets. Maar al moest
hij een week loopen zoeken, het kon hem niet schelen,
hij moest en zou het gezicht vinden. En in Lincoln's
Inn Fields vond hij het
De man, hij was nog heel jong; Mendoza schatte hem
op negentien, zat in elkaar gedoken op den hoek van
een bank; de eene hand in zijn broekzak. Hij droeg een
glimmend pak van blauwe serge, van opvallende goede
snit, een zwart dasje en een rafelige pet. Hij zag spier
wit, en zijn wangen waren ingevallen, zijn oogen lagen
diep in hun kassen, zijn haar was kort geknipt, zijn ge
zicht schoon en hij was nog niet lang geleden geschoren.
Hoe leeg zijn zakken ook waren, een scheermes en een
stuk zeep schenen zij toch nog te bevatten.
Jeugd, zei Mendoza bij zich zelf, en doffe wan
hoop. Dat is nu precies wat ik hebben moet.
Hij ging op den anderen hoek van de bank zitten. De
jongen bleef maar naar de punten van zijn schoenen
staren en merkte hem niet op.
Zeg eens, zei Mendoza, wil je wat verdienen?
De jongen keek hem van terzijde aan zonder zich ver
der te verroeren.
Zeker.
Ik ben teekenaar, zei Mendoza. Als ik je mag
ultteekenen, krijg je vijf shillings van me.
De jongen liet een luguber lachje hooren.
Voor vijf shillings mag je mijn kop ophangen en
verkoopen. Waar is uw atelier?
Chelsea.
Dan moet je me er heen rijden. Ik zou er nog voor
geen tien pond heen kunnen loopen.
Ik zal je er heenrijden, zei Mendoza. Zullen we
dan gaan?
Hij stond op.
Zoudt u me niet een shilling willen voorschieten?
Dan kan ik eerst wat eten, dan ben Ik meer mans dan
au,
Beet* Vriend, zei Mendesa vriendelijk, Ik heb
leiding tot het gezin zou moeten geven.
Een mri*je van 12, 13. ook 14 Jaar is nog een kind.
Zij moet de handen, het hoofd hebben leeren gebruiken,
de groote wereld om zich beschouwend als een oord van
schoonheid, van wonderen, als een arbeidsveld, waar
voor haar plaats is en moet zijn.
De lagere school kan en mag nooit zijn een afgerond
geheel. Zij is een der treden op de trap tot ontwikkeling
die tot de allerbeste beroepsvorming voert.
Er wordt gezondigd tegen de jeugd, die de school
reeds verlaten mag op een leeftijd, dat enkel de palen
geslagen kunnen zijn voor het gebouw der beroepsvor
ming. In het bijzonder wordt het meisje daarmee te kort
gedaan, de vrouw en moeder der toekomst.
Indien we ook voor haar nagaan, hoe weinigen nog
andere inrichtingen van onderwijs bezoeken, komen we
tot een ontstellend klein percentage van de meisjesmas
sa. Het is eigenlijk nog gewoonte, dat onze meisjes na
het twaalfde jaar van school gaan. Ze lummelen en
hangen wat rond. Ze doen allerlei werkjes thuis en
daar, waar ze door de arbeidswet worden vrij gelaten.
•Ze gaan op het 14e jaar de werkplaats in of de fabriek
Geen enkele wet bekommert zich in ons land om haar
verdere vorming, tenzij de straf- of zederechter het doet,
die allerlei delicten te beoordeelen krijgt, vruchten van
den boom der verwaarloozing.
En die meisjes krijgen zelf weer kinderen. Zoo draaien
we met haar in een grooten vicleuzen cirkel rond. Zij
leerden niets, weten niets en mogen jongens en meisjes
groot brengenvoor hen een beroep kiezen, zij, die
zelf noch voor beroep, noch voor het moederschap op
geleid werden!
Zoo gaat hot nog voor do massa meisjes.
Wie Gonstanitinopol ibezocht (heöft, kan Constan-
tinopel nooit vergeten. De bekoring ligt zeer waar
schijnlijk (hoofdzakelijk in twee factoren: ten
eerste de buitengewoon mooie ligging, ten tweede
de etbnologi&che ligging.
Hier komen aardrijkskundig twee werelddeelien
samen, maar ethnologisch drie. Europa, Azië en
Afrika reiken elkaar hier de hand.
Nu de Turken Constantinoipel niet meer als resi
dentie en hoofdstad erkennen, nu luier niet meer een
sultan zetelt op den wereldlijken en geestelijken
troon, ®ou men mogen vermoeden, dat het Moha-
medaansche karakter der stad' verdwenen was.
Geenszins, het is nog steeds een Mohamedaansche
stad, maar bevolkt door een, cosmopolitisch mengel
moes.
Wie de Rue de Péra tusschen 11 en 1 uur of tus-
schen 4 en 5 uur bewandeld, zou zich1 eerder in
Rome of Parijs dan in een Turkeche stad wanen,
maar wie dan naar Stamboel gaat, dlenlkt niet meer
aan Euopa, doch waant zich in Azië of Afrika.
Dat is de groote charme van Constantinopel en
het is te begrijpen, dat het den diplomaten moeilijk
valt, Nieuw Tuhkijie naar Angora te volgen. Laten
wij Angora even buiten beschouwing laten en ons
tot de aantrekkelijkheid van Constantinopei zelf be
palen. Behalve de interessante mooie omgeving,
heeft men daar alle voordeelen van een mondaine
stad, fraaie winkels, goede hotels, uitstekende res
taurants, gezellige cabarets en miuisic hallis .Vroeger
was er een goed theater en een goede op-era. Men
ontmoet zoowel op- straat als elders evengoed Turk
sche -dames als anderen. Nog altijd niet zoo heel
veel Tunksche, want de emancipatie gaat langzaam,
heel' langzaam. Dat kan ook niet anders en pleit
eigenlijk voor de evenwichtigheid der Thrksche
vrouwen. Ik kan niet uit eigen ervaring spreken,
maar men beweert en ik heb dit uit verschillende
Turkische bronnen' dat zoowel Turksche mannen
als vrouwen zeer beheerscht zijn. maar wanneer over
de schreef, ook niet meer te houden zijn.
Wat de andere dames betreft, is het eén cosmo
politisch' allegaartje, waarmede ik niet® verkeerds
wil zeggen.
Integendeel het is allergezelligst om op een diner
of theepartij of' soirée bijl -een dor gezantschappen
dames uit alle werelddeelen en landen te ontmoeten.
Ik voor mij geniet daar altijd van en kan het bijna
niet ontberen, nu ik daar al jaren lang aan ge
wend ben.
In Turkije treft men daarbij zooveel mooie Ar
menische, Grieksche en Levantijn&che dames, dat de
salons gelijken- op eeni pirachtigen bloemenjruifker
ook zulke dagen gekend als jij ze nu schijnt door te
maken. Ik kan me levendig voorstellen hoe jij je voelt.
Maar lk moet helaas neen zeggen. Ik heb je noodig zoo
als je bent. Als je nu zoudt gaan eten en een beetje
zou opkikkeren, zou ik je niet meer kunnen gebruiken.
Het is de honger in je gezicht het spijt me dat ik
het zeggen moet die ik op papier moet zetten en als
ik die er niet op houd, heb ik niets aan je. Maar kijk
eens. Als je het nog twee uur kunt volhouden zoo, zal
ik je een sovereign geven!
In orde, zeide de jongen. Twee uur maken ten
slotte niet zooveel verschil. Ik heb ln twee dagen niet
gegeten. Kunt u me niet hier ultteekenen? U hebt toch
uw schetsboek bij u?
Ik zou het wel kunnen, zei Mendoza, maar ik
doe het liever niet. Als ik je uitteeken, wil "ik het goed
doen en een potloodschets zou niet voldoende zijn. Het
is beestachtig om je nog langer honger te laten lijden,
dat weet ik, maar het kan niet anders. Maar, jij hebt
het maar voer 't zeggen. Neem je mijn aanbod niet aan,
dan krijg je een halve kroon, anders... een sovereign.
De jongen stond langzaam op.U bent een eigen
aardig type, ik geloof, dat lk mijn sovereign dan maar
zal zién te verdienen. Wie bent u, als ik vragen mag?
Mijn naam is Mendoza,
De jongen keek hem aan.
Wat? Hebt u dat schitterende aanplakbiljet van
George Dolman geteekend in „The Showman" en dat
andere voor dat stuk in „The Trafalgar" en dat andere
voor...
Ja.
De jongen ging weer zitten, Neen, zei hij, dan
doe ik het niet r
Wat?
„Ja, ik dacht dat u een gewone vent was. Maar uw
werk is overal te zien. Waar hebt u het voor noodig?
Is het voor een reclamezuil?
Voor een advertentie van Sankey's saus.
Een sausadvertentie, zei de jongen, grimmig
lachend. Een sausadvertentie met mijn gezicht! En
dan nog wel geteekent door u!
Waarom heb je 'bezwaar tegen mij?
Omdat het heel Engeland doorgaat. Als u het dan
persé weten wilt, omdat ik mijn oude vader niet de vol
doening wil geven, dat zijn voorspelling uitgekomen is.
Daarom!
Hij ging weer op het hoekje zitten, stak zijn handen
weer in zijn zak en staarde weer naar de punten van
zijn schoenen.
Ik geloof dat ik het snap, zei Mendoza na een poos
je. Je had natuurlijk oneenigheid met je vader over
wat je worden wou. Jij wilde, laten we zeggen aan het
tooneel gaan en hij wilde dat je ln zaken ging. Je volg
de je eigen kop en je vader voorspelde je dat je van
honger zou krepeeren. En nu wil je niet dat hij je ge
zicht op een reclamezuil ziet!
De jongen draaide het hoofd langzaam om.
Zoo is het, zei hij vol bewondering voor het com
binatievermogen van den teekenaar.
We spreken er niet verder over, zei Mendoza,
ga mee eten. ik betaal.
U bent kolossaal vriendelijk, zelde jongen. Ik
wilde dat ik doen kon, wat u vroeg en weigeren om met
U te etea. Maar ik kan het belaas allebei niet
Praat er niet verder over. Xk heb self ruzie «ehad
met allerlei exotische bloemen.
Hjo-e moeilijik- zou, bet den- diplomaten vallen, Con-
atantinop-el te verladen. Constantinopel. waar oiji
alle collega's behalve die van Rusland treffen en
waar zijl allen bijlzonder, mooie gezantschaips&ebou-
wen hebben.
Tot de mooiste gebouwen behooren die van Groot-
Brittannië, Frankrijk), Italië en Niederland.
Italië heeft het voormalige Oostenrijk-Hongaar- i
sch-e gebouw, dat -evenals dat voor Engeland, Frank
rijk en Nederland in het bezit der naties was. Bij)
de verdragen in vroeger eeuwen gesloten, kregen de
toenmalige groote mogendheden, waartoe ook Ne
derland behoorde, een groot stuk grond in eigen
dom, ten einde daarop hun gezantschap te bouwen.
Wanneer men thanis de Grande Rue Péra loopt,
dan wordt het oog getroffen door een bijzonder
mooi hek waarop de -letters W.R. (Wilhelimina Re-
gina) in verguld zij in aangebracht.
Het hek geeft toegang tot een tuin. Op den ach
tergrond verrijst een statig gebouwd', gekroond door
het Nederlandische wapen. Links en- rechts vindt men
de kanselarij, het consulaat en- eenige ambtswo
ningen en verder in den tuin de Kerk. Het is maar
een klein kerkje, maar het is toch een sympathiek
symbool voor het Protestantsch Nederland en de
groote beteekenis van d&t Nederland.
Het is een eigenaardig gebouw, dat Nederland
sche gezantschap, want -de enorme kelders wijizen- er
nog op, hoe hier tevens opslagruimte voor goederen
van de Oost-Indische Compagnie of van de Ooster-
sohe Handel en Reederijl bestond. De tijden zijn
veranderd, een dergelijke opslagruimte is niet meer
noodig, al bestaat nog stee-dis een levendige handel
en scheepvaart tusschen- Constantinopel en Amster
dam. Een mooie traditie vertegenwoordigt tdi-t ge
zantschapsterrein, waarop reeds in de eerste helft
der 17e eeuw een Nederlandse!* gezantschapsgebouw
gevestigd was.
Toch zijn de! jaren, dat hier het Nederlanid-sch ge
zantschap gevestigd zal' zijin, geteld, althans wanneer
de Turksche Republiek blijft bestaan en daaraan
behoeft men <m. i. absoluut niet te twijfelen. Het
sultanaat wensoht feitelijk niemand terug.
De Turksche republiek, eenmaal in Angora geves
tigd, zal Angora niet ineer al© hoofdstad opgeven.
Zelfs al zou de Regeeriing er niet reeds schatten
in gestoken hebben om hier een residentie te stich
ten, dan nog izou men niet meer naar Constantino
pel terugkeeren. Constantinopel- is nu eenmaal het
oude Byzantium en kan al® zoodanig den Turken
van heden niet sympathiek zijn. Ik besprak die
(Tuaestie mot oen, der -meest bekende generaals in
Turkijle, die mij' er op wee-s dat Constantinopel' voor
een nieuw Turkije geen goeden klank heeft, omdat
het nimmer Turksch was.
Het Christelijke Byzantium' werd den 30en (Mei!
1453 door sultan Mohamed II Fatik, (de Veroveraar)
veroverd. Het werd de hoofdstad, van Turkije, de re-
sidentie der Sultans en de zetel van den Kalif. Toch
bleef de stad Europ-e-esoh, het schudde nimmer ge-.1
•heel het. Byzantijlnsche kleed' af, trok nimmer
heel het Turksche kleed aan. In later jaren werd'de
plaatsnaam) Stamboel (Turksch van Canstantino»
pel) eiken weidenkenden Turk synoniem met cor
ruptie, wreedheid, onzedelijkheid' en wat al niet
meer, Tevens werd de naam synoniem met -di,epe-
vernedering. Gedurende de laatste honderd- jarciJ
hebben de Turken niets anders dan vernedering
dervonden. Steeds werden zij in den oorlog ge'
pen, steeds betoonden zij! die grootste dapperheid en
steeds was vernedering hun deel. Telkenmale werd',
Turikije geamputeerd. Wanneer het leger gedemobj.
liseerd was, ging men- aan den arbeid en hoaptej
rustig met vrouw en kroost te kunnen leven. IJdelJ
hoop! Nauwelijks wa® de zoon volwassen of eenl
nieuwe oorlog- brak uit en vader en izoon trokken]
ten strijde.
Ei* zijn oude Turken, die als door een wondt,
gered zijn, want zij' hebben- in zes oorlogen de cm"
pa-gne meegemaakt. Daar het miiji vreemd voorkwam;!
heb ik het nagezien en jawel:
18771878 Ruissisch-Turksche oorlog.
1897 Turksclh-Griekscha oorlog»
1911-1912 Tripolis oorlog.
1912-1913 Balkan oorlog.
191-41918 Groote oorlog.
1919—-1922 Grieks-cbe inval in KI ©in-Azië.
Een oude heer van 69 jaar kan dus inderdaad
i oorlogen hébben meegemaakt.
Behalve die oorlogen hebben wijl nog allerlei an
dere vernederingen te verduren gehad, vervolgde
mijn vriend. Wanneer do Armeniërs ons mishandel
den en uitzogen en wijl eindelijk het geduld veloi^n
dan werd er moord' en brand geroepen, omdat wij
die brave Christenen vermoorden. Er behoort wer.
kei ijk moed toe-, om een Armeniër een braaf Christen
te noemen. In 1908 werd Bosnië en Herzegoowina ons
afhandig gemaakt. Dat alles spoelde zicht af in
om Constantinopel en daarom haten wijl Turken
dien naam.
Maar er is nog iets, n.1. de ligging van Conatai
tinopel. Constantinopel ligt feitelijk aan twee izeeënl
en, oischoon ontegenzeggelijk de toegang van ui-t di(
zeeën naar Constantinopël niet zoo heel gemakkelijl
is, daar de natuur daar een vriendelijk handje mee
speelt, blijft het een gevaarlijk punt voor een hoofdi
stad. Wiji zouden dan een sterke marine moete
hebben, hetgeen zeer kostbaar is. W\j hebben slechL
14 millioen inwoners en moeten zuinig zijn, opdat om
huishouden zoo goed mogelijk marcheert en vooruit f,er
gaat, Daarom, moeten wij zorgen, dat onze residen- «efl
tie niet gemakkelijk te bereiken is voor de vreemde unst
mogendheden. Wijl vertrouwen de Groote Mogend
heden nu eenmaal niet. Ik geef toe. dat wij niet
zeer gelukkig zijn geweest in de keuze van onze
hoofdstad, maar dat geschiedde in een tijd van de
grootste moeilijkheden, toen het doen, van een ikeuzs
niet wel mogelijk was. Giji spreekt nu over
C'hekir, maar vergeet, dat in de dagen, dat wij
Angora kozen, Eslci Chekir in handen der Grieken
was.
Ango-ra eenmaal in de ure des gevaar®, tot hoofd
stad gekozen, werd een stu-k traditie voor Nieuw-
Turkije. Maar 'Constantinopel wilde niemand terug.
Daar hing nog. de atmospheer van de Sublime Pot
te. Sublime Porte houdt verband met het feit, dat
het in het Oosten de gewoonte was om zich bij een
der Paleis>- of Stadspoorten te verzamelen, om recht
te spreken of andere belangrijke zaken te behan
delen. Dit geschiedde nu in Stamboel aan één der
poorten- van het Serail, die daarna den naam Su
blime Porte kreeg. Het werd later feitelijk een soort
beeld-sip raak om te zeggen, dat er onderhandelingen
gevoerd werden met de Sublime Porte, wanneer men
bedoelde: met de Turksche re-gearing. Nu i© de
beeldspraak, om; Sublime Porte niet meer mogelijk
en er is geen Turk te vinden, die dat betreurt.
Wel echter wordt het betreurd, door alle vreem
delingen. die in ambtsbetrekking in Constantinopel
woonden en nu moeten vreezen. binnen enkele ja
ren naar Angora te moeten verhuizen.
Constantinopel is zoo gemakkelijk te bereiken,
izoowel over land als over zee. De Oriënt-Express
brengt iemand in ruim- twee dagen naar Londen, de
Sitmar-lijn bereikt na vier dagen Napels. Constan-
t'nopiel is het Parijs van het Oosten.
Wat is Angora?
Dat zullen we in een volgend artikel zien.
met een oora omdat ik niet ln zaken wilde. Hij voor
spelde mij ook den hongerdood. Het kwam niet zoover,
zoover komt het ook niet met jou. Ik wil onze kennis
making graag voortzetten. Men ontmoet niet vaak
iemand die aan zijn trots meer gelegen is, dan aan een
volle maag. Kom mee!
Toen de jongen gegeten had, en weer lachen kon, nam
Mendoza afscheid van hem. Hij stond op en schudde
zijn gast de hand.
Het beste met je, zei hij. Ik wilde dat je voor
mij geposeerd had, maar lk bewonder je houding. Ik
moet een ander zien te vinden, die niet zoo'n profeet
van een vader heeft. Hier, steek dat ln je zak. Je weet
nooit waarvoor het nog eens goed ls.
Hij liep vlug weg, terwijl de jongen ln stomme verba
zing naar een vijfpond-biljet staarde, dat hem ln de
hand was gestopt. Hij vloog naar de deur, doch Men
doza was ln het menschengewoel verdwenen...
Twee dagen later keerde Mendoza vermoeid en ont
stemd op zijnatelier terug. Hoe hij ook gezocht had,
hij had geen remplacement voor zijn pracht-hongerlij-
der kunnen vinden.
Die vervloekte aap! mopperde hij. En die idioot
van een vader!
Hij ging zijn flat binnen, zijn bediende Anfitrlon kwam
hem tegemoet.
Er ls een arme man die u spréken wil. Hij wacht
al vanaf vijf uur op u. Hij ziet er uit alsof hij ziek ls
van den honger. Maar toch is het geen bedelaar, want
ik wilde hem wat te eten geven, arme drommel, en
dat wilde hij niet hebben. Toen ik er op aandrong dat
hij wat zou eten begon hij te vloeken. Hij is in het berg-
kamertje.
Mendoza kreeg een Idee.
Ik zal even naar hem toegaan, zei hij.
Toen Mendoza de deur geopend had, zag hij zijn
vriend van twee dagen geleden. Mr. Erlc Brendon zat
op den grond tegen een paar schilderijlijsten geleund,
iret open mond te slapen. Hij snurkte hevig, zag lijk
bleek en was net zoo sjovel gekleed als toen de teeke
naar hem voor 't eerst zag. Hij scheen volkomen uit
geput. Mendoza schudde hem zacht bij den schouder.
De jongen ontwaakte en staarde suf naar den kunste
naar. Doch Ineens werd hij zich van zijn omgeving be
wust,
Hallo! zei hij. Dus u bent thuisgekomen.
Ja, zei Mendoza, 'sta op en kom mee naar mijn
atelier.
Brendon kwam langzaam op zijn knieën, toen ging
h:j rechtop staan. Hij zwaaide heen en weer en zou
gevallen zijn, als Mendoza hem niet bij den arm gepakt
had. Hij hield de hand voor de oogen.
Het is al over, zei hij Ik was een beetje duize-
ÜIÏ-
Mendoza sloeg een arm om hem heen. Kom, kan
je loopen?.
O, ja. Maar geeft u me liever een arm.
Anfitrlon! riep Mendoza.
Samen brachten ze den Jongen naar het atelier en
legden hem in een gemakkeltjkan stoel.
Blijf maar kalm liggen, mijn bediende brengt je
er&t aoep.
C,
ndl
>eg'
ftld
peel
fclke
«5 i,
>ta
Soep? fluisterde Brendon. Nog niet. Pas als u
me uitgeteekend hebt. Eerder niet!
Nonsens, zei Mendoza. Je eet dadelijk.
Maar niettegenstaande zijn aandringen bleven zijn
oogen vol bewondering en gretigheid op den jongen rus
ten, die nu een nog beter model was dan twee dagen
geleden.
Maar, ging hij voort, hoe kom je ln vredesnaam ng
zoo? Heb je het geld verloren, dat ik je gegeven had?
Brendon schudde het hoofd. Neeh, zei hij. Hier ls
het, en zijn magere hand haalde een vijfpond-biljet uit
zijn jaszak. j
Mendoza wist niet hoe hij het had. Dwaas die Ji
bent! Ik heb het Je toch niet gegeven om ln je zak tel
houden. fji\
Dat weet ik wel Maar u hebt me te eten gegeven;Vlij
u bent zoo goed voor me geweest... Nu moet u me uit-
teekenen; ik......
Dios! riep Mendoza uit. Daarom hield je dat
geld ln je zak?
Het was moeilijk om honger te lijden met dat be
roerde geld van u in mijn zak, maar het moest Als u
den persé mijn kop hebben wilt dan kunt; u hem krij
gen. In het telefoonboek heb ik uw adres gevonden, mijn
vader kan zich voor mijn part blind turen op de saus
van Sankey!
Anfitrion kwam binnen met een kop dampende soep.
Laat hij het wegnemen, fluisterde Brendon. B
kan de geur niet verdragen. Stuur hem weg en maak
voort. Ik kan het niet lang meer uithouden en het moet
gebeuren.
Twee dagen! zei Mendoza. Twee dagen zonder
eten en een vijfpond-biljet in zijn zak! Onbegrijpelijk! En
dat voor mij! Het is een held! Die zelfopoffering m8g
niet voor niets zijn! Hij zette zijn ezel naast den jon
gen neer.
Nu, moedigde hij hem aan. Tien minuten, niet
meer. Zit rechtop! Anfitrion, help hem, steun hem met
kussens! Zet die kom soep op de tafel recht voor hem,
dat hij ze zien en ruiken kan. En jij, Brendon, kijk naar
die kom! Ruik je ze? Zalig he? Het is een Tantalus
kwelling, dat weet ik, jongen. Maar het is noodig. Kin
omhoog. Je mond wat open. Zoo! Neem dat papier ln
je hand. Houd het vast, zeg ik je! Verduiveld, hoor je
me? Over tién minuten mag je ze opslurpen met een
heel diner er achteraan. Maar als je nu niet doet wat
lk je zeg.
En zoo gebeurde het dat Mr. Brendon's vader ont
dekte dat hij de gave der profetie bezat en dit verheug
de hem uitermate.
Maar Mr. Brendon junior maakte toen al eenige maan
den deel uit van het gezelschap dat in Trafalgar Ths^
tre speelt, dank zij een brief, die met den naam Me")
doza. geteekend was. En toen hij éénmaal een „fair start
had, nam zijn succes met den dag toe.
De geweldige voldoening die zijn vader dag'W
smaakte als zijn oog op een zekere sausadvertentie v'®'
duurde niet langer dan tot den dag dat betzelfde g
zicht, dat daarin prijkte, nu echter opgewekt en g
vuld op alle fotopagina's van de Brltsche pers J'
scheen als de glundere kop van de meeet belovende V
ge Lcadensche acteur
I
De i
'art,
lijve
üch
He",
et p
De
*15,