ithager Courant
De Boffer.
GRABBELTON.
VOOR DE KINDEREN.
Vijfde Blad.
WAT PIM EN PUK OVERKWAM.
Zaterdag 24 Maart 1928.
71ste Jaargang. No. 8226
Oorspronkelijk verhaal door Sirolf.
adruk verboden. Alle rechten, voorbehouden.
- Hallo, Stoffers, hoe gaat het?
Hé, Snel, ben jij het? Met mij gaat het wel, en
jou?
- O, best, Stoffers, zoo'n gangetje. Maar heb je
historie van die geluksvogel van een Bromdorf
toord? Niet? Nou, moet je 'ns hooren, die vent
t toch ook altijd geweldig. Vorig jaar sluit ie
hooge verzekering af op zijn huis. En laat het
drie weken daarna finaal tot den grond afbran-
Een reuzen-meevaller. Hij was in de wolkon,
kun je begrijpen! Een week later verzekert iei
fiets, een oude rammelkast, voor f100. Tweè
|cn daarna wordt dat verroeste ding door een
ve gare dief gestolen! Is dat effe boffen?!
- Kolossaal! mompelde Stoffers, terwijl hij in-
ndig dien Bromidorf heftig benijdde. Die kerel
nu altijd geluk!
0, maar dat is nog niet alles, ging Snel voort.
maand geleden1 laat ie zich een ongevallen ver
ering aansmeren. Drie dagen later breekt hij een
1 en een been! En het mooiste van alles komt
Vorige week gaat hij' in een begrafenisfonds,
irvan je gratis in de eerste klas begraven wordt,
vijl je weduwe duizend gulden krijgt. En laat ie
gisteren gestorven zijn!
offers stond perplex over zóóveel geluk. Het
j vreemd, anderen scheen het lot altijd te begun-
;en en hij, Stoffers, had nooit eens een gelukje,
te nooit eens. En volgende week ging hij nog
verhuizen. Dat kostte hem een bom duiten. Als
nu eens zoo'n gelukje hadMet een afwezigen
groette bi} zijn vriend Snel en ging in gedachten
zonken huiswaarts. En toen.kreeg hij een lu-
leuse inval.
[evrouw Stoffers stond verstomd over de activi-
dle haar echtgenoot bij de verhuizing aan den
legde. Hij had er op gestaan, zelf een verhuis-
terneming te zoeken, die zijn boedel zou overbren
t. Maar mevrouw Stoffers zou nog veel verbaas-
geweest zijn, als ze gehoord 'had, dat haar man
en den chef van de verhuisfirma zeide: „U hoeft
heusch niet de knapste verhuismannen te stu-
hoor", met een paar halfwasjes of nieuwelin-
Dus uw man is van plan in
de politiek te gaan?
Wat moet hij anders aan
vangen? Hii is te dom voor den
handel.
gen gaat het ook best. doet U inaar geen moeite!"
Op den dag van verhuizen stond hij er verder op,
zelf met den verhuiswagen waarin huri inboe
dels geborgen was vooruit naar het nieuwe huis
te gaan, terwijl mevrouw in de oude woning nog
eenige kleinigheden' inpakte. Het was heel zonder
ling. Maar er gebeurden meer vreemde dingen. Toen
meneer Stoffels, met den verhuiswagen en de niet
al te snuggere verhuizers in de nieuwe woning was
aangeland en het uitladen begon. De mannen droe
gen de verschillende stukken voorzichtig naar bin
nen. Maar op een gegeven oogeniblik struikelde een
van hen over een drempel en viel een dure spiegel
kast in gruzelementen. Doodsbleek en sidderend
stonden de mannen erbij Maar tot hun stomme ver
bazing trok er een glimlachje over 'bet gezicht van
.meneer Stoffels, die zijn portemonnaie uit zijn zak
haalde, den boosdoener een gulden gaf en zei: Hier.
ga maar wat drinken voor den schrik.
Een half uur later viel door een onnaspeurlijk
toeval een kist met eetserviezen door een étapel
schilderijen. In plaats van als een dolle te keer te
gaan, zei meneer Stoffers witjes:' „Tjonge, dat is
jammer, hè, van die schilderijen. Enfin, inaar ie-
lui kunnen het ook niet helpen. Hier steek eens een
sigaar op."
D'e -losse verhuizersknechts gingen angstvallig een
eindje uit den weg voor meneer Stoffers. Want ze
waren er in hun ziel van overtuigd, dat die arme
kerel stapelgek waö geworden en je weet nooit,
gekken kunnen zoo opeens maar wild worden. Doch
nietemlin staken ze den sigaar van den gek op en
zetten hun zwaren arbeid voort.
Meneer Stoffers wilde persé meehelpen, de piano
naar boven sjouwen, Daartoe moesten ze 'het zware
instrument langs een draaiende trap naar omhoog
zeulen. En hij wilde persé onderaan loopen, zoodat
hij het zwaarste werk zou hebben De mannen lie
ten hein begaan. Maar toen ze rafdden op de trap
waren, schreeuwde meneer Stoffers benauwd: „Ik
kan "m niet meer houden! Daar gaat lef' Hijl slin
gerde zich achter de leuning van de trap. De twee
knechts, die boven aan de piano trokken, konden
het zware instrument niet meer houden. En het vol
gende oogenblik stortte de piano met donderend ge
raas de trap af, naar beneden, waar het ding on
herstelbaar gehavend bleef liggen. Meneer Stoffers
zei alleen maar: „Er is geen snaar meer van heel!
Het is jammer, het was zoo'n aardige, oude piano".
Een kwartier later kwam mevrouw Stoffers bin
nen. Toen ze de mine zag, begonnen haar oogen te
rollen, alsof zij plotseling waanzinnig werd. „Lieve
goedheid, wat is hier gebeurd?!", schreeuwde ze
heesch, tegen den minzaam glimlachenden heer
Stoffers.
„Och", zei deze onverschillig, „er breekt altijd wat
als je verhuist, nietwaar. We konden er hetusch
niets aan doen."
Op dat oogenblik klonk er buiten een ontzettende
slag, toen een vervaarlijk gerinkel en daarna wil
de kreten van ontzetting.
„Wat is dat?" gilde mevrouw Stoffers, op het punt
flauw te vallen.
„De kist met glaswerk", zei meneer Stoffers lako-
nick en glim .chte vergenoegd.
,.Ben je krankzinnig geworden", was de nïet ge
heel onbegrijpelijke vraag van mevrouw.
„Nee, dat nu bepaald niet" zei meneer terwijl hij
sluw glimlachte. „Maar weet je dan niet, vrouwtje,
dat ik je vorige week geld gaf, om die verzekerings
polis te betalen en weet je niet meer, dat jij vond,
dat alles veel te boog verzekerd was? En herinner
je je niet, dat in die verzekering ook begrepen was
alle schade, die bij verhuizing door breken geleden
wordt? Nu, wat zeg je ervan?'*
Toen greep mevrouw Stoffers naar haar hoofd en
vervolgens naar haar taschje, dat ze wild open
scheurde, er een opgevouwen aanvraagformulier
van een verzekering uit te voorschijn haalde, dat
ze den nog steeds sluw glimlachenden heer Stof
fers voor de voeten wierp, terwijl ze heesch uitgil-
Ik zag: gasteren een hond
met vijf pooten.
En waar zat die vijfde poot?
In ziin bek!
Wat zou je me uit het men
adviseeren, ober? 'n Kalfskop?
Ik durfde het u niet goed
zeeeen. meneer.
de: „Daar heb je het formulieir nogl De poli» ia
nog niet betaald! ?De verhuizing kostte toch al
zoo'n hoop geld, dat ik die polis, tot na de varhal-
zing uitsteldel Er is geen cent verzekerd!"
Toen vil meneer Stoffers flauw
Goede raad.
Eén heertje, klein van stuk,gaat 's morgen»
zwemmen. Voor het binnengaan van de zwemin
richting koopt hiji nog wat cigaretten.
„Laat ik u een goeden raad geven", zegt de koop
man spottend, „neem ze met een kurken mondstuk,
dan kan u niets overkomlen".
Wat een brutaliteit.
„Wat een brutaliteit!", riep het meisje uit, terwijl
ze den jongeman een klinkende klap op zijn wang
gaf. „Heb niet het hart in je lichaam, nog eens te
probeeren, me een zoen te geven!"
„Ook goed", antwoordde de jongeman gelaten,
„Als je daar zóó over denkt ga dan van mijn
schoot af!"
Do sollicitant.
Sollicitant naar de betrekking va veerman dient
zich aan:
Edel Acbbare Heere,
„Daar Ik heef vernomen. Als dat er weer kan ge-
stolesteerd kon worden voor de veerpont Nu heere
daar ook naar de brug heef gestolesteerd en dat
was mis. Nlu heeren nu hoop ia als dat er gratie»
met mij! wordt gebruikt en hoop dat lk nu in de
geur valt voor de pont Want daar ik waarschein-
lik de andere maand van mijn diénst ontslagen
wordt wegens de slapte dus heere ik hoopt maar
dat ik in de gelegenheid komt voor die dienst. Zit
nu nog steeds in de vaardt Maar dat raakt uit dus
nu maar wat anders. Nu Edel A'chbare hetere zou
ik niet de voor keure krijge. Mijn w**Jrrn is.... |£sÜ
377. Daar ging een portier wan een
wagon open. Puk stormde eruit en vloog
haar moeder om haar hals. Pimi kwami
ook aanloopeni en omhelsde zoowaar
opoe. Toen kwamen vader en de Engel-
sche kameraadjes bedaard aanstappen.
381. Ook John en Gladys vonden Opoe
6r& hef. We hebben allemaal een heer
lijke appel gekregen, 't Was een tweede
'eest, maar toen we weggingen, moesten
we Opoe toch heel ernstig beloven, zulke
reizen niet weer te ondernemen.
378. 'De feestmaaltijd! 't Is heerlijk) iets
te zien van de groote, groote wereld, maar
toch.hoe heerlijk ook weer thuis te
zijn bij vader en bij! moeder. Kijk ze
eens smullen! Alsof er in' Elngeland geen
eten te vinden was.
382. We maken tezamen een wandeling
buiten Wipstaartendorp. John en Gladys
hebben geen oogen genoeg om te kijken,
terwijl de dorpelingen het Engeleche
tweetal niet genoeg bekijken kunnen.
Daar zien we opeens meneer Mol voor
zijln hol' zitten, rustig een pijlpje rookend.
379. Na den eten zijn we 't dorp inge
gaan. Hoe allen keken naar de vreemde
konijnen-kinderen. Het heele dorp liep
uit! We voelden ons maar even wat ge
wichtig door die groote belangstelling.
383. Mieneer Mol is een zeer vriendelijk!
man en hij begroet ons zeer hartelijk.
Maar wat is hij, toch klein!
Willen jullie mijn huis eens zien,
vraagt hij ons.
-- Hoe kan dat nou, zegt Pim. We
kunnen er toch nooit in komen!
380. Nee toch! Jullie hadden eens moeten
zien, hoe blij! Ojpoa was toen die ons terug
zag! Natuurlijk had ze eerst gedaan alsof
ze heel1 boos was, maar toen we es wac
ren.... Nee toehil
384. Maar meneer Mol, die bijna overal
raad op weet, vindt nu ook de oplossing.
Hiji draait zich om en fluit op een vreemi
de wijze en.... dadelijk daarop zien we
een klein, heel klein mannetje verschijn
nen met een staf In de hand.
Dat is Widowik, de dwerg, z>
meneer Mol en wij! maken een beleefde
buiging.