BUFFALO BILL
ONS HOEKJE.
r
en nog eens Peter.
'J,
VOOR ONZE JEUGD
zag Ik ff
ïven bleef ik et aan keek, hoe zij I
de haren hadden en over de kelen
gs Jullie toch nietl" riep Ik weet Je
te doon dan elkaar blauwe oogen te
let erg!" hijgde de kleinste Ik da
iristen! maar hij hij is 'n gnleperdl
m'n knikkers pakken en ging mij
ftten stiekum dk'8 gemeenir
paar klappen, nog *n keer duwen en
en do twee krabbelden overeind
ie rood van inspanning en drift
rijn band de zak knikkers! de ander
rende broek en 'n leelijken schram op
verder.... Maar bij bet naar huis
mt ik toch nog denken aan den
erlijkon Jongen, die den ander met de
t het gelaat sloeg liever dan hem
wèg te dringen en ónverhoeds te laten
TANTE LENNIH.
WIE DE SCHOEN PAST*.
schoen past trek' hem a&nP
niet?? dat zou ik móénen
b) is zoo'n schoen niet mooi,
ïen sieraad voor je beenen
TANTE LENN1BL
bet Engelsoh door TANTE LENNIH
f 8lotX
(Vervolg
Peter" mopperde Gerrlt, wat *n verve-
moet dat zijn
en Nol knikten. Ze waren het roerend
rijp JU, waarom Tante zioh zoo ineens
t vroeg Juul .en het gekste vind
toen ze zoo boos was, moest lachen 1"
H" riepen de anderen. Hoe kom Je
ie keek als drie dagen onweer I"
ta\ hield Juuitjo vol Ik heb het
[en I
3c geen itrafweA P stampvoette Nol
Ig voor de belde anderen konden anl-
lag de dear open en Tante verscheen
D drempel. Hoor gezicht was nu een
Innelpheid.
een plannetje F sei se vriendelijk
Seron vonden haar na heel wat aardiger
en.
gehooid, dat Jullie graag in het vijvertje
den het is nn mooi weer dus zul-
lr eon poosje op het water gaan. Honden
tittchen „Ja tante, vooral van schel-
Jongens, lachte tante lk bedoel
Bord „viMchen" met hengels en dob-
hjneenig 11 klonk het ln koor.
naakt dan voort ik ga mijn shawl
DM jullie dan direct bij het schuiten-
kt niét meer aan de strafregels P* juichte
litgélaten stormden de kinderen naar
grasperk, aan den walkant, stond hst
itfe. Tante waohbtè ai de shawl om
i. Op den grond lagen de hengels,
'dep Gerrlt, een der hengels beetpak-
itigt" vermaande Tante, maar op het-
AÜk bleef, door een onhandigen zwaai
gal vasthaken in de lokken van Tante
^rwuw yan schrik bracht ze dé handen
te laatl geen visch, maar
schommelde aan den haak en o
«n kortgeknipte jongens/bol vertoonde
de oogen van het sprakelooze drietal
eekmaal ln de war, nam haar rokken
nam de beenen..
6 mime rok vertoonden sidh een paar
kuitbroek!!
Jongen een verkleede JongenT
'tri,
kwam de laan oprijden. Met groote
ds inzittende dame naar den jongen in
«Otterde sQ. „Peter,... heb Je Je
Buffate BfH - Willam Oody heette hl In wets-
fcelijkhedd te een dar beroemdste buffeljagers
en pioniers geneest, die er ooit geleefd hebben.
- riep Gerrit, „heb Je oott...."
ty lk jan jou nooit verwacht, Peter!"
Q riond de schuldige, de rokken nog
tr houdend voor den wagen.
Mll kinderen", begon tante.
ktoük het in kooi, „Jioexa voor
In rijn Jeugd was hfl postiljon geweort en Ead
ais zoodanig menigmaal tegen vijandige Indianen
moeten vechten, waarbij hij steeds door s(jn moe-
edrag opviel.
1867 wend besloten met den bouw van den
eersten groeten spoorweg, die san St Lorris dwars
door het continent zou loopen, te beginnen. Maar
hoe sou men de 8000 spoorwegarbeiders dagelijks
van het noodige voedsel kunnen voorzien? Reeds
was men ten einde raad, toen een ingenieur op het
idee kwam eens naar WiUiam Oody te gaan. Op
de sxaag, hoeveel man hty wal asoor de buffaljaohi
bedwang zfln toorn en antwoordde, larorffl hfl hen
zoo dam mogelijk aanzag: „Ja, ik wil ook op U-
•ons gaan jagen. Is dat dan zoo moeilijk?"
Toen lacfctten de officieren en reden verder, daar
waar men een kleine kudde buffels ontdekt had.
Buffalo Bil echter volgde de ruitere niet, want hij
wist, dat de dieren zidfi op weg bevonden naar een
plas bij oen bosohje populieren, waar zij hun dorst
wilden lessdhen. In plaats van den groeten omweg
achter de buffels aan te nemen, reed hij vlug in
een andere richting weg en trof de kudde aan,
voordat nog één officier in de verte te zien was.
teugels
jnet vaste hand alle elf buffels neer. Eindelijk
kwamen de officieren aangereden, waren hoogst
verbaasd en salueerden toen eerbiedig.
Toch Is Buffalo Büï Versdheidene malen ternau
wernood aan den dood ontsnapt Het gebeurde na-
melljk, dat reusachtige kodden buffels van het zui
den naar het noorden trokken. Zij waren zoo tal
rijk en hun rijen waren zoo dicht dat uitwijken
onmogelijk was. Bovendien bewogen zij zich met
razende snelheid, gelijk een prairiebraud voort.
Hier hielp slechts ae vlucht Maar ook het snelste
paard kon op den duur dit aan het waanzinnige
grenzende, rijden niet volhouden; slechte een
paard als Brlgiham was in staat zijn meester te
redden en hem te behoeden voor het weeseüjke lot,
omvergelocrpen en door tienduizenden hoeven ven-
pletteid te wonden.
Toen Buffalo BfH eens met rijn makker Sawbo-
nas gezellig aan het kampvuur gezeten was, ont
dekten zij plotseling een reusachtige kudde buf
fels aan don lwtBon1 In bet zadel springen en
„Wat ga je er mee
noexflg sou hebben, antwoordde Buffalo BUI tot
ieders verwondering: „Dat zaakje kan iemand wel
geheel alleen opknappen, als hij er maar de ge
schikte persoon voor is". En hij knapte hot zaakje
op. Maar het was een moeilijk en gevaarlijk werk.
Hy schoot namelijk niet,'zooals vele jagers voor en
na hem dedon, zoo maar in het wilde weg, doch
doodde steed* slechte loovcel buffels, als er wer
kelijk noodig waren.
Eens reed hij uit op zijn prachtig en pijlsnel
paard, Rrighnm, toen hij oen aantal officieren ont
moette, dlo zich eveneens op jacht bevonden. „Hé,
jongeman!" riepen zij hem spottend toe, „wil jij,
Greenhorn, (nieuweling) ook eens op buffels gaan
jagen? Als Je maar weet, dat je ons de tongen en
de lendeetukken moet geven, de rest kun ie zelf
houden".
Buffalo BUI, geöxgerd door die trotsche
wegsnellen wae hot werft van een oogonblfk. Maar
de dieren kwamen steeds meer dichterbij; het ge
vaar omvergerend te worden werd steeds dreigen-
der en dreigender. Het paard van Sawbones kou
tenslotte Brighom niet meer bijhouden en juist,
toen zU bij eon heuveltje aangekomen waren,
stortte het uitgeputte dier dood onder zijn berijder
neoT. Vlug sprong Buffalo Bill ook uit het zadel en
beiden wierpen zich achter het gevallen paard op
den grond om «en vertwijfeld snelvuur op de aan
stormende bisons te openen. Wat Buffalo Bill en
zijn makker zoo vurig hoopten, gebeurde: Over de
neerstortende buffels vielen de volgende, zoodat
er woldra oen muur van gestruikelde bisons ont
stond. Dit noodzaakte de kudde zich naar links eu
naar rechts te verdoelen, am niet tegengehouden
te worden. Zoo werden de jagers san een ver-
prihrttrVftijjicep dood gered.
VAN BLONDJE EN BRUINTJE
door Edith H.
Blondje en Bruintje, zoo noemde iedereen in
*t dorp ze, van t kleinste kind tot de oude
dominé, die de beide kinderen gedoopt had op
denzelfden Zondag, nu ruim zes jaar geleden.
't Meisje was gedoopt Wynanda van Herten
en 't jongetje Rudolf Menalda, maar toen 't
bleek, dat Wynanda 1 eenige blondje was
onder al d ebroertjes en zusjes, noemde Dr. v.
Herten, haar Vader, haar Blondje en al heel
gauw zei iedereen in 't dorp hem dat na.
Zoo was 't Blondje en bleef 't Blondje.
En Rudi, haar makkertje, werd Bruintje ge
noemd, om z'n donkere krullebol en groote
bruine kijkers.
Zoo werden Blondjs en Bruintje samen
groot lederen dag speelden ze samen, als 't
mooi weer w*as in den tuin en anders in de ka-
mer Maar altijd waren ze samen,wie
1 Blondje zag, kon er zeker van rijn, dat Bruintje
vlak ln de buurt was en omgekeerd, als
Bruintjes stevige beenen de hoek van de straat
om kwamen stappen, trippelden Blondjes
kleine voetjes er vlak achteraan.
Toen kwam de tijd, dat ze naar sohool
moesten.
lederen morgen kwart voor negen stapten
Blondje en Bruintje de deur uit In de verte"
zagen ze elkaar al aankomen en precies op de
helft van de weg ontmoetten ze elkaar.
Dag, Blondje!
Dag, Bruintje! klonk 't altijd vast en dan
stapten ze samen naar school.
Eens op 'n mooie Lente-morgen stond
Bruintje al op z'n vriendinnetje te wachten.
Hij had bi groot pak onder z'n arm en
zwaaide met z'n handje tegen Blondje, dat ze
toch maar heel hard zou loopen.
En dat deed zei Haar stijf-gesteven katoenen
jurkje stond bol van den wind en haar lange,
blonde vlechten wapperden 'n eind achter haar
aan.
Hè, hél Bulten adem kwam se bij 't krui»-
punt
.Kijk eenaT *et Brntotje trots en wikkelde
voorzichtig z'n pak los.
Blondje boog nieuwsgierig haar bolletje.
.Wat zon d'r wel ln dat pak zitten?" dacht
ze. .Misschien wel "n groote Slnterklaaspop!"
want Blondje was hl klein lekkerbekje. I
Ze was dan ook wel 'n beetje teleurgesteld,
toen Bruintje 'n oude klomp te voorschijn haal-
da Maar toen ze den klomp eens beter bekeek,
klaarde haar gezichtje weer op.
«Hè, net bi scheepje!" riep ze blij.
Ja, Je weet wel, net als in t versje!"
Den vorigen dag had de juffrouw op school
de kinderen *n versje geleerd. Heel mooi
versje, vonden Blondje en Bruintje. Jullie kent
bet ook wel: „Mijn vaders klomp is mijn
scheepje", enz.
Onderweg hadden se 1 samen nog eens ge
zongen en toen Bruintje van kruispunt alleen
naar huis stapte was z'n hoofd vol van dat
scheepje.
„Vader heeft geen klompen, jammer!" peins
de hij. „Maar onze tuinman wel. Hem zal 1c
er een vragen!"
En nu liet hij Blondje z'n schat bewonderen,
li grooten klomp met *n mast en *n zeil. Dat
had Kees, de tuinmansjongen zoo voor hein ge
maakt
„Mooi, hè?"
„Nou!" vond
i doen?"
LENTE.
Sjilpen in de boom en.
Blijde vogelvlucht
Open, hong'rig bekje,
Zoele lentelucht
*t Groen de zon de bloemen
Allee maakt me blij!
*k Zou óók willen vliegen.
Zingend, in de Mei!
„Laten varen. Ga Je mee?"
Blondje keek haar makkertje met groote,
verbaasde oogen aan.
Meet! Waar naar toe?"
„Naar de sloot, ginds ln de wei bij boer
Teunlssen!"
„Waar al die mooie meizoentjes staan en ver-
goet-menietjes en boterbloempjes?"
„Ja!" knikte Bruintje.
„O!" Blondje's oogen straalden van pleizler
en zonder verder aan school te denken gaven
zb elkaar 'n hand en holden den straatweg op
en toen 'n eindje verder *n zijpad in. Ze hielden
niet stil, voor ze bij 't hok van de wei stonden.
Hè, wat zag dat groene gras er gozellig uit'
En al die mooie bloempjes!
Blondje trappelde van ongeduld, terwijl
Bruintje probeerde 't hek open te maken.
Dat duurde ook zoo lang! Want Bruintje was
nog maar 'n klein kereltje en kon de zware
ijzeren ketting niet los krijgen.
Jk klim er over!" steldo hij voor.
„0, ik ook!" Blondjs was dadelijk bereid,
want omdat ze altijd met 'n jongen spoelde, kon
se net zoo goed klimmen en springen als nij.
In *n wip zaten ze boven op *t hek
„Laton we hier wat blijven!" stelde'Blondje
voor. We kunnen hier zoo leuk ver kijken!"
Bruintje vond 't best, maar na 'n poosje be
gon 't stilzitten hem te vervelen en sprong* hij
de wei in.
Blondje hem dadelijk achterna.
En toen werd 't 'n gohol «n gedrild! door de
wei, dat de wind er zelf plezier in had. en hij
waalde achter Blondje aan en wipte op t laatst
naar ho edvan haar bol
Toen renden ze allebei achter den hoed aan.
tot Blondje struikelde en voorover viel midden
tussohen de madeliefjes en boterbloempjes, die
verwonderd hun kopjes opstaken om te zien,
wat daar zoo onverwacht tussohen hen in
kwam rollen.
„Pak jij den hoed maar!" riep Blondje.
Zelf ging ze zitten en begon voorzichtig de
bloempjes te plukken. Heel langee stelen moest
ze altijd nemen, had Maatje gezegd
Toen ze haar schortje vol had, keek ze eens
om naar Bruintje. Die was druk bezig z'n
scheepje te laten varen. Wat ging dat leuk! 't
Zeil stond heelemaal bol! Bruintje hield den 1
klomp met 'n stok vast, anders was ze veel te i
gauw weggedreven.
„Mag Ik ook eens?" vroeg Blondje.
„Als je 'm maar niet weg laat varen!" vond
Bruintje wel *n beetje angstig.
„Weet je wat! Jij mag m'n knecht zijn en
dan mag jij *t schip laden, terwijl ik 't vast
houdP
„Laden!? Wat is dat?"
„Nou, er wat indoen!" Zullen we je bloemen
er in leggen? Dat is dan de lading."
Blondje vond *t een prachtig plan en dadelijk
ging ze op haar knietjes aan den slootkant
J liggen en begon de bloemen in den klomp te
1 doen.
Of *t nu kwam doordat de klomp telkens af
dreef en.Blondje zich daardoor te veel voor
over boog, opeens hoorde Bruintje 'n gil en
zag hij z'n vriendinnetje in 't water spartelen.
Gelukkig was de sloot niet diep, en Bruintje
was 'n flinke jongen Hij gaf Blondje 'n hand
en trok haar zoo weer op 't droge
Daar stond Blondje, druipnat en bibberend
van de koul Ze wou wel erg graag gaan
schreien, maar dan zou Bruintje haar flauw
i vinden, dus slikte ze maar eens en probeerde
te lachen.
Bruintje keek heel ernstig
l „We moeten naar huis!" zei hij treurig.
„Ja!" beaamde Blondje, klappertandend
Hand in hand draafden ze nu denzelfden weg
als straks, maar Bruintje droeg niet trots zijn
klompje dat dreef heel alleen in de sloot, en
blondjes hoed lag in de wei ook vergeten!
Ze moesten dicht langs de school 't Rumoer
van de kinderen, die op de speelplaats waren,
drong tot onze twee wegloopertje® door.
TANTE LENNIH.
„De school!" zei Bruintje op oens verschrikt
„We moeten naar school!" vulde Blondje aan
ruet 'n benauwd stemmetje.
Zonder bedenken sloegen ze de dorpsstraat
in en even later bonsde Bruintje met z'n vuistje
op rie schooldeur, want bij de bel kon hij niet
De Juffrouw deed zelf open en staarde in de
grootste verbazing van t druipende Blondje
naar 't verlegen Bruintje.
„Maar, kinderen, waar komen Jullie van
daan We dachten dat Je ziek waal"
En toen Bruintje wou beginnen te vertellen,
heel beverig en heel verward, viel ze hem ln
do rede:
„Nee, zeg maar niete. Ga JIJ maar naar Je
klas, ik zal Blondje naar huis brengen!"
Mevrouw v. Herten schrikte niet weinig toen
do Juffrouw mot H druipnatte kind aankwam,
ontoen Blondje vertolde, wat ze dien morgen
haddon uitgevoerd, koek Mama heel ernstig.
Blondje werd dadelijk in bed gestopt en Ma«
ma ging weg, zonder Iets tegen haar te zeggen.
Toen voelde Blondje wel, dat ze hoel ondeu
gend was geweoBt. Ze stopte haar hoofdje in 1
kussen en snikte *t uit en toen ze eindelijk in
slaap vlei, was 't met 't vaste besluit, om nooit
n.per uit school te blijven ora bloempjes te gaan
plukken.
Bruintje moest om 12 uur schoolblijven.
Onder 't overschrijven van z'n lesje dacht hij
aldoor aan Blondje, of ze ook ziek zou zijn door
zijn schuld, en die gedachte was nog erger
voor 'm dan de zwaarste straf.
Gelukkig hoorde hij 's avondsdat Blondje
niet ziek was en den volgenden morgen ont
moetten ze elkaar weer bij 't kruispunt.
*t Eerste wat Bruintje zei, was:
„We blijven nooit weer uit school, hè
Blondje."
„Nee, nooit!" zei Blondje uit den grond van
haar hartjö.
'ANS EN LfENTJE.
Klein Hansje en nichtje Uentje
Hadden heel zoet gespeeld.
En zich den ganschen morgen
Geen oogen blik verveeld
Maar toen ging Hansje plagen
En pak'e Lientje's pop;
Hij ging er mee aan 't ballen
En gaf haar ook een schop.
Dat was te veel voor Lientje,
Boos sprong 2fè op Hansje toe;
Gaf vlug hem twee, drie klappen
En vloog toen naar haar Moe.
Daar snikte ze alq haar droefheid
Om Hansje's boosheid uit:
*k Wil nooit meer met hem spelen!"
Maar wat deed Hans, de guit?
Hij kwam heel zacht bij Lientje
En keek haar vriendelijk aan.
En zei: „zeg Lien, vergeef me,
Wat 1t strakjes heb gedaan."
Jk meende 't niet. hoor Lientje,
Toe, geef me maar een zoen!"
En Lien? - „nu goed dan Hansje,
Maar z&l je 't nooit sveei doen?"