Aliticci Nitus-
ilinilt- Luilinllil
Raad Wieringen.
Uitgevers: N.V. vJl TRAPMAN &Co, Schagen.
Maandag 7 Mei 1928.
SCHAGER
7ls1e Jaargang No. 8250.
COURANT.
lt blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder-
ag en Zoterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver*
intlön nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummor geplaatst.
POSTREKENING No. 23330. INT. TELEF. No. 20.
Prijs per 3 maanden 11.05. Losse nummers 0 cent ADVERTEN-
TlëN van 1 tot ft regele f 1.10, Iedere regel meer 20 cent (bewljena
Inbegrepen). Grootere lettere worden naar plaatarulmte berekend.
Vergadering van den Raad op Zaterdag 5 Mei 1928,
os middags 2 uur.
Afwezig is de heer Jb. Lont.
Voorzitter de heer L. C. Kolff, burgemeester, se-
etaris de heer C. F. van Duin.
Na opening volgt lezing der notulen, die onder
lakzegging worden vastgesteld.
Hededeellngen en ingekomen stokken.
De Voorziter deelt mede, dat /Ingekomen] zijn:
van de heeren S. Bakker Cz. en S. 'Koorn Jz. he
cht van aanneming hunner benoeming tot lid van
et College van Armvoogden; het proces-verhaal
IQ kasopname bij den Gemeente-ontvanger en
sin kassier der Zeegras-exploitatie; in kas moeat
|n respectievelijk f 9.642.23 en f 4.070.26, hetgeen
opte; de maandstaat der Zeegras-exploitatie over
aart, verkocht zijn 132 pakken; het verslag be-
effende de volkshuisvesting; van Ged. Staten
richt van goedkeuring van de besluiten tot aan-
op van grond voor den schooübouw te Hippoly-
shoef, tot het aangaan der geldleening, groot
14000.— voor de liquidatie van de Coop. EJectr.
jntrale, tot bepaling van het getal openbare la-
ire scholen en de vakken van onderwijs welke
p die scholen onderwezen worden, tot vaststelling
in voorschriften, dn acht te nemen (bijl het verlee-
iQ' van vergunningen tot het geven van openbare
pscoopvoorstellingen in deze gemeente; van de
ank voor Ned. Gemeenten het verslag over het
ekjaar 1927; van de Gezondheiscommissia te
Chagen, eveneens het jaarverslag over 1927.
Al deze stuuken worden voor (kennisgeving aan
komen.
Het oordeel der Gezondheidscommissie
over keetwoningen.
Uit het verslag der Gezondheidscommissie leest de
Dorzitter het volgende voor:
In verband met hier en daar gepubliceerde critiek
de huisvesting van bij de Zuiderzeewerken te
erkgestelde arbeiders, werd door de Commissie een
derzoek in deze ingesteld. Bij dit onderzoek bleek
at de Commissie dat de z.g. keten over het algemeen
lldoende van inrichting kunnen worden geacht. De
iwoning echter is zeer verschillend. Terwijl de
ine keethoudster alles keurig onderhoudt, zoodat
et geheel een zeer behoorlijk verzorgden indruk
ieft, is het in de andere keet allertreurigst gesteld.
In het algemeen kan dus worden gezegd, dat niet
i hui s v e st i ng, in dit geval hieronder to ver-
lan enikel de inrichting van de keet, maar de
uishouding in vele gevallen te wenschen laat.
Verbetering in deze zal dus zijn te verkrijgen door
eze menschen eenig begrip van hygiëne bij te
engen.
Wijziging schooltijden tijdens den zomertijd.
B. en W. deelen mede, dat in de Raadsvergtade-
ng van 20 Maart j.1. door het medelid, den heer
Lont, de wenschelijkheid werd bapleit oin ge-
irende den zomertijd den aanvang van den mor-
inschooltijd te bepalen op 9.30 uur en het als ge-
ilgi daarvan des morgens minder te geven onder
is over te brengen naar den middagschooitijd.
Omtrent deze aangelegenheden hebben B. en W.
t advies ingewonnen van de hoofden der scholen,
«r rapporten worden overgelegd.
In hunne rapporten wijzen de hoofden der scholen
vooral op, dat het vermogen der kinderen om
[leerstof op te nemen in den middag minder is
des morgens; het is dus ongewenscht den mid-
ichooltijd te verlengen. Voorbeelden hiervan
ln het slaap' «vallen der kinderen, wat nimmer
morgens, doch altijd! des middags gebeurt. Bo-
Jieiu zal het gedurende en zomertijd in de schooft
"ia des middags het warmst zijn. Klachten over
te vroeg beginnen der school hebben den'
'den nimmer bereikt. Integendeel zijn de kin
ken), ook in den zomer, meestal zeer vroeg bij.' de
(chool.
Aangezien ook B. en W. de bezwaren tegen den
•staanden toestand niet groot oordeelen, terwij1!
tol wijiziging vermoedelijk! weer van andere zijden
tegenstand zou stuiten, kunnen zij. geen aan-
ru _"vinden de beoogde wijziging in te voeren,
'edeeling van B. en W. geeft den Raad geen
tot eenige bespreking.
Rekening van Armvoogden.
B. en w. bieden! den Raad aan de door Anm-
ooffden, beheerende de Hervormde of Gerefor-
6 Armenkassen ingezonden rekening van hun col
toe over het dienstjaar 1927.
Aangezien deze na onderzoek tot geen opmerkin-
aanleiding geeft, stellen zij voor genoemde re
ling goed te keuren, in ontvang op f 26.236.81
uitgaaf op f 23.109.41, batig saldo f 3.126.40* en
juyooRden ter zake te decharge eren, onder dank-
IWng voor het deswege gevoerd beheer,
worat voor kennisgeving aangenomen.
Instelling ophaaldienst van huisvuil te
Den Oevez.
ba'ijiW* St®llen' v00r< voor Dëni Oever een
jaadaienst van huisvuil in het leven te roepen,
^daaraan bflijlktoaar behoefte gevoeld wordt.
m «n wef?e eena geklaagd over het euvel,
iJ! 6* s-fva! en vuil langs de dijken wordt
''■Koworpen.
en) W. hebben Jn. Zomerdijk bereid gevonden
liet opbellen van het vuil te belasten te-
wn vergoeding van f 260.— per jaar. Voor dit
Jtt zal het vuil moeten worden opgehaald/ te
Bo V0J en naaste omgeving tot en met de hui-
jan den Moigerdijk en wel des Zaterdags om
fhwo en' voor wel^ werk door hem een paard
vïa^ moet worden besahilkjl>aar gesteld,
««trokken eigenaar heeft er in toegestemd,
dat het vuil wordt gestort in de ultgravlng. aan De
Kom pen.
De heer Kaan verwacht dat de belooningen van
Zomerdijk en van Van Duin beter met elkaar in
overeenstemming zullen dienen te zijn.
De Voorzitter zegt, dat ze juist met elkaar in ver
band staan. Vorig maal heeft Van Duin nog verhoo
ging gehad en met Zomerdijk ia de vergoeding be
sproken.
De heer Kaan meent, dat te Den Oever minder vuil
zal zijn, terwijl de afstand veel korter is.
De Voorzitter zegt, niet te weten of er minder vuil
is, we moeten het probeéren.
De heer Tijsen merkt op, dat Zomerdijk het naar
De Kompen moet brengen.
De heer J. Kooij vraagt, of we nu aanstonds geen
„spul" zullen krijgen met de West. Ze wonen toch
allemaal dichtbij den dijk.
De heer Bosker zegt, dat de vuilnis daar niet meer
gebracht mag worden.
De heer Bakker: Aan den Noorddijk ook niet?
De heer Tijsen zegt, den ingenieur bij zich te heb
ben gehad, en die zal het beslist beletten, dat het:
vervoerd wordt.
De heer Kaan merkt op, dat ook te Hippolytushoef
een ophaaldienst bestaat., maar als de Voorzitter
zich eens de moeite wil getroosten naar het Noorder
wegje te gaan, zal hij zien, dat de menschen het vuil
maar neergooien. Kan daar geen paal en perk aan
worden gesteld?
De heer Bosker heeft dit ook vernomen. Spr. be
grijpt de menschen met, de rioleering zou er door
verBtopt geraken.
Zonder hoofdelijke stemming wordt de voordracht
van B. en W. aangenomen.
Aankoop van grond.
B. en W. deelen den Raad mede, dat, nu de gemeen
te in het bezit is gekomen van een stuk grond aan
de Elft voor de nieuwe school, het hun wel gewenscht
schijnt, eveneens tot aankoop over te gaan van het
naast gelegen terrein. Daardoor toch heeft men het
in de macht te verhinderen, dat zich op dat terrein
inrichtingen of bedrijven vestigen, die daar met het
oog op de aanwezigheid dier school beter kunnen
worden geweerd.
B. en W. hebben hierbij het oog op den grond be
oosten het schoolterrein, gelegen ter lengte van pl.m.
37 Meter langs de Elft. Indien deze strook met een
diepte van 30 mater wordt aangekocht, kan dezo
zeer goed worden verkaveld en als bouwterrein ver
kocht worden, waartoe eene goede ligging mede
werkt.
De eigenaren zijn bereid dit perceelsgedeelte van
Sectie C, no. 604 tegen denzelfden prijs af te staan
als voor het schoolterrein, zijnde f 1.06 per M2., ver
meerderd met de kosten van overdracht.
B. en W. stéllen voor overeenkomstig het voren
staande tot dien aankoop te besluiten.
De heer Kaan merkt op, dat er dus bouwterrein
voor 4 perceelen komt.
De heer M. Kooij meent, dat dit aantal dan ook wel
het meeste zal zijn, maar anderen oordeelen een
breedte van 9 meter per perceel toch voldoende.
Ook deze voordracht, waarmede een bedrag van
f1165.50 gemoeid is, wordt met algemeens stemmen
aangenomen.
Emigratie naar Canada.
Bijl brief van 9 December 1927 stelde de Minister
van Arbeid, Handel eni Nijverheid! B. en W. in
kennis met een nieuwe regeling omtrent het ver-
leenen van Rijkssteun aan hen, die naar Canada
willen' emigreeren. Deze steun bestaat (hierin, dat
het beschikbare bedrag zóó wordt aangewend, dat
het strekt tot een belangrijke verlaging der zee-
pa9saRekosten van Rotterdam naar Canada tën
behoeve van on- en minvermogende emigranten.
Voor personen van 10 jaar en ouder worden daar
door die passagekosten verminderd van f 280.tot
f 80.' voor personen van 1 tot 10 jaar van f 140.—
tot f 40.— en voor kinderen beneden het jaar naar
den maatstaf van één kind per gezin) van t 13.7b
tot i 4.—.
- Voor deze vermindering van de zeepassagefcosten
(kunnen slechts in aanmerking komen on- en (min
vermogende emigranten, die door bemiddeling van
de Emigratie Centrale Holland naar Canada emi
greeren en slechts dan, als in die kosten ook de
gemeente van werkelijk verblijf der 'betrokkenen
bijdraagt. 'Die bijdrage beloopt voor personen van
10 jaar en ouder f 30.—, van 1 tot 10 jaar f 15
en beneden het jaar f 2.— per persoon.
In velband met eene bij' B. en (W. ingekomen
aanvrage, stellen zijl voor hen te machtigen de
hier bedoelde gemeentelijke bijdrage 'beschikbaar
te stellen in de gevallen en aan de personen, tel
kens door hen te bepalen.
De heer (Kaan vraagt of, wanneer een emigrant
f 30 krijgt, de gemeente de zekerheid heeft, dat dit
bedrag voor reisgeld wordt gebruikt.
De Voorzitter licht toe, dat de gemeentelijke bij
drage ad! f 30 niet aan den emigrant wordt gege
ven, maar aan de emigratie-centrale. Deze wil
eerst weten of de gemeente bijdraagt
De heer M. Kooij vraagt wat in dit geval ver
staan wordt onder gemeente, is dat E. en IV. of de
raad?
Da Voorzitter zegt, dat B. en W. machtiging van
den raad vragen om eventueel de bijdrage te ver-
leenen. Als emigreeren spoedeischend wordt ver
langd. Is het niet wel mogelijk, eerst een raadsver
gadering te beleggen. Maar wil de raad deze zaak
aan zich houden, het is spr goed.
i De heer Kaan vindt dat niet noodzakelijk. B. en
W. zullen wel' op de personen letten, voor wie de
bijdrage is bestemd.
De heer M. Kooij vraag of het rijk og waar
borgen moet hebben, ten aanzien van geschiktheid,
enz.
>De Voorzitter deelt mede. dat de persoon die
wonechte te emigreeren, een boekdeel met vragen
krijgt te beantwoorden. Ook' de correspondent der
arbeidsbemiddeling moet er nog over beschikken en
de persoon moet ook over contanten beschikken.
De voordracht wordt met algemeens stemmen
'aangenomen
Beldleenlng.
BIJ besluit van 11 Februari j.1. werd, in velband
met de omstandigheid dat de Coöperatieve Boe
renleenbank alhier, met welke de geldleningen
1926 en 1926, respectievelijk groot f 7500.— en
f 7100.— werden gesloten, zich die bepaling van een
wisseflenden rentevoet had voorbehouden, de rente
voet dier beide 1 ecologen verhoogd tot een maxi
mum van 5
Ged. Staten hebben gemeend tegen deze verihoo-
giog bezwaar te moeten maken, op grond, dat het
accepteeren van een veranderlijk rentepercentage
zich niet verdraagt met den inhoudi van genoemde
geldleenlngsbeeluiten en deze wijze van uitvoering
dier besluiten niet geoorloofd ia. terwijl zü boven
dien van oordeel zijn, dat bU< den huldigen rente
stand de gemeente tegen niet hoog ar dan 5 be
hoeft te leenen.
Aangezien dit B. en W. niet bilüilkl voorkwam,
hebben zij het standpunt van Ged. Staten bestreden
en ér op gewezen, dat bij het sluiten der leeningen
eene interest van 4* werd betaald, zoodat op
dat tijdstip er geen strijd met den1 inhoud der lee-
ningebesluiten bestond, welke spraken! van ten
hoogste 5 Bovendien vestigden B. en W. de
aandacht op het Raadsbesluit van 13 December
1921, waarbij onder geheel gelijke omstandigheden
en in dezelfde bewoordingen de rentevoet der gekl-
leeningen 1918 en 1919 werd verhoogd, waartegen
destijds door hun College geen bezwaar werd ge
maakt. Ondanks dit beroep op een vroegere goed
keuring, hebben B. en W. Ged. Staten niet tot een
andere meening kunnen brengen, zoodat men zich
hierbij zal moeten neerleggen.
iB. en W. stéllen daarom voor, het besluit van 11
Februari j.1. in te trekken en de restanten dgr
gea<tleenlngen 1925 en 1026, thans bedragende on
derscheiden! itk f 6000.— enl f 6100.—, geheel af te
lossen uit de opbrengst eener nieuwe leening,
groot f 12100.—, aan te gaan pari met de Bank
voor Nedeiflamdadhe Gemeenten, tegen 47/8
rente, op onderhandsche schuldbekentenis, met
jaarl'iikaühlG atflossdingen van ten minste f 1250.—, en
voorts ondier beding,, dat gedurende de eerBte vijf
jaren van den looptijd, er leening, niet
tot versterkte afloeslng mag worden overgegaan.
De heer Kaan geeft B. enl W. in overweging, te
informeeren of de Boerenleenbank niet genegen is
vde 'leening tegen dezelfde rente te plaatsen. Mis
schien dat de Boerenleenbank dot in dit speciaal
geval wel wol doen.
De Voorzitter: En dan met terugwerkende kracht?
Misschien heeft U wel achter de schermen gekeken.
De heer Kaan zegt dat terugwerkende kracht
misschien wel wat te veel gevergd is.
De heeren J. C Lont en Lub vragen of de Boe
renleenbank dan verschil zal maken met de rente-
bepaling.
De (heer Kaan zegt dat als de heeren het izoo gaan
beschouwen, de Boerenleenbank het misschien niet
aal doen. Het ia spr. bekend, dat de Boerenleen
bank op 't oogenblik nogal goed' in haar geld rit en
onder bijzondere omstandigheden zou zij het dus
kunnen doen.
De Voorzitter zegt toe, dat gevraagd zal' worden
of de Boerenleenbank het geld voor 4 7/8 wil
leenen. Is dat niet het geval, dan zal de leening
geplaatst worden» bh de Bank voor Nederlandsohe
gemeenten.
Verzoek vereenlging „het Visschersfonds" In
zake ultkeering- rente van kapitaal van de
Zeegrasexploltatie.
Naar aanleiding van dit verzoek deelen B. en w!
den Raad het volgende mede.
Uit het verzoekschrift blijkt niet duidelijk, of het
de bedoeling is voor één maal eene zoodanige uit
keering te ontvangen dan wel of bedoeld is de rente
telken jare te doen' uitkeeren. Waarschijnlijk is het
laatste bedoeld
Het verzoek wordt niet nader toegelicht, zoodat
men naar de reden der indiening moet gissen. Het
vermoeden ligt echter voor de hand, dat daarmede
beoogd wordt de verbetering van den geldelijken toe
stand der vereeniging.
B. en W. hebben daarom gemeend goed te doen
naar dien toestand een onderzoek in te stellen* met
den volgenden uitslag:
De inkomsten der vereeniging bestaan in de eerste
plaats uit de contributies der leden, die elk f 2.per
jaar betalen (in 1927 bedroeg het getal contribua-
belen 114), zoomlede die van donateurs en verder uit
enkele giften. De voornaamste ontvangsten vloeien
echter voort uit de exploitatie der beide viscbafsla-
gen te Den Oever en De Hauke3, waarbij nog komt
de huur van enkele vertokken in één dier gebouw
tjes.
De uitgaven' bestaan, behalve uit eenige onkosten,
in de uitkeeringen, volgens de statuten te doen, in
dier voege, dat na aftrek van de onkosten, de netto
ontvangsten worden bestemd: voor X gedeelte tot
uitkeering aan weduwen en weezen en voor H ge
deelte ten behoeve van het uit te keeren ouderdoms
pensioen aan oude visschers.
Volgens de statuten bedraagt het weduwenpensioen
fl.— per week en het weezenpensioen f0.20 per
kind en per week* welke bedragen de algemeene
vergadering kan verhoogen. Leden-vlsschérs van 60
jaar en ouder hebben reglementair recht op een
ouderdomspensioen van fl.— per week. Dit bedrag
wordt echter nimmer bereikt, omdat daarvoor de
jaarlijks beschikbare som van X deel der inkomsten
ontoereikend ie.
Uit het onderzoek der jaarlljksche rekeningen in
B. en W. nog het volgende gebleken. Over 1927 was
voor uitkeering aan weduwen en weezenpensioen be
schikbaar f 969.56, waarvan is uitgekeerd f284.—,
zoodat daarvan overbleef f 68556. Over 1926 beliepen
die cijfers respectievelijk f1156.46, uitbetaald f26130,
restant f894.16. Ook in vroegere jaren werd hierop
geregeld overgehouden.
Voor ouderdomspensioen was over 1927 beschik
baar f484.76, welke som, aangevuld uit de overige
geldmiddelen tot f 56950, geheel werd uitgekeerd aan
31 personen, zoodat ieder ontving f 18.06. In 1926
ontving leder der 29 rechthebbenden f 18.54.
De vorenstaande cijfers nader beschouwende blijkt
dus het volgende: De beschikbare gelden voor be
taling van weduwen- en weezenpensioen ziin ruim
voldoende, zoo zelfs, dot in de laatste drie jaren dis
uitkeeringen 3 4 4 maal hooger kunnen zijn.
Daarentegen zijn de cijfers voor ouderdomspen
sioen niet zoo gunstig. Voor deze uitkeeringen moet
men belangrijk beneden het reglementaire bedrag
van f 1.— per week blijven. Dit behoeft echter geen
verwondering te wekken, indien men ziet, dat tegen-
114 contribueerende leden, (zooals in 1927) 31 pen
sioentrekkers staan. Volgens B. en W. is op dit punt
de opzet der regeling niet Juist en moet op een der
gelijke basis elke regeling schipbreuk lijden. Ieder
toch, die 60 Jaar is, verkrijgt, onverschillig of hij
het noodlg heeft of niet, recht op uitkeering, indien
hiili ten minste 10 Jaar contributie heeft betaald. Te
genover de rechten, die hij krijgt, is de contributie
van f2.— per jaar natuurlijk een geheel onvoldoen
de bijdrage. Iemand, die 30 jaar contribueert, zou na
ruim één jaar het reglementair pensioen van f52.—
ontvangen te hebben (en dit is toch de opzet der re
geling), zijn totaal gestorte contributie weer terug
hebben gekregen. Voor een korter lidmaatschap
is de toestand uiteraard nog veel ongunstiger.
B. en W. zijn van meening, dat, alvorens het vra
gen van steun gerechtvaardigd) mag heeten, in dit'
opzicht eene wijziging der bestaande regeling nood
zakelijk is, Blehalve eene behoorlijke contributiever-
hooging zou zonder bezwaar het j&arlijkech over
schot der weduwen- en weezenpiensloenen (rie boveny
voor uitkeering aan ouderdomspensioen bestemd
kunnen warden, terwijl ernstig zou dienen te wor
den overwogen of zoodanige uitkeering ook aan an
deren dan on- en minvermogenden behoort te ge
schieden.
Uit nadere onderzoekingen hebben B. en W. ook
niet den indruk kunnen krijgen, dat het er met de
financiën der vereeniging minder gunstig zou voor
staan. Zdjl laten daartoe bierander volgen een over
zicht van het kiaipitaail der vereeniging gedurende de
laatste tien jaar.
(Het kapitaal bedroeg op: 31 December 1918 f 2971.85,
1919 f312634, 1920 f3695.86, 1921 f4225.85H, 1922
f 4650.34*, 1923 f 5218.97* 1924 f5718.74*, 1925
f6706.62, 1026 f 7874.25, 1927 f8861.67, on werd dus in
die tien jaar verdrievoudigd, waarbij dient opge
merkt, dat in 1924 voor de stichting van het afslag
gebouwtje te Den Oever f380038 werd uitgegeven,
wat intusschen geen kapitaalsvermindering betee-
kent, doch slechts eene andere wijze van belegging.
Uit het vorenstaande kunnen B. en W. geen andere
conclusie trekkep, dan dat de finanoieele toestand
der vereeniging gunstig is te noemen, en dat er op
dien grond geen reden is om voor steun beroep op
anderen te doen.
Ook uit een ander oogpunt zouden B. en W. het
bedenkelijk achten tot het door de Vereeniging be
oogde doel gelden van de Zeegras-Exploitatie be
schikbaar te stellen. Men heeft dikwijls beweerd,
dat het kapitaal van dat bedrijf, als zijnde door de
maaiers bijeengebracht, dan ook hen zou toekomen.
Indien men voor het oogenblik eens aanneemt, dat
dit juist is. (B. en 'W. onderschrijven deze stelling
geenszins), dan zou het bepaald onrechtvaardig zijn
daaruit uitkeeringen te doen niet aan allen, die daar
toe medegewerkt hebben, doch aan een betrekkelijk
klein aantal personen.
Er zijn tientallen menschen, wier namen genoemd
kunnen worden, die vroeger gemaaid hebben en
hun steentje tot stichting van het kapitaal —hebben
bijgedragen, over wier gelden (zooals men immers
beweert) zou worden beschikt. Onder die personen
zijn er stellig, die zich met eene dergelijke handel
wijze niet zouden kunnen vereenigen.
Er is dus naar het oordeel van B. en W., noch uit
overwegingen van financieelen aard, noch uit een
oogpunt van goed beleid, aanleiding de gevraagde
steun te verleenen. Zij stellen daarom voor aan de
vereeniging te berichten, dat het verzoek niet voor
inwilliging vatbaar ia.
De heer Lub vraagt of dit het prae-adviea is van
B. en W. of van een meerderheid van het college.
De Voorzitter antwoordt van de meerderheid van
het college van B. en W.
De heer De Vries erkent dat de gedachte dieHit
5t prae-advies naar voren komt, zeer juist is, wat
betreft de uitkeering aan de hand van het reglement
der vereeniging. Maar spr. meent dat ook de gedachte
wel naar voren mag komen dat de uitkeering onvol
doende is. Meermallen da in de vergaderingen' van 't
Visschersfonds ter sprake gekomen en werd beslo
ten tot het geven van een toelage. Het is waar dat
het kapitaal steeds vermeerdert, maar als de uitkee
ringen plaats vonden naar de inkomsten, dan zou
het kunnen gebeuren, dat er na enkele jaren onvol
doende kon worden uitgekeerd, niet volgens het regle
ment En dat is de oorzaak geweest voor het Visschers
fonds om het verzoek tot den Raad te richten. Het
kapitaal der zeegras-exploitatie Is bijeengebracht
door mensohen, waarvan het grootste gedeelte bij het
Visschersfonds ia aangesloten. Als aan het verzoek
wordt voldaan, blijft het kapitaal onaangeroerd en
waarvoor zal da rente dan beter gebruikt kunnen
worden, dan om de menschen te helpen die zelf het
kapitaal bijeengebracht hebben.
De heer J. Kooij merkt op dat wanneer op het ver
zoek werd ingegaan, de menschen die ook meegehol
pen hebben het kapitaal bijeen te brengen, maar bui
ten de visscheravereeniging zijn gebleven, eerst lid de
zer vereeniging dienen te worden willen «i| mede
van de gevraagde rente genieten en dat ze dan 10
jaar contributie moeten hebben betaald.
De Voorzitter zegt, dat hem een lijst van 60 perso
nen la ter hand gesteld* die meegeholpen hebben tot
het bijeenbrengen van het kapitaal, maar die geen
lid zijn van de Visechersvereenlging. En als het ver
zoek wordt ingewilligd, gevoelen die menschen zich
gedupeerd. Spr. wijst er ook op dat nu 13.— ouder
domspensioen wordt uitgekeerd, vroeger niet
De heer Tijsen zegt dat dit van het begin der op
richting bestaat, welke mededeeling door den heer
Kaan bestreden wordt, omdat toen die ouderdoms
rente nog niet werd uitgekeerd. Doch de heer Tilseni
zegt, dat oud-burgemeester Kolff reeds bij de oprich
ting der vereeniging heeft gezegd, dat er wel een
achterdeurtje was, er kwamen wel giften enz..
De heer Tijsen wijst er verder op, dat de bevol
king van van Wieringen zich zeer uitbreidt er komen
veel vreemde mensohen en waar de gemeente Wie
ringen het kapitaal der Zeegrasexploltatie gebruikt,
profiteeren voor een groot gedeelte de vreemdelingen