An dat 5 wat 5 RADIO-RUBRIEK. GASAANVALLEN. DE HELD, DE KNOOP EN NOG IETS. Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 2 Juni 1928. No. 8263 VOOR DEN TOESTELBOUWER. De gramofoon en de Radio. Het wonder der lichtstralen. Nu de eerste gasaanvallen In ons land wat «1Jn geluwd, En de vele praat-schandaaltjes In een hoekje rijn geduwd, Nu diverse gastronomen In 't vergeetboek zijn geraakt, Komt Jan Militair eens kijken, Koe zijn dierbaar volk het maaktl Jan is in den grond mjenschlievend, Dit blijkt nu weer het geval, De gezondheid van de burgers Gaat hem work'lijk bovenal 1 Holland'» gas bleek een artikel, Dat soms erg gevaarlijk is, Speciaal in 't burgerleven, En het ruikt ietw&t onfriscbt Gasaanvallen zullen komen, Als de nieuwe oorlog komt, Als de zware bomlmen dalen, En de vliegmachine bromt. Leest daarom de schoone wenken, Die men U uit liefde geeft, Opdat ieder frisch en vroolijk. En tot heil der natie leeftI Zoekt den dood niet in den kelder, Hoog en droog moet beter zijn, Sluit U-w ramen en Uw deuren, Stopt wat proppen langs 't kozijn, Houdt een natten doek voorhanden Voor de neus en mondje dicht, Drukt Uw baby dus voorzichtig Maar z'n luier in t gezicht! Gaat nu kijken ïn ujw schuurtje, Loopt uw woning maar eens rond, Onderzoekt maar eens uw vliering, Mosterdgas is ongezond! O, voorkomt de vele praatjes Van de buren, jaren lang, Als ge voor uw land moet sneven Op de trap of in de gang! Echter alles wordt vermeden* Als men op zijn tellen past, Weest modern, gaat naar uw huisbaas, Vóór men uw gezin „vergast"! Vraagt hem als goed vaderlander, Zij t dan ook met burgerpet, In den naam van Holland's glorie, Om een keurig gas-closetl! Juni 1928. KROES. (Nadruk verboden.) ONGELUKKIG UITGEDRUKT. {Pik MikParijsJ - Schildert u tegenwoordig, dokter? Jaom den tijd te dooden. Hebt u dan geen patiënten meer? Een zomer-nonsens-verhaal, vrij naar een Engelseh gegeven, door Sirolf. {Nadruk verboden. Alle rechten voorbehouden.) Heeft U nooit gehoord van het dorp Heihuizen, vlak bij! Veendorp, in de buurt van Duinwaterrand? Het doet er ook niet toe, maar ik ben er verleden week geweest, in de buurt van Heihuizen dan. Hee- lemaal in mijn eentje, met geen sterveling te zien, uren in den omtrek, heb ik ergens, onder een fijne geurende, bloeiende haag van Meidoorns in het gras gelegen: Op mijn rug. En het gras was zoo fijn warm en de bloemen roken heerlijk en de zon die scheen maar en de lucht was zoo blauw en de vo gels dreven hoog boven me in de lucht en zongen wat voor me, en de vliegen hadden allemaal een ai- schuw van miij-n brandende pijp en er was niets om over te prakkizeeren. Alles was even fijn en vroo- Ujk en stil en zonnig, en het gras was zoo lekker Bulsch, zoodat ik daar maar tussebea het mar grietje en de boterbloempjes lag en de rook naar de zwaluwen hoog in de blauwe lucht blies en een nieuwe wereld voor mij alleen maakte, waarin het streng verboden zou zdjin te werken en waar het le ven één lange vacantiedag met dubbel salaris waal Ik was juist aan het punt gekomen, waarop ik mijzelf tot keizer van dat luilekkerland zou uitroe pen laten, toen een innerlijk gevoel mij er op wees, dat het in deze wereld van zonneschijn en mar grietjes de gewoonte is, om van tijd tot tijd wat te eten. Ik wist dat er in het dorp zoo'n echt, aardig landelijk herbergje was, rriet wingerd begroeid' en met blauwe horretjes. Daar zou ik heengaan, om er melkversche eieren en eigengemaakte ham en vet spek en aardbeien en jam en sla en augurken en ge bakken aardappelen en radijsjes en allerlei fijne, landelijke, frlssche, smakelijke dingen te eten en er koffie en room en melk en limonade en ijskoud wa ter en nog veel meer te drinken. Zooals Je in die heerlijke oude herbergjes in landelijke uithoekjes kunt doen. Ik zou dus gaan eten. Ja, van eten ge sproken, dat herinnert me opeens aan een hoogst wonderbaarlijke geschiedenis, die ik U eerst moet vertellen. Heeft U wel eens van mijn vriend Bartholomeus van Flipzwans gehoord? Dat doet er anders ook niet toe, want de zaak was zoo. Bartholomeus van Flip zwans kwam Jaren geleden, lk geloof dat het fn 1912 was, in Zandvoort en daar aan het strand, verloor hij een zilveren medaille voor het kampioenschap hardloopen met hindernissen over 10.000 meter. Hij had het ding aan zijn horlogeketting gedragen, net als een paar zilveren roeispaantjes, de kampioens- prijis voor Europa voor skiff, en een gouden me daille voor het kampioenschap sabelschermen. Het iB dus wel te begrijpen, dat mijn vriend Bartholo meus vap Flipzwans erg in den put zat, dat hij dien zilveren medaille kwijt was. Hij zocht het heele strand af, groef en spitte en graaide in het zand, van den vroegen morgen tot den laten avond, maar de zilveren kamipioenschapsmedaille bleef zoek. Nu moet U niet denken, dat mijn vriend Bartholomeus Flipzwans een sportsman was. Want hij woog 100 kilo en had in veertig jaar zijn teenen niet gezien. Nee, hij was pandjeshuishouder. Dus U begrijpt. Maar daar had ik het niet over. Het gebeurde dan, dat hij verleden week weer naar Zandvoort ging, dus zestien jaar later. Toevallig werd) er aan het strand net een lading visch van een botter bij opbod en af slag verkocht.. Nu houdt mijn vriend dol van schar. Hiji koopt dus een schar en loopt er hard mee naar huis, om hem maar versch te hebben en neemt thuis een mes en gaat het dier kerven. Opeens stuit zijn mes op iets hards, iets met een zilverachtigen me taalklankEn daar voor hem, op tafel, nog kle verig van het visschenbloed.lageen metalen broeksknoop! Ja, ik kan me begrijpen, dat U teleurgesteld is. Ik was het ook, toen ik deze wonderbaarlijke geschie denis hoorde. Ik weet, wat U had verwacht. Maar er ia niets aan te doen. Dus dat is dat. Maar ik was bezig U te vertellen, dat ik zou gaan eten, in dat heerlijke oude herbergje. DB VOO* DB HAND LIOOCNDE VEBONT*» STELLINO. fyüua&a, Oskx) Hoe gaai het met dien zoon van je, die naar Amerika is uitgeweken? Hij is in de wereld omhoog gekomen, meneer. Wat, hebben ze 'm opgehangen? Het heette: „Het roode zwijn". Ik ging de lage ge-, lagkamer binnen, met zijn met wit zand bestrooide vloer, en schuifelde eens met mijn voeten over den grond. Het was doodstil in huls. Ik kuchte eens, be gon te hoesten, schopte tegen een stoel en liet mijn wandelstok op den grond vallen, ik riep luidkeels „vollek" en beukte op de toonbank van het buffetje. Ten slotte sloeg ik met mijn dikke knuppel van een wandelstok zóó hard tegen een houten schot, dat het leek, of 'het donderde en het huis scheen in te stor ten van het ontzettende lawaai. Toen kwam er van beel achter uit het huis een schorrige stem dié zei: „Ben jij het, Bram Flodder?, as jij het bent, dan tap pen we vandaag niet, hoor; enne, as jiji het soms bent, Herreman Stinknagel, voor het dooiefons, dan is de vrouw niet thuis., mot je m'orrege maar terug komme, hoor!" Ik schuifelde weer en kuchte, om te laten hooren, dat ik niet van het „dooiefonds", noch zekere heer Flodder was. Toen het stil bleef, begon ik weer het huis af te breken, waarna er eindelijk van uit het slaperige achterhuis een oud mannetje, met een sla perig gezicht en een ruige, wollige sinterklaasbaard naar voren kwam sloffen. Ik vroeg hem, of dk om te beginnen een paar eieren kon krijgen en een glas melk. „Eieren?* zei! hij, een krabde zichi eens in den baard. „Ja, weet u, wat het is? De vrouw is naar Veendorp, om naar me dochter d'r eerste te kijken enne, alles is dus op slot, ziet U. Alleen d'o keuken kast is open, maar zo weet, hoeveel eieren er zijn, drie. Als we er dus een van af neme, krijge we reu zenheibel als ze terugkomt. Als er nou tien of twaalf waren, was het wat anders, dan kon het weL Want dan irterkte zo het niet gauw; maar drie, dat merkt ze dadelijk!" Tegenwoordig heeft mjen keus te over uit een groot aantal programma's, den aether ingezonden door een even groot aantal zendstations, binnen-, zoowel als buitenlandsche. Wanneer men zich dus bij een Radio-handelaar een toestel wil laten demon- streeren, zal het zelden voorkomen, dat de aether „stil" is. Nagenoeg op ieder uur van den dag en den avond, vooral in Europa en Amerika, zijn er zend stations in actie, In Holland bestaan de diverse Omroepvereenlgin- gen van vrijwillige bijdragen. Het stijgend aantal luistervinken van de A.V.R.O. en het stijgend aantal leden der andere omroepverenigingen, die naast algemeens ontspanning en ontwikkeling, hare leden ook nog „andere" programma's willen bieden, maak ten het den samenstellers der programma's mogelijk, deze steeds beter te doen zijn, terwijl bovendien het in gebruik genomen aantal zenduren ook kon toe nemen. Voor goede, uitgebreide programma's, voor het engageeren van een vast strijkje, voor het bekosti gen van goede (en daardoor dure) specialiteiten is thans wel geld, maar zoo is het vroeger niet ge weest. Vroeger, dat wil zeggen: eenige jaren terug, werd niet zelden de gramofoon te hulp geroepen, om de toentertijd te kostbare musici te vervangen. En.met succes. Want, het mag eigenaardig klinken, maar een feit is, dat de demonstreerende radio-handelaar niet zelden den verkoop van een toestel te danken had aan..een uitgezonden „graimofoon-concert", „geconserveerde" muziek, zooals de Amerikanen die niet onaardig noemen. Vroeger had hij, behalve mot de nog steeds niet te vermüjden luchtstoringen, ook nog te kampen met de storingen die in het zend station zelf ontstonden. En deze storingen waren bij gramofbonconcerten veel minder, veelal zelfs geheel opgeheven; de zender was voor beide uitzen dingen dezelfde, daaraan kon het groote verschil dus niet liggen. De microfoon, die toen nog ver van volmaakt was, eenerzijds en de slechte acoustiek in de studio anderzijds, waren hiervan de oorzaak. Nu 'heeft de gramofoon ook nadeelen. Maar deze werden eigenaardig genoeg, bij uitzending grootendeels op geheven. Men plaatste den trechter van de gramo foon niet voor de microfoon, doch verving den weer gever van de gramofoon door een instrumentje, dat wij thans „pick-up" noemen (Er is althans veel over eenkomst). Men vermeed daarmee dus de vervor ming in den gramofoon-trechter, ontstaan door de microfoon. Door de thans algemeen in den handel zijnde „pick-up's" een goede Hollandsche naam is ons tot nog toe niet bekend Is de Radio-handelaar in staat, zelf zijn zender te maken. Hij kan thans ten allen tijde demonstreeren, zonder daarbij de kans te loopen, dat lucht- of andere storingen, die hun oorzaak buiten het ontvangtoestel hebben, de „ontvangst" bederven en den adspirantkooper af schrikken. De kooper krijgt bovendien een zuiver der indruk van de kwaliteit der weergave, al moet hij nè, een dergelijke demonstratie, ter controle na tuurlijk ook de weergave verzoeken van de uitge zonden muziek van een zendstation. En het is voor den radio-handelaar verstandig, dat hij zijn cliënt dit trucje mededeelt, dit om een verkeerde verdenking te voorkomen. „En melk? Ze heb net genoeg in het kannetje ge laten, voor een kop thee, als ze thuiskomt! As lk daar an kom, ziet ze het ook dadelijk!" „Maar", izei ik. „Ik wilde alleen mlaar een stukje eten en wat drinken, dat kunt U me toch wel ver schaffen?" De oude man keek bedenkelijk. „Weet U wat het is?", zei hij weer zorgelijk. „Ze heeft het brood vast en zeker gemeten, toen ze wegging, dat doet ze al tijd. As ik er nou wat afsnij, heb ik straks een huls vol leven, dus U begrijpt „Ik heb erge dorst, kunt U me dan niefc aan wat drinken helpen?" vroeg ik. „Tfla", zei de oude man, terwijl hij zijn Btem liet dalen. „Maar dan mot Je met niet verraaie. Ik heb thee.Maar zonder melk hoorl Stiekum wat thee uit het busje genomedat mierkt ze toch nieten water opgezet, on nou heb ik thee. Daar kun Je ook wel een bakkie van krijger1. Ik volgde den ouden man naar achteren, en toen we als samenzweerders bij een kop gore thee zaten, met een eigenaardigen smaak eraan, die lk maar nïet kon thuisbrengen, vertelde de oude man: „Die thee heb ik «elf gezet! Smaakt fijn, wat? Nou, man als de vrouw mij mijn gang maar liet gaan, zou ik wel wat fijns koken. Maar ze wil altijd zelf voor den pot zorgen. En ze ken niet koke, me neer. Ik bin nu vijf en vijftig jaar met 'r getrouwd, maar ze heeft nog nooit koke kenne leerel En as ik er wat van zeg, dan is ze woest en schreeuwt: Jij hep ook altijd wat aan te mlerreke, Jij had met een keukemeid motte trouwe! Laast had) ik er toch te pakke, meneer. Ze kookte soep en toen most ik er in roeren, as de soep zou gaan koken. Zij ging toen 's middags weg naar me dochter in Veendorp. Ik most blijve roeren, tot ze -terug zou zijn. Nou, toen ze weg was en de soep gong koke, zocht ik naar een lepel. Die had ze op de aanrecht neergelegd. Ik kon niet best zien en ik -had reuzeslaap, maar ein delijk had ik 'm toch en begon te roeren. Den heo- len middag heb ik geroerd en laat ik nou, oen kwar tier voor ze thuis komt, dat ding in de soep laten vallen! Zoodra ze thuiskwam, nam ik dus de pot van het vuur en zei: de soep is net klaar. Toen had je dat gezicht van de vrouw motte zien. Maar ze zee niks. Toen we gonge ete, von ik die soep wel wat raar smake. Maar ik denk, nou zeg ik lekker niks, anders heb -ze weer wat op ir$ te zeggen. Maar toen ze drie lepels gegete had, stond ze op en liep op een draf naar buiten. Toen ze terug kwam, zee ze: Wat heb Je met de soep uitgevoerd? Ik? Niks, zee ik. Maar misschien komt het, dat ik de lepel er op het laatst in heb laten vallen— De lepel? zee ze en begon in de pan te visschen. Ten slotte nam ze een vork, prikte in de soep rond en vischte er eindelijk wat uit. Het was de schoen borstel. Met mijn kippige gezicht had ik die voor den houten pollepel aangezien! Hahahal, wat was mijn ouwe mensch woedend!" Toen de oude man uitgesproken had, sette ik mijn kopje thee neer, groette haastig en zette het op een loopen. In het voorbijgaan zag ik nog, dat vlak naast don theepot, op de plaats waar men de sui kerpot zou verwachten, een bus stond, waarop met witte letters: Zeeppoeder! Aan één stuk ben ik doorgerend naar Veendorp en heb daar in een meer steedsch café mijn dorst gelescht met vele, vele potjes bier. DE ZON ALS BRON TAN OROOTE QENTX8- KRACHT. Oeroud le bet geloof der mcnschheld een de ge neeskrachtige macht van de non. Al» een godheid, die ln staat was wonderdoende werkingen uit te oefenen werd de stralende eonnoscMJÏ door vele vol keren uit de oudheid en bijna door alle natuur- i volkeren vereerd. Hgyptenanen, Aasyrlhra, Balbylo- niSrs, Fboenlclhrs beoefenden reed., men sou kunnen zeggen, een wetenschappelijke sonnentheraplile voor alles om ziekten ts voorkomen. Do god dor geneeskunde, Aesculaplus, was son loon van den lichtgod Pbötbue Apollo, ter eers van wion de Olym- plache Spelen werden gehouden. De wijne, waarop Ik geloof, dat alle mannen even dom rijn. Niet allemaal; sommige trouwen niet (Btun Humor, MadridL

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1928 | | pagina 17