Schager Courant De Amati. VOOR DE KINDEREN. WAT PIM EN PUK OVERKWAM. Zaterdag 30 Juni 1928 71ste Jaargang. No. 8279. Een dame, die Herbort Portor roede lang om zijn scherpzinnigheid bewonderd heeft, koestert den wansuh persoonlijk met hom kennis te makon. Zo zal vanmiddag om 0 uur voor het Restaurant van de ronbaan in GrUncwald zijn en zo zou zich golukklg voolon, als zo Mr. Horbort Portor daar zou ontmoeten. Ze ls noch oud, noch leelljk." Deze brief lag reeds oen uur op de tafel ln de hotelka mer; een kruier had hem gebracht en was direct weer weggegaan. Mr. Porter, die was gaan theedrinken en nu terugkwam, opende langzaam het couvert en las de weinige regels tweemaal met groote opmerkzaamheid. Daarop gaf hij den brief aan asljn begeleider, die direct achter hem de kamer was binnengekomen; een oudere, voornaam-uitziende man met wit haar. „Leest U ook maar eens, Mr. Kelly." De aangesprokene liep snol de regels door; hij was oenigszins verbaasd en dreigde mot den vinger: „Dus U hebt al avondturen ln Borlijn, Mr. Porter... hm... hm om 6 uur... nu, als U het goed vindt, ga lk met U meo naar Grünewald en neem afscheid van U zoo dra het tijd ls; lk wilde van de gelegenheid gebruik maken om het station eens te zien." Herbort Portor schudde ontkennend het hoofd. U hoeft U niet te goneercn, Mr. Portor. Ik heb verder geen konnissen in Berlijn en daar lk morgen ochtend al weer verder reis..." „U zult alleen naar het station moeten gaan. Want na dit briefje zal lk zoo vrij zijn thuis te blijven." „En waarom?" vroeg de ander verbaasd. „Als deze brief werkelijk van een dame was..." „Werkelijk van oen dame was?... Dus hij is niet van een dame?" Horbort Portor schudde het hoofd. „Bekijkt U do af zonderlijke letters maar eens. Kijkt U eons naar do ma nier waarop de punten op do I's gezet zijn; neemt U maar eens goed notitie van die krachtige, ja, eigenge reide halen... dat ls de verdraaide hand van een man!" „Dus U gelooft, dat men U wil weglokken?" „Zonder twijfel." „Om een aanslag op U te plegen?" „Neen, want ze weten natuurlijk, dat ik op zoo iets altijd voorbereid ben." „Maar U «el toch zoosven dat n lf uit huls wilden lokken." „Ja, en wel om een andere reden." Hij keek op de klok. „Het ls half zee. Ik zou dut een auto mooten ne men, om precies op tijd daar tc zijn. Ziet V, daar heb ben we het; de schrijver wil, dat lk ln dien tijd, laten we zeggen tusschen half zes en half zeven niet in het hotel ben." „En waarom niet?" vroeg de bezoeker hoofdschud dend. „Waarschijnlijk, omdat er in dien tijd Iemand zal ko men, om mijn rand to vragen on omdat de schrijver van dozen brief er belang bij heeft dit te verhinderen. Door de met zware loopors bedekte gangen klonk ge dempt hot rhythmo van hot rusteloozo leven, dat dag eu naoht ln dit groote hotel geleofcl word. Hier en daar hoorde mon zacht geluld van eleotrlsoho bollen; deuren klapten open en dioht; uit do tenroomgohjkvloers klonk verre muziek: het menuet uit „Don Juan." De hulstelefoon op do sohrijftafol ging over. Mr. Por ter nam den hoorn op en torwljl hij naar do mededee- Ung van den portier lulsterdo, knikte hij zachtjes; een gllmlach glced over zijn gezicht „All rlght. Laat U Me neer maar boven komonl" Torwljl hij don hoorn op hot toestel logde, kook hij met zijn grijze oogen Mr.. Kelly aan en knipoogde glim lachend. „Binnen." De deur werd geopend. In het Bohemerlge licht van don corridor schitterde de met goud gogarnoordo uni form van den llftjongen. Door de half geopende deur trad een goed gekleed man binnen. Hij was midden in de dertig, het regelma tige smalle gezicht, scheen dat van een kunstenaar. Het donkere, volle glanzende haar hing over zyn voor hoofd; een kleine, zorgvuldig geknipte puntbaard gaf aan zijn heele uiterlijk let» van den vreemdeling. In zijn groote, donkere oogen schitterde een koortsachtige gloed en ware schaduwen lagon om de diepe oogkassen. „Mr. Herbert Porter?" vroog de vreemdeling met een stem, die zacht schoen te trillen en hij maakte gerulsch- loos de deur achter zich dicht. Eenigszins besluiteloos keek hij de belde heeren aan. De detective trad een weinig naar voren. „Mijn naam ls Herbert Porter," zei hij beleefd. „Ik moot U spreken. Dringend spreken en direct." En terwijl hij zenuwachtig op zijn horloge keek, ging hij voort: „Want ik heb geen minuut te verliezen." „Ik ben geheel tot Uw dienst," antwoordde de de- teotlve op ru8tigen toon. Eén vraag: ls er ook iemand, die weet, dat U op dezen tijd dat U het plan had om mij tusschen half zes en zes uur op te zookon?" De aangesprokone keek Mr. Horbert Porter mot zijn donkere oogon vragend aan zondor hem te begrijpen. „Of lk... of iemand weet..." Hij keek peinzend naar den grond... „Ja... er is iemand, die dat weet. Maar die kent mij ternauwernood." Mr. Kelly stond op. „Dag, Mr. Porter," zei hij. En op zachten toon ging hij voort: „Als lk mij niet erg vergis, waa Uw voorspel ling juist." Mr. Porter ging aan zijn schrijftafel zitten en noo- dlgde den bezoeker uit plaats te nemen in een fauteuil, die rechts van hem stond.. Men kon het den vreemdeling aanzien, dat er iets QEDULD OVERWINT ALLES. (Wttkly Ttltgraph, Shcffield.) u lieb hier gisteren een bief luk i eaielo Ia, mijnheer, ze komt zoo dadelijk. was wat hem drukte. Hij had zijn oogen neergeslagen en staarde onbeweeglijk, afwezig op het patroon van het tapijt en alleen aan do ademhaling kon men merken hoe onrustig hij was. „Ik ben musicus", begon hij plot seling. „Vioolvirtuoos. Mijn naam ls ln Europa on Ame rika wel bekend, ook U zult hom wol kennen, Mr. Por ter: Holger Karst." De detective knikte. „Dat spreekt vanzelf," antwoord de hij. „Ik heb over U hooren spreken. Over U en over Uw beroemde viool. Want als ik mij niet vergis, bezit U een Amati?" Een v/arme glimlach gloed over de trekken van den kunstenaar. „Ja", zei hij zachtjes. „Zij ls verrukkelijk, mijn Amati. Als lk haar bespoel, dan voel lk, hoo haar reine tonen, die de diepste smart en de hoogste vreug den kunnen uitdrukken, dlop ln het gemoed van mijn toehoorders trillen. Mijn viool heeft maar één mededing ster; dezo ls ln handen van do familie Astor." „Bent U in Berlijn om hier een concert te geven, Me neer Karst?" „Ja. Ik heb een tournee door de Vereenlgde Staten gemaakt en hen sedert veertien dagen ln Europa. Ik hoh twoe concerten ln Stockholm en Kopenhagen go- geven on bon nu oerst een dag of acht ln Berlijn. Ook hier ben Ik, zooals men zegt, ln trek. Gisteravond heb ik ten bate van een liefdadigheidsinstelling gespeeld en vanavond geef ik mijn groot concert in de „Phllhar- monie". Gisteren nog, heb ik mij op dezen avond, waar op duizenden weer zouden kennis maken met mijn naam en mijn kunst, verheugd. En nu... nu ls er van nacht iets gebeurd... iets, dat mij zoo aangegrepen heeft, dat Ik bang ben: dat mijn zenuwen vanavond de baas zullen zijn." „Ie er iets onaangenaams gebeurd?" vroeg Mr. Por ter op rustigen toon. „Iets onaangenaam* neen. Dat niet bepaald. Ja... lk zou haast zeggen, dat ik iets gszlon heb maar: wat ik vannaoht gezien heb, brengt me door zijn onver klaarbaarheid hoelêmaal ven streek. Maar lk zal TJ alles vertollen. Ik woon ln een pension ln de Harden» borgstrasse. Ik ben daar niet ver van de stad «m toch ln oon moolo en voorname en stille omgeving en ln oen rustig huls. Want het spektakel in eon hotel zou mij bij mijn dagolljksohe studie erg hinderen. Het is de oude villa van oon voornaam staatsambtenaar, dio door de tegenwoordige eigenares ln een ponsion veranderd ls. Dio dame Is zelf zoor vermogend en houdt hot pen sion eigenlijk meer om bezigheid te hebben en uit lief hebberij; de vole interessante mensohen van allo mo- golijke nationaliteiten vormen voor haar een opwekkend en aangenaam gezelschap. Zelf bewoont ze de drie mooiste kamers van hot huls op de eersto verdieping. Ik had helaas verzuimd vooruit te schrijven; dus, toen ik Acht dagon geloden ln het ponsion van Mevrouw Valontln eon kamer proboor- de te krljgon bleek het, dat behalvo een klein kamertje geHJkstrant.» alles bezot waa. Ik wilde weer heengaan, toen de eigenares mij een zeer onbaatzuchtig voorstel Ueod: zij wilde mij voor de twee weken, dat lk ln Ber lijn bleef, haar eigen drie kamers afstaan; zelf zou zij zich In dlon tijd met het kleine kamortje behelpen. Ze ls erg op mij gesteld; de oude mevrouw Valentin, r— en ten slotte heb lk het maar aangenomen. Op die manier kreeg lk de beschikking over de drie mooiste en groot ste kamers van het huis. De eerste gebruik lk als ont vangkamer; want lk krijg veel bezoek. De middelkamer gebruik lk als slaapkamer, en de dorde heb ik ais werk kamer ingericht, Een ding moét ik U nog vertellen: ln de slaapkamer ls de hoofdschakelaar van het electrische licht. Mevrouw Valentin, die eon oenigszins patriarchaal regiem er op na houdt, hoeft hem daar laten aanbrengen en stipt en onverbiddelijk, zooals zo mij zelf lachend vertelde, scha kelt ze eiken nacht om twaalf uur precies de verlich ting ln het heele huls uit; want het is vroeger voorge komen, dat slordige gasten den heelen nacht het licht hebben laton branden; vooral jonge studenten en vroo- UJko buitenlanders, dio van den nacht een dag maakten. Daarom draalt ze hun om middernacht om *oo te zeggen het licht voor den neus uit. Ik vertel U dit uitvoerig zooals U merken zult niet zonder reden. Zooals lk U al zei, moeit lk gisteravond spelen en wel op eon weldadlgh'eidsconcert in het paleis van den Rijks kanselier. Mijn vioolsolo kwam laat, het was bijna het laatste nummer. Daardoor was het Zoowat half twaalf voordat lk gespeeld had. Ik heb de gewoonte voor lk moet spelen niets te gebruiken; daarom haastte Ik mlj, toen lk klaar was, hongerig, maar ln een tevreden stem ming naar het koude buffet, toen mj iemand riep. Ik draalde mij om; het wes Prins van W., dien lk drie jaar geleden aan de Rlvlera heb leeren kennen. Hj trok mij naar een tafeltje toe, waaraan nog een paar heeren zaten. We waren spoedig in een zeer geanimeerd ge sprek. Ik keek nog een paar maal met weemoedigen blllc naar de koude schotels verderop op het buffet maar beleefdheidshalve moest ik blijven zitten. Kort en 489. Heel gezellig zaten ze nu bij elkaar. De kleine konijntjes hadden een pret, toen ze hun vriend daar zoo op zijn doosje zagen zitten, met zijn vingerhoed vol koffie! Vader en moeder waren nog altijd een klein beetje verwonderd en ook vrouw Haas, die na een oogenblik af scheid nam, was nog altijd niet van haar verwondering bekomen. Wil ik pok liever meegaan?, vroeg Widewik, toen vrouw iHaas vertrok. Nee, nee, zei die. Alleen red ik me best. Toen ging ze nadat ze haar alle maal hartelijk bedankt hadden. 490. Toen vrouw Haas verdwenen was, schonk moeder een nieuw kopje koffie in en ook Widewik kreeg een tweede vinger hoed vol. Natuurlijk kwam 't gesprek weer op de beleefde avonturen. Rare beesten zijn het, die menschen, vond moeder en vader kuchte. Zeker, zeker, zijn menschen rere die ren, gaf Widewik toe, maar 't ligt er toch ook wel aan hoe je met ze doet. Wij heb ben ze wel eens aardig voor den gek gehouden. Toei Vertellen, riepen de kleintjes. 491. Widewik lachte even toen Pim en Puk en hun Engelsche vriendjes zoo op een vertelling aandrongen, maar toen ook vader en moeder zeiden, dat ze graag eens iets van de dwergen-avonturen wil den hooren, gaf de kleine man toe. Hij vond het trouwens zelf maar wat fijn, want hij vertelde zoo graag! Op een avond, zoo begon hij, liep ik met mijn neven Roodbroek en Puntmuts door het veld. We waren alle drie in een vroolijke stemming, echt, om dus een grap uit te halen. 492. We hadden zoo een eindje gewan deld, toen we plotseling mijn broer te genkwamen. Jullie kennen hem niet, maar dat is een grappenmaker, zooals je er geen tweede vindt. - Mannen, zei Kwast mijn broer* heet Kwast, weet je! hebben jullie nou niet es echt trek om es bij de menschen op bezoek te gaan? Nou, zooals ik jul lie al verteld heb waren we dn een bij zonder vroolijke stemming, en we voel den er dus wel wat voor naar het men- schendorp te gaan en daar de boel eens wat op stelten te zetten. 493. Dat was een 'kolfje naar onze hand. Vooruit, met elkaar! Maar hoe? Het menschendorp lag aan den anderen kant van 't groote bosch en loopen zou het veel te ver zijn. Laten wij een paar vleermuizen roe pen, stelt Kwast voor en er twee aan twee naar toevliegen. We besloten dat maar te doen, Punt muts stootte even een eigenaardige schreeuw uit en een oogenblik later kwa men er twee vleermuizen aanvliegen. 494. De twee wilden ons wel even bren gen. Kwast en Roodbroek klommen op de eene vleermuis, Puntmuts en ik op de andere en voort ging het, heel vlug vlogen wij voort. Een prachtig gezicht was dat onder ons. Je kunt je 't eenvoudig niet voorstellen hoe mooi! In een rechte lijn vlogen wij naar het menschendorp en onderweg hadden Punt muts en ik al een reuzenpret over al de grappen die wij men de menschen zou den uithalen. 495. Eindelijk kwamon we boven het menschendorp. In de straten was het stil, omdat het maar een klein dorpje was, zie je. Alleen op *t veld werkten nog enkele menschen. Ze zien ons lekker niet vliegen, lachte Puntmuts. We vlogen verder. Beneden ons ston den aardige huisjes met mooie tuinen erachter. Rechte rijen huisjes en rechte rijen boomjes. Waar gaan we naar toe, vroeg Punt muts. Nog een klein eindje, zei ik. 496. We vlogen door tot we bij een mooi wit huisje kwamen. Er lag een mooie tuin omheen. Voor en op zij. i Hierheen, zei ik en onze „vliegma chines" vlogen dadelijk naar beneden. Bij de deur stegen wij voorzichtig af en keken toen om ons heen. De voordeur was dicht We moeten op zij naar binnen, zei Kwast. Ik heb daar een deur gezien, die een klein eindje open staat"

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1928 | | pagina 15