goed; het m» half twee toen wij, de laateten die ge bleven waren, opatonden en afsoheld namen. Ik liep lang zaam door de atraten geen auto meer te bekennen. Uit mijn humeur bealoot lk eindelijk maar op een over volle tram te aprlngen. „Bij de „Zoo" moeat lk er uit, omdat de tram dan door de Kalaerallee gaat. Ik ging onder bet vladuot door en waa in een oogenblik tijde uit het rumoerige Weeten In een andere wereld. Zwijgend en om zoo te zeggen eindeloos lag de stille, voorname straat voor mij. Ik wandelde langzaam de donkere diepe tuinen voorbij; geen blaw bewoog. Alle vensters In deze stille huizen waren donker en doodsch. Was het de reactie van den lnspannenden avond was het de wijn... lk weet het niet; langzamerhand be kroop mij een eigenaardig zwaar en drukkend gevoel. Door 'n onverklaarbaren angst aangegrepen ging ik van het trottoir af om midden op den geasphalteerden rijweg te gaan loopen. Eindelijk was ik bij Pension Valentin. Ik nam mijn sleutel uit den zak. Toevallig glijdt mijn blik over het oude, onbewoonde huls, dat tegenover ons pension hgt, met den verwaarloosden, donkeren, die pen tuin. In het bleeke maanlicht maakt dit huls nog meer dan anders een indruk van verwaarloozing, ja, van griezeligheid. Ik kijk toevallig naar den voorgeve t van het huis en merk tot mijn grooto verbazing, dat er tn de eerste étage een venster opengaat langzaam ge luidloos. Onwillekeurig ga ik opzij om mij onder een boom te verbergen en kijk naar boven. Het volgende oogen blik zie ik in de omlijsting van het geopende venster een menschelijk gezicht Maar. toen ik dat gezicht zag, liep er plotseling een koude rilling over mijn rug want ik wist ineens heel prscias, dat ik <hse trekken kendeheel goed kendeen toch kon lk me op dat oogenblik niet herinneren, wie... Toen deed ik een paar stappen achteruit... en plotseling scheen mijn hart stil te staan. Met moeite onderdrukte ik een kreet van afgrijzen en greep met trillende vingers de staven van het hekwerk vast. Wat daar in het schijnsel van de booglamp bewegingloos als het gezicht van een doode op d« straat neerkeek, was mijn eigen gezicht... Een moment geloofde lk dat ik te veel gedronken bad, dat de wijn en de honger mij in een soort koortstoe- stand gebracht hadden. Ik betastte mijn hart. Het klopte rustig en gelijkmatig als altijd. Toen kwam de gedachte in mij op, dat het een verwarde, angstige droom was. Ik legde mijn eene hand op de punten van het hekwerk en drukte ze naar beneden maar aan de stekende pijn wist ik dat ik wakker en dat alles werkelijkheid was... Weer keek ik schuw en ademloos naar het hoofd ln het raam van de eerste verdieping... neen... nu zag ik het duidelijker... het keek steeds maar, met staren den blik, als het gezicht van een doode, op de vensters van mijn slaapkamer, die er precies tegenover ligt On zeker; zoekend, gleden mijn blikken over de verschij ning ja: dat was mijn haar, mijn baard, iedere bij zonderheid van mijn trekken ik herkende zelfs mijn das, de blauwe kleur ervan deed ln het licht van de maan even aan metaal denken. Neen - dat was niet Iets gewoons wat lk daar zag. Ik herinnerde mij een ouden spreuk, dat diegene, die zijn dubbelganger 's nachts tegenkwam, sterven moest. Alle angsten van oen griezelig bijgeloof, dat lk dacht allang overwonnen te hebben, vlogen door mijn herse nen. Weer keek ik naar boven. De verschijning was verdwenen. Het venster was gesloten. Heelemaal van streek liep lk met onzekere passen ver der, ging het huls binnen en begaf mij naar mijn ka mers. Juist wilde ik naar bed gaan, toen lk mij gewel dig hongerig voelde. En geen stukje brood op mijn ka mer! Ik keek op de klok het was drie uur. Nu iemand wakker te maken, ging niet meer. Er bleef mij niets anders over dan zelf maar naar de keuken te gaan om te zien of ik iets eetbaars kon vinden. Voorzichtig ging lk in het donker naar beneden naar de keuken, die in het soust'errain ligt. Onderweg pro beerde ik nog, op het trappenportaal het licht aan te draaien te vergeefs. Mevrouw Valentin had nu ook weer precies om twaalf uur de hoofdschakelaar op mijn Blaapkamer afgedraaid... Nu, mijn kaars waa wel voldoende om mij den weg te wijzen. Ik ben ln de keu ken zeker een beetje onhandig geweest, lk kan me ge loof lk ook wel herinneren dat er een deksel van een pan gevallen is. Kort en goed: een paar minuten later verschijnt Mevrouw Valentin, de pensionhoudster, half verbaasd, half uit haar humeur, in do keuken. Zij be grijpt wat ik hebben wil en helpt mij handig met brood en boter. Juist wil ze naar de keukenkast gaan om een mes en vork te krijgen, toen wij beiden op hetzelfde oogénbllk... verschrikt... ontsteld... een pas achteruit deden: het electrische licht gloeit plotseling aan... ge luidloos, zonder oorzaak... als door een bovenmenaohe- lijk wezen ontstoken Wij kijken elkaar aan; lk zie hoe ze trilt Ze trekt de keukendeur open, hot heele trappenhui» is helder ver licht Eén oogenblik staart ze ademloos, als verdoofd naar de brandende lampen... toen stootte ze uit: „Om Godswil... Meneer Karst... Uw kamer..." En op dat oogenblik ging het licht weer uit... het geheele huis was weer in volslagen duisternis gehuld... onze oogen, die verblind waren door het helle licht konden eerst niets onderscheiden. „Meneer Karst," begon Mevrouw Valentin fluisterend, „Iemand heeft aan do hoofdschakelaar gedraald. Ik had hem als gewoonlijk uitgedraaid, terwijl er nog lampen brandden; die zijn dus nu weer aangegaan... er moet iemand, in Uw kamer zijn..." Opeens dringt dat ook tot mij door en ik ren de trap pen op. Ja, er was aan den schakelaar gedraald; Me vrouw Valentin, die bevend ln de deur stond, zag het ook nog aan den stand van de knop. Er was aan den schakelaar gedraald maar er was niemand... en niets ontbrak, zooals ik dadelijk onderzocht heb." „Een oogenblikje," onderbrak Herbert Porter. „Had U de kamer gesloten, toen U deze verlaten hebt om naar de keuken te gaan?" „Ja," „En de sleutel uit het slot genomen en meegenomen?" „Ja." „En U vónd de deur gesloten, zooals U er uitgegaan was?" ,Er was niets aan veranderd." „Was het moeilijk om de deur open te krijgen?" „In het minst niet" „Goed... gaat U door." „Den volgenden morgen kreeg ik een telegram van een vriend een reeder, ln wiens huis ik vele aangename avonden heb doorgebracht dat ik dadelijk naar 8tettln moest komen. „Vpor een dringende aangelegenheid", stond ln het telegram. Tegen don morgen waa lk eerst ln slaap gevallen en daardoor kwam het dat ik eerst met den middagtrein kon gaan. Toen ik bij mijn vriend aankwam, was hij puur verbaasd mij te zien en toen ik hem het telegram toonde, bleek het dat het niet door hem verzonden was. Als ik beter had opgelet had lk moeten merken dat het niet eens uit Stettin verzonden was. Was het mij op een anderen tijd gebeurd dan zou ik het voor een grap van een of anderen vriend hebben gehouden. Maar nu... na de gebeurtenis van den nacht te voren... neen... toen ik het op mijn terugreis met mijn zenuwen te kwaad kreeg, die tot het uiterste gespannen waren, toen wist ik dat er één mensch was, die hier uitkomst kon brengen: „U, Mr. Porter." Herbert Porter glimlachte en boog even. „Wanneer bent U in Berlijn teruggekomen?" „Ik was'om 6.14 aan het Stettlner Bahnhof. Daar heb lk dadelijk eetf auto genomen en ben hier naar toe ge reden." De detective leunde in zijn stoel achterover en sloot de oogen. „Hebt U," begon hij na een lange pauze, „in Uw pension ook nog met iemand kennis gemaakt?" „Neen. Behalve met mijn pensionhoudster heb lk nog met niemand gesproken... wacht... toch... lk heb eens een enkele maal een paar woorden gewisseld met Juf frouw Helena Jungnjann, een jonge studente ln de me dicijnen, die mijn buurvrouw is." „U hebt mij, toen U kwam, verteld, dat er iemand is die er van afwist, dat U bij mij zou komen." „Ja. Toen lk bij mijn vriend ia fitettin was, heb ik naar mijn pension getelefoneerd en Mevrouw Valentin gezegd, dat het telegram bedrog was? en d*t ik naar V zou gaan," „Was dit de eenige reden dat U telefoneerde „Neen. Het was voornamelijk om Mevrouw Valentin ts vragen of slj mijn viool en mijn rok naar de Phllhar- monle wilde sturen, want lk had geen tijd meer om naar huis te komen." „Waar ie Uw amatl op het oogenblik?" „In een stalen casette; de sleutel heb ik altijd bij me." „Waar Is de telefoon ln Uw pension?" „Op de gang, niet ver van mijn kamerdeur." „Hebt U ook door de telefoon gezegd met welken trein u terugkomen zou?" De virtuoos dacht een oogenblik na. „Ja," zei hij ein delijk. Herbert Porter stond op, en liep met de handen op den rug een paar malen de kamer op en neer." Is er in Uw kamer," begon hij, terwijl hij op zijn wandeling plotse ling voor zijn bezoeker bleef stilstaan, „een foto van U?" „Ja," antwoordde de aangesprokene, een weinig ver baasd. „In de ontvangkamer staat op een zijtafeltje een foto ln kabinetformaat van mij." „Wanneer hebt U deze foto het laatst gezien?" „Ik begrijp U niet." „Ik bedoel: weet U nog wel heel zeker dat deze foto er nog staat?" „Ik begrijp het nog steeds niet... waarom zou die er niet meer zijn?" „In leder geval wil ik weten of de foto er nog is. Ik wil even Uw pensionhoudster tejefoneeren. Welk num mer heeft het pension?" „Steinplatz 8145. Het eenvoudigste is, sis ik zelf..." „Neen", kwam de detective tusschenbeide, „Ik zal 't doen." Hij ging naar het toestel. „...Hallo... met Pension Valentin? U spreekt met Her bert Porter... ja... met Mevrouw Valentin zelf?... heel goed... wilt U zoo goed zijn eventjes In de ontvangkamer van Meneer Karst te zien... daar staat een foto van me neer Karet... dus even te zien of die er nog is? ...Zeker ik wacht wel..." Er was een kleine pauze. „Ja... ik ben er nog... de foto is ar dus nog? Dank U wal, Mevrouw Valentin." „Mijn vermoeden was ongegrond. Maar tooh heb lk iets ontdekt, wat eigenaardig is." „En wat ls dat dan?" „Uw pensionhoudster heeft de gewoonte, wat haar door de telefoon gezegd wordt hardop te herhalen. Dat doet ze zeker altijd?" De kunstenaar legde de hand op het voorhoofd. „Ja", zei hij eindelijk. „Nu valt het mij ook op die gewoonte heeft ze. Maar..." hij keek verschrikt op zijn horloge en sprong overeind... „het is hoog tijd... ik moet weg, Mr. Porter." De detective knikte. „Ik ga met U mee. In leder ge val wil lk vanavond in Uw nabijheid zijn. Want alles wijst er op, dat er vanavond nog iets gebeuren zal, waardoor mijn aanwezigheid noodig zal blijken." De stampvolle zaal begroette den beroemden vioolvir tuoos door een verheugd handgeklap. Men kon zien: hij was de lieveling van het publiek. Holger Karst maakte een vriendelijke buiging en wenddo zich toen tot den pianist. Deze sloeg de A. aan. Karst pakte zijn viool om haar te stemmen. Hij sloeg onderzookend met den stok over de snaren, dlo zacht klonken. Plotseling gleod er een schaduw van schrik over zijn gezicht Weer zette hij de viool aan zijn kin. Nog eens sloeg de pianist de A aan. Karst liet den stok weer over de snaren glijden... een zachte streek... plotseling werden zijn oogen groot... met een ruk hield hij op en zijn blik bleef een oogenblik zinneloos op de snaren rusten. Hij keerde zich naar het publiek en opende den mond als om iets te zeggen... het volgende oogenblik keerde hij zich om en liep in groote opwinding het tooneel af. Een gemompel steeg uit het publiek op. Stemmen gonsden door de zaal; iedere seconde nam het lawaai toe. Toen werd het plotseling stil; een kleine dikke man verscheen op het podium: de impressario. '„Geachte Dames en Heeren", begon hij. „Ik moet U helaas iéts zeer onverklaarbaars madedeelen. Zooeven ontdekt Meneer Karst, dat zijn beroemde Amati gestolen is, of liever gezegd... verruild voor een nagenoeg waar deloos instrument, dat van bulten oenlgszins er op lijkt, Meneer Karst kan helaas niet optreden. De kas betaalt U de entréegelden terug." Weer begon het stemmen gegons. Spijtige, medelijden de, spottende uitroepen waren hoorbaar; toen ontstond een gedrang naar de uitgang. In een der kamers achter het tooneel lag Holger Karst op een divan, voor hem stond Herbert Porter. De impressario liep als een gevangen leeuw ln de kleine kamer op en neer. In de deur stond een knecht om nieuwsgierigen, medelijdenden en mensohen, die toch wel plezier in het geval hadden, te weren. „De heele tournee is naar den duivel," steunde de impressario. „Waar moeten wij een nieuwe Amatl vandaan halen... in korten tijd... zoo'n instrument..." Herbert Porter trad op het opgewonden mannetje toe. „Wanneer is het volgende concert?" „Over aoht dagen, ln Weenen... en over vijf dagen een particuliere uitnoodlging van Graaf Harrenfels in Potzlelnsdorf... waar Meneer Karst zich zoo op heeft verheugd... alles naar de weerlicht... lk moet dadelijk aftelegrafeeren... de groote zaal in Weenen afbestel len..." Herbert Porter legde hem de hand kalmeerend op den arm. „Bestelt U voorloopig niets af." „Niets?" vroeg de impressario verbaasd. „Neen. Want voorloopig is er heelemaal geen reden waarom Meneer Karst over acht dagen niet spelen zou..." ...„op zijn Amati...?" Op zijn Amati...." Den volgenden middag ging ln pension Valentin de telefoon. De eigenares nam den hoorn van het toestel. „Ik zou gaarne willen weten hoe het met meneer Karst gaat?" „Hoe het met meneer Karst gaat? Slecht, Meneer Por ter. HU ls gebroken; hU zit aldoor maar ln zichzelf ge keerd. Sedert gisteravond ls hU niet uit huis geweest." „Het ls niet mogelijk. U moet U vergissen, Mevrouw Valentin." „Ik mU vergissen.., hoe komt U daarbUT" „Wel... vanmorgen heb ik Meneer Karst frlsch en vroolUk ln de Tauentzlenstrasse gezien... Ik zat ln een auto en kon hem daarom niet aanspreken." „Meneer Karst?... Vanmorgen... ln de Tauentzlen strasse? Dat moet Iemand anders geweest zUn. Ik ver zeker U, hU ls niet uit geweest" DE CYNICUS. Lastige Koelner Zeitung, Keulen.) Ik kan met trots zeggengeen woord van on waarheid ls ooit over mijn lippen gekomen en dat kan niet iedereen zeggen Nae, lederoen praat nlat door zijn neut. „Nu... dat zullen we dan direct onderzoeken., lk ben ln een minuut of tien bij U." „Ik zal meneer Karet zeggen, dat hij U over een mi nuut of tien verwachten kan." Het dienstmeisje begroette den deteotlve nleuwsgie- rlg. „Wilt U zoo goed zijn in de salon te komen, Me neer Porter. Meneer Karst komt dtreot." Daarna ging ze vlug heen. Herbert Porter keek vol belanstelllng ln de groote, zonnige salon om zich heen. De hooge, breede gordijnen met hun voornaam, eenvoudig patroon, hingen tot op de parketvloer. Een geweldig Perzisch tapijt bedekte den heelen vloer. Op hooge schildersezels in de hoeken ston den schilderijen met Japansche, Australische en Ameri- kaansche landschappen, geschenken van de gasten, die op hun reizen door de wijde wereld ln dit huis een rust punt hadden gevonden; zo gaven aan deze kamer een internationalen sfeer. De deur werd langzaam geopend. Holger Karst trad binnen De detective keerde zich om en een uitdrukking van schrik gleed over zijn gelaat. Juist wilde Herbert Porter een paar woorden van troost tegen hem zeggen, toen voor de tweede maal de deur geopend werd. Een slanke jonge dame trad vlug naar binnen en bleef bij het zien van de twee mannen beduusd staan. „Pardon", zei ze tot Karst, „ik wilde een boek halen." Met vluggen, onhoorbaren tre'd ging ze op de boe kenkast toe en keek langs de rijen boeken. Een zachte geur van Peau 'd Espagne vulde het vertrek. Ze bleef nadenkend staan en legde de hand op voorhoofd. „Deze boeken zijn op de namen van de auteurs ge zet," zei ze zacht, met iets sis een verontschuldiging ln haar stem. Ik zoek „You never can teil" van Shaw. Een landsman van U... nietwaar?" „Mag ik U even voorstellen," mengde zich Karst in het gesprek: „Mr. Herbert Porter Juffrouw Helena Jungmann, studente ln de medicijnen." De jonge dame gaf den Engelschman op ongedwongen manier de hand. „Het doet mij veel genoegen met zoo'n beroemde man kennis te maken, Mr. Porter," zei ze. „Ik vermoed dat U hier bent gekomen om meneer Karst te helpen zijn verloren schat weer te vinden. Daarmee doet U een goed werk; want hij is er- ewaarrnosdig van geworden." „Tooh is het maar een geluk, dat meneer Karst ln zijn verdriet nog pleaier heeft in'de Tauentzlenstrasse te flaneeren." ,Ik...?" vroeg Karst verbaasd. „Sedert gisteravond ben lk niet uitgeweest." „Kijk eens, wat een huichelaar," lachte Herbert Por ter. „Ik heb hem met mijn eigen oogen gezlén... Ja... lk zal U meer vertellen: hij was niet alleen ook... neen! Arm in arm met een knappe, slanke jonge dame!" Lachend, met 'n humoristische uitdrukking van be rusting keerde Herbert Porter zich naar den kunstenaar toe. Op hetzelfde moment gleed zijn vorschende blik langs het gelaat van de studente. De laatste bloeddruppel was uit haar gezicht verdwenen en met groote, starre oogen staarde ze voor zich uit. Toen de -bolde mannen buiten op den gang stonden, fluisterde d8 kunstenaar opgewonden: „Er is nog Iets gebeurd: de foto..." „De foto?" „Ja... mijn portret... dat is sedert gisteravond weg;" Herbert Porter stond een oogenblik ln gcdachton on drukte toen plotseling zijn cliënt do hand. „Gaat U al leen naar uw kamor terug," zei hij zacht, En gaat U or voorloopig niet vandaan." Eri weg was hij. Tien minuten later uitte Herbert Porter, die zich achter een reclamezuil tegenover Ponsion Valontln gc- poseord had, zijn voldoening door oven zachtjes to flul- ton. Mot vlugge stappen kwam Holone Jungmann het huis uit; ze riep pen voorbijrijdende auto aan. Porter nam een volgende, een gesloten wagen en gelastte don chauffeur de voorste te volgen. De rit ging door het Westen en het Centrum van Ber lijn. Een eindelooze reeks van voertuigen schenen al len naar eenzelfde plaats te moeten. Trams lieten hun gebel ononderbroken hooren, de stadstreln donderde over een lange brug. Auto's toeterden zonder ophouden; eindelijk raasde de auto van de studente langs de Be- rollna en draalde een zijstraat ln. Zij stopte voor een groote huurkazerne; Herbert Porter drukte op de gum mibal en liet eveneens stoppen. Helene Jungmann sprong uit de wagen, wierp een snellen blik op de voorgevel van het gebouw en liep het huls binnen. Er waB ternauwernood een minuut verloopen of ze was alweer op straat terug. Uit haar houding en haar manier van loopen bleek dat zo vol koortsachtige onrust was; zij stapte weer ln de auto en verder ging het weer. Herbert Porter ging een oogenblik later het huls bin nen, waar zij uitgekomen was. De geur van Peau 'D Espagne scheen nog vaag in het trappenhuis te hangen. De deteotive bleef op de eerste étage staan. Hij snoof even. Ook hier hing de geur nog. Herbert Porter ging de trap naar de tweede vardieping op. Hier was de zoet- scherpe geur nog beter waar to nemen dan beneden; hier4 had zij dus gewacht! De detective ging naar do derde trap: neen... hier was de geur niet meer... Hij ging weer terug naar het tweede trapportaal. Drie deuren kwamen op dit portaal uit. Drie koperen bellen glommen naast verschelden naambordjes. Do de tective trok zijn handschoen uit en tastte zacht en voorzichtig op de koperen bel. Het metaal voelde koud aan. Hij legde zijn hand op den tweeden knop; ook deze was koel. Nu betastte hij den derden en knikte. Deze kleine gele knop voelde nog héél even warm aan. Geen twijfel... aan deze bel was zooven getrokken. Her bert Porter belde: eenmaal... luid rumoerend ging de bel over, niemand deed open. Hij belde nog eens... nog eens... er waa niemand thuis. Op het kleine, porseleinen naamplaatje stond: „Frau Anna Schmldt". In het midden van de deur was met twee punaises een visitekaartje aangeprikt, waarop gedrukt stond: „Ralph Walden Violist." Naast de deurpost hing een lei met een griffel en op de lei stond: „Bel op Centrum 28645 Ralph." Herbor Porter nam zijn notitieboekje uit de zak en schreef het nummer op. Toen rende hij. do trap af. Op het dichtstbljgelegen postkantoor belde <hij de te lefooncentrale Centrum op en vernam dat 23645 het nummer van de gramafoonfabrlek „Urania" was. De directeur van de groote gramafoonfabrlek ontving de detective hoogst verbaasd. „Waaraan dank ik het genoegen, meneer Porter?" De Engelschman monsterde even vluchtig den man die tegenover hem zat „Kent U een zekere Helena Jungmann?" „Helena Jungmann...?" herhaalde de directeur ver bluft, „ja... eigenaardig... twee minuten geleden hoorde lk die naam voor het eerst in mijn leven en nu wordt er mij al naar gevraagd... een juffrouw Helene Jung mann was twee minuten geleden op mijn kantoor hier en ik persoonlijk heb haar een bedrag van 1000 Mark uitbetaald, dat hier voor haar gedeponeerd was." „Wie heeft dat geld voor haar gedeponeerd?" Een beroemd vioolvirtuoos. Vanmorgen heeft hij voor een gramafoonopname gespeeld. Van zijn honorarium hebben wij op verzoek het bedrag van duizend Mark af gehouden en aan haar uitbetaald. Kort daarna ls hij op reis igegaan." De detective keek vluchtig naar de rijen gramafoon- platen op de planken in het rond en vroeg: „Hoe is de naam van dien virtuoos?" Hij is heel beroemd en wij zijn erg blij met onze aan winst: Holger Karst." De beide heeren hadden den trein op het station Pötzlelnsdorf verlaten en waren te voet den landweg afgeloopcn, die aan weerszijden met hoogo beuken be plant, naar het bosch voerde. Achter den kleinen vlsch- vijver liep een grintweg; op een bordje stond: „Particu lieren weg naar Slot Harrenfels." Ds vage schaduw van de vroege schemering begon sloh over de wijde landen te leggen. Achter de dloht begroeide heuvels setten de laatste stralen van de sohel- dende son den hemel tn violetten gloed. De deteotlve OEEN WONDER! Tra*a*o, Rome.) Waarom is Jimmy altijd zoo gelukkig met d« kaarten en zoo onfortuinlijk met de wedrennen? Omdat-ie de paarden niet kan schudden I wees met de hand recht voor zich. Daar lag, als in een mantel van vuur gehuld, een wit kasteel. In de hooge vensters weerkaatste da goud-roode schijn van de on dergaande zon en één seconde scheen het dat gansch het gebouw in lichte laaie stond. „Een benijdenswaar dige bezitting," zei Herbert Porter. „Gaat U mee, we zullen den weg door de velden gaan." Een kwartiertje later waren ze aan de achterzijde van het groote jachtslot aangekomen. Stemmengegons en vroolijk lachen drong tot hen door. Een paar fraai-ge- schllderde glas-ln-loodvensters stonden open. Herbert Porter maakte er zijn metgezel opmerkzaam op en trok hem mee. Plotseling verstomde hot gelach. Aarzelend parelde een zacht preludium uit den vleugel omhoog. Toen zette een viool zacht en lieflijk, sidderend een melodie ln, die aanzwol tot een jubelend oresoendo. De detective draaldo langzaam het hoofd om en keek den kunstenaar vol belangstelling aan. Met een gezicht zoo wit als een doek, stond Holger Karst daar; onbe weeglijk, de starre oogen omhoog gericht, nam hij de tonen die door de open vensters naar hem overwaaiden, in zich op. Zwdar ging zijn adem in den zooien, geuren den zomernacht. ,„Nu?" vroeg Herbert Porter zaohtjos. De kunstenaar breldo de armen uit als wilde hU de tonen grijpen en bevend zei hij: „Mijn Amati." De twee woorden klonken door "de nacht als de half- smartelijke, half-Juibolende uitroep van een mensch, die na lang, troosteloos zoeken ln den nacht, zijn verloren- gowaand kind weervindt. En nog voordat Herbert Porter het kon verhinderen, rende de violist door de nlet-ge- sloten deur het huls binnen. Do toehoorders in de muziekzaal keken verschrikt en verstoord om, toen de dour met geweld opongegoold word. Ook do speler op hot podium keek verbaasd op. Op hetzelfdo oogenblik viel zijn hand slap naar benedon. Hot spel werd afgebroken. Mot drie sprongen was Holger Karot op do klelno ver- hovonhold. Do toehoorders sprongen vorschrlkï van hun zitplaatsen op en staarden uiot-begrijpond naar het too- nocl vóór hon: twee, mannen stonden daar, dlo als tweo druppels wator op elkaar geleken... De niouw-aangekomonc rukte don* ander viool en strijkstok uit de handen. „Wie bent U?" De hoer des huizes was met een paar stappen op het podium toegekomen. „Graaf... kent U mij niet meer?" De aangesprokene keek beduusd van den een naar den ander... Holger Karet zette de viool aan zijn kin en dood de strijkstok over do Bnaren glijden en toen geschiodde het wonder: wat uit de Amati opBteeg was niet meer het schoolscho gespoel van ©en klein talent, maar het jube lend uitzingen van oen groote, bewogen kunstenaars ziel. Het was een stralend lied van verrukking, een zoete zang van vorlangon, een smachten naar ondofl- nleerende ontroering.... Door den kleinen kring van liefhebbers voer een ge fluister: „Do meester!" ging het van mond tot mond, De gravin stond op en ging met uitgestrekte hand op den virtuoos toe. „Holger Karst, lk herken U," zei ze zacht. „En wie is die man daar dan?" vroeg do graaf aan de andoren. ,Een mislukt amateur-misdadiger," antwoordde Her bert Porter. „Iemand wiens bravourstukje mislukt ls. Ja zeker, meneer Ralph Walden... U bent ontmaskerd. Uw plan was anders zoo kwaad nlat: Juffrouw Jungmann, Uw verloofde, was mal genoeg om op Uw smeekbeden ln te gaan, toen ze dien nacht de viool voor U stal, ge bruik makend van het moment dat meneer Karst even naar de keukon was gegaan on vloolcasette en sleutel onbeheerd had gelaten. Ze had op do loer gelegen. En een valsche sleutel van de kamer had ze ook, het lieve mlesje. Het arme kind liet zich bepraten dat U alleen een eerste klas viool noodig had om een der grootste virtuozen ter wereld te worden. Ook de foto hebt U niet zonder talent gecopleerd... de gelijkenis is werkelijk frappant Tijdens het concert bij den Rijkskanselier had Juf frouw Jungmann het portret even „geleend", toen me neer Karst thuis kwam stond het weer op zijn plaats. Maar toen meneer Walden zijn „tournee" moest be ginnen en hij zijn uiterlijk natuurlijk af en toe moest „bijwerken", moest het portret mee op reis: vandaar dat het later definitief verdween. Het spook dat U, me neer Karst, 's nachts gezien hebt, de griezelige verschij ning van Uw evenbeeld, was niets anders dan onze vriend hier. Hij was een beetje ongeduldig, hij opende het raam te vroeg terwijl hij ln zenuwachtige spanning wachtte op het lichtsignaal van zijn verloofde, dat hem moest berichten dat de diefstal gelukt waB, Maar het schrandere meisje had er nlot aan gedacht, dat ze door het aandraaien van den hoofdschakelaar het hul» zou alarmeeren en zoo meneer Karst op de idee zou bren gen dat er iets niet ln don haak was. Ze is ook geen beroepsmlsdadlgster! Dat blijkt ook uit de buitengewoon domme streek van het telegram... nota bene uit Ber lijn verzonden... dat meneer Karst er toe bracht zich met mU ln verbinding te stellen, waardoor het heele stoute stukje is uitgekomen, Bij een van haar clandes tiene bezoeken aan de kamer van meneer Karst, had Juffrouw Jungmann een briefkaart van de Stettiner vriend ontdekt en was toeij op het schitterend plan ge komen om meneer Karst een dagje weg te lokken; dan liep haar vriend in zijn vermomming minder gevaar. Maar daarmee is ze te wijs geweest. Want toen kon een kind begrijpen dat de zaak niet in orde was. Door de gewoonte van Mevrouw Valentin om te herhalen wat aan den anderen kant van de telefoon wordt gezegd, kwam ze er achter dat meneer Karst mij zou raadplegen en toen schreef ons violistje hier met een verdraaide hand een briefje om mij van huis te lokken en het on derhoud te verhinderen. Maar jongeman," besloot de detective tot den Jongen violist gewend, „zoo hebt ge samen de keten gesmeed, waaraan ge nu zelf vastzit," „Blijkbaar," ging Herbert voort, „hart meneer Wal den er op gerekend dat Holger Karst, van zijn Amatl beroofd, hopeloos ontmoedigd zou zijn en half-zenuw- zlek zijn tournee zou afbreken en hem in zijn plaats room en eer laten oogsten. Maar dat was een kleine misrekening. Bovendien: ik was er ook nog." De de tective keek op zijn horloge. „En nu, meneor Walden, we zullen Uw meisje en U deze jeugdige onbezonnen heid maar vergeven. Over drie kwartier vertrekt van hier een trein, stap orln, trek de wijde wereld ln on pro beer op 'n eerlijke wijze carrière te maken, die u op een oneerlijke manior niet gelukt is. En als U er niets te gen hebt, Graaf, dan zal meneer Karst, de óechte Holger Karst... nu het afgebroken concert voortzetten." EINDE,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1928 | | pagina 16