r Courant 1 1928 86.733.900 17,733.000 1.623.000 104.025,900 1924 90.984.600 24.013.750 686,500 187.463.250 1925 52.110.000 18.228.750 573.000 88.933.150 GEESTELIJK LEVEN. KANSAS CITY. RAAD OUDE NIED0RP. Tweede Blad. Feuilleton. Zaterdag 30 Juni 1928. 71ste Jaargang. No. 8279. %CT BRANDPUNT VAN DEN POLITTEHEN STRIJD IN DE VEREEN. STATEN, •leren (bijna N mlllloen? en petroleumproducten (8C millioen.) Er komen XI belangrijk# «n minder belangrijke spoorwegen ia Xeaeae City in het nieuwe Union station. Doordat Kansas City zich boo «nel heeft ontwikkeld, heeft het zonnestelsel hier meer invloed gehad dan In vele andere AmerlkaanBche steden. Er 'la zoodoende een strenge scheiding' tot stand gebracht en gehand haafd tusschen de lndustriëele en handelswijken en de woonwijken, welke laatste het grootste gedeelte van de bebouwde oppervlakte in beslag nemen. De zakenstad concentreert zich voornamelijk om de Misaourlrivler, waarvan normallseerlng in uitzicht is gesteld als voor behoedmiddel tegen overetroomingen en ter verbetering van de scheepvaart. Ook bestaan er plannen voor ba- venaanleg. De overgang van de zakenstad naar de woon wijken gaat vrij plotseling. De uitbreiding en aanleg van de woonwijken geschiedt onder toepassing van strenge bouwverordeningen, waar door voor elke wijk een zeker karakter la gewaarborgd. Zoo moeten aale woonhuizen en gebouwen in het zoogenaamde Plaza district in den Spaanschen kolonialen stijl worden opgetrokken, waaraan men de nabijheid van de oude Spaansche nederzettingen in het Geschiedenis en beschrijving der stad. Zuidelijk gedeelte ven de Vereenigde gtatea bemerkt. In het „country district", zeker wel fe«t mooiste ron de stad, motten bepaalde gedeelten onbebouwd blijven en blijft daardoor het oorspronkelijk karakter van het na tuurlandschap bewaard. En waar hulzen worden gezet zijn deze en de erbij behoorende tuinen geheel aan de omgeving aangepast. De onbebouwde plekken worden gedeeltelijk gebruikt voor golfbanen. Kansas City heeft een uitgebreid parkenstelset Het belangrijkste park, waarin zich ook een dierentuin be vindt is het Swope park, dat op twee na het grootste in de wereld is, en een oppervlakte van MO H.A. beslaat. Het ls echter geen park in den Europeeschen sin van het woord, doch veeleer een goed onderhouden, hier en daar opengekapt natuurbosoh. Slechtsenkele gedeelten zijn met. sierplanten en bloemperken voorzien. Het in recht- lüjnigen stijl aangelegde gedeelte bij den hoofdingang is voor Amerika buitengewoon bloemrijk, en in het warme zomer klimaat van deze streek ontwikkelen de bloem perken zich, althans bij voldoenden regen, beter dan in Holland. Ook langs de zoogenaamde Cllff drive, die over een afstand van 2.5 mijl langs de Missouri rivier loopt en uit de rotsen is gehouwen, bevindt zich een mooie parkaanleg. Groote gedeelten van de stad zijn door ver wijdering van groote massa's rota aangelegd. ;n verband met de politieke gebeurtenissen In da ireenigde Staten van Amerika, de a.s. Presldentaver- izlng, is de algemeene aandacht gevallen op de stad ,nsas City. De N.R.Ct. ontvangt uit Cambridge in ssachusetts de volgende beschrijving van deze stad: De goschiedenis van Kansas City vormt slechts een Jiderdeel van die van het goheele Midden Westen. De bkomst van deze stad toch, houdt ten nauwste ver- and met die van plaatsen als Leavenworth en Topeka, eide in den staat Kansas. Uit al deze plaatsen, de eer- te nederzettingen in dit gebied, vertrokken vroeg in voorjaar goed uitgeruste karavanen, uit ossenwa samengesteld, om de kolonisten in Btaat te Btellen p tijd voor het z aaien in hun nieuwgekozen woon- laats aan te komen. Deze karavanen werden evenals Je oudste postverbindingen door deze streek, waarvan Ie z.g. pony express de bekendste is, door maatschap- IJ en geëxploiteerd. Het verkeer ging langs bepaalde outes, z.g. „trails", het meest beroemd zijn de Santa 'e en de Oregon tra.11de eerste wordt thans in hoofd- aak gevolgd door den Santafe spoorweg naar Arlzona, )e rivieren waren toen ook nog belangrijke scheepvaart wegen; op oude gravures, van omstreeks 1845, die de Btad Kansas City voorstellen, treft men op de rivier wele ouderwetscho raderstoombooten aan. De eerste itoomboot van dit type verscheen in deze streek in om- troeks 1819. De Indianen meenden, dat deze boot door »en boozen geest werd bewoond, die door de blanken perd gedwongen haar voort te bewegen. Vóór 1780 werd de streek alleen bezocht door buffelkudden en 'ondtrekkende Indianenstammen. Als de eerste bevol- klngskern van Kansas City kan het ln 1827 gestichte Blue Mills" worden beschouwd, dat ongeveer 8 mijlen en Zuiden van de tegenwoordige voorstad Indepen- lence Is gelegen. Westport, in 1833 ontstaan is een an jers kern. De snel groeiende stad droeg achtereenvol- :ens de namen „Kawsworth," naar de mond van de taw (Kansas rivier), „Town of Kanasas" en „City of Kansas" en sinds 1889 Kansas City. De naam Is afgeleid an de Kahn- of Kanzas-ïndlanen, een stam, die zich tan den mond van de Mlsflourl-rlvier ophield. In 1850 treeg de stad stadsrechten onder den naam Town of Kansas. De bevolking bedroeg achtereenvolgens in 1860: 1880: 55785, 1890: 182710, 1900: 104745, 1910: 248381, .920: 324410 en in 1926 naar schatting (met Inbegrip •venwel van de voorsteden): 597039. Kansas City ls de eenige groote handelsstad van het leidden-Westen en is vooral een belangrijke stapelplaats voor de producten van den landbouw, voornamelijk vee en granen. De groote beteekenis van dezen handel kan blijken uit enkele cijfers. In 1925 werden daar in totaal Aangevoerd 2.409.012 koeien, 549.420 kalveren, 8.055.056 Varkens, 1.499.730 schapen en 34.059 muildieren. De aanvoer van granen bedroeg de laatste Jaren ln Ibushels: - Jaar Tarwe Mals Gerst Totaal Hoewel alle mogelijke industrieën in Kansas City wor den uitgeoefend, treden er vooral het maken van vleesch- conserven en het graanmalenbedrijf op den voorgrond. Volgens de laatst beschikbare cijfers bedroeg de totale idelsomzet 659.988.963, hiervan komt voor rekening ran automobielen 48 millioen en van ijzer- en staalpro- luctie 27 millioen. Merkwaardig ls de levendige handel ln ïdbouwmachines, waarin deze stad den grootsten om- it heeft van alle steden in de wereld, n.1. ruim $1 lillloen. Hetzelfde geldt voor timmerhout, waarin voor 70 millioen omgaat. Enkele andere groote bedragen zijn die voor hooi, graan en stroo (123.5 millioen), vruchten >en groenten (bijna 23 millioen) zuivelproducten en Komaan Mevr. W. S., het moet toch maar gebeuren! Ik heb lang geaarzeld of lk het zou doen, omdat ik vreesde dat de door u besproken quaestie niet voldoen de de belangstelling der lezers en lezeressen zou heb ben. Ten slotte heb ik mijn aarzeling overwonnen, om dat toch eigenlijk ieder mensoh door de feiten-zelf, heel dikwijls voor het vraagstuk der maatschappelijke ver schillen wordt geplaatst. Want daar loopt het over. Hoe komt het toch, dat zeer vele menschen (misschien de meesten, Ja misschien zelfs allen) onderscheid plegen te maken in de wijze, waarop men met medemenschen omgaat, ln het bijzon der wat de omgangsvormen betreft. Waarachtig, ik zit er vaak mee verlegen, hoe ik iemand moet aanspreken. Want speciaal in ons landje geeft dat moelelijkheden. Als lk een eenvoüdigen ar- j beider aanspreek met „mijnheer", dan kijkt hij me aan alsof hij wil zeggen, hoe heb ik 't nou, houdt u me voor den gek of niet? Hij verwacht dat ik hem bij den naam noem. Het is me eens overkomen, dat lk in Amsterdam op een vergadering sprak en iemand ln debat kwam. In mijn wederwoord noemde ik hem „mijnheer" en toen riep hij, hevig verontwaardigd, ik ben geen xnjjn- heer! Men stelle zich daarentegen eens voor, dat lk den „heer" van zus en zoo ontmoet en hem, die lk ternau wernood ken, aanspreek bij zijn naam zonder meer. Dan zal hij zeggen dat Ik onbeleefd ben en mijn wereld niet ken. Nog erger ls het tegenover dames. Daar staan we voor de lastige keuze uit drie: vrouw, juffrouw, mevrouw. Wat Is het toch Jammer, dat wij, die vooral tijdens de Pransche overheersching van ruim 100 Jaar geleden, zooveel van de Franschen hebben overgenomen, ook niet van hen hebben geleerd om elke getrouwde vrouw „me vrouw" en elke ongetrouwde „mejuffrouw" te noemen. Als ik bloemen koop aan een stalletje ln Parijs, dan zeg lk als lk met een naar mijn schatting getrouwde vrouw te doen heb „madame" (mevrouw) en als lk dan 's avonds bij Polncaré, den ministerpresident op visite ben, dan zeg ik tot zijn echtgenoot® eveneens „mada me!" Zóó zou lk het ook wenschen hier te lande. En toch durf lk het niet recht te doen. Want het is me reeds meer dan eens gebeurd, dat lk daarmede de veront waardiging opwekte! En nu vraagt W. S. mij, hoe deze dwaze onderschei ding toch ontstaan Is en of zij is gerechtvaardigd. Nu, gerechtvaardigd is die onderscheiding stellig niet, daar om noem lk haar dwaas, al geef lk dadelijk toe, dat ik nog te veel aan die dwaasheid meedoe. Het Is toch feitelijk niet anders dan een taxeering der menschen niet naar innerlijke waarde, uiterlijkheden, Wat het ontstaan dezer dwaasheid betreft, meen Sk deze te moeten zoeken ln het verleden. En het blijkt hier weer eens heel sterk, hoe krachtig het verleden met zijn gewoonten en tradities nog doorwerkt in het heden. Van ouds zijn er drie klassen ln de samenle ving: adel, geestelijkheid en... de rest Vooral na de Fransche revolutie kan er gesproken worden van adel, geestelijkheid en... de rest. En dan ls die rest in hoofd zaak de arbeidersklasse, de groote hoop, tegenover wel ke men de beleefdheidsvormen niet zoo in acht behoeft te nemen. Die rest is altijd beschouwd als minderwaardig. Tegen over de hoogere klassen werd nauwkeurig op de be leefdheidsvormen gelet en ln het onderling verkeer de zer klassen werd daar eveneens de hand aangehouden. Maar tegenover de rest kwam het er minder op aan. Deze manier van doen werkt nog altijd sa. Streng was de afscheiding der klassen, vooral tusschen de hoogere en lagere, en men wachtte zich er behoedzaam voor, zich met „minderen" aleohta op een afstand ln te laten. En de „minderen", gevolg van eeuwenlange knech ting en van „christelijke!" prediking van onderworpen heid en berusting, zagen tot de hoogere klassen op met eerbied en ontzag, beschouwden de leden dier hoogere klassen als een ander soort wezens. Er ls een heel oud rijmpje, dat zegt: toen Adam spitte en Eva span, waar was toen de Edelman? Hierin wordt uiting gegeven aan de meening, dat oorspronkelijk de verschillen tusschen menschen niet bestonden. Eens was er inderdaad gelijkheid. Langzamerhand echter is dit anders geworden. Een klein deel der menschheld weet macht te krijgen over anderen, voornamelijk door toe- i verechfflen en een erkennen van de weielljke Innerlijke eigening van den bodem. Een groot deel komt ln een waarde onzer medemenschen. toestand van afhankelijkheid, van onderworpenheid, a" 0,0,1 door Ethel Af. Dell 59. „Vertel verder,", bracht Dalsy ademloos uit. „En daarna?" „Daarna gaan we samen weg... jij en ik... jij en ik... ergens naar buiten, waar we heelemaal alleen zijn..." Dalsy haalde heel diep adem en er lag een wonder mooi licht in haar oogen. Ze kon op dat oogenbllk geen woord uitbrengen... „Zou je dat prettig vinden, liefste?" vroeg Wlll. Ze knikte zwijgend. „Dalsy... vergeef het me, dat ik het je vraag, maar hot zal je toch niet te veel pijn doen naar Engeland terug te keeren?" Ze keek hem recht ln de oogen. „Nee jongen," zei ze met vaste stem. „Ik was bang... dat het terugzien van oude plaatsen treurige herinneringen zou opwekken." „Dat kan niet meer, nu ik jou heb," zei ze zachtjes. Ze zweeg en vervolgde toen aarzelend: „Je moet goed begrijpen, Will, dat ik natuurlijk niet volkomen verge ten heb... Ik ben het eenvoudig te boven gekomen; zoo gaat het altijd in het leven. Het doet me totaal geen verdriet meer, wanneer ik aan mijn oude liefde terug denk. En jij moogt er nu ook niet langer over tobben. Wlll. Niets kan zich ooit meer tusschen ons stellen, mijn ïaan. wij zijn alles voor elkander en dit heb je bereikt ■7u ^e^e' 3e vertrouwen en je groot geduld." Zij boog haar hoofdje aohterover om zijn kus in ont- vangst te nemen. T"^u moefc j® j® verkleeden," zei ze even later vroolijk. -Ik vind het heerlijk, dat je meegaat, Wlll." -Natuurlijk zal ik je vergezellen, omdat je het pret tig vindt, Daisy, maar ik vrees, dat ik dansen -heele- maal verleerd heb, en je maar in den weg zal staan." „Onzin", protesteerde ze. „Ben je dan totaal vergeten, fl J® indertijd alleen trouwde, omdat je zoo uit stekend walste? Als je niet mee gaat, ben ik van plan en beelen avond met Nick te flirten." j „Oh, voor Nick ben ik niet bang," zei Will. „Hij is ^*oo veilig als de Bank van Engeland." 1 denk maar'" 2el Uaisy plagend. „Wacht maar ens, totdat je ons weer samen ziet. Ik moet je eerlijk bekennen, Will, dat ik Nick meer dan eens gekust heb." „Je eerlijkheid ls Je redding," zei haar man lachend. „Je hebt mijn volle permissie zoo lief tegen Nick te zijn, als Je zelf maar wilt." Ze maakte een grimas en ten slotte liet hij haar los. „Dank je wel, maar lk veronderstel toch, dat je het minder prettig zou vinden, wanneer ik een schandaal veroorzaakte, door den geheelen avond met hem te dan sen. Maak nu toch voort, Will, anders komen we nooit weg." „Welke belooning krijg ik, «ls ik met Je meegaT" in formeerde Will. „Je krijgt om te beginnen de helft van mijn dansen." „En wie geef je het andore gedeelte?" „Nick en mijn toekomstigen schoonzoon." Na dit antwoord begon Will hartelijk te lachen. „Ik zal Noel wel weten te verjagen, maar wat Nick betreft, hij mag zooveel dansen hebben, als hij slechts verlan gen kan." HOOFDSTUK XHL HET OORDEEL VAN EEN VROUW, Het werd een van de gelukkigste avonden van Olga's leven. Ze had er nog nimmer zoo bekoorlijk uitgezien en de glimlach week niet van haar lippen. Ze hoefde zich niet langer zoo ongerust over Noel te maken, want zoodra zij de zaal binnentrad, kwam hij al op haar af om eenige dansen te bespreken. Hij scheen dus totaal niet boos op haar te zijn. „Je hebt er toch zeker eenige voor mij bewaard?" vroeg hij op zijn gewone, innemende, en toch arro gante wijze. Ze toonde hem haar balboekje, „Ja, Je kunt nog een keuze doen", antwoordde ze. „Prachtig, dan neem ik ze allemaal," zei hij kalm. Ze protesteerde niet, hoewel ze allerminst een derge lijk iets van hem verwacht had. Ze had het gevoel, dat zij op zekere hoogte verplicht was hem eenige schade loosstelling te geven. Toen Max even later binnenkwam, keek hij haar balboekje in en gaf haar dit weer terug zonder een woord te zeggen. Noel was een van de 'beste dansers, en het was een genot hen beiden gade te slaan. Ze was ten zeerste ver baasd, toen ze Will Musgrave in de zaal zag verschij nen. Haar boekje was echter vol, zoodat ze hem geen kans kon geven. „Nick Is wel bereid er een af te staan," gaf hij te kennen. Het jonge meisje wilde dit echter niet doen. zonder Nick's toestemming daarvoor verkregen te heb ben en Nick scheen Daisy reeds kalm als plaatsver vangster genomen te hebben. De dansen, welke zij voor Max gereserveerd had, wer den in een rustig hoekje van de balzaal doorgebracht De jonge dokter stond er op, dat zij zoo nu en dan wat la overeenstemming tfftsLsmaé* aan de doordringing van het besef, dat de menso«Ja«ld behoort te rijn een groote groep tan samesw-erkeade www&s, dis allen dezelfde rechten hebben op de materieel* eo geestelijke goede ren en deze rechten onderling waard «eren en hooghou den. Maar lk hen tegelijkertijd niet zoo naïef te meenen, dat er ooit een tijd zal komen dat allen op eenzelfde peil van ontwikkeling zullen staan! Daartoe ls er te veel verschil ln geestelijke vermogens. Niet ieder is van nature geschikt om tot hooge verstandelijke ontwikke ling te stijgen. Duizenden zijn niet ln staat om kunst te genieten, om de schoonheid van nobele litteratuur te waardeeren. Eveneens zullen er altijd graden van Inner lijke beschaving zijn. -a En dientengevolge zullen er altijd verschillende groe pen zijn en afscheidingen, omdat altoos het zich aan elkaar verwant weten, voert tot aaneensluiting. En de ze groepen zullen hun eigenaardig kenmerk hebben. Daarbij ls het volkomen verklaarbaar dat tot verschil lende groepen behoorende menschen zich niet met el kaar thuis gevoelen; immers hunne geestesgesteldheid loopt zoo uiteen. Maar zij zullen niet meer het karakter dragen van „standen", gelijk we deze thans nog kennen. Want het begrip „stand" wordt stellig voor zeven achtsten be- heerscht door stoffelijke, uiterlijke dingen, geld, positie enz. Om „stand" lach lk altijd heel hartelijk. O! Ik vind ze zoo intens klein de menschen, die het tot een punt van ernstige bespreking maken of ze zich wel met die en die en die kunnen bemoeien; de menschen, die zoo op bun „fatsoen" gesteld zijn, Hoe torenhoog steken boven hen uit die eenvoudige grooten, die heb ben ïeeren inzien, dat de waarde en beteekenis van den mensch alléén afhangt van zijn geestelijke gesteldheid* En dan vind lk het vooral zoo bespottelijk, wanneer ik bedenk, dat die menschen zich christenen noemen. Gaf Jezus iets om zijn „fatsoen"? Hij ging om met het plebs, met tollenaren en verdachte vrouwen. Wat zal de deftigheid en de nette burgerij van Jeruzalem zich aan hem hebben geërgerd! Maar hij lachte zijn goddelijken lach vol medelijden, om al die .„deftige" menschen, die farizeën en saddu- oeën, welke hem deden denken aan wit-geplelsterda graven, heel mooi van bulten, maar van binnen vol doodsbeenderen. Hij wist hoe de diepe oorzaak daarvan was het gebrek aan die waarachtige liefde, door hem als het hoogste beschouwd! Bij dien Jezus kunnen wij nog ter schole gaan. Hoe meer van die liefde we in ons hebben, des te meer zul len wij komen tot een overwinnen van de dwaze stands- Btraks van slavernij en hoorlgheid. Voor den beoefenaar der geschiedenis Is dit alles heel duidelijk né, te gaan. En wanneer eenmaal de schelding ls gekomen, volgt daaruit weer, dat de klove steeds grooter wordt, ook ln geestelijk opzicht. Eeuwen aaneen blijven de groote massa's, die leven ln onderworpenheid aan de „heeren" d. i. aan de heerschers (vandaar het woord „heer"!), die onder verschillende namen optreden, verstoken van alle ontwikkeling. Zij konden slechts werken en zich voortplanten, maar wat er te veroveren viel aan ken nis en ontwikkeling, te genieten van kunst, dat waa niet voor hen bestemd. De beschaving breidde zich uit, verfijnde zich, maar zij ging langs de massa heen. Daarom bleef zij niet alleen onwetend, maar ook ruw en grof. Het is een verheugend verschijnsel, dat wij In de laatste tientallen jaren eindelijk een kentering zien ko men en er getuige van mogen zijn, dat de vierde stand, de rest, d. 1. de mlllioenen tellende „lagere" klassen, be ginnen te ontwaken en de besten onder hen gaan in zien, hoe zij te kort komen in ontwikkeling en bescha ving en een hartstochtelijk streven naar kennis, een verlangen naar geestelijke merkwaardigheid is daarvan het gevolg. Wie opmerkzaam het leven gadeslaat, ziet hoe, lang zaam, zeker, maar, tóoh duidelijk zichtbaar, de afstan den tusschen de klassen verdwijnen. Ook hier zien wij het groote nlvelleeringsproces wer ken, waarover ik enkele weken geleden schreef. Nu veronderstel ik, dat. er onder mijne lezers zullen zijn, die me voor een ijdelen droomer zullen houden, wanneer lk op grond van dit verschijnsel aanneem, dat er ééns gelijkheid onder de menschen zal komen. Ik ben ook een droomer! Goddank, dat ik het ben, het verzoent mij met veel, dat anders mij zou ergeren! Maar ik ben tegelijkertijd, een echt werkelijkheids- mensch, die de dingen wil zien zóó als ze zijn. Dus wél een droomer, maar geen IJdele droomer. Dat wil zeg gen: Ik wensch mijzelf geen utoplën te scheppen, wel ke nooit verwezenlijkt kunnen worden, maar ik zie voor me een toekomstbeeld dat komen móet ala gevolg van de werking der krachten, welke In de menschheids- evolutle tot uiting komen, en tevens als gevolg van de hoedanigheid der menschelijke psyche (ziel, innerlijke wezen). Wanneer lk dus sproek van gelijkheid, die on der de xnensöhen zal komen, dan denk ik aan de ver dwijning der klassentegenstellingen en der standen. En Een der gevolgen daarvan zal zijn, dat we gaandeweg ook breken zullen met de gewoonten, waarvan ik in het begin sprak. ASTOR. Vergadering van den Raad, op Donderdag 28 Juni 1928, des avonds 8 uur. Aanwezig zijn de leden; J. Wit, J. Rakker Jz., G. Liefhebber, D. Kriller, J. van Zoonen, J. Ligthart en Tb. Tromp. Voorzitter: de Burgemeester. De Voorzitter opent de vergadering, waarna de no tulen der vorige vergadering worden vastgesteld. Ingekomen stukken. tu Jaarverslag 1627 van de afdeeling Alkmaar van het genootschap tot zedelijke verbetering der gevan genen. b. Balans, winst- en verliesrekening 1927 en de begrooting 1928 van de Ver. van Nederlandsche ge meenten. c. Verslag van den toestand der provincie Noord- holland over 1927. d. Verslag over 1927 van de Handelswinteravond- school te Sohagen. e. Kant schrijven' van GecL Staten, d.d. 13 Juni' j.1., no. 77, houdende ontvangst bericht van de op 10 Mei j.1. vastgestelde nieuwe Motor- en Rijwielverordening. f. Als voren dd. 30 Mei j.1., no. 112, ten geleide van het goedgekeurd raadsbesluit tot wijziging en aanvulling der begrooting, dienst 1927. g. Missive van Ged. Staten dLd, 80 Mei' j.1., no. 110, ten geleide van de goedgekeurde begroeting, dienst 1928. h. Afschrift van het proces-verbaal van opname van boeken en kas van den gemeente-ontvanger, d.d. 27 Juni J.1. i. Uittreksel uit het register van besluiten van Gedeputeerde Stoten, d.d. 13 Juni j.1., no. 16, waar uit blijkt, dat de beslissing op het raadsbesluit van 16 Mei j.1. tot het aangaan ©ener kasgeldleening ad. f27.000 is verdaagd. j. Kantschrijven van Ged. Staten, dd. 0 Juni j.1., no. 51, ten geleide van een uittreksel uit het Ko- zou uitrusten, want ze waa veel te opgewonden naar zijn zin, Olga verzekerde hem evenwol lachend, dat ze zich in tijden niet zoo gezond had gevoeld. Max was weer ln een van zijn cynische buien, en toen hij met Daisy Musgrave gedanst had, kon ze niet na laten tegen haar man te zeggen: „Ik kan dien man heusch niet goed uitstaan. Wat ziet Olga in 's hemelsnaam toch ln hem? Noel is hon- dermaal aardiger den zijn broer." ,Men moet zich nooit verbazen over de grillen van een vrouw," zei haar echtgenoot lachend. „Wat mij betreft geloof ik echter, dat Noel een allesbehalve makkelijke jonge man ls." „Hij ls ln elk geval menschelijk," gaf Daisy te ken nen. „Ik geloof, dat lk liever met een zondaar dan met een heilige getrouwd zou zijn." „Is dokter Wyndham dan een heilige?" vroeg Will. Er lag een eenlgszlns harde klank ln haar stem, toen ze antwoordde: „Hij is een groote geleerde en heeft de meest meedoogenlooze oogen, die lk nog ooit ln mijn leven gezien heb." Hetzelfde zei ze even later tot Nick, die haar naar het souper gelelde, en tot haar groote verbazing scheen hij het volstrekt niet met haar eens te zijn. „Beate Dalsy," zei hij, „je kunt toch moeilijk van een genie verwachten, dat hij zich gedraagt zooals andere menschen... gewone stervelingen. Hij is reeds een van de knapste doktoren van Engeland. De geheele wereld staat voor hem open en hij moest al een groote ezel zijn, indien hij zich hiervan niet ten volle bewust was. Ik geef toe, dat hij soms hard lijkt, maar daartegen over is hij ook dikwijls buitengewoon aantrekkelijk. Hij is een type man, dat ik ten zeerste bewonder, en lk vind, dat Olga een uitstekenden smaak bezit" „Ik kan hetzelfde niet beweren," antwoordde Dalsy heftig. „Ik begrijp je eenvoudig niet, Nick. Misschien Is hij een schitterende partij voor haar, maar van een ro mantisch standpunt bekeken..." Ze hield op en maakte een expressief gebaar met haar handen. „Ik veronder stel, dat ze erg verliefd op hem is, nietwaar?" „Kijk maar eens naar de uitdrukking van haar gezicht. Ze straalt eenvoudig van geluk. Als ik het goed heb, dan herinner lk me, dat iemand eens gezegd heeft, dat er geen enkele man op de wereld kon bestaan, op wien de een of andere vrouw niet verliefd zou kunnen worden." Daisy kon een glimlach niet onderdrukken. „Ik weet heel goed, dat. ik dat beweerd heb, Nick. Dit neemt echter niet weg, dat men zich over sommige verbinte nissen blijft verbazen. Ik herhaal evenwel, dat er iets wreeds in hem is... ik weet niet precies, hoe ik het moet uitdrukken. Het lijkt mij toe, dat hij alles wat hem in den weg mocht komen, onder zijn voeten zou kunnen vertrappen. Hij moet er bitter weinig gevoel op nahou den, Nick, anders had hij dien armen Noel niet zoo ruw het gras voor de voeten weggemaaid. Tot voor enkele dagen geleden toe, had ik zelfs nog hoop, dat Noel heel veel kans bij Olga had." „Ik heb het nooit prettig gevonden» dat hij zooveel werk van haar maakte," gaf Nick te kennen. „Max la een man, op wien ze bouwen kan, en lk geloof niet, dat hetzelfde van zijn broer gezegd kan worden." Dalsy haalde met een wanhopig gebaar haar schou ders op. „Ik merk, dat lk geenerlel invloed op Je kan uitoefenen, en ik geef het daarom op. Wellicht zie Jij het goed ln en ben ik niets* anders d^n een domme, op pervlakkige vrouw." „Ik ben zoo vrij dit tegen ta spreken," zei Nick be leefd. "Je moet niet zulke onaangename dlngén over Jezelf zeggen, vooral nu je er zoo bijzonder mooi uitziet" „Je bent een vleier, Nick," zei zo pruilend. „Integendeel, ik aanbid de waarheid. Ik kan me niet herinneren, dat ik je ooit zoo schitterend gezien heb als vanavond." „Het doet me genoegen, dat je er zoo over denkt," zei ze met een lieven glimlach. „Nick, beste, oudo vriend, wil Ik je eens wat vertellen?" Will 'en ik gaan dit jaar een tweede huwelijksreis maken." „Ik waardeer het buitengewoon, dat Je mo dit ver teld hebt. Ik wensch Jullie beiden een lang leven en veel geluk toe." Het verdere gedeelte van den avond was hij vroolijk en opgewonden. Ze begrepen elkander zoo volkomen, omdat ze reeds jaren vrienden waren geweest. Toen hij haar verliet; ging hij onmiddellijk Olga zoe ken, daar haar naam de eenige was, welke nog op zijn boekje voorkwam. Ze zat met Noel ln de veranda en hij stapte doodkalm op hen toe. „Luister eens, Olga mia. Ik moet gaan en zal daar door genoodzaakt zijn onze dans op te geven. Ik doe hem aan Max over met mijn hartelijkste groeten- Daisy zal voor je zorgen en Max kan je naar huis brengen." „Waarom moet je nu al weg, Nick?" vroeg ze ver baasd. „Je hoeft toch op dit uur van den nacht niet naar het palels te gaan, is het wel? Is de Radjah al ver trokken?" „Al lang geleden," antwoordde Nick. „Ik moet echter een zaak afhandelen, die geen uitstel kan leiden, Goe- dennacht, kindje." Hij kuste haar zachte wang. „Tot morgenochtend. Maak je alsjeblieft niet te moe en blijf I morgenochtend lang slapen. Goedennacht, Noel." j Hij stond op het punt zich om te draalen, doch Noel hield hem tegen. „Luister eens, Nick, ik heb je den geheelen dag al Iets willen vertellen, doch had er geen gelegenheid voor. Wanneer ik jou was, zou ik je aan raden, heel voorzichtig te zijn. Gisteravond trof ik een ouden kerel, die zoogenaamd maansteenen verkocht, in het struikgewas voor je huis aan en ik heb hem je erf afgetrapt." Nick stond onbeweeglijk. Er lag een vreemde gloed ln zijn oogen, toen hij deze op Noel richtte. „Dank je wel voor je waarschuwing, beste jongen," zei hij met een

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1928 | | pagina 5