r Courant
1 1928 86.733.900 17,733.000 1.623.000 104.025,900
1924 90.984.600 24.013.750 686,500 187.463.250
1925 52.110.000 18.228.750 573.000 88.933.150
GEESTELIJK LEVEN.
KANSAS CITY.
RAAD OUDE NIED0RP.
Tweede Blad.
Feuilleton.
Zaterdag 30 Juni 1928.
71ste Jaargang. No. 8279.
%CT
BRANDPUNT VAN DEN POLITTEHEN STRIJD
IN DE VEREEN. STATEN,
•leren (bijna N mlllloen? en petroleumproducten (8C
millioen.)
Er komen XI belangrijk# «n minder belangrijke
spoorwegen ia Xeaeae City in het nieuwe Union
station.
Doordat Kansas City zich boo «nel heeft ontwikkeld,
heeft het zonnestelsel hier meer invloed gehad dan In
vele andere AmerlkaanBche steden. Er 'la zoodoende
een strenge scheiding' tot stand gebracht en gehand
haafd tusschen de lndustriëele en handelswijken en de
woonwijken, welke laatste het grootste gedeelte van de
bebouwde oppervlakte in beslag nemen. De zakenstad
concentreert zich voornamelijk om de Misaourlrivler,
waarvan normallseerlng in uitzicht is gesteld als voor
behoedmiddel tegen overetroomingen en ter verbetering
van de scheepvaart. Ook bestaan er plannen voor ba-
venaanleg. De overgang van de zakenstad naar de woon
wijken gaat vrij plotseling.
De uitbreiding en aanleg van de woonwijken geschiedt
onder toepassing van strenge bouwverordeningen, waar
door voor elke wijk een zeker karakter la gewaarborgd.
Zoo moeten aale woonhuizen en gebouwen in
het zoogenaamde Plaza district in den Spaanschen
kolonialen stijl worden opgetrokken, waaraan men de
nabijheid van de oude Spaansche nederzettingen in het
Geschiedenis en beschrijving der stad.
Zuidelijk gedeelte ven de Vereenigde gtatea bemerkt.
In het „country district", zeker wel fe«t mooiste ron de
stad, motten bepaalde gedeelten onbebouwd blijven en
blijft daardoor het oorspronkelijk karakter van het na
tuurlandschap bewaard. En waar hulzen worden gezet
zijn deze en de erbij behoorende tuinen geheel aan de
omgeving aangepast. De onbebouwde plekken worden
gedeeltelijk gebruikt voor golfbanen.
Kansas City heeft een uitgebreid parkenstelset Het
belangrijkste park, waarin zich ook een dierentuin be
vindt is het Swope park, dat op twee na het grootste in
de wereld is, en een oppervlakte van MO H.A. beslaat.
Het ls echter geen park in den Europeeschen sin van het
woord, doch veeleer een goed onderhouden, hier en daar
opengekapt natuurbosoh. Slechtsenkele gedeelten zijn
met. sierplanten en bloemperken voorzien. Het in recht-
lüjnigen stijl aangelegde gedeelte bij den hoofdingang is
voor Amerika buitengewoon bloemrijk, en in het warme
zomer klimaat van deze streek ontwikkelen de bloem
perken zich, althans bij voldoenden regen, beter dan in
Holland. Ook langs de zoogenaamde Cllff drive, die over
een afstand van 2.5 mijl langs de Missouri rivier loopt
en uit de rotsen is gehouwen, bevindt zich een mooie
parkaanleg. Groote gedeelten van de stad zijn door ver
wijdering van groote massa's rota aangelegd.
;n verband met de politieke gebeurtenissen In da
ireenigde Staten van Amerika, de a.s. Presldentaver-
izlng, is de algemeene aandacht gevallen op de stad
,nsas City. De N.R.Ct. ontvangt uit Cambridge in
ssachusetts de volgende beschrijving van deze stad:
De goschiedenis van Kansas City vormt slechts een
Jiderdeel van die van het goheele Midden Westen. De
bkomst van deze stad toch, houdt ten nauwste ver-
and met die van plaatsen als Leavenworth en Topeka,
eide in den staat Kansas. Uit al deze plaatsen, de eer-
te nederzettingen in dit gebied, vertrokken vroeg in
voorjaar goed uitgeruste karavanen, uit ossenwa
samengesteld, om de kolonisten in Btaat te Btellen
p tijd voor het z aaien in hun nieuwgekozen woon-
laats aan te komen. Deze karavanen werden evenals
Je oudste postverbindingen door deze streek, waarvan
Ie z.g. pony express de bekendste is, door maatschap-
IJ en geëxploiteerd. Het verkeer ging langs bepaalde
outes, z.g. „trails", het meest beroemd zijn de Santa
'e en de Oregon tra.11de eerste wordt thans in hoofd-
aak gevolgd door den Santafe spoorweg naar Arlzona,
)e rivieren waren toen ook nog belangrijke scheepvaart
wegen; op oude gravures, van omstreeks 1845, die de
Btad Kansas City voorstellen, treft men op de rivier
wele ouderwetscho raderstoombooten aan. De eerste
itoomboot van dit type verscheen in deze streek in om-
troeks 1819. De Indianen meenden, dat deze boot door
»en boozen geest werd bewoond, die door de blanken
perd gedwongen haar voort te bewegen. Vóór 1780
werd de streek alleen bezocht door buffelkudden en
'ondtrekkende Indianenstammen. Als de eerste bevol-
klngskern van Kansas City kan het ln 1827 gestichte
Blue Mills" worden beschouwd, dat ongeveer 8 mijlen
en Zuiden van de tegenwoordige voorstad Indepen-
lence Is gelegen. Westport, in 1833 ontstaan is een an
jers kern. De snel groeiende stad droeg achtereenvol-
:ens de namen „Kawsworth," naar de mond van de
taw (Kansas rivier), „Town of Kanasas" en „City of
Kansas" en sinds 1889 Kansas City. De naam Is afgeleid
an de Kahn- of Kanzas-ïndlanen, een stam, die zich
tan den mond van de Mlsflourl-rlvier ophield. In 1850
treeg de stad stadsrechten onder den naam Town of
Kansas. De bevolking bedroeg achtereenvolgens in 1860:
1880: 55785, 1890: 182710, 1900: 104745, 1910: 248381,
.920: 324410 en in 1926 naar schatting (met Inbegrip
•venwel van de voorsteden): 597039.
Kansas City ls de eenige groote handelsstad van het
leidden-Westen en is vooral een belangrijke stapelplaats
voor de producten van den landbouw, voornamelijk vee
en granen. De groote beteekenis van dezen handel kan
blijken uit enkele cijfers. In 1925 werden daar in totaal
Aangevoerd 2.409.012 koeien, 549.420 kalveren, 8.055.056
Varkens, 1.499.730 schapen en 34.059 muildieren.
De aanvoer van granen bedroeg de laatste Jaren ln
Ibushels:
- Jaar Tarwe Mals Gerst Totaal
Hoewel alle mogelijke industrieën in Kansas City wor
den uitgeoefend, treden er vooral het maken van vleesch-
conserven en het graanmalenbedrijf op den voorgrond.
Volgens de laatst beschikbare cijfers bedroeg de totale
idelsomzet 659.988.963, hiervan komt voor rekening
ran automobielen 48 millioen en van ijzer- en staalpro-
luctie 27 millioen. Merkwaardig ls de levendige handel ln
ïdbouwmachines, waarin deze stad den grootsten om-
it heeft van alle steden in de wereld, n.1. ruim $1
lillloen. Hetzelfde geldt voor timmerhout, waarin voor
70 millioen omgaat. Enkele andere groote bedragen zijn
die voor hooi, graan en stroo (123.5 millioen), vruchten
>en groenten (bijna 23 millioen) zuivelproducten en
Komaan Mevr. W. S., het moet toch maar gebeuren!
Ik heb lang geaarzeld of lk het zou doen, omdat ik
vreesde dat de door u besproken quaestie niet voldoen
de de belangstelling der lezers en lezeressen zou heb
ben. Ten slotte heb ik mijn aarzeling overwonnen, om
dat toch eigenlijk ieder mensoh door de feiten-zelf, heel
dikwijls voor het vraagstuk der maatschappelijke ver
schillen wordt geplaatst.
Want daar loopt het over. Hoe komt het toch, dat
zeer vele menschen (misschien de meesten, Ja misschien
zelfs allen) onderscheid plegen te maken in de wijze,
waarop men met medemenschen omgaat, ln het bijzon
der wat de omgangsvormen betreft.
Waarachtig, ik zit er vaak mee verlegen, hoe ik
iemand moet aanspreken. Want speciaal in ons landje
geeft dat moelelijkheden. Als lk een eenvoüdigen ar- j
beider aanspreek met „mijnheer", dan kijkt hij me aan
alsof hij wil zeggen, hoe heb ik 't nou, houdt u me voor
den gek of niet? Hij verwacht dat ik hem bij den naam
noem. Het is me eens overkomen, dat lk in Amsterdam
op een vergadering sprak en iemand ln debat kwam.
In mijn wederwoord noemde ik hem „mijnheer" en
toen riep hij, hevig verontwaardigd, ik ben geen xnjjn-
heer!
Men stelle zich daarentegen eens voor, dat lk den
„heer" van zus en zoo ontmoet en hem, die lk ternau
wernood ken, aanspreek bij zijn naam zonder meer. Dan
zal hij zeggen dat Ik onbeleefd ben en mijn wereld niet
ken.
Nog erger ls het tegenover dames. Daar staan we voor
de lastige keuze uit drie: vrouw, juffrouw, mevrouw.
Wat Is het toch Jammer, dat wij, die vooral tijdens
de Pransche overheersching van ruim 100 Jaar geleden,
zooveel van de Franschen hebben overgenomen, ook niet
van hen hebben geleerd om elke getrouwde vrouw „me
vrouw" en elke ongetrouwde „mejuffrouw" te noemen.
Als ik bloemen koop aan een stalletje ln Parijs, dan
zeg lk als lk met een naar mijn schatting getrouwde
vrouw te doen heb „madame" (mevrouw) en als lk dan
's avonds bij Polncaré, den ministerpresident op visite
ben, dan zeg ik tot zijn echtgenoot® eveneens „mada
me!"
Zóó zou lk het ook wenschen hier te lande. En toch
durf lk het niet recht te doen. Want het is me reeds
meer dan eens gebeurd, dat lk daarmede de veront
waardiging opwekte!
En nu vraagt W. S. mij, hoe deze dwaze onderschei
ding toch ontstaan Is en of zij is gerechtvaardigd. Nu,
gerechtvaardigd is die onderscheiding stellig niet, daar
om noem lk haar dwaas, al geef lk dadelijk toe, dat ik
nog te veel aan die dwaasheid meedoe.
Het Is toch feitelijk niet anders dan een taxeering der
menschen niet naar innerlijke waarde,
uiterlijkheden,
Wat het ontstaan dezer dwaasheid betreft, meen Sk
deze te moeten zoeken ln het verleden. En het blijkt
hier weer eens heel sterk, hoe krachtig het verleden
met zijn gewoonten en tradities nog doorwerkt in het
heden. Van ouds zijn er drie klassen ln de samenle
ving: adel, geestelijkheid en... de rest Vooral na de
Fransche revolutie kan er gesproken worden van adel,
geestelijkheid en... de rest. En dan ls die rest in hoofd
zaak de arbeidersklasse, de groote hoop, tegenover wel
ke men de beleefdheidsvormen niet zoo in acht behoeft
te nemen.
Die rest is altijd beschouwd als minderwaardig. Tegen
over de hoogere klassen werd nauwkeurig op de be
leefdheidsvormen gelet en ln het onderling verkeer de
zer klassen werd daar eveneens de hand aangehouden.
Maar tegenover de rest kwam het er minder op aan.
Deze manier van doen werkt nog altijd sa. Streng
was de afscheiding der klassen, vooral tusschen de
hoogere en lagere, en men wachtte zich er behoedzaam
voor, zich met „minderen" aleohta op een afstand ln te
laten. En de „minderen", gevolg van eeuwenlange knech
ting en van „christelijke!" prediking van onderworpen
heid en berusting, zagen tot de hoogere klassen op met
eerbied en ontzag, beschouwden de leden dier hoogere
klassen als een ander soort wezens.
Er ls een heel oud rijmpje, dat zegt: toen Adam spitte
en Eva span, waar was toen de Edelman? Hierin wordt
uiting gegeven aan de meening, dat oorspronkelijk de
verschillen tusschen menschen niet bestonden. Eens was
er inderdaad gelijkheid. Langzamerhand echter is dit
anders geworden. Een klein deel der menschheld weet
macht te krijgen over anderen, voornamelijk door toe- i verechfflen en een erkennen van de weielljke Innerlijke
eigening van den bodem. Een groot deel komt ln een waarde onzer medemenschen.
toestand van afhankelijkheid, van onderworpenheid, a" 0,0,1
door
Ethel Af. Dell
59.
„Vertel verder,", bracht Dalsy ademloos uit. „En
daarna?"
„Daarna gaan we samen weg... jij en ik... jij en ik...
ergens naar buiten, waar we heelemaal alleen zijn..."
Dalsy haalde heel diep adem en er lag een wonder
mooi licht in haar oogen. Ze kon op dat oogenbllk geen
woord uitbrengen...
„Zou je dat prettig vinden, liefste?" vroeg Wlll.
Ze knikte zwijgend.
„Dalsy... vergeef het me, dat ik het je vraag, maar
hot zal je toch niet te veel pijn doen naar Engeland
terug te keeren?"
Ze keek hem recht ln de oogen. „Nee jongen," zei ze
met vaste stem.
„Ik was bang... dat het terugzien van oude plaatsen
treurige herinneringen zou opwekken."
„Dat kan niet meer, nu ik jou heb," zei ze zachtjes.
Ze zweeg en vervolgde toen aarzelend: „Je moet goed
begrijpen, Will, dat ik natuurlijk niet volkomen verge
ten heb... Ik ben het eenvoudig te boven gekomen; zoo
gaat het altijd in het leven. Het doet me totaal geen
verdriet meer, wanneer ik aan mijn oude liefde terug
denk. En jij moogt er nu ook niet langer over tobben.
Wlll. Niets kan zich ooit meer tusschen ons stellen, mijn
ïaan. wij zijn alles voor elkander en dit heb je bereikt
■7u ^e^e' 3e vertrouwen en je groot geduld."
Zij boog haar hoofdje aohterover om zijn kus in ont-
vangst te nemen.
T"^u moefc j® j® verkleeden," zei ze even later vroolijk.
-Ik vind het heerlijk, dat je meegaat, Wlll."
-Natuurlijk zal ik je vergezellen, omdat je het pret
tig vindt, Daisy, maar ik vrees, dat ik dansen -heele-
maal verleerd heb, en je maar in den weg zal staan."
„Onzin", protesteerde ze. „Ben je dan totaal vergeten,
fl J® indertijd alleen trouwde, omdat je zoo uit
stekend walste? Als je niet mee gaat, ben ik van plan
en beelen avond met Nick te flirten."
j „Oh, voor Nick ben ik niet bang," zei Will. „Hij is
^*oo veilig als de Bank van Engeland."
1 denk maar'" 2el Uaisy plagend. „Wacht maar
ens, totdat je ons weer samen ziet. Ik moet je eerlijk
bekennen, Will, dat ik Nick meer dan eens gekust heb."
„Je eerlijkheid ls Je redding," zei haar man lachend.
„Je hebt mijn volle permissie zoo lief tegen Nick te
zijn, als Je zelf maar wilt."
Ze maakte een grimas en ten slotte liet hij haar los.
„Dank je wel, maar lk veronderstel toch, dat je het
minder prettig zou vinden, wanneer ik een schandaal
veroorzaakte, door den geheelen avond met hem te dan
sen. Maak nu toch voort, Will, anders komen we nooit
weg."
„Welke belooning krijg ik, «ls ik met Je meegaT" in
formeerde Will.
„Je krijgt om te beginnen de helft van mijn dansen."
„En wie geef je het andore gedeelte?"
„Nick en mijn toekomstigen schoonzoon."
Na dit antwoord begon Will hartelijk te lachen. „Ik
zal Noel wel weten te verjagen, maar wat Nick betreft,
hij mag zooveel dansen hebben, als hij slechts verlan
gen kan."
HOOFDSTUK XHL
HET OORDEEL VAN EEN VROUW,
Het werd een van de gelukkigste avonden van Olga's
leven. Ze had er nog nimmer zoo bekoorlijk uitgezien en
de glimlach week niet van haar lippen.
Ze hoefde zich niet langer zoo ongerust over Noel te
maken, want zoodra zij de zaal binnentrad, kwam hij
al op haar af om eenige dansen te bespreken. Hij
scheen dus totaal niet boos op haar te zijn.
„Je hebt er toch zeker eenige voor mij bewaard?"
vroeg hij op zijn gewone, innemende, en toch arro
gante wijze.
Ze toonde hem haar balboekje, „Ja, Je kunt nog een
keuze doen", antwoordde ze.
„Prachtig, dan neem ik ze allemaal," zei hij kalm.
Ze protesteerde niet, hoewel ze allerminst een derge
lijk iets van hem verwacht had. Ze had het gevoel, dat
zij op zekere hoogte verplicht was hem eenige schade
loosstelling te geven. Toen Max even later binnenkwam,
keek hij haar balboekje in en gaf haar dit weer terug
zonder een woord te zeggen.
Noel was een van de 'beste dansers, en het was een
genot hen beiden gade te slaan. Ze was ten zeerste ver
baasd, toen ze Will Musgrave in de zaal zag verschij
nen. Haar boekje was echter vol, zoodat ze hem geen
kans kon geven.
„Nick Is wel bereid er een af te staan," gaf hij te
kennen. Het jonge meisje wilde dit echter niet doen.
zonder Nick's toestemming daarvoor verkregen te heb
ben en Nick scheen Daisy reeds kalm als plaatsver
vangster genomen te hebben.
De dansen, welke zij voor Max gereserveerd had, wer
den in een rustig hoekje van de balzaal doorgebracht
De jonge dokter stond er op, dat zij zoo nu en dan wat
la overeenstemming tfftsLsmaé* aan de doordringing van
het besef, dat de menso«Ja«ld behoort te rijn een groote
groep tan samesw-erkeade www&s, dis allen dezelfde
rechten hebben op de materieel* eo geestelijke goede
ren en deze rechten onderling waard «eren en hooghou
den.
Maar lk hen tegelijkertijd niet zoo naïef te meenen,
dat er ooit een tijd zal komen dat allen op eenzelfde
peil van ontwikkeling zullen staan! Daartoe ls er te
veel verschil ln geestelijke vermogens. Niet ieder is van
nature geschikt om tot hooge verstandelijke ontwikke
ling te stijgen. Duizenden zijn niet ln staat om kunst
te genieten, om de schoonheid van nobele litteratuur te
waardeeren. Eveneens zullen er altijd graden van Inner
lijke beschaving zijn. -a
En dientengevolge zullen er altijd verschillende groe
pen zijn en afscheidingen, omdat altoos het zich aan
elkaar verwant weten, voert tot aaneensluiting. En de
ze groepen zullen hun eigenaardig kenmerk hebben.
Daarbij ls het volkomen verklaarbaar dat tot verschil
lende groepen behoorende menschen zich niet met el
kaar thuis gevoelen; immers hunne geestesgesteldheid
loopt zoo uiteen.
Maar zij zullen niet meer het karakter dragen van
„standen", gelijk we deze thans nog kennen. Want het
begrip „stand" wordt stellig voor zeven achtsten be-
heerscht door stoffelijke, uiterlijke dingen, geld,
positie enz. Om „stand" lach lk altijd heel hartelijk.
O! Ik vind ze zoo intens klein de menschen, die het tot
een punt van ernstige bespreking maken of ze zich wel
met die en die en die kunnen bemoeien; de menschen,
die zoo op bun „fatsoen" gesteld zijn, Hoe torenhoog
steken boven hen uit die eenvoudige grooten, die heb
ben ïeeren inzien, dat de waarde en beteekenis van den
mensch alléén afhangt van zijn geestelijke gesteldheid*
En dan vind lk het vooral zoo bespottelijk, wanneer
ik bedenk, dat die menschen zich christenen noemen.
Gaf Jezus iets om zijn „fatsoen"? Hij ging om met het
plebs, met tollenaren en verdachte vrouwen. Wat zal
de deftigheid en de nette burgerij van Jeruzalem zich
aan hem hebben geërgerd!
Maar hij lachte zijn goddelijken lach vol medelijden,
om al die .„deftige" menschen, die farizeën en saddu-
oeën, welke hem deden denken aan wit-geplelsterda
graven, heel mooi van bulten, maar van binnen vol
doodsbeenderen. Hij wist hoe de diepe oorzaak daarvan
was het gebrek aan die waarachtige liefde, door hem
als het hoogste beschouwd!
Bij dien Jezus kunnen wij nog ter schole gaan. Hoe
meer van die liefde we in ons hebben, des te meer zul
len wij komen tot een overwinnen van de dwaze stands-
Btraks van slavernij en hoorlgheid.
Voor den beoefenaar der geschiedenis Is dit alles heel
duidelijk né, te gaan.
En wanneer eenmaal de schelding ls gekomen, volgt
daaruit weer, dat de klove steeds grooter wordt, ook
ln geestelijk opzicht. Eeuwen aaneen blijven de groote
massa's, die leven ln onderworpenheid aan de „heeren"
d. i. aan de heerschers (vandaar het woord „heer"!), die
onder verschillende namen optreden, verstoken van
alle ontwikkeling. Zij konden slechts werken en zich
voortplanten, maar wat er te veroveren viel aan ken
nis en ontwikkeling, te genieten van kunst, dat waa
niet voor hen bestemd.
De beschaving breidde zich uit, verfijnde zich, maar
zij ging langs de massa heen. Daarom bleef zij niet
alleen onwetend, maar ook ruw en grof.
Het is een verheugend verschijnsel, dat wij In de
laatste tientallen jaren eindelijk een kentering zien ko
men en er getuige van mogen zijn, dat de vierde stand,
de rest, d. 1. de mlllioenen tellende „lagere" klassen, be
ginnen te ontwaken en de besten onder hen gaan in
zien, hoe zij te kort komen in ontwikkeling en bescha
ving en een hartstochtelijk streven naar kennis, een
verlangen naar geestelijke merkwaardigheid is daarvan
het gevolg.
Wie opmerkzaam het leven gadeslaat, ziet hoe, lang
zaam, zeker, maar, tóoh duidelijk zichtbaar, de afstan
den tusschen de klassen verdwijnen.
Ook hier zien wij het groote nlvelleeringsproces wer
ken, waarover ik enkele weken geleden schreef.
Nu veronderstel ik, dat. er onder mijne lezers zullen
zijn, die me voor een ijdelen droomer zullen houden,
wanneer lk op grond van dit verschijnsel aanneem, dat
er ééns gelijkheid onder de menschen zal komen.
Ik ben ook een droomer! Goddank, dat ik het ben,
het verzoent mij met veel, dat anders mij zou ergeren!
Maar ik ben tegelijkertijd, een echt werkelijkheids-
mensch, die de dingen wil zien zóó als ze zijn. Dus wél
een droomer, maar geen IJdele droomer. Dat wil zeg
gen: Ik wensch mijzelf geen utoplën te scheppen, wel
ke nooit verwezenlijkt kunnen worden, maar ik zie voor
me een toekomstbeeld dat komen móet ala gevolg van
de werking der krachten, welke In de menschheids-
evolutle tot uiting komen, en tevens als gevolg van de
hoedanigheid der menschelijke psyche (ziel, innerlijke
wezen). Wanneer lk dus sproek van gelijkheid, die on
der de xnensöhen zal komen, dan denk ik aan de ver
dwijning der klassentegenstellingen en der standen. En
Een der gevolgen daarvan zal zijn, dat we gaandeweg
ook breken zullen met de gewoonten, waarvan ik in het
begin sprak.
ASTOR.
Vergadering van den Raad, op Donderdag 28 Juni
1928, des avonds 8 uur.
Aanwezig zijn de leden; J. Wit, J. Rakker Jz., G.
Liefhebber, D. Kriller, J. van Zoonen, J. Ligthart en
Tb. Tromp.
Voorzitter: de Burgemeester.
De Voorzitter opent de vergadering, waarna de no
tulen der vorige vergadering worden vastgesteld.
Ingekomen stukken.
tu Jaarverslag 1627 van de afdeeling Alkmaar van
het genootschap tot zedelijke verbetering der gevan
genen.
b. Balans, winst- en verliesrekening 1927 en de
begrooting 1928 van de Ver. van Nederlandsche ge
meenten.
c. Verslag van den toestand der provincie Noord-
holland over 1927.
d. Verslag over 1927 van de Handelswinteravond-
school te Sohagen.
e. Kant schrijven' van GecL Staten, d.d. 13 Juni' j.1.,
no. 77, houdende ontvangst bericht van de op 10 Mei
j.1. vastgestelde nieuwe Motor- en Rijwielverordening.
f. Als voren dd. 30 Mei j.1., no. 112, ten geleide
van het goedgekeurd raadsbesluit tot wijziging en
aanvulling der begrooting, dienst 1927.
g. Missive van Ged. Staten dLd, 80 Mei' j.1., no. 110,
ten geleide van de goedgekeurde begroeting, dienst
1928.
h. Afschrift van het proces-verbaal van opname
van boeken en kas van den gemeente-ontvanger,
d.d. 27 Juni J.1.
i. Uittreksel uit het register van besluiten van
Gedeputeerde Stoten, d.d. 13 Juni j.1., no. 16, waar
uit blijkt, dat de beslissing op het raadsbesluit van
16 Mei j.1. tot het aangaan ©ener kasgeldleening ad.
f27.000 is verdaagd.
j. Kantschrijven van Ged. Staten, dd. 0 Juni j.1.,
no. 51, ten geleide van een uittreksel uit het Ko-
zou uitrusten, want ze waa veel te opgewonden naar zijn
zin, Olga verzekerde hem evenwol lachend, dat ze zich
in tijden niet zoo gezond had gevoeld.
Max was weer ln een van zijn cynische buien, en toen
hij met Daisy Musgrave gedanst had, kon ze niet na
laten tegen haar man te zeggen:
„Ik kan dien man heusch niet goed uitstaan. Wat
ziet Olga in 's hemelsnaam toch ln hem? Noel is hon-
dermaal aardiger den zijn broer."
,Men moet zich nooit verbazen over de grillen van een
vrouw," zei haar echtgenoot lachend. „Wat mij betreft
geloof ik echter, dat Noel een allesbehalve makkelijke
jonge man ls."
„Hij ls ln elk geval menschelijk," gaf Daisy te ken
nen. „Ik geloof, dat lk liever met een zondaar dan met
een heilige getrouwd zou zijn."
„Is dokter Wyndham dan een heilige?" vroeg Will.
Er lag een eenlgszlns harde klank ln haar stem,
toen ze antwoordde: „Hij is een groote geleerde en heeft
de meest meedoogenlooze oogen, die lk nog ooit ln mijn
leven gezien heb."
Hetzelfde zei ze even later tot Nick, die haar naar het
souper gelelde, en tot haar groote verbazing scheen hij
het volstrekt niet met haar eens te zijn.
„Beate Dalsy," zei hij, „je kunt toch moeilijk van een
genie verwachten, dat hij zich gedraagt zooals andere
menschen... gewone stervelingen. Hij is reeds een van
de knapste doktoren van Engeland. De geheele wereld
staat voor hem open en hij moest al een groote ezel
zijn, indien hij zich hiervan niet ten volle bewust was.
Ik geef toe, dat hij soms hard lijkt, maar daartegen
over is hij ook dikwijls buitengewoon aantrekkelijk. Hij
is een type man, dat ik ten zeerste bewonder, en lk
vind, dat Olga een uitstekenden smaak bezit"
„Ik kan hetzelfde niet beweren," antwoordde Dalsy
heftig. „Ik begrijp je eenvoudig niet, Nick. Misschien Is
hij een schitterende partij voor haar, maar van een ro
mantisch standpunt bekeken..." Ze hield op en maakte
een expressief gebaar met haar handen. „Ik veronder
stel, dat ze erg verliefd op hem is, nietwaar?"
„Kijk maar eens naar de uitdrukking van haar gezicht.
Ze straalt eenvoudig van geluk. Als ik het goed heb, dan
herinner lk me, dat iemand eens gezegd heeft, dat er
geen enkele man op de wereld kon bestaan, op wien de
een of andere vrouw niet verliefd zou kunnen worden."
Daisy kon een glimlach niet onderdrukken. „Ik weet
heel goed, dat. ik dat beweerd heb, Nick. Dit neemt
echter niet weg, dat men zich over sommige verbinte
nissen blijft verbazen. Ik herhaal evenwel, dat er iets
wreeds in hem is... ik weet niet precies, hoe ik het moet
uitdrukken. Het lijkt mij toe, dat hij alles wat hem in
den weg mocht komen, onder zijn voeten zou kunnen
vertrappen. Hij moet er bitter weinig gevoel op nahou
den, Nick, anders had hij dien armen Noel niet zoo ruw
het gras voor de voeten weggemaaid. Tot voor enkele
dagen geleden toe, had ik zelfs nog hoop, dat Noel heel
veel kans bij Olga had."
„Ik heb het nooit prettig gevonden» dat hij zooveel
werk van haar maakte," gaf Nick te kennen. „Max la
een man, op wien ze bouwen kan, en lk geloof niet, dat
hetzelfde van zijn broer gezegd kan worden."
Dalsy haalde met een wanhopig gebaar haar schou
ders op. „Ik merk, dat lk geenerlel invloed op Je kan
uitoefenen, en ik geef het daarom op. Wellicht zie Jij
het goed ln en ben ik niets* anders d^n een domme, op
pervlakkige vrouw."
„Ik ben zoo vrij dit tegen ta spreken," zei Nick be
leefd. "Je moet niet zulke onaangename dlngén over
Jezelf zeggen, vooral nu je er zoo bijzonder mooi uitziet"
„Je bent een vleier, Nick," zei zo pruilend.
„Integendeel, ik aanbid de waarheid. Ik kan me niet
herinneren, dat ik je ooit zoo schitterend gezien heb
als vanavond."
„Het doet me genoegen, dat je er zoo over denkt," zei
ze met een lieven glimlach. „Nick, beste, oudo vriend,
wil Ik je eens wat vertellen?" Will 'en ik gaan dit jaar
een tweede huwelijksreis maken."
„Ik waardeer het buitengewoon, dat Je mo dit ver
teld hebt. Ik wensch Jullie beiden een lang leven en
veel geluk toe."
Het verdere gedeelte van den avond was hij vroolijk
en opgewonden. Ze begrepen elkander zoo volkomen,
omdat ze reeds jaren vrienden waren geweest.
Toen hij haar verliet; ging hij onmiddellijk Olga zoe
ken, daar haar naam de eenige was, welke nog op zijn
boekje voorkwam.
Ze zat met Noel ln de veranda en hij stapte doodkalm
op hen toe.
„Luister eens, Olga mia. Ik moet gaan en zal daar
door genoodzaakt zijn onze dans op te geven. Ik doe
hem aan Max over met mijn hartelijkste groeten- Daisy
zal voor je zorgen en Max kan je naar huis brengen."
„Waarom moet je nu al weg, Nick?" vroeg ze ver
baasd. „Je hoeft toch op dit uur van den nacht niet naar
het palels te gaan, is het wel? Is de Radjah al ver
trokken?"
„Al lang geleden," antwoordde Nick. „Ik moet echter
een zaak afhandelen, die geen uitstel kan leiden, Goe-
dennacht, kindje." Hij kuste haar zachte wang. „Tot
morgenochtend. Maak je alsjeblieft niet te moe en blijf
I morgenochtend lang slapen. Goedennacht, Noel."
j Hij stond op het punt zich om te draalen, doch Noel
hield hem tegen. „Luister eens, Nick, ik heb je den
geheelen dag al Iets willen vertellen, doch had er geen
gelegenheid voor. Wanneer ik jou was, zou ik je aan
raden, heel voorzichtig te zijn. Gisteravond trof ik een
ouden kerel, die zoogenaamd maansteenen verkocht, in
het struikgewas voor je huis aan en ik heb hem je erf
afgetrapt."
Nick stond onbeweeglijk. Er lag een vreemde gloed ln
zijn oogen, toen hij deze op Noel richtte. „Dank je wel
voor je waarschuwing, beste jongen," zei hij met een