VAN DIT EN VAN DAT EN VAN ALLES WAT Geestes-Sport en Hersen-Gymnastiek De Nachtmerrie. EVENTJES DENKEN. VOOR ONZE SCHAKERS. VOOR ONZE DAMMERS. MIJNRAMP. Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 21 Juli 1928. No. 8291 Vraagstuk No. 165. Vraagstuk No. 166. Vraagstuk No. 167. WARE WOORDEN. Vraagstuk No. 168. HP ÊP m JU m 1! fH JÜ 9 m m fH m 31 iU §1 ut §H 8 s onder leiding van GEO VAN DAM. De weerbarstige Kurk. Hiervoor is noodig een wijnflescli en een kurk, die [eel te klein is voor den hals der flesch, zoodat ze inkin de flesch zou vallen. Men houdt de flesch hori- ^Bizontaal en legt de kurk in den hals en probeert nu Jal blazende de kurk in de flesch te krijgen. Kent men a het geheim niet dan zal de toer mislukken. Hoe dat is t|dus klaar te spelen? LP. 1 Nog een kurkenprobleem. Voor deze puzzle heeft men 7 kurken noodig, die niet smal toeloopen, doch cylindervormig zijn; voorts een bak met water. Gevraagd wordt nu om de 7 kurken, zonder ze te belasten, recht overeind in het water te laten Idrijven. OPLOSSINGEN DER PUZZLES uit ons vorig nummer, No. 161. De ijverige winkeljuffrouw. Ze) Zij heeft er 50 X 20 sec. 1180 seconden voor noodig. De meesten zeggen 1200, nl. 60 X 20 sec., doch vergeten, dat bij den 50sten keer de twee laat ste stukken van elkaar geknipt worden. 1A 1. vezj No. 162. Moderne rekenkunde. Dat zou 8Yk zijn, want als 5 X 4 33, dan is dus I ook 33 en is een vierde deel daarvan acht en een vierde. van H. M. HUSE. Zwart: 8. c d e Wit: 7. De diagramstand in cijfers behoort te zijn: Wit KW), Dal, Tf3, Th4, Pd3 en twee pionnen op b3 en e4. Zwart Kd4, Tg2, Ld7, en vijf pionnen op c3, c7. d6, e7, en g3. Wit speelt en geeft mat in twee zetten. OPLOSSING PROBLEEM No. 164, van J. KOHTZ en C. KOEKELKORN. De diagramstand in cijfers was: Wit Kb8, Ta2, Pd3, Ld5 en een pion op b4. Zwart Kb6. Wit speelt Ta2a8 en op Zwart Kb6-b5 volgt Wit Kab8—a7 en forceert bij den volgenden izet mat! Niet de lengte of de breedte maakt de waarde van ons leven uit, maar de inhoud. Het is verkeerd, de kinderen telkens te bedrei gen; ook moet men er op bedacht zijn, nimmer twee verschillende dingen tegelijkertijd te verbieden of op driftigen toon tot hen te spreken. iWees baas over uw gedachten, anders worden de gedachten u de baas. He bescheidenheid is het schaamtegevoel der ziel.- Een weinig lof moedigt aan, versterkt; veel lof edwelmt. Wacht u voor de dronkenschap. Er i8 niets, dat den arbeid zoo verlicht, als een °P»«ruimd gemoed. van W. VERKROOST, te St. Panoras. Zwart: 12. ÉiPl m ma ÉI m, m np m m m /urn, WWA m m Wit: 12. De diagramstand in cijfers behoort te zijn: Zwart, 12 schijven, op 3, 6, 10, 11, 13, 14, 18, 19, 23, 24, 26 en 29. Wit 12 schijven op 25, 27, 28, 32, 36—39, 42, 43, 47 en 48. Wit speelt en winti OPLOSSING PROBLEEM No. 163, van J. ZUIVER te Amsterdam. eDe diagramstand in cijfers was: Zwart 7 schij ven op 1, 12, 14, 15, 17, 18, 21 en een dam op 8. Wit 10 schijven op 16, 23—25, 27, 32, 38, 39, 43 en 44. Wit speelt en wint door 2520, 20X9, 3883, zwart is nu gedw. tot 29X38, waarna wit vervolgt met 39—33, 9-8, 32X43, 16—11 en 3X241! Een zeer eigenaardige constructie voor een pro bleem. Het gelijkt meer een partij-fragment en juist doordat men feitelijk niet weet waar het heen moet, wordt het moeilijk en mooi! ONEERBIEDIGE CONCLUSIE. KarikaturenOslo.) Ik «g je vrouw gisteren !n de Ban* van Lee- niug, Teun! Kijk, komt u daar ook, Burgemeester? Een vreemd verhaal, naar een Engelsch motief, door Sirolf. (Nadruk veihoden.) Ik had verleden maand een dag vacantie. Nu kan ik me niet goed herinneren, of ik U dit al eens ver teld heb, maar ik ben altijd als ik vacantie heb, wel te verstaan een groote luiaard. Dan lig ik zoo'n gansche dag in het gras, liefst in zacht, mollig, geurig gras, op mijn rug, en staar in de blauwe lucht en smook pijpjes en plaag de vliegen met de rook, en eet lekkere belegde 'broodjes en drink koele dran ken in een herbergje, dat niet verder dan 100 meter van mijn ligplaats mag verwijderd zijn en kijk naar de vogels in de lucht en verheeld me in een wereld te zijn, waar niemand mag werken, en waarin ieder een eiken dag plezier voor tien heeft en waar de gouden tientjes aan de hoornen groeien en waar al tijd de zon schijnt en het gras altijd groen is en zacht en geurig, en waar geen ontvangers van be lastingen wonen, die iemand aan den vooravond van zijn vacantie briefjes sturen, om hem te verzoeken binnen drie dagen iets te komen betalen. (Kosten dezes zijn vijfentwintig cent). Nu had ik eerst den heelen morgen de krant liggen uitspellen en daarin allerlei vreemde zaken gelezen. Daar was o.a, een be richt geweest over een buitenlandschen professor, die een kunstmiddel had uitgevonden, waardoor de menschen heel lang konden) leven. Wat het precies was, stond er niet hij. Maar het kwam dan hierop neer, dat die schandelijke professor een tabletje maakte, dat er op het oog uit zou zien als een ge woon pepermuntje. Maar dat peprmuntje was dan gemaakt van de asch van een verbrande en overle den aap. Eén tabletje was noodig, om honderd jaar langer te leven. Namj men meer tabletjes, dan had men evenwel de kans, aap-achtige neigingen te krij gen: Ik had lang over dat rare bericht liggen naden ken en me afgevraagd, of deze professor niets beters te doen had, dan dergelijke schandelijke en met alle behoorlijke opvattingen en begrippen spottende din gen uit te denken, en waarom bijl niet liever tram conducteur werde dan malle fratsen met doode apen uit te halen en er pepermuntjes van te maken. Het was erg warm, het zonnetje stoofde mij en voor ik het wist, waren mijn oogen dichtgevallen en lag ik in diepen slaap. En toen had ik de volgende droom, of erger nog, nachtmerrie. Al was het dan ook klaarlichten dag. Heel precies kan ik het niet navertellen, want zoo als het altijd met droomen gaat, je bent de 'helft vergeten, als Je wakker wordt. Ik droomde dan, dat ik in het jaar 2128 met mijn eene been aan de dakgoot van mijn huis hing en een praatje maakte met mijn buurman-van-drie-hoog, die aan éón hand aanhet puntje van het balcon slingerde en apen- nootjes pelde met zijn groote teen'. „He/b Je het gelezen?", zei hij, terwijl hi| met zijn linkerbeen achter zijn rechteroor krabde, „Over die geschiedenis gisteren op de Nassaukade?" „Nee", antwoordde ik, „Wat was dat dan?" Mijn huurman slingerde zich op het balcon en liep op zijn handen naar binnen. Even later kwam hij terug met een krant en sprong op de leuning van het balcon en wipte vandaar in den dakgoot, waar hij gezellig naast me bleef schommelen aan zijn rechterpinik. Doch niet, da nnalat hij bijlna de helft van den inhoud van mijn doos met insectenpoeder over zijn rug had gestrooid. Ik keek de krant in. Het was de Baviaansche Courant van Juli 2128. Op de voorpagina trof mij dadelijk een bericht, waarboven een vette kop stond: Relletje op de Nas saukade! Een welbekend Kamerlid, ridder van de orde van de Dalenide Zon, klimt in een kerktoren! „Gisteren werd de binnenstad opgeschrikt door één van die pijnlijke voorvallen, zooals die zich den laatsten tijd wel meer voor 'hebben gedaan. Name lijk een plotselinge vlaag van aap-achtige neigingen, bij een overigens heel respectabel burger. Zooals on ze geachte leizers zich herinneren zullen, kwam een zeker huitenlandsch professor er ten gevolge van oen verstandsverbijstering toe, om! twee honderd jaar geleden een middel uit te vinden, om het lever kunstmatig te verlengen door middel van pepermunt- tabletjes. Voor de vervaardiging hiervan gebruikte hij de asch van verbrande en overleden apen. Er zijn enkele menschen geweest, die van deze niet nader te kwalificeeren preparaten gebruik maakten, in het geheim. Bij1 sommigen heeft dat tot de voornoem de uitbarstingen geleid. Gisteren nu, wandelde het ge achte Kamerlid Takmans over de Nassaukade, toen hij opeens zijn wandelstok in het water gooide, zijn hoed door tweeën scheurde en in den .naast bijzijn- den boom klom. Vandaar zwaaide hij. zich omhoog naar den torenspits, die zich op den hoek van de Nassau-kade cn Potgieterstraat bevindt en trachtte de veeren uit de staart van het weerhaantje te trek ken. Daarna klom hij over op een telegraafpaal en ging aan zijn teenen aan de telegraafdraden schom melen Ondertusschen sloeg hij zijn horloge kapot en plukte met zijn vingers de radertjes eruit, die hij smakelijk oppeuzelde. Gedurende vele uren ach tereen bleef hij' aan de telegraafdraden hangen en scheurde zijn pandjesjas in stukjes, tot groot ver maak van de menechenmassa, die alles gadesloeg. De politie deed vergeefsche pogingen, hem naar be neden te lokken, door op den grond apennootjes, ba nanen en spiegeltjes te strooien. Pas toen een van de inspecteurs, die mede op het terrein aanwezig waren, op den inval was gekomen, eveneens in een boom te klimmen, werd de geachte heer Takmans nieuwsgierig en klom, met zijn hoofd naar beneden, langs den telegraafpaal omlaag. Daarna kon hij ge arresteerd worden. Op den weg naar het bureau ge lukte het hem nog twee keer zich los te rukken en in een lantaarnpaal te klimmen. De politie wist hem echter weer op te vangen en naar het bureau te geleiden. Bij' zijn verhoor door den politierechter verklaarde de heer Takmans twee honderd acht en zeventig jaar te zijn. Bij het getuigenverhoor bleek voorts, dat de heer Takmans den laatsten tijd in de Tweede Kamer zeer lastig was. Hij sprak nooit een woord, doch stoorde de vergadering voortdurend, door het kraken van nooten en Curacoasche man gelen, waarvan hij de doppen steeds naar de regee- ringstafel mikte. Ook weigerde hij hardnekkig thuis ergens anders te slapen dan hangende aan de wasch- lijnen op zolder. De politie-rechter wees er op, dat de arrestant groote schade aanrichtte aan het eigen dom van anderen, de orde ernstig verstoord had en zich ook had schuldig gemaakt aan weerspannig heid jegens de politie. Hij veroordeelde hem daarom tot opsluiting gedurende den tijd van 8 maanden in Artis. Wij vestigen er de aandacht op, dat het wel een merkwaardige samenloop van omstandigheden mag heeten, dat de professor, waarover wij in den aan- van schreven, zijn laatste levensdagen sleet in den dierentuin te Weenen". Ik wilde Juist de krant aan mijn buurman terug geven, toen die in een speelsche bui mij aan mijn neus trok, waardoor ik de dakgoot losliet en hals over kop naar beneden tuimeldeik kreeg een geweldige schok.en schrok wakker. De zon stoof de me nog steeds, de lucht was nog staalblauw en de vogeltjes zongen dat het een lust was. Toen be sefte ik, dat alles gelukkig maar een droom, een nachtmerrie geweest was. Maar ik kan U wel ver tellen, dat ik sedert dien dag geen pepermuntjes meer kan zien! Dut n bent twaalf jaar in Cayetmc geweest Daar zal het wel verschrikkelijk heet zijn geweest Ik rü nog als Ik er aan denk (Pages Oales, Yrerdon.) ....Weer daalden ze af in de donkere mijn t Zoo ver van het licht en de zonneschijn, Zoo ver van de aard' en hun huisgezin, Steeds dieper den donkeren koker in! k En de arbeid begon aan het eind van hun schacht, 1 Bij het weifelend licht in den broei warmen nacht Daar beukten hun slagen het zwarte goud, Daar waakte hun lamp voor hun lijfsbehoud, Daar voerden ze zwijgend den strijd om 't bestaan, 1 Waarin reeds zoovelen zijn ondergegaanl Daar wisten ze scherp 't geheimzinnig gevaar, Dat zwijgende loerde, van hier... van daar! Tot plots de houweel uit hun handen sloeg, En de adem des doods door de gangen joeg! Een lawine van' gruis en gesteente valt neer, De echo herhaalt er de echo weer. Dan trekt er het mijngas zijn doodenspoor Verstikkend de donkere ruimten door! En omhoog stroomde 't wild voor de 'hekken saam, Waar men snikkende vroeg naar een dierbaren naam, Naar een vader, die diep in de aarde bleef, Naar een zoon, wien het gas naar de diepte dreef. Men bracht ze naar 't licht op een doodenbaarrM ...jNu liggen ze roerloos naast elkaar! En zij, die ontkwamen aan schrikk'lijken dood, In den strijd om 't bestaan bij den hoogsten nood, Ze grijpen opnieuw naar hun' wachtend houweel, Aanvaardend hun taak als hun levensdeell Weer dalen ze af in den diepen schacht, Tot den arbeid gereed in den donkeren nacht, In den nacht, die zoo vaak door zijn zwijgen benauwt, En zooveel in zijn schaduw verborgen houdt. Met hun voorgevoel, dat maar blijft en blijft, Met hun plicht, die hen weer naar beneden drijft! Glöck auf, kameraad, die jo leven waagt, Met je armen vol kracht d' industrieën draagt! Moge aan 't eind van je arbeid de vreugde zijn, En een schoone plaats in de zonneschijn!! (Nadruk verboden.) Juli 1928. KROES. De inviteertnde Pinguïn: Kom van avond bij ons aineeren. Gewoon in je zwarte jacquet, hoor! (Journal Amusant).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1928 | | pagina 19