r Turkije, als stootblok tegen het bolsjewisme. DE VACANTIE-VADER. DE ZOMER-IDYLLE VAN ZACHARIAS SLOFDOF. Zaterdag 18 Augustus 1928 71ste Jaargang. No. 8307. Met vacantle, met vacantle! 'a Morgens vroeg al ln de weer, Kindera draven ln de acheem'rlng Door Je kamers op en neer. Koffers pakken, koffers persen, Tot een riem doormidden knapt, En Je vrouwtje verontwaardigd Vast naar het station toe stapt! Met vacantle, met vacantle! Elnd'lijk alles ln den trein...... „Pietje, blijf van dat portier af, „Moet je weer ondeugend zijn? „Man, heb jij nu alle kaartjes? „Wlmple, trek geen vies gezicht! „Is dit wel de goeie richting, „En ls thuis de gaskraan dicht?!" Met vacantle, met vacantle! Tante staat al op 't perron. Wulven! „Hé, da's nog eens aardig!" Bulten blakert fel de zon. „Woont U hier?" Een heerlijk huisje, „En met riet? Dat zie je meer! „Wlmple bijt niet op je nagels, „Man, zet toch die koffers neer!" Met vacantle, met vacantle! 't Is nu immers het seizoen! „Pappie, speel jij met de klnders, „Dan kan ik m'n slaapje doen! „Ga vanmiddag naar een speeltuin, „Schommel, wip en kettingbrug, „En kom dan zoo tegen theetijd „Langzaam wand'lend weer terug!" Met vacantle, met vacantle! Klnders op een kermisbed, Slapeloos en ongezegg'lljk Door de vrije zomerpret! „Moet je pappie bij je komen, „Met een lange, lange lat? „Mag jij wel je zusje knijpen? „Vader, zeg jij ook eens wat!" Met vacantle, met vacantle! Elnd'lijk Is de pret gedaan, En blijft de vacantle-vader Voor zijn trouwe hulsdeur staan. Met een suffig lachje vraagt le: „Hoe is 't vrouwtje, zei je wat? „Of ik 't prettig vond? Natuurlijk!! „Ja, een leuke reis gehad!!!" AugustuB 1928. (Nadruk verboden). Een oorspronkelijk verhaal door SIROLF. (Nadruk verboden). Het was toch al zoo'n eigenaardige dag, dien Augus tusdag, op het kantoor van de firma Zweetmans, Knij- peldorf, Sabbelstik en Co., grossiers in manufacturen. Toen Zacharlas Slofdof, de boekhouder, die al zeventien Jaren nauwkeurig boek had gehouden van alle wollen en katoenen kousen en strengetjes stop-sajet, die door de firma verhandeld werden, dien morgen het don kere, duffe kantoortje, waar altijd met kunstlicht ge werkt werd, binnen was gekomen, was er nog niemand geweest De juffrouw die de machine betlkte niet en Plet de loopjongen niet en Arie de jongste bediende- duvelstoejager niet en de baas ook niet Nee, de baas was er ook nog niet Het was ook nog erg vroeg, voor half negen. En buiten scheen de warme, stovende Augustuszon, vanuit een staalblauwe hemel, over goede en booze menschen, en stoofde bedwelmende geuren uit tallooze bloemen, die de menschen allerlei dartele ge dachten door hun bol deden huppelen. Toen Zacharlas Slofdof zijn hoed had opgehangen, zijn jasje verwis seld had voor een oud kantoorjasje, was hij op de hooge, ouderwetsche kantoorkruk geklommen, achter de lessenaar, waarachter hij zeventien jaar cijfertjes had sltten peuteren en had een oogenbllk de handen laten brengen?8 wanneer Iaat Je het °P ^ed Sinds ik getrouwd ben en een mannetje voor zulke karweitjes heb rusten en was eens eventjes aan het peinzen geslagen. O, heel even maar, want de tijd van de firma Zweet- mans, Knijpeldorf, Sabbelstik en Co. was kostbaar. Maar er was toen toch ook zoo Iets geks gebeurd. Daar vloog opeens de kantoordeur open, terwijl plotseling een luid gejoel en geschreeuw het duffe kantoortje vervulde. Het leek wel, of de zomer ln •Igea persoon was komen binnenvallen. De lucht was vervuld van kreten, die riepen, heel dringend riepen: Slofdof, kom Zacharlas Slofdof! Slofdof! Slofdof! Kom dan tooh, Zacharlas Slofdof! Slofdof! Daar ln den Ingang van het kantoor, stond de baas, de oenlg overgebleven firmant, menoer Sabbelstik! Hij was zonder hoed en had een krans van morgrlotjes om zfjn kelen schedel en een overmoedige hand had een rood strikje om zijn baard gestrikt! Aan zijn eene arm bad hij de Juffrouw van de tikmachine, die maar steeds proppen maakte van brieven, die ze uit het brleven- m and je had gehaald, en die ze speelsch naaj het hoofd van Zacharlas wierp. Aan zijn andere arm bengelde Plet, de loopjongen, met den hoed van den baas over tl a Oud-Angora uithet Noord-Oosten gezien. H 1 1 Overblijfselen van de Seïdsjoeken-muur van Oud- Angora. Karavanen kampeeren op de helling; men ziet enkele gebouwen uit den nieuwen tijd. Besten van de Seldjoeken-stadsmuur van Angora. De groote oorlog was ten einde. Te Moed.ros op het eiland Lernnos was de wapen stilstand geteekend. Het eens zoo machtige Turksche Keizerrijk was aan alle kanten geamputeerd. In Europa behield het bij de gratie der onderteekenaars nog de hoofdstad Constantinopel met een klein stuk grondgebied er omheen. Slechts Klein-Azië mocht het behouden naar het scheen. Het was slechts schijn, dadelijk reeds werd een oostelijk deel geoonfiskeerd, kort daarop maakten de Italianen zich meester van het Zuiden. De Grieken achtten den Zieken Man toen zóó ziek, dat zij alle plaatsen, waar de meerderheid der bevolking Grieksch was, voor zich opeischten. Een vloort, geëscorteerd door Engelsche oorlogsschepen, bracht in Mei 1919 een igroót landingsleger naar Smyrna. De Grieken begonnen een medoogenlooze veldtocht in het ongelukkige Klein-Azië. Heden nog ziet men de puinhopen der door de Grieken uitgemoor de en verwoeste steden en dorpen. Maar in die dagen der ijzelijkste vernedering deed de reactie op die ellende reeds haar eerste schrede. Er was immers besloten, dat het Turksche leger ont wapend moest worden en wie hadden de mogendheden daartoe aangewezen: Moestafa Kemal Pacha, de dap pere bekwame generaal, door den Duitsohen veld maarschalk Lüman von Sanders ln zijn boek over den oorlog geprezen. Moestafa Kemal Pacha had de geweldige vernede ring van zijn vaderland gezien en wel dadelijk zal de gedachte bij hem opgekomen zijn of er niets te redden was. De vernedering was ook te erg. Want het vredes verdrag van Sèvres had de overeenkomst van MoedTos niet alleen bekrachtigd, maar er nog een schepje op gedaan. Van Klein-Azië bleef dan ook zoo goed als niets over. In het Oosten werden Armenië en Koer- distan gesticht, overal werden Pransohe, Engelsche en Italiaansche invloedssfeeren gecreëerd, hetgeen als vrij Turksch gebied overbleef, was feitelijk niet noe menswaard. Moestafa Kemal Padha werd door de Engelsehen, die hem te Constantinopel te gevaarlijk achtten, naar Klein-Azië, naar Samsoen aan de Zwarte Zee gestuurd en daar begon hij de organisatie, die de vrijheid voor Klein-Azië als Turksch gebied en nog veel meer zou bevechten. Aanvankelijk was het een guerïlla-oorlog, want het was Moestafa en zijn vrienden slechts mogelijk geweest om hier en daar benden te verzamelen en zoo goed en zoo kwaad als het ging te bewapenen. Moestafa had behoorlijk routine is krijgsoverste, want hij was het geweest, die de Britten aan de Dardanellen en de Rus sen in den Kaukasus verslagen had, maar wie had •gedacht dat in dezen krijgsman ook staatsmanstalen ten zouden schuilen! Behalve een leger organiseerde hij ook een civiel bestuur, waarvan hij het hoofd was. Militair en civiel gezag waren in hem vereenIgd en hij wist al spoedig zijn vijanden respect af te dwingen. De groote mogend heden moesten echter het Ijveren voor de rechten der Turken niets hébben en 16 Maart 1920 werd door En- land en Frankrijk Constantinopel bezet en werden de aanhangers van Moestafa Kemal Pacha naar Malta verbannen. Moestafa was hierdoor allerminst uit het veld geslagen en daar hij, dank zij het succes zijner wapenen, reeds Angora tot zijn heroverd gebied kon rekenen, vestigde hij daar den zetel van het Turksche Rijk en deed daar de Volksvertegenwoordigers verga der en. Hoe reeds dadelijk een andere geest in het Turiksche volk gevaren was, kan bewezen worden door het feit, dat de Volksvertegenwoordiging geweigerd had, een besluit tot ratificatie van het verdrag van Sèvres goed te keuren. Was 1918 een ongeluksjaar voor de Turken geweest, 1921 zou een geluksjaar worden. Den 6en Januari van dat jaar vielen de Turken de Grieken, die reeds tot Eskl Chehir voortgedrongen waren, aan en wel met een overweldigend succes. Het Grieksche leger werd op de vlucht geslagen, de geheele Grieksche Etat Major werd gevangen genomen. Wie voorbij Eskl Chehir spoort, ziet nog overal oud roest liggen, het zijn Grieksche wapenen van allerlei soort, door de vluchtende Grieken achtergelaten* Van Eskl Chehir begint voor Turkije de victorie! Terecht zeggen de Engelschen: no success hut suc- cess. Immers werden de Turtken nu dadelijk voor vol aangezien. De Russen sloten een overeenkomst en gaven het inmiddels verkregen Klein-Azlatlsch grond gebied weer terug. Frankrijk stuurde den heer Franklin Bouillon. Deze wist niet beter te doen dan in October 1921 een overeenkomst te Angora te teekenen, waar na het Franuche leger uit Klein-Azië verdween. Met achterlating van allerlei geschut, wapenen en ammu nitie, met het igevolg dat Kemal goede wapenen voor zijn leger kreeg. Dit is een zonderlinge geschiedenis, trouwens er is zoo veel zonderlings geschiedt. Wie kon nu nog een touw vast maken aan de politiek der Groote Mogendheden. Engeland vooral heeft dwaas heden uitgehaald in het Naburige Oosten en het ge volg is, dat de Turken, die vroeger zoo op de Engel schen gesteld waren, al aalden en smoesden de Duit- schers en Fransohen nog zoo, vandaag aan den dag geschuwd zijn. Het slijt wel weer uit op den duur, maar het feit bestaat dan toch maar. Het ia voor de Engelsohen een bard gelag. Moestafa Kemal Pacha zag de ster boven de halve maan weer fonkelen en begreep, dat hij, wilde hij zijn land niet alleen redden voor den ondergang, maar ook weer een plaats van beteekenls ln de wereld ver schaffen, met ijzeren hand en vasten wil moest blij ven doorgaan. Zoo kwam hij er toe om in November 1922 het Sul tanaat af te zweren, zoo heeft hij niet geaarzeld om later het Kalifaat op te heffen. Eerst was nog, nadat de laatste sultan Mohamed VI zich op een Engelsoh oorlogsschip naar Malta in vrijwillig asyl begeven had, het Kalifaat in tact gebleven, maar Moestafa Kemal Pacha en zijn bekwame rechterhand Ismeth Pacha, za gen langzamerhand in, dat het ondoenlijk was een nieuw gezond Turksch Rijk op te bouwen op gedeelten van de oude fundeeringen die rot bleken te zijn. Het Mohamedanlsme bezit nu eenmaal „les fautes de ses quallté's" in hooge mate. Het vele bidden, de lange vasten van de Ramazan, soms in tijden, dat men een maand vasten allerminst verdragen kan, want de Ramazan of Vastenmaand verspringt leder jaar, werkten verlammend op de bevolking. Het verbod ten opzichte van het gebruiken van ster ken drank en het ritueele wasschen, hoe goed ook ove rigens, kunnen toch de schaal niet ten gunste van een stijf vasthouden aan de Mohamedaansche voorschriften doen overhellen. Zoodra het Kalifaat was verdwenen, werden ook de te scherpe kerkelijke gebruiken afge- sohaft of gewijzigd. Alles wat fanatieke niegingen In de hand werkte, bijv. het overdreven bewegen van het lichaam gedurende het uiten der gebeden, werd ver boden. De fez werd afgeschaft, er werd bepaald, dat de vrouwen ongesluierd zouden gaan en al is dit laat ste nog met minder strengheid dan het eerste toege past, toch zal men na 1930 geen gesluierde vrouw meer in Turkije zien. Indien tenminste dit regiem aan het bewind blijft en dat is zeer waarschijnlijk. Wanneer allicht ln het begin een vrij krachtige op positie tegen het nieuwe regiem bestaan mag hebben, zoo is dat thans grootendeels verdwenen. Niet alleen omdat Kemal Pacha de verkiezingen naar zijn hand zette en de oppositie geen macht meer laat, maar ook omdat de opposanten hébben leeren inzien, dat het Kemal'sche regiem gunstig werkt. Wat ls er ar niet verbeterd. Wilt U wel gelooven, lezeres en lezer, dat Ik ia enkele maanden tijd ln allerlei zaken verbetering héb kunnen bespeuren. Het ls natuurlijk niet zoo gemakkelijk, om van een Oostersch een Westersch land te maken en toch ge schiedt dat in Turkije. Laten wij een publiek vervoermiddel nemen, de spoor wegen, men constateert dat het personeel beter ge schoold raakt, dat dc rijtuigen beter onderhouden worden, en ook gedurende de rit zindelijk en schoon blijven. De brandweer in de groote plaatsen als Con stantinopel, Smyrna en Angora, ls op Europeesche wijze geschoold en werkt zeer goed. In de zelfde groote plaatsen ziet men de stads reiniging en de sproeldlenst ln volle werking. In de postkantoren gaat alle* ordelijker en beter toe. Dat is niet zoo gemakkelijk, omdat de Turken een democratisch, volk zijn en nog niet zoo precies weten van de verschillende loketten, van beurt af wachten en wat dies meer zij. Men bemerkt weinig van het geloof. Ik heb slechts één keer, In al die maanden, een priester op een minaret gehoord. Heel zelden ziet men een priester op straat on toch zijn zij gauw te onderschelden aan hun tulband en loopt men ze dus niet zoo licht voorbij. De godsdienst is geheel vrij gelaten, maar de kloos terscholen zijn opgeheven. Dit laatste ls een zegen voor het land, want-men leerde ln die kloosterscholen nleta dan den Koran en daarmede kan men toch niet den „struggle for life" aanvaarden. Men doet in Turkije nog lang niet genoeg voor het onderwij-s, maar men is nog ln het begin. In groote steden treft men voor de niet-Muselmannen nog R.K. scholen aan. Aan Turken is de toegang tot die scholen door de regeering verboden. Het zou ln strijd wezen met het Turksch nationalisme indien men het wel toeliet. De regeering breidt het onderwijs geleidelijk uit, zich daarbij spiegelende aan de ln 1919 begane Jong-Turk- sche fout, toen men wel allerlei middelbare en andere scholen stichtte, maar niet over de noodlge leerkrach ten beschikte om onderwijs te geven. Het Hooger onderwijs ls een der meest noodige za ken, want hoe krijgt men anders de noodigo bekwame rechters, doctoren en ingenieurs. Voorheen waren het de Oclema's, de hoogere geestelijken, die recht spraken, thans moeten er civiele rechters voor ln de plaats treden. Dan heeft men echter de noodige rechtsge leerden noodlg. Vcoiheen waren er bultenlandsche doctoren, die ln de groote plaatsen een rijke praktijk hadden, nu wil men bij voorkeur inheemsche artsen de practijk zien uitoefenen. Voorheen waren het bultenlandsche ingenieurs, die werken ontwierpen en uitvoerden en thans zou men zoo gaarne Turksche Ingenieurs san het werk zien. Het land het nieuwe Turkije ls echter nog te jong en slechts over 20 jaar zal men Turksche rech ters, doctoren en Ingenieurs met ervaring hebben Het zelfde geldt voor den handel, voor het bankwe zen, voor den landbouw, voor den winkelstand. Voorheen Heten de Turken dat allemaal over aan buitenlanders, of Grieken, Armeniërs en Joden. Se dert het vredesverdrag van Lausanne, waarbij het Ismet Pacha gelukte, dank zij groote bekwaamheid en tact, een groot deel van Europeesch- en geheel Azia tisch Turkije terug te krijgen, heeft men den ruil der naties gekregen. Turken in Macedonië en elders ln Europa, Grieken en Armeniërs in Kleln-Azlë werden uitgewisseld tegen elkaar. In Constantinopel bleef het bij het oude, du* daar veranderde feitelijk nleta In Kleln-Azlë, ln Smyrna en elders vleien de plaat sen der verdwenen Grieken en Armeniërs open. Merk waardig genoeg zijn de Joden niet dadelijk In die open/gevallen' plaatsen gestapt. Naar men mij verze kert, is het Joodsche element hier ln Kleln-Azlë lang niet zoo vlijtig en bekwaam als In West-Europa. Ook de Turken wiste: niet dadelijk gebruik te ma ken van de kansen hum door het openvallen dier plaatsen geboden. Toch zal er langzamerhand ook een groote Turksdie middenstand ontstaan en zullen Turk sche winkeliers niet onderdoen voor die der andere naties. Waarom ook? De Turk ls zeer correct en beleefd en heelemaal niet dom. Het onderricht ontbreekt echter velen nog, maar dat zal steeds beter worden, hoe meer men aan het onderwijs zal besteden.. Ik heb uitstekend geleidde ambachtsscholen bezocht, waar de jongens intern zijn. Ik heb ze herhaaldelijk bezodht en gezien wat men met weinig geld voor won deren bereikte. De jongens bouwden zelf de lokalen en gebouwen, noodlg voor de toestroomende nieuwe leerlingen. Een school, In 1924 met 30 jongens begon nen, telt thans nu 380 leerlingen. Van oude motoren enz., oorlogsbuit notabene, wor den installaties voor electrlsch licht en electrlsche bedrljfskracht gefabriceerd. Zelfs zal men de naburige stad gedeeltelijk van licht vooralen. Maar alles gaat langzaam, want de flnantleele zorgen zijn groot. Laten wij dat eens naderbij bezien. amüPTTBTi' I I CWonSt v«nrol#4.) I <t i Jt 0

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1928 | | pagina 13