GRABBELTON.
EVENTJES DENKEN.
KAARTEN.
VOOR ONZE SCHAKERS.
VOOR ONZE DAMMERS-i
Een nieuwe onzichtbare straal
Een goed antwoord.
Vraagstuk No. 181.
Vraagstuk No. 182.
Een trucje met kaarten.
Vraagstuk No. 184.
Ég
IIP
ut
Hf
Hf
ff
§1
Éi
Hf
H
ff
Éi
fü
fÜ
lü
ff
j§§
m
9
11
fff
11
li
i§
JU
Hf
ÉH
HH
li
w
Hf
8
m
w>
WÉ
icing van een auto-motor op gang. De achtor het ven
eter geplaatste auto doet dan een toertje door de
groote toontaal van de onderneming. De buitenge
wone groote gevoeligheid van de geieelereche buie is
te danken aan een vinding van oen Jong ingenieur
Knowles, die bij de Westinghouse Cy. in betrekking
is. Of de vinding ook praktische waarde heeft moet
de tijd leeren.
Die Umschau, het Duitsche weekblad voor weten
schap en techniek, waaraan het bovenstaande is
ontleend, geeft er een plaatje bij, waarop zich een
dichte menigte voor het venster van de autozaak
verdringt.
De grootste bezienswaardigheden van onze
stad? De opgebroken straten, meneer. U volgt ze
maar, dan komt u door de heele stad!
GEHEIME PROEFNEMINGEN BIJ NANTUCKET.
Vermeerdering van de veiligheid ter
Naar het Engelsche blad, de „Daily Telegraph" uit
Southampton verneemt, hebben de laatsten tijd ter
hoogte van Nantucket geheime proefnemingen plaats
gehad met een nieuwen onzichtbaren straal, welke
waarschijnlijk in hoogst belangrijke mate zal bijdra
gen tot vermeerdering van de veiligheid ter zee. Door
de ontdekking wordt „de afstand, waarover het men-
schelijk oog zien kan, twintig maal vergroot"
De straal heeft des nachts dezelfde waarde als over
dag, en biedt bovendien het voordeel, dat hij zijn macht
behoudt wanneer het mist De uitvinding, welke
Britsch is, werkt ongeveer op dezelfde manier als te
levisie. Het door den straal opgevangen beeld wordt
weergegeven in een soort spiegel op.de commandobrug.
De uitvinding wordt voornamelijk door Britsch ka
pitaal gefinancierd. Men verwacht, dat zij ln de naaste
toekomst vervolmaakt zal zijn.
De nieuwe White Star llne zal van de uitvinding
gebruik maken, evenals de twee onlangs gebouwde
groote Duitsche stoomschepen.
Van deskundige zijde wordt aan de „Daily Telegraph"
geschreven:
De uitvinding schijnt zich ontwikkeld te hebben uit
een „geheim" van de admiraliteit, waarvan de weten
schappelijke adviseur van dit departement, prof. J. C.
McLennan, voor het eerst gewag maakte in 1919. Hij
deelde toen mede, dat het na onderzoek mogelijk ge
wonnen, maar ze wazze der an wend om, in de eerste
plaas, altoid te vechten teugen 't zei water, dat hun lan-
deraien tellekens overstróómde; in de tweide plaas teu
gen de wilde dieren, vooral wolleve, die toen hier in
groote troepen nag voorkwamme. Koning Radboud liet
ommers as straf voor dieven en moordenaars, de misda
digers ok teugen wolleve vechten. En in de derde plaas
teugen veê- en zeirouvers. Nou, 't beetje krolgsvolk dat
Radboud bal zich had, had er niet op rekend, dat der
onderweg nag 'n vechtpartal plaats hewwe zou; de pal
len en werpspiese wazze óp en toen gooiden zai in hun
wanhoup 't voertuig, weer 't doupvond mee nei Medem-
blik vervoerd wier, van de houge Zeidoik of nei de
Bloótebienelanders, maar 't gaf hun niet veul uitkomst
meer, want Radboud wier gevangen nomen, mit de
bedoeling om teugen 'n heel gróót losgeld weer los te
leiten. Maar deur de val van 't voertuig van zoó'n groote
hougte, was 't doupvond door midden broken: de iene
halleft rolde nag 'n stukje veerder en kwam in de diepe
kolk terecht, weer 's misskien nè.g lold, want 't ls nag
nooit terugvonden; de aare halleft bleef op de grond
legge. En 't volk was zoo vrelselik kwaad deerover en
razend, dat ze pakten Radboud lensklaps beet en wier
pen hem ók in de diepe kolk. En toen nel ofloup van de
groöte vechtpartal do Bloótebienelanders nei huls gon-
gen mit hun ontvoerde vrollle en kindera en vee, hewwe
ze 't halleve doupvond ok meevoerd, maar ze wazze
zoö louf van 'i vechten, dat ze 't selvens neerlold hewwe
in de kerk van Ierswoud, om bal gelegenhald nel Houg-
woud brocht te worren, weer 't vandein kwam. Maar in
151Ö lag 't deer nag! In Hougwoud wilde zal 't zeker
niet meer terug hewwe: wat hadde ze an zoó'n stikkend
doupvond? En toe der te Ierswoud ln 1510 'n nuuwe
kerk bouwd wier, lag 't de bouwers in de weeg en had
den ze 't versleipt nei de bóerderal vlak neist de kerk,
weer nou de weduuw Broere weunt en 't deer neerlold
vlak bai de mishoup achter 't huis. Bloedtoet, gane je
morgen maar deres kalken met Sire, den kin ie 't zelf
zien, want zoó je weete, loid die atien deer n&g. En deer
binne 'n houp boere, die do Tlentoón-Elfrlb zien hewwe,
dn of bai de 'kolk; 'n heele groöte snoekekop mit skerpe
tanden en valsche wreide ougen, want as je ln 't water
leeve, mot je kieuwen hewwe; en den de borat van 'n
mensch, mit skubben bedekt, want as je op 't land kome,
root je longen hewwe; twei armen mit vingers mit heele
lange neigels; en den twei heele groóte lange vinnen,
weermei ie geruischloóa voortloupt, aigenlik voortskuift.
As ik zoó seivens allien rustig voor m'n raam nei buiten
zit te kaike, beurt 't oftig, dat ik hem in 't skemerdon-
ker plois9llng vcorbai zien gaan. Toen Ik hem 't vo
rige jaar op 'n eivend weer voorbai zag skuiven, bin ik
gouw nei 't poortje an de streit loupen en hew hem nei-
keken en zag toe, dat ie deur 't poortje van de kerk bai
't kerkepad gong. 't Skoint, dat ie den in die griezelige
hook bai de toren mit aare gelsten of spouke vergade
ring houdt bai de regenbak, die deer bai de toren staat
en net ofloup deervan gaat ie altoid over het kerkhof
en langs 't laikenhuissie nei de bóerderal deer vlak neist
en steekt den, zooas menschen oftig zien hewwe, z'n
linker póót ln de halleve doupvond, die deer loit en geeft
den vreemde geluiden, wesrover Kramer de Poep, die sel
vens in den zourner oftig z'n lange Duitsche poip buiten
staat te rouken, weer wel 'n hallef ons tabak in gaat,
jeulie wel meer kan vertellen, want die heb 't vaak
hoord. „Der roeft oem sein Wodan" zoid de Poep. Dat
is natuurlik de ronddolende ziel van Radboud, die gien
Chripter. en gien Haiden is, deurdat ie hallef doupt ia
en as hallef mensch kin ie niet uitsluitend van klaine
viach leven, maar lust ie of en toe ok graag vlela; daar
om heb ie altaid 'n zak op z'n rug, weer in ie klaine kin
deren «topt, die celvene teugen da£ 't donker wordt, *ï-
bleken w&a onder zekere omstandigheden gepolariseerd
licht of ultraviolette en infra-roode uitstralingen te
geb(rulken voor geheime eeinen. Vooral met laatst-
genoemd ultstalllngetype waren, zelfs bij mist, voortref
felijke resultaten bereikt over aanzienlijke afstanden.
Later gingen er geruchten omtrent een volmaakt
middel tot uitbreiding van het gezichtsveld op zee in
duisternis of mist, maar het geheim was toen nog
het uitsluitende bezit van de admiraliteit.
De nieuwe „llfe ray" gelijk de straal genoemd wordt,
in tegenstelling tot de blijkbaar apocryphe „deathray"
waarover zooveel te doen geweest ls, is onzichtbaar
voor het bloote oog. Speciale apparaten moeten op
schepen worden aangebracht, zoowel voor het projec
teeren als voor het opvangen van den straal, opdat de
ontdekking van practisch nut zal zijn voor de scheep
vaart.
Zoo de nieuwe vinding beantwoordt aait dg ver
wachtingen, dan zal zij veel ertoe bedragen, het ge
vaar, waaraan da scheepvaart la blootgesteld In duis
ternis en mist, op te heffen. Ook voos da loohtaaart aal
avan gzznta waanJa kunnen ag&
ANEODOTB VAN DEN „OUDEN HJ3XTZ",
De Berlijners deugen nergens voor. Dat was de
meening van den Ouden Frits", bij wien, zooals
men weet, de Berlijners geen goed konden doen.
Eens kwam een candidaat in de theologie bij' den
koning op audiëntie en vroeg om een predikante
plaats.
Waar komt ge vandaan? vroeg de koning.
Uit Berlijn, majesteit, was het antwoord.
i Wat, uit Berlijn? De Berlijners deugen nergens
voorl
De candidaat gaf met veel gevatheid ten ant-
woord:
Behalve twee: Uwe majesteit en ik!
Dit antwoord beviel den „Ouden Frits" en de can
didaat kreeg een plaats.
San goodo raad.
Zij waren nog niet laag verloofd, maar zijn lief
de begon al te bekoelen.
„Henry", murmelde zij, „hoeveel hou je van me?"
iHij dacht een oogenblik na. „Wel", zei hij, „liefde
ia nu niet behaald iets, dat je op een keukenweeg
schaal kunt afwegen? Maar, hm, ik hou wel van je,
hoor".
„Maar maar zou je voor mij door het vuur
gaan?"
Henry stond op, nam zijn hoed en zei: „Hoor eens
hier, als je zoo'n man wil hebben, dan kun je veel
beter met een brandweerman trouwen.'
Volkomen genezen!?
Een belangstellende bracht een bezoek aan een
krankzinnigengesticht. In den tuin wandelend, kwam
hij iemand tegen, die deftig den hoed voor hem af
nam. Den man aansprekend, vroeg hij: „bardot
meneer, neemt U mij niet kwalijk, maar behoort U
tot de inrichting, of, hm, bent U een, hm,
verpleegde?"
Ik ben een verpleegde, maar ik ben al aardig
opgeknapt.
Zoo, dus U bent genezen?
O ja, morgen word ik genezen ontslagen. Een
mooie inrichting anders hier, vindt U niet?
Ja, zei de belangstellende. „Heel mooi Maar,
wat is dat voor een man, die daar zoo trots rond.!
loopt, met zijn hand tusschen zijn vest?"
D&t, zei de genezen verpleegde. „Dat? O, die
man is stapel-idioot. Die verbeeldt zich, dat hij Nt
poleon is.l"
„Treurig, treurig'', zei de belangstellende meowa-|
rig het hoofd schuddend.
„Ja, en weet U wat het ergste is?" zei zijn
leider, „Dat die stumper zóó mal is, dat hij niet
ziet, dafe IK Napoleon ben!"
GEMOTIVEERDE BELANQSTS-lUNa
JagendMünchen.)
GKaaIS dineeren.
Zeven verschillende bezoekers van een Restaurant
kwamen: de eerste lederen dag, de tweede om den
anderen dag, de derde om de twee dagen, enz., tot
aan den zevenden, die maar ééns in de week kwam.
De waard, die een gulle bui had, beloofde dat hij hen
allen een gratis diner zou aanbieden, als ze voor den
eersten keer allen denzelfden dag verschenen.
Na hoeveel tijd zal de hotelhouder dit gratis diner
moeten geven?
fan de GapperWat lees je daar?
Kees ds Breker: De kritieken over m'n
taaisten slag.
lien over de streit loupen. Ze zegge, dat ie nooit buiten
de provincie Bloótebieneland komt en overdag zwumt
ie alle sloöten óf en is den as Bullebak errig gevaarlik
voor klaine kinderen, die te dicht an de sloótkant ko
men, want iemes lesten heb ie nag 'n kloin moidje van
vier jaar in 't water trokken, dat op 'n stoep 'n wor
teltje zat of te spoelen. Gelukkig is 't nag bai toids ont
dekt en 't klaine kind op told uit 't water haald. Groóte
kinderen, die zwumme kinne, doet le evenwel gien
kwaad; dat weet ie persies, wie der wèl en wie der niet
zwummen.
Toen Maartje tot hier komen was mit heur Spoukver-
haal, begon ze louf te worre: van 't vertellen, 't Was ok
'n drokke dag voor der weeBt
Nag nooit had zal dankbaarder gasten had as de
kortbroeken, die den ok meer den voldein wazze en die,
as of 't ófsproken was, Maartje in den midden name en
'n rondedans uitvoerden: de'raimelarai zat deer toen in
de lucht, ók in de gezellige huiskamer:
Triomf, de vreugde stijgt ten top,
Hijsch Holland, vlag en wimpels op
En laat ze wapperen langs 't strand.
Nu Maartje danst met goud bela&n,
Ze brengt als steeds de vreugde aan,
Is 't feest ln Bloótebieneland,
Is 't feest in Bloótebieneland.
Maartje danste en zong mee, die goeierd. Maar toen ze
in der knip nel 'n Brebantsche cent zocht en die vóór
haar op tel fel neerlaide, toen wisten wal wel hoe lelt
't was en dat ze dus tóch houfdpoin had, maar 't niet
had willen zegge.
In 't skemerdonker verlieten de kortbroeken de gast-
vraie weunlng van Maartje onder 't zingen van 't ne
gende Vaderlandsche Mopje van Meister Tates:
(Wijze: Een kopje boter, al voor een stooter).
Michiel de Ruiter, Een echt' opstuiter,
Draald' aan het wiel, Schoon 't slecht beviel
't Was dan eens hollen, En dan weer sollen,
O, 't ging zoo slecht, Met Hansjoknecht!
En toen 't vroólikke troepje de pastorie voorbal was
en bai 't hek van 't kerkepad ankommen, zweeg het en
hield 'n ougenblik halt
„Kolk, deer hew je nou de regenbak, weer Maartje
van sprak."
Mit 'n fluisterstem zal de Bloedtoet:
,,'t Is toch maar goed dat domenie Bruins deer vlak
bal weunt; je kinne aars toch nooit eres wete."
De Witbig keek om. „Koik," zai die, „Maartje staat
mit Sire bai 't poortje van der huis ons nei te ougen."
„Dag jongus!"
„Dag Maartje; we binne niet bang hoor, van de Tien-
toón-Elfrib".
Delgs deernei had Maartje zoid, teugen de menschen
op 't durp: „O! o, wat binne ze drök weest, wat binne
ze drok weest!"
Zoo'n Goeierd!
Maartje sleipt al lang den eeuwigen sleip, maar de
ronddolende ziel van Koning Radboud leeft voort, hallef
mensch, hallef vlsch, in de diepste der diepe kolken,
eeuw in, eeuw uit, zich voedende mit klaine visch en in
't skemerdonker rondloerende deur t Bloótebieneland
nei klaine kinderen zonder gelaide: de Tientoón-Elfrib,
mit z'n zak op z'n rug!
Wordt v«rvel£&
EEN SOORT MARATHON.
Vier personen, A, B, C en D vertrekken van het
zelfde punt op een ronde baan, die een mijl ln omtrek
ls. A. legt 5 mijl per uur af, B vier mijl, C drie mijl
en D twee mijl per uur.
Hoe lang zal het duren voor alle vier tegelijkertijd
weer bij het uitgangspunt zijn?
OPLOSSINGEN DER PUZZLES
uit ons vorig nummer.
No. 177. „HET BALANCEERENDE POTLOOD."
Men steekt het lemmet van een pennemes, hoe
kleiner en lichter hoe beter, in het potlood, dicht bij
de punt en In de richting van de lengte-as. Dan sluit
men het mes gedeeltelijk. Den julsten hoek moet men
door proefneming te weten komen, daar deze zal af
hangen van lengte en gewicht der belde artikelen.
Weet men deze hoek, dan kan het potlood op den vin
gertop gebalanceerd worden.
No. 178. „EEN MEETKUNDIG PROBLEEM."
Dat kan hij doordat hij de „hoogte" heeft en de
baas ls (basis)!
Uit 27 kaarten de kaart aan te wijzen, die iemand In
gedachten genomen heeft I
Men schikt daartoe de kaarten in drie hoopjes, elk
van 9, door beurtelings een der kaarten op elk der drie
hoopjes te plaatsen. Terwijl men dit doet, moet iemand
uit het gezelschap een der 27 kaarten onthouden env
U, nadat alle kaarten op stapeltjes liggen, aanwijzen
in welk pakje zich die kaart bevindt. Men legt daarna
de verschillende hoopjes op elkaar, en wel zóó dat het
aangewezen pakje in het midden komt te liggen;
daarna maakt men weder drie hoopjes van de kaarten
op de zelfde wijze als de eerste maal en laat weder
zeggen ln welk hoopje zich de gedachte kaart nu be
vindt Men plaatst dit hoopje weder ln het midden
van de belde anderen en maakt op dezelfde wijze op
nieuw drie hoopjes, elk van 9 kaarten. Men ls dan ze
ker dat de vijfde kaart van het pakje, waarin men U
zal zeggen, dat zich thans de bedoelde kaart bevindt
degene ls welke de persoon heeft onthouden. Men kan
die er dua direct uithalen, of indien men ze naar de
meermalen aangegeven volgorde op elkander legt zal
die kaart de veertiende van bet geheele spel zijn.
Deze toer kan ook verricht worden met behulp van
vijftien kaarten, die men ln drie hoopjes van 5 ver
deelt, na de derde bewerking zal de kaart die ln ge
dachten genomen werd, de derde van het aangewezen
hoopje of de achterste van het geheele spel zijn. Met
21 kaarten, verdeeld in hoopjes van 7 kaarten, is de
bedoelde kaart op dezelfde wijze de vierde van het
aangewezen hoopje of de elfde, wanneer dit pakje zich
in het midden van de 21 kaarten bevindt
Wanneer men dit trucje te eenvoudig vindt voor een
op het gebied van kaartkunstjes verwend publiek, dan
kan men de zaak ingewikkelder maken, tenminste
schijnbaar, door aan één persoon uit het gezelschap
te vragen een getal te noemen. Men kan alleen een
getal beneden de tien gebruiken. Wordt er nu een
getal hooger dan tien opgegeven, dan moet men met
de hulp der aanwezigen dit getal zoodanige bewerkin
gen doen ondergaan, dat men een uitkomst beneden tien
verkrijgt.
Men noemt bijvoorbeeld 88. Nu zegt men tegen een
ander: „Trek daar eens 10 af!" „Drie en zeventig."
„Tol er nu nog eens zeven bij op." „Tachtig", ant
woordt men U. „Deel dit door üea". Het antwoord
zal sjjn: oeht Men aesnsf dos asht kaarten «u ondss-
af m !*g£ dit op de andere». Men lont b* fis» aektep-
eenvolgens zien en vraagt telkens: Is het deze? En bat
antwoord zal steeds „Neen" luiden. Tot het moment,
dat ge aan de bewuste kaart komt en ge zelf direct
zegt: „Deze is het!!"
Op welke wijze men thans aan do bewuste kaart gte-
komen ia, is vrij eenvoudig, hoewei het schijnt, dat mee
op zeer ingewikkelde wijze is te werk gegaan. In een
pakje van 21 kaarten, zou dezelfde kaart de gevraagde
geweest zijn, zooals we boven zagen. Nu er echter de
onderste acht kaarten bovenop gelegd zijn, zal natuur
lijk de negentiende kaart de in gedachten genomene
zijn!
ede
Wit: 10.
De diagramstand behoort te luiden: Wit Kfl, Del, Tel
en Td8, Le6, Lf6, Pc2, Pe4 en twee pionnen op a4 en f7.
Zwart Kd3, Df8, Ta5, Td5, Ld6, Pgl, Ph3 en drie pi
onnen op a3, c7 en f4. Wit speelt en geeft mat in tww
zetten.
OPLOSSING PROLEEM No. 180.
van Henrl Rinck.
De diagramstand was: Wit Kc8, Pa6 en een pion op
b6. Zwart Kc3, Lb8 en twee pionnen op a7 en g5. Wit
speelt en forceert de winst door b6b7, zw. g5gl;
Pa6Xb8, g4g3; Pb8—c8, g3—g2; Pc6—d4!, b7—b8D en
wint. Indien zwart als eersten zet Lb8 ergens naar toe t d
gespeeld had dan was Pa6c7 gevolgd, eveneens met
winst Een kort maar krachtig eindspel.
van wijlen den heer B&ruoh.
Zwart: 2.
yyy?
Wit: 3.
De diagramstand ln cijfers behoort te zijn: Zwart
twee schijven op 28 en 39. Wit twee schijven op 27 en
36, voorts een dam op 32. Wit speelt en forceert op
brillante wijze de winst!
OPLOSSING PROLEEM No. 179,
van A. O. des Gonaives.
De diagramstand in cijfers was: Zwart 11 schtjv#
op 2, 4, 7—9, 14, 16, 20, 30, 34 en 35. Wit 18, 21, 22,
31—38, 88, 44, 48 en 47. Wit speelt hier ach te re en voi
gens 4A-89, 82—39, 32-18. 23X19. 47-41, 89-24
48X1 wlafc éoor m» fraaie» ste@.
»n ha
öen t
i nu
«er
hand;
Béne
Waren
nvrou
ont m
an de
'vol v
'(n e
®tne
udde
Cas
Pzü:
SB in
kla -
°°Uai
Noel,
jpUl
Wat i
■troep
den de
Venstoj
Wr ko;