[Schager Courant Leo Nicolajewitsch Tolstoi. De Huwelijksloterij E KANTONGERECHT SCHAGEN. Tweede Blad. Ideaal-anarchist Zaterdag 18 Augustus 1928. 71ste Jaargang. No. 8307. Zitting van Donderdag 16 Augustus. VOOR DEN KINDERRECHTER. Hedenmorgen komen allereerst aan de beurt een reeks teugdlge zondaren en zondaressen, tegen wie de volgen de straffen worden uitgesproken: Hendrik P., overtr. Motor- en Rijwlelwet f 8 of 1 week; 't tuchtschool; J. Sp., id. f 3 of 1 week tuchtschool; Sch., !d. f 3 of 1 week tuchtschool; H. A. H. V., ld. met het 'oog op haar jeugdigen leeftijd zonder straf aan haar ouders teruggegeven; J. P., ld. f 3 of 1 week tuchschool; H. W., f 3 of 1 week tuchtsohool; W. Zw., f 3 of 1 week tuchtschool; C. C. V. overtr. Trekhondenwet f 6 of 2 treken tuchtschool. NOG TWEE KWARTJES VOORDEEL. Trijntje R. te Schagen was in den nacht, volgende op den 2den Pinksterdag huiswaarts gekeerd, toen ze in den Ruigeweg door de politie werd staande gehouden, I omdat ze geen licht op haar fiets had. De kantonrech ter merkte op, dat je op zoo'n laat uur beter op je bed kunt liggen. Doch het feit wordt door den ambtenaar van het O. M., waargenomen door Mr. Duijser, door be kentenis van verdachte bewezen geacht, deswege hij te- gen haar vraagt f 5 boete of 5 dagen hechtenis. Dit 3 riel lang niet mee, want verdachte zegt een briefje "X thuis te hebben gekregen, waardoor ze er met het betalen van f 3 had afgekund. Maar ze vergeet, dat ze deze dan ni|direct had moeten betalen. Het slot is echter, dat de kantonrechter haar een boete oplegde van f 2.50 of 3 dagen hechtenis, zoodat ze toch nog twee kwartjes voordeel heeft NOG NIET BEWEZEN GEACHT. C. W. de Gr., ambtenaar bij het G.E.B. te Den Helder, en wonende te Julianadorp, werd op zijn motor door den rijksveldwachter ln de Zijpe aangehouden, om num mer- en rijbewijs te laten kijken. Een inspectietocht om de „tuf" heen bracht tevens aan het licht, dat er achter geen licht prijkte, terwijl zulks toch bij de wet voorge schreven ls. Verdachte zegt echter, dat hij bij zijn ver trek wel degelijk achterlicht had, doch beroept zich er overigens op, dat op het moment, dat dit door de po litie geconstateerd werd, hij niet reed, maar stilstond. Dit is aanleiding om de zaak tot de volgende terecht zitting van den 20sten September te schorsen om als nog de verbalisanten te hooren. GEDENK DEN SABBATDAG. Corn. en Jb. W., arbeidérs te Zijpe, hebben op Zon dag den 17 Juli arbeid verricht door op hun land aan den openbaren weg gras te maaien. Het was tilt voor zorg, vertelde Cornelis, die alleen opgekomen was, in geval er onder zijn „beessies" tongblaar mocht uitbre ken. Er moest hooi van gemaakt worden, want dat is beter bij tongblaar. Maar voor zulk werk hebben we zes werkdagen, dies meende de ambtenaar, dat hier ,een overtreding van de Zondagswet gepleegd is, waarom hij elk van de beide verdachten veroordeeld tot f 5 boete of 5 dagen hechtenis. De uitspraak luidt f 4 of 4 dg. SCHAGEN'S AUTOVAL. Janet KL te Kolhorn was met haar auto door de Mo lenstraat te Schagen gereden, wat niet strafbaar zou zijn geweest, als ze er maar niet vanaf den verkeerden kant ingegaan was. Doch het oog van de politie ziet scherp en had reeds de zonde, die deze „auto-girl" bezig was te begaan opgemerkt, toen zij eenige huizen verder stil hield. Dies posteerde de veldwachter zich aan het einde van Schagen's autoval, zooals de Kantonrechter deze belieft te noemen, en blijft zeer geduldig wachten, zeker als hij is, dat deze prooi hem niet zal ontgaan. En on bewust rijdt Janet het naderend onheil tegemoet, dat haar aan het einde van de straat wacht. Haar bemln- lljke glimlach ls blijkbaar niet in staat gebleken het hart van den agent te vermurwen, want heden moet ze zich voor den kantonrechter verantwoorden, waar ze opmerkte, dat het heel niet aardig was van den agent, rat hy haar niet even waarschuwde, toen ze den ver keerden kant opging. Zij wist heusch niet, dat ze er vanaf diep kant niet in mocht De kantonrechter rekent haar deze kleine misstap dan ook heelemaal niet zwaar aan en vraagt slechts f 1 boeto of 1 dag hechtenis. ZONDER ACHTERLICHT. De 22-jarige landbouwer, Gebrand K. te Wieringer- waard, had een bezoek gebracht aan het circus te Alk maar, waarvan hij in den nacht op zijn motor naar huis terugkeerde. Edoch, op den Westfriesohen Dijk wees hem de politie die nooit schijnt te slapen er op, dat hij geen achterlicht, noch roode reflectoren had. Hij werd dus op de bon gezet, en of hij hedenmorgen nu al beweerde, dat door het schokken, de heele boel blijk baar losgerammeld was, het hielp niets; het ten laste gelegde wordt bewezen geacht en dus wordt verdachte tot f 3 en f 1 boete of 8 en 1 dag hechtenis veroordeeld. PAARD BINNEN HET HEK. Joh. V., landbouwer te Schagen, staat terecht, terzake dat zijn paard door het poortje van het erf gegaan was en in zijn ééntje wat op den openbaren weg heen en weer was gaan wandelen. Dat ls echter verboden voor paarden, maar aangezien men dezen moeilijk boete kan opleggen, moet de baas daarvoor opkomen. Zoo was het ook hier, f 4 of 4 dagen. DE EERSTE. Het verkeer in Schagen wordt inderdaad op het oogen- blik in goede banen geleid. Zoo hebben we daar den bocht op den hoek van de Laan en de Gedempte gracht. Een keurige witte rij steenen in het wegdek geeft dui delijk aan welken weg op dit punt de mensch ln het leven moet gaan. Moet gaan! Maar de mensch ls nu eenmaal licht geneigd om zoo af en toe van het goede pad af te wijken, en zoo weet het te gebeuren, dat de wielrijders en autobestuurders in genoemden bocht den verkeerden kant wel eens houden. Ja, men wil wel be weren, dat het wel eens weet te gebeuren dat er één den goeden kant houdt Nu, dat laatste gelooven we niet, al willen we er tooh eens op letten. In ieder geval moet zich hedenmorgen het eerste slachtoffer D. P. R. te Schagen, van een toekomsti- gen verkeers-razzia op dezen hoek, voor den kanton rechter verantwoorden. Hij kan niet anders doen dan het feit erkennen, zoodat de kantonrechter hem tot f 3 boete of 3 dagen hechtenis veroordeeld. De eisch was f 4 of 4 dagen. „VISSCHERSLATUN." Theodorus B., te Oude Nledorp, vischt voor zijn ple zier, maar tevens om er beter van te worden. Dat wil dus zeggen, dat hij geen beroepsvisscher is. Wanneer zoo'n visscher echter ondermaatsche visch ln z'n netje heeft, gaat hij evengoed op de bon. Zoo was het ook met Theo. Een karpertje, dat de vereischte maat nog niet had, om aan het natte element te worden ontrukt. „Je dacht zeker een „lekker vissie" te hebben, hè", merkte de kantonrechter op. j „Neen, edelachtbare", wierp Theo tegen, „de politie overviel me. Ik had juist de fuiken gelicht I Kantonrechter: Toch wel van je eigen? Theo: Ja, ja, en toen kwam er een bui opzetten, zoo- I dat ik wel efkes most schuile, wilde Ik niet op m'n hemd deurnat worre. Toen kwam de veldwachter en die Iwou m'n visch zien, en toen had ik geen taid meer om I dat klaine korpertje weer in sloot te gooien. Kantonrechter: En hoe groot was dat karpertje wel? Verdachte: Niet grooter dan zoo, edelachtbare. (Tus- schen zijn handen geeft hij de lengte aan). Voor een karper was het inderdaad niet groot, en de ambtenaar acht het ten laste gelegde dan ook bewezen, waarna Theodorus overeenkomstig de elsch tot f 4 boete of 4 dagen hechtenis wordt veroordeeld. „We moste maar gaan zitte," meent verdachte bij het verlaten van de rechtszaal, „d'r ls teugeswoordlg toch niks te verdlene!" DE „LAATSTE" KLAP IS EEN DAALDER WAARD. T. G., landbouwer te Noordsoharwoude, is de cenlgste, die terecht staat van een achttal overtreders van de plaatselijke verordening te Oudkarspel, dat men des avonds na elf uur niet meer in het café aanwezig mag zijn. De andere zeven hebben een sohikking met den Officier van Justitie te Alkmaar aangegaan, zoo dat die er af zijn, doch K. wilde het liever den kanton rechter persoonlijk even vertellen. Zij waren dan aan het kolven en er waren er nog drie, die een laatsten klap moeste* geven, toen de caféhouder kwam zeggen, dat het sluitingsuur was. Kantonrechter: „Het is dus hier de „laatste" klap en niet de eerste, die een daalder waard Is. In leder geval acht de ambtenaar het ten laste ge legde bewezen, en eischt f 5 boete of 5 dagen hechtenis. Dit vindt verdachte niet billijk, want den anderen heeft het maar een rijksdaalder gekost Zoodat de kantonrechter tenslotte zijn hand over zijn hart strijkt en ook KL maar voor dat bedrag veroor deelt Wegens niet verschijnen worden bij verstek veroordeeld: Voor overtreding van de Motor- en Rijwielwet: H., f 4 of 4 dg.; KL, f 4 of 4 dg.; K., f 4 of 4 dg.; tt.fS of 3 dg.; A., f 4 of 4 dg.; Br. f 4 of 4 dg.; Sch., f 4 of 4 dg.; C. G., f 5 of 5 dg.; Gr. f 6 of dg.; BI., f 3 of 3 dg.; V., f 8 of 3 dg.; B., f 4 of 4 dg.; D., f 4 of 4 dg.; N., f 4 of 4 dg.; De Gr., f 5 of 5 dg.; Z., f 5 of 5 dg.; K., f S of 8 dagen; Schr. f 4 of 4 dagen; Kr. f 8 of 3 dagen; S. f 4 of 4 dagen; De J., f 4 of 4 dagen; K M. f 4 of 4 dg.; A.( f 4 of 4 dg.; M., f 4 of 4 dg.; VI., f 4 of 4 dg.; St. f 4 of 4 dg.; D. R, f 4 of 4 dg.; J. D., f 4 of 4 dg.; M., f 3 of 3 dg. M., overtr. pol. verord. Schagen, f 3 of 3 dg.; KL, overtr. spoorwegwet,loopen op de spoorbaan f 4 of 4 dg.; W., openb. dronkenschap, f 8 of 8 dg.; J. d. H., id. f 8 of 8 dg.; overtr. Zondagswet f 5 of 5 dg.; R, overtr, art 428 Wetboek van Strafrecht f 4 of 4 dg., Kr, overtr. max. snelheid, Oudkarspel, f 4 of 4 dg.; K., openb. dron kensohap f 2 of 1 dag; K., overtr. max, snelheid, f 8 of 8 dg.; Gr. overtr. Trekhondenwet f 8 of 3 dg.; EL B., overtr. pol. verord. Harenkarspel, f 5 of 5 dg.; D. v. L., overtr. Visscherijwet f 4 of 4 dg.; H., id. f 8 of 3 dg.; R., id., f 3 of 3 dg.; Vr., id., f 3 of 3 dg.; v. d. Kr., id., f 4 of 4 dg.; L., id., 2xf3of2x3 dg., met teruggave van in beslag genomen hengels; St, id., f 4 of 4 dg., met ver beurdverklaring van in beslag-genomen vlschtulg. BIJ DE HERDENKING VAN ZIJN HONDERDSTEN GEBOORTEDAG. FEUILLETON 8. Uit het Engelsch CHARLOTTE O'CONNOR ECCLES. Die pakkende reclame hebben we nu. We moeten de lal aan het praten krijgen over de krant Dit zal ze er over doen spreken. We moeten ze onze krant doen lezen. Dit zal ze er toe brengen. Al je wenschen zijn vervuld, en toch ben Je als Mélisande, nog niet gelukkig. Ik wensch geen reclame van deze soort hield Jack vol. —Nee, Jtj wilt een vergulde reclame van Jezelf. Luister «oas Darracott. Het ls toch precies zoo lang als het breed is? Wie weet er nu, dat jij aan „De Komeet" ver bonden bent? Geen tien menscken bulten Je eigen fa- aiuie. Wat weet de wijde wereld buiten Fleet Street 'Mi krantenmenschen als zoodanig af, vooral wanneer de krant niet al te veel opgang maakt? Evenveel als aiots. Je behoeft hierin niet meer dan jezelf wilt op den voorgrond te treden. Je hebt niets anders te doen dan stil e zitten en de duiten op te strijken. Laat mij maar be gaan; Ik heb er wel slag van, om zoo Iets op touw te *etten. En dan? En dan, wanneer jij millionair bent, en de krant daverend succes is, dan zal de manier waarop dat cces verkregen ls, ln een paar maanden vergeten zijn. s zou jou heelemaal geen beletsel zijn om later voor gen rekening naam te maken, onafhankelijk van „De omeetGeloof me. we kunnen nu fortuin maken. Laat Je gedachten er nu eens over gaan. Maar hoe leggen we het aan? zei Jack na eenige «ainuten stilte. We da* aanleggen? Laat dat maar aan mij over !leSr maar dat lk Üat klaarsPeel- m»*„~aar hebben geen geld om ons met gewaagde Plannetjes te kunnen ophouden! "Verdorie! Ik heb bet! Een wedstrijd, en wie mee dei* WM#1' lnleS£eld betalen, bijvoorbeeld een daal- ziin ,1 shlllings of zoo Iets. Het geld zal voor den prijs e®htgeno°t voor de prijswinnares, en de recla- «ejvoor de krant. Schitterend! er *'dat kllnkt Prachtig, zei de graaf, maar zal iemand willen meedoen? aans^w06111 ?at 2011 lk d€nken, wanneer het goed pakt wordt! Het biedt buitengewone uitzichten. Een losbandige jeugd. Van Prins Siddh&rtha Gautama, die als kind en jongeman in weelde en genoegens werd opgevoed, vermeldt de geschiedenis, dat hij tot inkeer kwam, toen hij eens, op zijn weg, een grijsaard, een zieke, een lijk en een kluizenaar ontmoette. Franciscus van Assisi was een levenslus tige jongeman, die een vroolijk leven leidde in gezelschap van vele vrouwen, tot hij een melaatsche zag. Op zijn ziekbed overdacht Ignatius van Loyola zijn levensjaren in verkwistinig en losbandigheid doorgebracht. Toen stelde hij zich in dienst van Christus en werd de stich ter van de orde der Jezuïten. Zulk een figuur is Leo Nicolajewitsch Tol stoi, wiens honderdste geboortedag hij werd 29 Augustus 1828 op het landgoed „Jas na ja Poljana" in het gouvernement Tula ge boren dit jaar zal worden herdacht. Als jonge man, die een losdandig leven heeft geleid, vlucht hij hij schrijft het zelf in zijn „Dagboek" om zijn schulden en vooral zijn gewoonten te ontloopen, van Moskou naar den Kaukasus, waar hij deel neemt aan den strijd tegen de opstandige bergbewoners. Ook hier is hij de man, die zich bedrinkt, speelt en schulden maakt. Hij wordt officier, maakt een veldtocht mede, waarhij zijn le ven menigmaal gevaar loopt. De ellende van den oorlog doet hem na denken. Hij schrijft in zijn Dagboek op 7 Januari 1853: „De oorlog ls een zaak, zoo onrechtvaar dig en slecht, dat hij zelfs de stem van het geweten weet te onderdrukken." Maar hij speelt verder en drinkt en maakt opnieuw schulden. Doch telkens overdenkt hij het misbruik, dat de mensch van zijn leven maakt. De ommekeer in zijn leven. Den 16en April 1853 betreurt bijl het, dat zijn jeugd op deze wijze verloren gaat. Inderdaad er woedt een ernstige strijd in hem. Opgevoed ver van het stadsleven, te midden van de sombere Russische natuur, kind van zijn volk, dat van droomerijen en meditatie houdt, vol medelijden met de menschen in 'de onderste lagen van de sa menleving gaat hij vergelijkingen maken. Hij ver gelijkt zijn leven met dat van anderen. Een ernsti ge godsdienstige stemming brengt hem tot de over weging of de daden van de geloovigcn wel overeen komen met de woorden van de Heilige Schrift. Het nuttelooze en het holle van zijn loven, door hem, en anderen geleid, grijpen hem aan. 20 November 1854 schrijft hij in zijn Dagboek: „Wanneer toch zal ik eindelijk ophouden Met hot leven te gebruiken zonder doel, Eb. te voelen in mijn hart een diepe wonde Zonder te weten ze te kunnen genezen?" Hij begint te twijfelen aan de noodzakelijkheid van den oorlog, zijn hart voelt de ellende en hij lijdt met do slachtoffers. Steeds meer dringt zich de vraag ter beantwoordlnig bij hem op: „Is dat al les de gevolgen, omdat blind toeval het loven, be- heerscht, of heerscht in alles, bot Hoogere, dat streeft naar mooiere, reinere verhoudinlgen." Zijn zieletoestand en zijn geloof doen hem de laatste vraag bevestigend beantwoorden. Als je maar belooft bun werkelijke namen niet te pu- bllceeren, dan zullen er duizenden meisjes meedoen, al vas het alleen maar voor de grap. Bedenk eens even wat een enorm aantal ongetrouwde vrouwen er op de Brit» sche eilanden leven. Veronderstel dat 'n kwartmlllioen meedoen en wat beteekent dit ln vergelijking met het mogelijke totaal? dan -brengt dit tegen een daalder per hoofd ongeveer dertigduizend pond op. Waar is de vrouw die een goed echtgenoot met dertigduizend pond of nog maar de helft daarvan versmaadt? Natuurlijk niet, dat moet een succes worden. Maar de prijs, zei Jack hoe komen we in 's he melsnaam aan den prijs om mee te beginnen? Daar moet jij nu eens voor zorgen. Jij kent ieder een. Vertel ons nu eens welke adellijke spruit het er op wagen wil. Het kan Iets groots worden, dat voor lederen man de moeite waard is. Ik weet niemand, zei Jack na eenige oogenbllkken nagedacht te hebben. Maar er moeten er toch talloozen zijn die op een fortuin toespringen zouden als de bok op een haverkist. Ja, natuurlijk, maar al die talloozen zijn nog niet prima. Dat gaat natuurlijk niet. We mogen er geen deug nieten inhalen. Daar heb Je 't, zei Jack. Onzin, riep Otto uit, dlspereert niet, we zullen den geschikte wel ergens opdiepen. Ga eens goed na Wanneer er niemand in Engeland ls ga dan naar een Franschen Hertog, of een Russischen prins, of een Itall- aanschen markies, of een Duitschen baron... Of een Iersche graaf zei MacCarty glimlachend. Hoera! riep Hazlitt, met veel lawaai zijn liniaal naar het plafond opgooiend en weer opvangend. Jij hebt den spijker op den kop geslagen. Hoe dat zoo? Waarom geen Ierschen graaf? Waarom niet onzen vriend Mac Carthy? Ik? vroeg de graaf haastig Waarachtig niet Ik denk er niet aan. Maak nu geen gekheid. Dat doe lk ook niet. antwoordde Hazlitt Ik meen het in ernst. Waarom een ander wel en jij niet? Onmogelijk, riep de graaf verschrikt uit ik ben geen mensch om te trouwen. Daar ben Je gauw genoeg over heen. Stommeling, die ik was, riep Mac Carthy. Had ik maar niets gezegd. Denk je soms dat ik bedoelde... Neen, onderbrak Otto, het kwam, ineens bg mij op. We moeten dit niet overhaast doen, Jack, daarvoor is het te mooi. We moeten er een paar weken voor ne men om het uit te werken. Maar werkelijk, zei de graaf, ik had niet de minste Dat weet ik wel, maar je moet snauwde Hazlitt We hebben Juist zoo iemand als Jij noodig; noem Je dat soms Je vrienden helpen? Ik stond liever voor een kanon. Als het iets an ders was, dan deed ik het graag, heusch. Maar we hebben Je Juist hiervoor noodig! Kom, Mac Carthy, wees nu niet als die allemachtig goede ke rels die allee voor een kameraad willen doen, behalve juist dat wat hij graag wil dat ze doen. Je moet ons in zoo'n krisis niet ln den steek laten. Een paar minuten geleden deed Je nog alle mogelijke moeite om iemand te vinden. Waarom wil je het zelf niet doen? Ik zou geen vrouw kunnen vragen al gaven ze me een zak diamanten toe. Ik ben een echte oude vrijer. Dan krijg jij nu eens de kans. De krant zal ln Jouw plaatB vragen, en het pad effen maken. Alles wat Je zult behoeven te doen is er over heen te wandelen. Het wordt hoog tijd voor jou om een huishouden op te zet» ten. Neen, zei MacCarthy koppig, ik doe het niet. Stel je voor dat mijn naam in de ikrant komt Iedereen zou me uitlachen. Wees niet zoo verlegen. We zullen het wel zoo aan leggen dat je naam niet bekend wordt. Maar denk nu eens aan het vermogen dat je kunt verdienen. Kan dat de pil niet vergulden? Wat zeg je nu van veertigdui zend pond als een spaarpotje om een huishouden te be ginnen? Veertigduizend pond! riep de graaf verbaasd uit. Misschien nog meer, hield Otto aan, ziende dat hij terrein won. Och, nonsens, m'n goeie man, zoover komt het nooit. Veer-tlg-dulzend-pond! Onmogelijk! Waarom onmogelijk? Wanneer het een beetje wil, brengt het aardig wat op. En niet, dan schaadt het nog niet Dat is zoo, gaf de graaf toe. Veertigduizend pond Met een kwart ervan was ik al tevreden, dat beken ik gaarne. Natuurlijk. Het zou prachtig zijn, zei de graaf met een zucht. Maar neen, op mijn woord, Hazlitt, de risico is te groot. Ik zou het nog kunnen aannemen, als het niet om het meisje was. Maar het is Juist het meisje dat Je moet aannemen. Wat mankeert er aan haar? Het kan best zijn dat ze het soort meisje niet is, dat ik graag mag. Maar dat ls ze zeker, zei Hazlitt vol vertrouwen. Ik weet het. Ik voel het. Waarom Dekijk je de zaak juist van den zwarten kant? Ze zal allerbekoorlijkst zijn. Wanneer jij daar zoo zeker van bent, zei MacCarthy, waarom waag je dan zelf de kans niet? Ik zou wel willen, zei Otto, maar lk heb geen kans. Je vergeet het voornaamste: Ik kan haar geen Portret van Tolstoi en zjjn vrouw. Da eerste aanklacht tegen den oorlog. In „Invalstochit" (voltooid in 1852) klinkt de eerste aanklacht tegen den oorlog: „Kunnen de menschen dan in deze zoo schoone wereld onder den onmetelijken besterden hemel niet leven? Hoe kunnen ze hierin behouden de gevoelens van wraak, hoosaardigheid, waanzin, om hun naas ten te vernietigen?" In zijn beroemd boek „de Kozakken" schijnt hij nog de officier, die zijn leven wil uitleven in dolle levensvreugde. Want dit is wel het merkwaardige van de werken van Tolstoi, dat men daarin, steeds weer, zijn ge moedstoestand van het oogeriblik leert kennen. Die gemoedstoestand beheerscht het werk, doet hem schrijven. En hij schrijft, niet terwille van de kunst, maar om zich te uiten en om de menschen te boleeren. Steeds weer is hij, als een prediker, als een profeet, die als de oude profeten van Israël, de menschen waarschuwt en hun er op wijst te leven naar het woord van God. Dan gaat hij vechten tegen Turkije, waarmede Rusland in oorlog is. (Nov. 1853). Eerst is hij bij het leger van Roemenië, dan in het Krimleger. De voortdurende opgewondenheid en hot aanhoudend gevaar, waarin hij verkeert, brengen hem, meer dan ooit, tot godsdienstige overpeinzingen. titel aanbieden. 't Is een waagstuk, herhaalde de graaf nadenkend, een groot waagstuk zelfs. Ik had er nog nooit zoo'n schrik voor als nu. Per saldo -beteekent het alleen maar een ander soort ongeluk, en gevaarlijker dan die welke Je doorge maakt hebt, kan dit niet zijn. Zoo moet Je 't beschouwen, zei Jack, lachend. Denk nu eens even aan de voordeelen die de wedstrijd je zal opleveren. Dank aan de rijkdom en de schoonheid die je ter beschikking zullen staan. Het zou wel schitterend zijn, gaf de graaf toe, dat is te zeggen wanneer alles goed gaat Het is heilige plicht van een man om te trouwen, en nu krijg Je de kans, riep Otto uit Het schepseltje dat mij zou winnen, zou mij wel een mooien piljs vinden, zei MacCarthy, dat is te zeggen, wanneer ik haar aardig zou vinden. Natuurlijk zou ze dat Je zou een uitstekend echt genoot voor haar zijn. Maar ik kan er niet toe besluiten. Ik ben te ver legen. Het zijn altijd de verlegen mannen, die wanhopige daden doen, zei Jack. O, maar daarvoor bon ik weer niet verlegen ge noeg. Komaan, zei Hazlitt Ik zie, Je staat in dublo. Laten we het samen wagen. Denk je heusch, dat ik maar moest trouwen? vroeg de graaf. Vast en zeker, dat heb ik toch al tien keer gezegd! Jonger kun je niet trouwen, dat ls zeker. Mlsschon heb je wel gelijk, zei de graaf met een zucht; jij hebt wel eens meer een goeden kijk op de dingen. Een man heeft iemand noodig die voor hem zorgt vooral wanneer hij ouder wordt. Natuurlijk, zei Hazlitt En voor een man is niemand zoo goed als een vrouw, zei Jack. Behalve een andere vrouw, zei Hazlitt Cynicus, voegde de graaf hem toe; maar nu de titel? Wat ls er met den titel? vroeg Hazlitt, die is erfelijk en zoo, niet? Ja, zeker, antwoordde de graaf, die is erfelijk, en volkomen ln orde, wanneer er tenminste maar het noodige geld achter steekt. De adelbrieven heb ik thuis. Maar misschien zal ze iets beters wenschen. Laat haar wenschen, zei Otto ridderlijk; ik zou wel eens willen weten wat ze meer wil voor een daal der. Het is het grootste koopje dat ooit werd aangeboden. Je bent spotgoedkoop, graaf, en we zullen de halve vrouwenwereld naar je laten dingen. Geef me de hand, kerel; dat zaakje la beklonken.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1928 | | pagina 5