[Schager Courant
Leo Nicolajewitsch Tolstoi.
De Huwelijksloterij
E
KANTONGERECHT
SCHAGEN.
Tweede Blad.
Ideaal-anarchist
Zaterdag 18 Augustus 1928.
71ste Jaargang. No. 8307.
Zitting van Donderdag 16 Augustus.
VOOR DEN KINDERRECHTER.
Hedenmorgen komen allereerst aan de beurt een reeks
teugdlge zondaren en zondaressen, tegen wie de volgen
de straffen worden uitgesproken:
Hendrik P., overtr. Motor- en Rijwlelwet f 8 of 1 week;
't tuchtschool; J. Sp., id. f 3 of 1 week tuchtschool; Sch.,
!d. f 3 of 1 week tuchtschool; H. A. H. V., ld. met het
'oog op haar jeugdigen leeftijd zonder straf aan haar
ouders teruggegeven; J. P., ld. f 3 of 1 week tuchschool;
H. W., f 3 of 1 week tuchtsohool; W. Zw., f 3 of 1 week
tuchtschool; C. C. V. overtr. Trekhondenwet f 6 of 2
treken tuchtschool.
NOG TWEE KWARTJES VOORDEEL.
Trijntje R. te Schagen was in den nacht, volgende op
den 2den Pinksterdag huiswaarts gekeerd, toen ze in
den Ruigeweg door de politie werd staande gehouden,
I omdat ze geen licht op haar fiets had. De kantonrech
ter merkte op, dat je op zoo'n laat uur beter op je bed
kunt liggen. Doch het feit wordt door den ambtenaar
van het O. M., waargenomen door Mr. Duijser, door be
kentenis van verdachte bewezen geacht, deswege hij te-
gen haar vraagt f 5 boete of 5 dagen hechtenis. Dit
3 riel lang niet mee, want verdachte zegt een briefje
"X thuis te hebben gekregen, waardoor ze er met het betalen
van f 3 had afgekund. Maar ze vergeet, dat ze deze dan
ni|direct had moeten betalen.
Het slot is echter, dat de kantonrechter haar een boete
oplegde van f 2.50 of 3 dagen hechtenis, zoodat ze toch
nog twee kwartjes voordeel heeft
NOG NIET BEWEZEN GEACHT.
C. W. de Gr., ambtenaar bij het G.E.B. te Den Helder,
en wonende te Julianadorp, werd op zijn motor door
den rijksveldwachter ln de Zijpe aangehouden, om num
mer- en rijbewijs te laten kijken. Een inspectietocht om
de „tuf" heen bracht tevens aan het licht, dat er achter
geen licht prijkte, terwijl zulks toch bij de wet voorge
schreven ls. Verdachte zegt echter, dat hij bij zijn ver
trek wel degelijk achterlicht had, doch beroept zich er
overigens op, dat op het moment, dat dit door de po
litie geconstateerd werd, hij niet reed, maar stilstond.
Dit is aanleiding om de zaak tot de volgende terecht
zitting van den 20sten September te schorsen om als
nog de verbalisanten te hooren.
GEDENK DEN SABBATDAG.
Corn. en Jb. W., arbeidérs te Zijpe, hebben op Zon
dag den 17 Juli arbeid verricht door op hun land aan
den openbaren weg gras te maaien. Het was tilt voor
zorg, vertelde Cornelis, die alleen opgekomen was, in
geval er onder zijn „beessies" tongblaar mocht uitbre
ken. Er moest hooi van gemaakt worden, want dat is
beter bij tongblaar. Maar voor zulk werk hebben we zes
werkdagen, dies meende de ambtenaar, dat hier ,een
overtreding van de Zondagswet gepleegd is, waarom hij
elk van de beide verdachten veroordeeld tot f 5 boete
of 5 dagen hechtenis. De uitspraak luidt f 4 of 4 dg.
SCHAGEN'S AUTOVAL.
Janet KL te Kolhorn was met haar auto door de Mo
lenstraat te Schagen gereden, wat niet strafbaar zou zijn
geweest, als ze er maar niet vanaf den verkeerden kant
ingegaan was. Doch het oog van de politie ziet scherp
en had reeds de zonde, die deze „auto-girl" bezig was
te begaan opgemerkt, toen zij eenige huizen verder stil
hield. Dies posteerde de veldwachter zich aan het einde
van Schagen's autoval, zooals de Kantonrechter deze
belieft te noemen, en blijft zeer geduldig wachten, zeker
als hij is, dat deze prooi hem niet zal ontgaan. En on
bewust rijdt Janet het naderend onheil tegemoet, dat
haar aan het einde van de straat wacht. Haar bemln-
lljke glimlach ls blijkbaar niet in staat gebleken het
hart van den agent te vermurwen, want heden moet
ze zich voor den kantonrechter verantwoorden, waar ze
opmerkte, dat het heel niet aardig was van den agent,
rat hy haar niet even waarschuwde, toen ze den ver
keerden kant opging. Zij wist heusch niet, dat ze er
vanaf diep kant niet in mocht
De kantonrechter rekent haar deze kleine misstap dan
ook heelemaal niet zwaar aan en vraagt slechts f 1 boeto
of 1 dag hechtenis.
ZONDER ACHTERLICHT.
De 22-jarige landbouwer, Gebrand K. te Wieringer-
waard, had een bezoek gebracht aan het circus te Alk
maar, waarvan hij in den nacht op zijn motor naar huis
terugkeerde. Edoch, op den Westfriesohen Dijk wees
hem de politie die nooit schijnt te slapen er op,
dat hij geen achterlicht, noch roode reflectoren had. Hij
werd dus op de bon gezet, en of hij hedenmorgen nu
al beweerde, dat door het schokken, de heele boel blijk
baar losgerammeld was, het hielp niets; het ten laste
gelegde wordt bewezen geacht en dus wordt verdachte
tot f 3 en f 1 boete of 8 en 1 dag hechtenis veroordeeld.
PAARD BINNEN HET HEK.
Joh. V., landbouwer te Schagen, staat terecht, terzake
dat zijn paard door het poortje van het erf gegaan was
en in zijn ééntje wat op den openbaren weg heen en
weer was gaan wandelen. Dat ls echter verboden voor
paarden, maar aangezien men dezen moeilijk boete kan
opleggen, moet de baas daarvoor opkomen. Zoo was het
ook hier, f 4 of 4 dagen.
DE EERSTE.
Het verkeer in Schagen wordt inderdaad op het oogen-
blik in goede banen geleid. Zoo hebben we daar den
bocht op den hoek van de Laan en de Gedempte gracht.
Een keurige witte rij steenen in het wegdek geeft dui
delijk aan welken weg op dit punt de mensch ln het
leven moet gaan. Moet gaan! Maar de mensch ls nu
eenmaal licht geneigd om zoo af en toe van het goede
pad af te wijken, en zoo weet het te gebeuren, dat de
wielrijders en autobestuurders in genoemden bocht den
verkeerden kant wel eens houden. Ja, men wil wel be
weren, dat het wel eens weet te gebeuren dat er één
den goeden kant houdt Nu, dat laatste gelooven
we niet, al willen we er tooh eens op letten.
In ieder geval moet zich hedenmorgen het eerste
slachtoffer D. P. R. te Schagen, van een toekomsti-
gen verkeers-razzia op dezen hoek, voor den kanton
rechter verantwoorden. Hij kan niet anders doen dan het
feit erkennen, zoodat de kantonrechter hem tot f 3 boete
of 3 dagen hechtenis veroordeeld. De eisch was f 4 of
4 dagen.
„VISSCHERSLATUN."
Theodorus B., te Oude Nledorp, vischt voor zijn ple
zier, maar tevens om er beter van te worden. Dat wil dus
zeggen, dat hij geen beroepsvisscher is. Wanneer zoo'n
visscher echter ondermaatsche visch ln z'n netje heeft,
gaat hij evengoed op de bon. Zoo was het ook met Theo.
Een karpertje, dat de vereischte maat nog niet had, om
aan het natte element te worden ontrukt.
„Je dacht zeker een „lekker vissie" te hebben, hè",
merkte de kantonrechter op.
j „Neen, edelachtbare", wierp Theo tegen, „de politie
overviel me. Ik had juist de fuiken gelicht
I Kantonrechter: Toch wel van je eigen?
Theo: Ja, ja, en toen kwam er een bui opzetten, zoo-
I dat ik wel efkes most schuile, wilde Ik niet op m'n
hemd deurnat worre. Toen kwam de veldwachter en die
Iwou m'n visch zien, en toen had ik geen taid meer om
I dat klaine korpertje weer in sloot te gooien.
Kantonrechter: En hoe groot was dat karpertje wel?
Verdachte: Niet grooter dan zoo, edelachtbare. (Tus-
schen zijn handen geeft hij de lengte aan).
Voor een karper was het inderdaad niet groot, en de
ambtenaar acht het ten laste gelegde dan ook bewezen,
waarna Theodorus overeenkomstig de elsch tot f 4 boete
of 4 dagen hechtenis wordt veroordeeld.
„We moste maar gaan zitte," meent verdachte bij het
verlaten van de rechtszaal, „d'r ls teugeswoordlg toch
niks te verdlene!"
DE „LAATSTE" KLAP IS EEN DAALDER WAARD.
T. G., landbouwer te Noordsoharwoude, is de cenlgste,
die terecht staat van een achttal overtreders van de
plaatselijke verordening te Oudkarspel, dat men des
avonds na elf uur niet meer in het café aanwezig
mag zijn. De andere zeven hebben een sohikking met
den Officier van Justitie te Alkmaar aangegaan, zoo
dat die er af zijn, doch K. wilde het liever den kanton
rechter persoonlijk even vertellen. Zij waren dan aan
het kolven en er waren er nog drie, die een laatsten
klap moeste* geven, toen de caféhouder kwam zeggen,
dat het sluitingsuur was.
Kantonrechter: „Het is dus hier de „laatste" klap en
niet de eerste, die een daalder waard Is.
In leder geval acht de ambtenaar het ten laste ge
legde bewezen, en eischt f 5 boete of 5 dagen hechtenis.
Dit vindt verdachte niet billijk, want den anderen heeft
het maar een rijksdaalder gekost
Zoodat de kantonrechter tenslotte zijn hand over zijn
hart strijkt en ook KL maar voor dat bedrag veroor
deelt
Wegens niet verschijnen worden bij verstek veroordeeld:
Voor overtreding van de Motor- en Rijwielwet:
H., f 4 of 4 dg.; KL, f 4 of 4 dg.; K., f 4 of 4 dg.; tt.fS
of 3 dg.; A., f 4 of 4 dg.; Br. f 4 of 4 dg.; Sch., f 4 of 4
dg.; C. G., f 5 of 5 dg.; Gr. f 6 of dg.; BI., f 3 of 3 dg.;
V., f 8 of 3 dg.; B., f 4 of 4 dg.; D., f 4 of 4 dg.; N., f 4
of 4 dg.; De Gr., f 5 of 5 dg.; Z., f 5 of 5 dg.; K., f S of
8 dagen; Schr. f 4 of 4 dagen; Kr. f 8 of 3 dagen; S.
f 4 of 4 dagen; De J., f 4 of 4 dagen; K M. f 4 of
4 dg.; A.( f 4 of 4 dg.; M., f 4 of 4 dg.; VI., f 4 of 4 dg.;
St. f 4 of 4 dg.; D. R, f 4 of 4 dg.; J. D., f 4 of 4 dg.;
M., f 3 of 3 dg.
M., overtr. pol. verord. Schagen, f 3 of 3 dg.; KL, overtr.
spoorwegwet,loopen op de spoorbaan f 4 of 4 dg.; W.,
openb. dronkenschap, f 8 of 8 dg.; J. d. H., id. f 8 of
8 dg.; overtr. Zondagswet f 5 of 5 dg.; R, overtr, art
428 Wetboek van Strafrecht f 4 of 4 dg., Kr, overtr.
max. snelheid, Oudkarspel, f 4 of 4 dg.; K., openb. dron
kensohap f 2 of 1 dag; K., overtr. max, snelheid, f 8
of 8 dg.; Gr. overtr. Trekhondenwet f 8 of 3 dg.; EL B.,
overtr. pol. verord. Harenkarspel, f 5 of 5 dg.; D. v. L.,
overtr. Visscherijwet f 4 of 4 dg.; H., id. f 8 of 3 dg.; R.,
id., f 3 of 3 dg.; Vr., id., f 3 of 3 dg.; v. d. Kr., id., f 4
of 4 dg.; L., id., 2xf3of2x3 dg., met teruggave van
in beslag genomen hengels; St, id., f 4 of 4 dg., met ver
beurdverklaring van in beslag-genomen vlschtulg.
BIJ DE HERDENKING VAN ZIJN HONDERDSTEN
GEBOORTEDAG.
FEUILLETON
8.
Uit het Engelsch
CHARLOTTE O'CONNOR ECCLES.
Die pakkende reclame hebben we nu. We moeten de
lal aan het praten krijgen over de krant Dit zal ze er
over doen spreken. We moeten ze onze krant doen
lezen. Dit zal ze er toe brengen. Al je wenschen zijn
vervuld, en toch ben Je als Mélisande, nog niet gelukkig.
Ik wensch geen reclame van deze soort hield Jack
vol.
—Nee, Jtj wilt een vergulde reclame van Jezelf. Luister
«oas Darracott. Het ls toch precies zoo lang als het
breed is? Wie weet er nu, dat jij aan „De Komeet" ver
bonden bent? Geen tien menscken bulten Je eigen fa-
aiuie. Wat weet de wijde wereld buiten Fleet Street
'Mi krantenmenschen als zoodanig af, vooral wanneer
de krant niet al te veel opgang maakt? Evenveel als
aiots. Je behoeft hierin niet meer dan jezelf wilt op den
voorgrond te treden. Je hebt niets anders te doen dan stil
e zitten en de duiten op te strijken. Laat mij maar be
gaan; Ik heb er wel slag van, om zoo Iets op touw te
*etten.
En dan?
En dan, wanneer jij millionair bent, en de krant
daverend succes is, dan zal de manier waarop dat
cces verkregen ls, ln een paar maanden vergeten zijn.
s zou jou heelemaal geen beletsel zijn om later voor
gen rekening naam te maken, onafhankelijk van „De
omeetGeloof me. we kunnen nu fortuin maken. Laat
Je gedachten er nu eens over gaan.
Maar hoe leggen we het aan? zei Jack na eenige
«ainuten stilte.
We da* aanleggen? Laat dat maar aan mij over
!leSr maar dat lk Üat klaarsPeel-
m»*„~aar hebben geen geld om ons met gewaagde
Plannetjes te kunnen ophouden!
"Verdorie! Ik heb bet! Een wedstrijd, en wie mee
dei* WM#1' lnleS£eld betalen, bijvoorbeeld een daal-
ziin ,1 shlllings of zoo Iets. Het geld zal voor den prijs
e®htgeno°t voor de prijswinnares, en de recla-
«ejvoor de krant. Schitterend!
er *'dat kllnkt Prachtig, zei de graaf, maar zal
iemand willen meedoen?
aans^w06111 ?at 2011 lk d€nken, wanneer het goed
pakt wordt! Het biedt buitengewone uitzichten.
Een losbandige jeugd.
Van Prins Siddh&rtha Gautama, die als
kind en jongeman in weelde en genoegens
werd opgevoed, vermeldt de geschiedenis,
dat hij tot inkeer kwam, toen hij eens, op
zijn weg, een grijsaard, een zieke, een lijk
en een kluizenaar ontmoette.
Franciscus van Assisi was een levenslus
tige jongeman, die een vroolijk leven leidde
in gezelschap van vele vrouwen, tot hij een
melaatsche zag.
Op zijn ziekbed overdacht Ignatius van
Loyola zijn levensjaren in verkwistinig en
losbandigheid doorgebracht. Toen stelde hij
zich in dienst van Christus en werd de stich
ter van de orde der Jezuïten.
Zulk een figuur is Leo Nicolajewitsch Tol
stoi, wiens honderdste geboortedag hij
werd 29 Augustus 1828 op het landgoed „Jas
na ja Poljana" in het gouvernement Tula ge
boren dit jaar zal worden herdacht.
Als jonge man, die een losdandig leven
heeft geleid, vlucht hij hij schrijft het zelf
in zijn „Dagboek" om zijn schulden en
vooral zijn gewoonten te ontloopen, van
Moskou naar den Kaukasus, waar hij deel
neemt aan den strijd tegen de opstandige
bergbewoners.
Ook hier is hij de man, die zich bedrinkt,
speelt en schulden maakt. Hij wordt officier,
maakt een veldtocht mede, waarhij zijn le
ven menigmaal gevaar loopt.
De ellende van den oorlog doet hem na
denken.
Hij schrijft in zijn Dagboek op 7 Januari
1853:
„De oorlog ls een zaak, zoo onrechtvaar
dig en slecht, dat hij zelfs de stem van het
geweten weet te onderdrukken."
Maar hij speelt verder en drinkt en maakt
opnieuw schulden.
Doch telkens overdenkt hij het misbruik,
dat de mensch van zijn leven maakt.
De ommekeer in zijn leven.
Den 16en April 1853 betreurt bijl het, dat zijn jeugd
op deze wijze verloren gaat.
Inderdaad er woedt een ernstige strijd in hem.
Opgevoed ver van het stadsleven, te midden van de
sombere Russische natuur, kind van zijn volk, dat
van droomerijen en meditatie houdt, vol medelijden
met de menschen in 'de onderste lagen van de sa
menleving gaat hij vergelijkingen maken. Hij ver
gelijkt zijn leven met dat van anderen. Een ernsti
ge godsdienstige stemming brengt hem tot de over
weging of de daden van de geloovigcn wel overeen
komen met de woorden van de Heilige Schrift. Het
nuttelooze en het holle van zijn loven, door hem, en
anderen geleid, grijpen hem aan.
20 November 1854 schrijft hij in zijn Dagboek:
„Wanneer toch zal ik eindelijk ophouden
Met hot leven te gebruiken zonder doel,
Eb. te voelen in mijn hart een diepe wonde
Zonder te weten ze te kunnen genezen?"
Hij begint te twijfelen aan de noodzakelijkheid
van den oorlog, zijn hart voelt de ellende en hij
lijdt met do slachtoffers. Steeds meer dringt zich
de vraag ter beantwoordlnig bij hem op: „Is dat al
les de gevolgen, omdat blind toeval het loven, be-
heerscht, of heerscht in alles, bot Hoogere, dat
streeft naar mooiere, reinere verhoudinlgen." Zijn
zieletoestand en zijn geloof doen hem de laatste
vraag bevestigend beantwoorden.
Als je maar belooft bun werkelijke namen niet te pu-
bllceeren, dan zullen er duizenden meisjes meedoen, al
vas het alleen maar voor de grap. Bedenk eens even wat
een enorm aantal ongetrouwde vrouwen er op de Brit»
sche eilanden leven. Veronderstel dat 'n kwartmlllioen
meedoen en wat beteekent dit ln vergelijking met het
mogelijke totaal? dan -brengt dit tegen een daalder per
hoofd ongeveer dertigduizend pond op. Waar is de vrouw
die een goed echtgenoot met dertigduizend pond of nog
maar de helft daarvan versmaadt?
Natuurlijk niet, dat moet een succes worden.
Maar de prijs, zei Jack hoe komen we in 's he
melsnaam aan den prijs om mee te beginnen?
Daar moet jij nu eens voor zorgen. Jij kent ieder
een. Vertel ons nu eens welke adellijke spruit het er op
wagen wil. Het kan Iets groots worden, dat voor lederen
man de moeite waard is.
Ik weet niemand, zei Jack na eenige oogenbllkken
nagedacht te hebben.
Maar er moeten er toch talloozen zijn die op een
fortuin toespringen zouden als de bok op een haverkist.
Ja, natuurlijk, maar al die talloozen zijn nog niet
prima.
Dat gaat natuurlijk niet. We mogen er geen deug
nieten inhalen.
Daar heb Je 't, zei Jack.
Onzin, riep Otto uit, dlspereert niet, we zullen
den geschikte wel ergens opdiepen. Ga eens goed na
Wanneer er niemand in Engeland ls ga dan naar een
Franschen Hertog, of een Russischen prins, of een Itall-
aanschen markies, of een Duitschen baron...
Of een Iersche graaf zei MacCarty glimlachend.
Hoera! riep Hazlitt, met veel lawaai zijn liniaal
naar het plafond opgooiend en weer opvangend. Jij
hebt den spijker op den kop geslagen.
Hoe dat zoo?
Waarom geen Ierschen graaf? Waarom niet onzen
vriend Mac Carthy?
Ik? vroeg de graaf haastig Waarachtig niet
Ik denk er niet aan. Maak nu geen gekheid.
Dat doe lk ook niet. antwoordde Hazlitt Ik
meen het in ernst. Waarom een ander wel en jij niet?
Onmogelijk, riep de graaf verschrikt uit ik ben
geen mensch om te trouwen.
Daar ben Je gauw genoeg over heen.
Stommeling, die ik was, riep Mac Carthy. Had
ik maar niets gezegd. Denk je soms dat ik bedoelde...
Neen, onderbrak Otto, het kwam, ineens bg mij
op. We moeten dit niet overhaast doen, Jack, daarvoor
is het te mooi. We moeten er een paar weken voor ne
men om het uit te werken.
Maar werkelijk, zei de graaf, ik had niet de
minste
Dat weet ik wel, maar je moet snauwde Hazlitt
We hebben Juist zoo iemand als Jij noodig; noem Je
dat soms Je vrienden helpen?
Ik stond liever voor een kanon. Als het iets an
ders was, dan deed ik het graag, heusch.
Maar we hebben Je Juist hiervoor noodig! Kom,
Mac Carthy, wees nu niet als die allemachtig goede ke
rels die allee voor een kameraad willen doen, behalve
juist dat wat hij graag wil dat ze doen. Je moet ons in
zoo'n krisis niet ln den steek laten. Een paar minuten
geleden deed Je nog alle mogelijke moeite om iemand
te vinden. Waarom wil je het zelf niet doen?
Ik zou geen vrouw kunnen vragen al gaven ze
me een zak diamanten toe. Ik ben een echte oude vrijer.
Dan krijg jij nu eens de kans. De krant zal ln Jouw
plaatB vragen, en het pad effen maken. Alles wat Je
zult behoeven te doen is er over heen te wandelen. Het
wordt hoog tijd voor jou om een huishouden op te zet»
ten.
Neen, zei MacCarthy koppig, ik doe het niet.
Stel je voor dat mijn naam in de ikrant komt Iedereen
zou me uitlachen.
Wees niet zoo verlegen. We zullen het wel zoo aan
leggen dat je naam niet bekend wordt. Maar denk nu
eens aan het vermogen dat je kunt verdienen. Kan dat
de pil niet vergulden? Wat zeg je nu van veertigdui
zend pond als een spaarpotje om een huishouden te be
ginnen?
Veertigduizend pond! riep de graaf verbaasd uit.
Misschien nog meer, hield Otto aan, ziende dat hij
terrein won.
Och, nonsens, m'n goeie man, zoover komt het
nooit. Veer-tlg-dulzend-pond! Onmogelijk!
Waarom onmogelijk? Wanneer het een beetje wil,
brengt het aardig wat op. En niet, dan schaadt het nog
niet
Dat is zoo, gaf de graaf toe. Veertigduizend pond
Met een kwart ervan was ik al tevreden, dat beken ik
gaarne.
Natuurlijk.
Het zou prachtig zijn, zei de graaf met een zucht.
Maar neen, op mijn woord, Hazlitt, de risico is te
groot. Ik zou het nog kunnen aannemen, als het niet
om het meisje was.
Maar het is Juist het meisje dat Je moet aannemen.
Wat mankeert er aan haar?
Het kan best zijn dat ze het soort meisje niet is,
dat ik graag mag.
Maar dat ls ze zeker, zei Hazlitt vol vertrouwen.
Ik weet het. Ik voel het. Waarom Dekijk je de zaak
juist van den zwarten kant? Ze zal allerbekoorlijkst zijn.
Wanneer jij daar zoo zeker van bent, zei MacCarthy,
waarom waag je dan zelf de kans niet?
Ik zou wel willen, zei Otto, maar lk heb geen
kans. Je vergeet het voornaamste: Ik kan haar geen
Portret van Tolstoi en zjjn vrouw.
Da eerste aanklacht tegen den oorlog.
In „Invalstochit" (voltooid in 1852) klinkt de eerste
aanklacht tegen den oorlog:
„Kunnen de menschen dan in deze zoo schoone
wereld onder den onmetelijken besterden hemel niet
leven? Hoe kunnen ze hierin behouden de gevoelens
van wraak, hoosaardigheid, waanzin, om hun naas
ten te vernietigen?"
In zijn beroemd boek „de Kozakken" schijnt hij
nog de officier, die zijn leven wil uitleven in dolle
levensvreugde.
Want dit is wel het merkwaardige van de werken
van Tolstoi, dat men daarin, steeds weer, zijn ge
moedstoestand van het oogeriblik leert kennen.
Die gemoedstoestand beheerscht het werk, doet
hem schrijven. En hij schrijft, niet terwille van de
kunst, maar om zich te uiten en om de menschen
te boleeren. Steeds weer is hij, als een prediker, als
een profeet, die als de oude profeten van Israël, de
menschen waarschuwt en hun er op wijst te leven
naar het woord van God.
Dan gaat hij vechten tegen Turkije, waarmede
Rusland in oorlog is. (Nov. 1853). Eerst is hij bij het
leger van Roemenië, dan in het Krimleger. De
voortdurende opgewondenheid en hot aanhoudend
gevaar, waarin hij verkeert, brengen hem, meer dan
ooit, tot godsdienstige overpeinzingen.
titel aanbieden.
't Is een waagstuk, herhaalde de graaf nadenkend,
een groot waagstuk zelfs. Ik had er nog nooit zoo'n
schrik voor als nu.
Per saldo -beteekent het alleen maar een ander
soort ongeluk, en gevaarlijker dan die welke Je doorge
maakt hebt, kan dit niet zijn.
Zoo moet Je 't beschouwen, zei Jack, lachend.
Denk nu eens even aan de voordeelen die de wedstrijd
je zal opleveren. Dank aan de rijkdom en de schoonheid
die je ter beschikking zullen staan.
Het zou wel schitterend zijn, gaf de graaf toe,
dat is te zeggen wanneer alles goed gaat
Het is heilige plicht van een man om te trouwen,
en nu krijg Je de kans, riep Otto uit
Het schepseltje dat mij zou winnen, zou mij wel een
mooien piljs vinden, zei MacCarthy, dat is te zeggen,
wanneer ik haar aardig zou vinden.
Natuurlijk zou ze dat Je zou een uitstekend echt
genoot voor haar zijn.
Maar ik kan er niet toe besluiten. Ik ben te ver
legen.
Het zijn altijd de verlegen mannen, die wanhopige
daden doen, zei Jack.
O, maar daarvoor bon ik weer niet verlegen ge
noeg.
Komaan, zei Hazlitt Ik zie, Je staat in dublo.
Laten we het samen wagen.
Denk je heusch, dat ik maar moest trouwen? vroeg
de graaf.
Vast en zeker, dat heb ik toch al tien keer gezegd!
Jonger kun je niet trouwen, dat ls zeker.
Mlsschon heb je wel gelijk, zei de graaf met een
zucht; jij hebt wel eens meer een goeden kijk op de
dingen. Een man heeft iemand noodig die voor hem
zorgt vooral wanneer hij ouder wordt.
Natuurlijk, zei Hazlitt
En voor een man is niemand zoo goed als een
vrouw, zei Jack.
Behalve een andere vrouw, zei Hazlitt
Cynicus, voegde de graaf hem toe; maar nu de
titel?
Wat ls er met den titel? vroeg Hazlitt, die is
erfelijk en zoo, niet?
Ja, zeker, antwoordde de graaf, die is erfelijk,
en volkomen ln orde, wanneer er tenminste maar het
noodige geld achter steekt. De adelbrieven heb ik thuis.
Maar misschien zal ze iets beters wenschen.
Laat haar wenschen, zei Otto ridderlijk; ik zou
wel eens willen weten wat ze meer wil voor een daal
der. Het is het grootste koopje dat ooit werd aangeboden.
Je bent spotgoedkoop, graaf, en we zullen de halve
vrouwenwereld naar je laten dingen. Geef me de hand,
kerel; dat zaakje la beklonken.