ichager Courant Verovering Zilvervloot Raad Petten. 1628 - 1928. Derde Blad. v. van de De heer Nottelman vindt Alkmaar de geechlkste plaate om een dergelijke cursus bij te wonen; men kon alsdan met de autobus reizen. De heer Blom deelt mede, dat de autobusdienst van Van Muilen soms niet rijdt, zooals vanavond wederom plaats vond. Een bericht van den Inspecteur der Directe Belastin gen te Alkmaar, dat de opbrengst der G.I.B. over 1928 —1929 is geraamd op f 4000, en van de opcenten op de R.I.B. op f 1000. Een schrijven, houdende mededeeling, dat aan den keuringsdienst van Waren te Alkmaar over 1928 een bijdrage is verschuldigd van t 59.51; over 1020 werd f 4.48 teveel betaald. Uit de rekening-courant der bank voor Nederlandsche Gemeenten blijkt, dat aan die bank over het 2de kwar taal 1928 aan rente is verschuldigd t 906. Door Gedeputeerde Staten is de uitkeerlng krachtens de wet van 24 Mei 1897 voor 1928 vastgesteld op f 1716.37%. Besloten wordt geen beroep in te stellen. Ingekomen is een schrijven van den Minister van On derwijs, Kunsten en Wetenschappen, houdende de mede deeling, dat de bijdrage dezer gemeente in de kosten der R.H.B.S. te Alkmaar over 1927 f 318.64 bedraagt, over 1920 werd f 4.59 tekort betaald. Een bericht van Ged. Staten dat de gewijzigde school geldverordening door den kroon is goedgekeurd. De mededeeling, dat de kosten van aanbesteding der leermiddelen hebben bedragen f 273.90. De rekening der Gezondheidscommissie te Schagen over 1927, sluitende met f 208.53, batig slot, welke reke ning wordt goedgekeurd. De begrooting dier Gezondheidscommissie voor 1929, sluitende met in ontvangst en uitgaaf f 1289.82. De bij drage door deze gemeente is vastgesteld op f 6.90. Een verzoek van Het Witte Kruis om op de begroo ting 1929 een subsidie van 1% cent per inwoner uit te trekken. Indien nog een begrooting dient te worden opgemaakt, stellen B. en W. voor gunstig te beschik ken, welk voorstel met algemeene stemmen wordt aan genomen. Een verzoek van de Commissie van Vakonderwijs van den Alg. Ned. Politiebond om subsidie in 1920. B. en W. stellen voor dit verzoek voor kennisgeving aan te nemen, welk voorstel wordt aangenomen. Een schrijven van Ged. Staten, waarin wordt voor gesteld het reglement voor het Burgerlijk Armbestuur te wijzigen met betrekking tot het uitbesteden van armlastigen bij gezinnen. B. en W. stellen voor te be richten, dat dit voor deze gemeente van geen belang wordt geacht, aangezien uitbesteding van personen niet voorkomt, en mede gezien de aanstaande vereenlglng met Zljpe. Met algemeene stemmen wordt dit voorstel aangenomen, Verslagen. In gekomen is het verslag over 1027 van de commissie tot wering van schoolverzuim en van de commmlssie van toezicht op het lager onderwijs in deze gemeente. Naar aanleiding van het verslag der commissie van Toezicht op het L. O. vraagt de heer Timmerman of de verbeteringen aan de deuren in de school reeds zijn aan gebracht om deze tochtvrij te maken. De Voorzitter meent, dat dit nog niet is geschied. De heer Blom merkt op, dat er tochtband aan de deur is. De heer Timmerman vindt een houten lijst beter, heer Bom vestigt de aandacht op gordijnen. De heer Hollander zegt, dat het dan goede gordijnen moeten zijn om het tochtvrij te maken en deze zijn duur; een houten lijst is ook goed. De Voorzitter zegt toe, een nader onderzoek in te stel len. Meerdere ingekomen verslagen liggen voor de leden ter Inzage. Ontheffing hondenbelasting W. de Beurs over 1927. Door den heer W. de Beurs wordt over 1927 onthef fing van hondenbelasting verzocht, aangezien hij in No vember 1926 geen hond meer had. De Voorzitter licht een en ander nader toe en is van meening, dat De Beurs in 1927 wel een hond heeft ge had, waar hij anders geen biljet zou hebben ontvangen, tenzij P. Hollander zich vergist zou hebben bij het op nemen der honden. De heer Van der Vlies deelt mede, dat De Beurs een Jaar te laat ls met reclameeren. De heer De Graaff is het hiermede eens; hij is ver over tijd; en had aangifte moeten doen, dat hij geen hond meer had. B. en W. stellen voor geen ontheffing te verleenes, aangezien de reclame veel te laat is ingekomen Met algemeene stemmen wordt dit voorstel aange nomen. Hierna wordt het kohier Hondenbelasting voor 1928 nagegaan en vastgesteld met een totaal van 36 honden en f 67. Aanbieding gemeenterekening 1027, Aangeboden wordt ds rekening der gemeente over 1827, De ontvangsten hebben bedragen f 35840.85, de uit gaven f 37343.11, nadeelig slot f 1496.76, voorzooveel den gewonen dienst betreft. De ontvangsten van de kapi- taaldienst hebben f24170 bedragen, de uitgaven f24000, batig slot f 170. De heeren Van der Vlies, De Graaf en Hollander zullen de commissie vormen, belast met het nazien der reke ning.. In verband met de rekening 1927 wordt besloten de begrooting 1927 overeenkomstig die rekening te wijzi gen. Rekening Burgerlijk Armbestuur 1927. De rekening van het Burgerlijk Armbestuur over 1927 wordt nagezien en goedgekeurd met in ontvangst f 807.52, in uitgaaf f 833.60; nadeelig slot f 26.14. Begrooting 1928. Van Ged. Staten is de begrooting 1928 wederom te ruggekomen met enkele opmerkingen. Ie. Verlaging van de post Druk- en Bindwerk van f 125 tot f 100; 2e. Verlaging van de post reis- en verblijfkosten van f 60 tot f 50; 3e. Idem van den post abonnement telefoon van f 30 tot f 25. Ten aanzien van deze posten stellen B. en W. voor de uitgetrokken bedragen te handhaven, welke voor stellen met algemeene stemmen worden aangenomen. 4e. Met betrekking tot de bijdrage aan de Vereen, van Burgemeesters en Secretarissen f 3.50) wordt besloten Zaterdag 1 September 1928. s,l 71ste Jaargang. No. 8315 woensdagavond kwam de raad dezer gemeente in jtaliige zitting bijeen. Voorzitter, de burgemeester, de heer H. 8. Eriks. he Voorzitter opent de vergadering, waarna de notu- jl der vorige vergadering worden gelezen en onveran- W goedgekeurd, tagekomen stukken. tagekomen is de mededeeling van den Minister van held, Handel en Nijverheid, dat de gemeente wegens todeel in de subsidiekosten op grond van hetwerkeloos- Udabesluit 1917 over het 4e kwartaal 1927 moet storten JÏ73.44, welke bedrag reeds is ingehouden, yan de Vereeniging van Burgemeesters en Secreta- Isen in het kanton Schagen is bericht Ingekomen, dat ch voor een te Schagen te houden applicatiecursus 10 keinemers hebben aangemeld; de kosten per deelnemer jdragen pl.m. f 55. De Voorzitter deelt mede, dat de beide onderwijzers jtfer niet wenschten deel te nemen, gezien de slechte verbinding met Schagen. Piet Heyn verovert de Zilvervloot. Een der medailles, geslagen op de verovering van de Zilvervloot Geluck! Geluck, O Meyn en Lonk, Voor wie de magt van Spanje sonk Als gy die vloot van scheepen Die met dien schat was vol gepropt Die Spanjen hadde ingeropt, Hebt bij het hoofd gegrepen. Het is wel zeker, dat in de geschiedenis van ons Vaderland geen verovering zoo werd toegejuicht en [j :oo werd gevierd dan die van de Spaansche Zilver vloot door Piet Heyn, op den negenden September 328. In de historie van onze zeevaart en van onze vloot ,en eigenlijk belangrijkere feiten voor, waarbij geer mannenmoed, beleid en kordaatheid waren ge- >nd. Ook Piet Heyn, die zich al vroeger had weten onderscheiden, zoo bij de verovering van Bahia de n Salvador in Brazilië, vond de verovering van de ilvervloot eigenlijk van weinig beteckenis. Doch het feit, dat met de verovering van deze vloot iote schatten waren verkregen, sprak tot het volk niet minder tot de regeering en de bestuurders der 'est-Indische Compagnie, in wier dienst Piet Heyn Itond. De verovering kwam op tijd. Het zag met den 'mantieelen toestand van de republiek er niet bij- mder rooskleurig uit. In Maart van 1628 had de Raad van State in een brief geklaagd, dat „Lands geldmiddelen in verwar- len toestand waren geraakt, omdat tusschen het in tomen en de lasten van den staat geen behoorlijk ivenwicht was." De republiek zag zich vooral op zee bedreigd. En loe kon men aan middelen komen ter verdediging ran onze eigendommen op zee tegen de vijanden en >m de voortzetting van den oorlog te kunnen finan- iieeren? Zeeland en Friesland waren achterlijk om n de sommen, voor land en zeemacht vereischt, hun landeel op zich te nemen, zoodat men er al weder >p bedacht was, deze provincies, gelijk het 'heette, te lezenden. De scheepskapiteins op de binnenwateren klaagden, lat zij in geen jaren soldij of kostgeld ontvangen ladden en hunne matrozen stonden op punt van te nuiten. De Raden van de Admiraliteit te Amsterdam erden op straat en in hun huizen door de schuld- schers van hun „Collegie" om betaling aangespro- Weldra vernam men, dat de Rotterdamsche hee- waren aangerand, welk bericht vergezeld ging de verklaring, dat het noodzakelijk was, het Redende grauw" tevreden te stellen. Nog in Oct. verstoutten zich matrozen uit Rotterdam, in Den laag te komen, om de leden der Staten voor de deur er vergaderzaal om betaling te vragen. Het was toodig, dat nieuwe belastingen werden toegestaan en o de verbetering van de bestaande belastingen voor zien. Doch eer zulke maatregelen met eenparigheid van stemmen, gelijk vereischt was, waren toegestemd, moet er veelal een ongelooflijke mate van geduld en evenredigheid worden aangewend. „Welk een uitkomst", schrijft dan ook dr. J. P. Arend in zijn „Geschiedenis van Nederland", „Welk een uitkomst in den nood. De buit was zoo groot, dat men zelfs medelijden had met den vijand." I Behoeft het daarom te verwonderen, dat, toen het bekend werd, dat Piet Heyn de Zilvervloot had ver- «W er groote vreugde heerschte in ons land en -men non gereed maakte om den vlootvoogd en de beman ning luisterrijk te ontvangen bij hun terugkeer in ibet vaderland. Hoeveel er eigenlijk veroverd was, J»t men natuurlijk niet, maar het feit, dat de fy^sche rQgeering, jaarlijks, de schatten uit hare oerittmgen naar Spanje liet vervoeren, en dat die rf™n waren vermeesterd, had de fantasie geprik keld. Reeds lang was het de droom van menig zee vaarder geweest, om de Zilvervloot te vermeesteren. J>it verlangen was gewekt door de verhalen, omtrent ae fabelachtige rijkdommen aan goud, zilver, edel gesteente en specerijen, welke jaarlijks door de gal- joenen uöt de Spaanshe bezittingen, ine Amerika, ja Bii? Ultr.die *n Azië> langs den veiligen weg over den öiuien Oceaan naar Spanje werden overgebracht. Zooals we reeds hierboven hebben gereleveerd, was Heyn in dienst van de West-Indische Compagnie eze Compagnie had eigenlijk ten doel, evenals haar De Oost-Indische Compagnie", „de en «eregeldheid in de vaart op de ver- ijderde oorden te bevorderen, alle twisten tusschen mot jjrïen te voorkomen en bij de onmogelijkheid 0 middelen van den staat den machtigen vijand in die streken te bestrijden, zelf de middelen te vinden om den vijand te benadeelen. En dit be- nadeelen bestond voornl. in het kapen. De hoofdzaak voor de compagnie, zoo zegt prof. Blok in zijn „Ge schiedenis van hef Nederlandcche Volk", zeer terecht was de buit door kaperij van kostbare expedities op den vijand te behalen. Kolonisatie stond geheel op den achtergrond, aangezien noch de participanten, noch de bevelhebbers daarin zooveel onmiddellijk voordeel zagen." Toen de West-Indische Compagnie een vloot van 31 schepen uitrustte onder het bevel van Piet Heyn, welke vloot in Mei 1628 uitliep, had de bevelhebber geen andere last gekregen dan op de Spaansche Zil vervloot te „passen", zooals het bij den geschiedschrij ver Jan Wagenaar heet en ze, ware het mogelijk, te veroveren. Portret vau Piet Heyn door J. Houbraaken. Onder de schepen, die uittrokken, noemen wij „Amsterdam", het admiraalschip van Piet Heyn, „Hol- lantschen Tuyn, Haerlem, Gelderlandt, Hollandt, Swart Loeuw, Roo Leeuw, Vergulde Valck, Swarte Ruyter, Wit Leeuw, Neptun, waarop de vice-admiraal Hendrik Loncq, Gouden Son, Postpaert, 't schip Ut recht, 't schip Neptun, Schip Dordrecht, de gouden Leeuw, het vergulde Dolfyn, de Griffoen, Munnincken- dam, de Jacht D'oyevaar, de Tyger, de stad Vlissin- gen. In Oogstmaand ((Augustus) gekomen in het gezicht van Havanna, alwaar de Spaansche Vloot werd ver wacht, vernam Piet Heyn, dat men daar nog geen kondschap had van de komst dier vloot. Doch wat later nam hij een Spaansche bark, die door den be velhebber van Havanna was afgezonden om de Spaan sche vloot voor de onze te waarschuwen. Op den achtsten van Herfstmaand ((September) nam Jan Janszoon van Hoorn, voerende het schip „de witte Leeuw", een Spaansch schip, welk van de Spaansche vloot was afgeraakt, en spoedig daarna werd de Zil vervloot ontdekt. In het geschiedverhaal wordt dan het volgende mee gedeeld: „Piet Heyn maakte er dadelijk jacht op. Zij week naar den wal en in de baai van Matanza. Hier raak ten de meeste Spaansche schepen aan den grond. De onzen, in de booten gesprongen, hadden er nauwe lijks twee schoten op gelost of alle schepen gaven zich over. De admiraal stelde dadelijk orde om het „pionderen" te voorkomen. Hij liet de veroverde sche pen, gedeeltelijk, lossen, eenigen werden gereed ge maakt „tot de reize naar het vaderland", de overi gen werden verbrand of in den grond „gehakt". Aldus werd de Spaansche Zilvervloot schier zonder slag of stoot gewonnen op den negenden van herfst maand. Op den zeventienden September lichtte de admiraal het anker. Een deel van de vloot kwam in den winter van 1628 in het vaderland, een ander deel kwam in Louwmaand 1629 binnen. Een der genomen schepen was op de Iersche kust gestrand, een ander, lek zijnde, werd in Falmouth gelost en met de la ding verkocht. De meeste buit werd te Amsterdam aan land ge bracht en in het West-Indische Huis bewaard. Hij bestond uit vele kisten met zilver, ook eenige kisten met goud, paarlen, edelgesteenten en andere „koste lijkheden". Voorts een groote menigte indigo, coche nille (verfstof) en andere „koopmanschappen". De waarde hiervan werd geschat op 11 milloen 509 dui zend 124 gulden, een, voor die tijden, zeer hoog be drag. 1) „Doch het volk hadt ongetwijfeld", zoo zegt een geschiedschrijver, „een werkelijk deel van de schat „verdonkerd", waarvan nog echter een en ander „agterhaald" werd." De ontvangst van Piet Heyn en zijn officieren was schitterend. De Prins van Oranje, die ook ruim 6 ton van de buit kreeg, bood Piet Heyn eeri feestmaal aan. Een plechtige dankdag werd gehouden en vreugde vuren werden ontstoken. De participanten van de West-Indische Compagnie kregen 50 van de buit, wat door sommigen echter te hoog werd geoordeeld. Prof. Blok spreekt, dit feit vermeldende, van „onge hoord". Het buitgeld der -matrozen bestond uit zeven tien maanden „gaadje". Men was daarmede niet tevreden en in Maart 1629 brak de „moetwil der Bootsgezellen" los. Ze wierpen, vergezeld van 'hun vrouwen, de glazen van het West- -Indische huis in en wilden een aanval doen, om te vermeesteren, wat ze niet goedschiks hadden kun nen krijgen. De schout en zijn rakkers kwamen er. aan te pas en toen werd de hulp Ier schutters gere- quireerd. Niemand minder dan Joost v. d. Vondel schreef een gedicht over dit relletje. Het is getiteld: „Het West-Injes Huis spreekt". Talrijk waren de medailles, die ter herinnering aan de vermeestering van de Spaansche Zilvervloot werden geslagen. En groot was het aantal dichters, die 'het historisch feit hebben bezongen, niet steeds ten genoege van Piet Heyn, die zich nog al geërgerd toonde over de bovenmatige loftuigingen, hem ge bracht voor deze gemakkelijke zege, nadat men zijn vroegere, meer 'beteekenende daden in die streken ■met veel minder geestdrift had begroet. Jan van Nyenborgh dichtte o.a.: „Iason, het gjilden vlies verwierf, edoch niet zonder Groot p'ryckel en gevaar, doch dat is meerder wonder, Dat onzen admiraal, Piet Heyn, de Zilvervloot Verkreegh sonder gevaar en sonder slagh of stoot". „Een nieuw liedeken, ter Eeren van den generaal Pieter Pieterszoon Heyn over den grooten schadt, die De aanval der bootslieden op het West-Indische Huis te Amsterdam. hij op de zee bekomen 'heeft", bevatte een gelijk aan tal verzen als het Wilhelmus van Nassouwen en moest op de „stemme" van dit lied van Marnix van Aldegonde \voiylen gezongen. Het eerste lied begon met: Alsmen schreef zesthien hondert En acht en twintigh jaar. Het laatste lied luidde als volgt: Prijst Godt, den Heer ghestadich Oudt, jonc'k, groot ende kleen, Die ons tot noch ghenadich Bewaert heeft alghemeen, Wilt hem lof Zanghen zinghen it diener herten gront Nu hy ons gaen bringen In rust op deser stont. Samuel Ampzing dichtte bij het portret van Piet Heyn: Gy siet alhier dien held, dien Batavier syn wesen, Van Spanjen seer gevreesd, van Holland meer geprezen, Wiens oogen en gesicht de Spanjaard niet verdraegt Die met syn naem en roem de Spaensche magt verjaegt. Toen Heyn 14 Januari 1629 te 's-Gravenhage kwam, werd hij eveneens zeer gehuldigd en ook hier sloof de men zich uit, om hem in gedichten te verwel komen: „Welcom, welcom, kloeken Heyn, Met U zeylen, groot en kleyn." Heel lang heeft Piet Heyn niet van zijn succes mo gen genieten. In Mei 1629 werd hij op expeditie tegen de Duin kerker kapers, die de zeeën voor onze koopvaarders onveilig maakten, uitgezonden. Op den 16en Juni sneuvelde hij in den slag tegen deze kapers. J. Revius laat zijn matrozen een klaagzang aan heffen: We schreven te vergeefs, matroosjes voor de ooren Van onzen admiraal, den grooten Pieter Heyn, Hou soude hy den galm van onzen sangen horen, Ons st.pnvmp.Ti zijn voor hem alte voorseker cleyn. Met Piet Heyn was een typisch Hollandsch zee mansfiguur heengegaan. Uit 'n „gering" geslacht, zoo als van hem werd gezegd, te Delfshaven geboren, trok hij, evenals onze andere groote admiraals, vroeg naar zee. Hij wist al spoedig de aandacht op zich te vestigen door zijn moed en dapperheid, maar werd door de Spanjaarden gevangen, genomen en wreed mishandeld. Nadat hij eenigen tijd aan een roeibank van een der galeien van Spinola geklonken was ge weest, werd hij uitgewisseld en voer tusschen 1608 tot 1617 ter koopvaardij, waardoor hij zich een aanzien lijk vermogen wist te verwerven. Toen trad hij in dienst van de juist opgerichte West-Indische Compagnie. Dat was een kolfje naar zijn hand. Het kwam toch in de kraam van boven genoemde maatschappij te pas aan de Spanjaarden zooveel mogelijk nadeel te 'berokkenen en daar 'had Piet HJeyn wel zin in. Hij had zijn verblijfplaats op de Spaansche galeien nog niet vergeten en hij zou zich wel wreken. En dat is hem gelukt ook. Mei 1624 veroverde 'hij San Salvador, in 1626 vermeesterde hij 23 met buit beladen schepen van de SpaanschPor- tugeesche vloot en twee jaar later de Zilvervloot Bij den dood voor Duinkerken was de rouw van het vaderland algemeen. In de Oude Kerk te Delft werd zijn lijk ter aarde besteld en de Staten deden een praalgraf verrijzen. Te Delfshaven, waar hij, in 1578, was geboren, staat zijn standbeeld. J. S. Een ander komt tot deze berekening: Want het goud en zilver wierdt op twee en zeven tig tonnen gouds, de koopmanschappen op zes en der tig maal honderd duysend gulden en het geschut, touwwerk en andere toerusting op vier millioen ge schat.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1928 | | pagina 9