Schager bourant Vierde Blad. WARE WOORDEN. Dieren en beroemdheden. Vermakelijk geral uit de dierenwereld VOOR DE KINDEREN. WAT PIM EN PUK OVERKWAM. Zaterdag 22 September 1928 71ste Jaargang. No. 8327. Bekwaamheid zonder eerlijkheid kant zich steeds tegen haar bezitter. Men moet kinderen slechts het hoog noodige var- bieden en dan nog met zachtheid. Ongeduld en bezorgdheid zijn zusters. Aan het goddelijke gelooven slechts zij, die van het goddelijke in zich bewust zijn. Opstand tegen dingen, die niet te veranderen zijn, is zwakheid; opstand tegen datgene, wat wel te ver anderen is, is plicht. Wie alleen maar handig is, is niet handig ge noeg. 't Familieleven, de familieband moet zijn en blij ven de kern van het leven, de Zondagen moeten niet uitsluitend gewijd zijn aan diverse vereenigingen, al zijn die ook met de beste en eerlijkste bedoelingen opgericht. HOE OROOTE MANNEN UIT VROEGER DAGEN HUN TLJD DOORBRACHTEN. De een ving vliegen, een ander vermaakte doh met muizen, enz. Van verschillende beroemde personen worden eigen aardigheden verteld met betrekking tot dieren. Zoo lezen we het volgende: Goethe bracht zelden een dag dooP zonder een levende slak in den hoek bij den haard te leggen en ze daar te verzorgen. De Romeinsche keizer Tibertus had tot gezelschap een slang, die hij zoolang had gedresseerd, tot zij uit zijn hand at. Augustus hield bijzonder veel van een papegaai, doch nog mwr van wn kwartel, wlras verUes hem zoo bedroefd maakte, als had hij een slag verloren. Honorius, een andere Romeinsche keizer, had zoo veel verdriet over het verlies van een hen, Roma ge naamd, dat hij gaarne Rome zelf had gegeven om haar terug te krijgen. Keizer Domitianus bracht zijn vrijen tijd door met het vangiui van vliegen. Lodewij k 'XI vond, toen- hij te Plessis-les Tours ziek was, allleen behagen in dansende varkentjes die vreeTiv waren uitgedost en tot zijn vermaak gedresseerd. Richter was verzot op tamme dieren, die hij steeds om zich heen had. Soms een muis, dan eeu groote witte kiuisspin, die hij in een doosje met glazen deksel had Onderaan was een deurtje, waar door hij zijn gevangene met doode vliegen kon voe ren. In den herfst verzamelde hij wintervoedsel voor zijn kleinen boomvosch en zijn tamme spin. „Ik had er wat voor gegeven", schreef hij eens aan een vriend, „als je mij op straat of in de Harmonie hadt gezien. Dan zoudt ge mijn eekhoorntje op mijn schouder hebben zien zitten. Het bijt niet meer." Karei I van Engeland hield veel van windhonden en de honden, van de zijne afkomstig, zijn nog be roemd in Engeland. Frederik de Groote hield even eens veel van honden. De schilde^ Razzi sloot vriendschap met allerlei dieren en vulde zijn huis met eekhoorntjes, apen, Angorakatten, dwergezels, bokken en Elba-ponies dehalve die had hij nog een groote raaf, die deftig tusschen de andere dieren rond stapte, als ware zij DE MAN, DIE OEEN TIJD HAD, (Rutn Humor, MadricL) Noo ita je >1 *n haff oor «Ce krant te lezen. Koop er dan toch een Mevrouw Uc heb geen tijd om kranten te lezen de spulleb&as van deze arke Noachs. Wanneer ietoiand klopte, riep de raaf met luider stemme: „Binnen". Pelisson, die in de Bastille gevangen zat, sloot vriendschap met een spin, die hij temde. De ci pier, die dit bemerkte, trapte het diertje dood. Latude zocht in dezelfde gevangenis gezelschap bij zes en twintig ratten, die zijn cel bewoonden. Hij gaf ieder ervan een naam en zij kwamen naar hem toe, wanneer hij ze riep. Hij voederde ze, speelde met hen en zij bevrijdden hem! van ver deling. De markies De Montespan vermaakte zich met muizen in zijn vergulde apartementen te Versailles. De muizen waren wit en waren hem heel uit Siberië i oegezonden. Kardinaal Mazarin speelde in zijn vrije uren met een aap en kardinaal Richelieu vermaakte zich met zijn verzameling katten. De dichter Alfieri w&3 trotsch op zijn paarden, en schepte er veel behagen \n ze te streelen. Cowper was nooit zoo gelukkig als wanneer hij zijn tamme hazen voederde. Er staan nog andere historische namen in ver- L binding met dieren, waarvan, nog kunnen worden genoemd: de valk van 'Semiramis, de kapel van Vir- gilius, de aap van Commodus, de spreeuw van He- liogabalus en de duif van Mahomed. maar komen «is era kerk ook dadelijk ww meestal met het zichtoare resultaat van hun ■treven aan het voorste deel van den snavel geregen. Vliegend of zwemmend, de pelikaan is steeds bezig met visschen en net zoo lang, dat de groote zak geheel gevuld is, die dan gewoonlijk zwaar neerhangt. En eerst dan is de tijd gekomen, om den gevangen voorraad op te eten. Dat is de bezigheid, waarmede het dier zich onledig houdt als het niet vischt Want behalve slapen kent het slechts twee dinges; visschen en eten. Met zijn gevu!den zak begeeft het »!ch naar es* plaats, waar da rotsen vrij laag zijn. Daar geniet het met vele andere kameraden van «tfn vangst. Met den kop maakt het een vlugge beweging achterwaarts, waardoor een vlsch uit den zak ln de keel geworpen wordt en hierdoor naar de maag verdwijnt Dan rust het een oogenbllk, om te genieten van de aangename spijsvertering en daarna gaat het met een tweeden visch op dezelfde wijze. EEN SPOEDOEVAL. HOE DE ZEEMEEUW DEN PELIKAAN DIENS VISCH AFSNOEPT. Langa de Golf van Mexico in Amerika en vooral aan de stranden van Forida leeft de bruine pelikaan. In groote troepen ziet men de groote vogels daar aan de zeekust rondloopen. Ook vliegen kunnen de zware die ren tamelijk goed, dank zij hun laage vleugels. De kop van den vogel is zeer merkwaardig, want hij is bijna geheel snavel en eindigt aan den bovenkant in een haak, waarmede het dier de visschen als het ware harpoeneert. Het logge dier leeft uitsluitend van visch en kan een ongeloofelijke hoeveelheid naar bin nen werken. Daarom la de bijzondere kop ook zoo bij uitstek geschikt voor het dier. De gevangen vlsch wordt namelijk niet dadelijk opgegeten, maar voorloopig be waard in een soort zak, welke zich aan den onder kant van den snavel bevindt Zwemmen kan de pelikaan ook heel goed, doordat de groote pooten van stevige zwemvliezen voorzien zijn. De meeste visch wordt onder het zwemmen gevangen. Maar ook vliegende weten de vogels veel vlsch te be machtigen. Zij vliegen op groote hoogte boven de zee en zien met hun scherpe oogen de visschen in het water zwemmen. Op een gunstig oogenbllk laten zij zich met den snavel vooruit en neergestreken vleugels naar omlaag vallen. Zij duiken daarbij geheel onder. Dokter: Ik moet gauw naar Pietersen. Zijn vrouw: Is het zóó haastig? Dokter: la, and en is-ie weer heter voordat ft bi] hem ben geweest! Dat gaat zoo een poos door, maar nog voor de zak leeg is, wordt de vogel door het voortdurend zwelgen soezig in het hoofd. Suf blijft hij dan zitten en hij merkt van wat om hem heen gebeurt maar weinig meer. Nu is voor een veel kleineren vogel, een zeemeeuw, het oogenblik gekomen, om zijn elag te slaan. De zee meeuw gaat brutaalweg op den kop van den pelikaan zitten, en wacht kalm af, tot mijnheer uit zijn halve verdoovlng ontwaakt en weer lust krijgt ln een hapje. De bek van den pelikaan gaat weer open, de eigen aardige achterwaartsohe beweging met dan kopt om (§>p£*. 687. Gedurende de treinreis waren ze allemaal stil. Verdrietig zaten ze bij el kaar, want ze zagen tegen het afscheid op. Hè, zuchtte Puk, waarom moet je nu weer van elkaar weg als je 't samen toch zoo plezierig hebt? Vader keek haar es even aan en nam haar handje in zijn hemd. Ja, kind, zei hij, daar valt niets aan te veranderen. Maar Jullie ziet elkaar in de vacantie immers terug! 591. Langzaam liepen de twee peuters voort Ze zeiden weinig tegen elkaar, want ze voelden zich allebei nog erg terneerge slagen. Toen zagen ze achter in de breede hoofdlaan van 't bosch opeens een clubje vrienden en vriendinnen. Zullen we meespelen, vroeg Puk? Ja, vooruit maar zei Plm, wmtr érg vroolijk klonk 'et niet! 588. De boot was met John en Gladys ver trokken. Ze hadden allen met hun zakdoeken gewuifd, zoolang ze elkaar konden zien, nu was 't uit, ze waren weg! Zwijgend liepen de peuters met vader naar den trein terug. Puk huilde zachtjes en Pim liep met de handen in zijn zakken verdrietig voort. Vader liet ze maar gaan. Hij rookte stil zijn pijpje en zei geen woord. Hij mocht John en Gladys ook graag, zie je! 592. Maar de pret kwam wel! Toen Pim en Puk maar eerst bij d'r vriendjes waren, kwam alles weer ln orde. Ze wilden een vroolijk spel spelen. Maar wat? Een rooverspel, stelde Plm voor Ja, ja, riepen de anderen. Laten we roo- vertje spelen! Pim, die langzaam aan weer het oude vroolijke konijntje werd, bedacht het speL 589. Toen ze weer thuis waren, zaten Pim en Puk treurig in een hoekje. Ze zeiden niets en moeder wist werkelijk niet wat ze met de twee moest beginnen. Kom, kom, zei ze, zóó verschrikkelijk als jullie het maakt is 'et toch niet. In de groote vacantie komen jullie immers weer bij elkaar. Gaat bulten maar eens wat spelen! 593. Ha, ha! Het spel begon! Wacht u voor Plmmio Konijnio, den grooten rooverhoofd- man. Zie hem staan en beeft voor hem! Een roode zakdoek heeft hij fier als een tulband om, zijn hoofd gewonden en hij kijkt! Zie die oogen! Zie die fier gekruiste armen. Ha! Tsa! Als Pimmio komt, sluipt er een siddering door de leden van alle konijnen! Wacht u voor hem! 690. Ze gingen naar buiten, omdat moeder het zei, maar trek in spelen hadden ze niet. Ajasses, zei Puk! Ba, zei Pim! Zoo liepen ze slenterend naast elkaar voort. De zon scheen vroolijk en de vogels zongen, maar ze zagen en ze hoorden het niet. Zonder bepaald doel slenterden ze verder Zóó kwamen ze in het groote bosch. 694. Hard gaat ie! Alle rooverkonijnen loo- pen alshazen. Ze dwalen door het bosch en zoeker naar prooi, ...aar een rijken koop man, die ze kunnen plunderen of een rei zende dar'.e, waarvoor ze een losprijs kunnen elschen. Pimmio voert zijn roovers aan. En het eerste slachtoffer, dat in zijn handen valt, ls nog niet gelukkig! Wie zal het zijn? Ze zoeken! Tsa! Pas op!

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1928 | | pagina 13