GEESTELIJK LEVEN. Ontmaskerd. De Huwelijksloterij I wijze van fa MB visch utt dea sak tv werpen volgt, maar de rlaeh komt niet ln de maag van den pelikaan terecht, doch ln den bek van de «©«meeuw, die er vlug mee weg vliegt Zoo laten de pelikanen sich door de zeemeeuwen be stelen, en zij echijnen er nooit goed weet van te krijgen, koe zij eteed» weer bedot worden, Dag in dag uit kan men dat spelletje Mua de kusten van FJorida aan schouwen. EEN GLAS KLAAR WATER XNPLAATS VAN KIRSCH. Neen Willem, dat weet ik, maar gtf wilt t ver- graven wae. Doch Van Dijk'» vrouw schudde het hoofd, haasten, antwoordde zijn vrouw meewarig. Neen, zij ligt nog boven, verklaarde zij. U begrijpt, En waarom niet? vroeg van Dijk op harden toon..; wij dachten, dat gij eenlge argwaan zou hebben voor... Betalen wij den dokter niet geregeld. Moeten wij Ja, dat begrijp ik, viel de veehandelaar haar ln de haar geen versterkende middelen geven en klaar staan i rede op loyalen toon. Zeer secuur van U, werkelijk. Ik als zij niet wel is; daarom, wat kan 't mij schelen? .apprecieer die gedachte. Maar kan Ik haar niet even Ja, Willem, dat is wel waar. zien, voor zij begraven wordt. Zal ik even naar binnen Nu dan, waarom hebt gij dan zulk een medelijden? gaan. Hij viel weer terug ln zijn stoel als een man die een Natuurlijk, mijnheer De Groot. U moet haar «ion. «waren dag aohter den rug heeft. Toen stond hij op en g*J hebt ook zooveel voor haar gedaan hé?... Ik geloof, ging door de deur naar de andere kamer. <j*t «ij misschien wel wat lastig voor U is geweest. Och, Zijn vrouw stond eveneens op en keek hem verwijtendu was zoo'n beetje aan haar gebonden geworden, aan. Zij was bijna veertig jaar oud en scheen veel leed zeker, dat is wel waar. Maar hier heeft zij ook te hebben meegemaakt Toch hield zij,van den ruweneen goede behandeling. Ik wist wel, waar ik haar liet. man, met wien zij gehuwd was. Dank U, mijnheer De Groot Dezen kant op. Ik zal Willem van Dijk opende de deur zachtjes. [haar U laten zien. Hij liep naar 't bed, terwijl de vrouw hem op den voet De vrouw opende de deur en plechtig trad het drie- volgde. De kamer, waarin zij zich bevonden was nogal goed gemeubileerd en alles zag er zeer zindelijk uit Over 't bed lag een wit laken, doch niet minder wit Toen de bekende Martainville nog jong wee, kwam waii b9t selaat, dat onder de dekena lag. en schijnbaar levenloos was. 't Was een stil, tevreden gelaat, van een oude vrouw, wie men kan aanzien, dat de dood zijn vleugels reeds over haar had uitgespreid. hij eiken dag in ihet koffiehuis van den schouw burg de la Gaite, op den Boulevard du Tempte, te Parijs. Deze letterkundige was een aardig sommetje aan den kastelein schuldig, want veel verdiende meneer toen nog niet Martainville was gezocht om zijn geestigen omgang, om zijn vroolijken, gezelligen aard. Niemand die hem kende, kwam in het café, zonder hem wat aan te bieden. Martainville verzocht 't Is bar, hoe lang zij 't uithoudt, mopperde Willem. Gelijk dezen dag gaat het altijd. Toen wij dien brief naar De Groot zonden, leek het dat zij nog maar twee of drie uren te leven had en nu is het reeds een week geleden en nog zit er leven in haar. - 't Is Zijn wil, Willem. - Nimmer zag ik iemand op 't bed, die er zoo ster- vend uitzag als deze vrouw en toch houdt zij 't vol, ging dan om een glas kirsch, inaar hij nam deze likeur j Willem maar steeds voort alleen aan uit de handen van een vertrouwden kelner. oude Bertha was geen bloedverwant van de van Dijks, Geen mensch vermoedde, dat de schrijver heelemaal l maar zij hadden haar ook niet opgenomen uit een lief- geen kirech dronk, maar gefiltreerd water met sui- i dAdl& oogpunt Drie Jaren geleden had de oude dame het peinzen over de vraag: wat gaat er toch in al die «rwwlrrwi-1111 huloje »<swoo1xd Jn laan' welk® ln d« Blijheid menschen om, wat is de bedoeling van hun leven en ker. De zoogenaamde kirsch werd spoedig opgedron van ht)i dorpje gelegen. Geruchten liepen dat zij wat beseffen zij-daarvan? Buiten, op het land, waar wij ken, d'0 vriend 'betaalde en de kastelein trok voor zeer rijk was, ondanks haar ellendige verblijfplaats. om ons heen hebben de wijde uitgestrektheden van de pik glas een bedrag af, gelijk 'aan den prijs van een Geruchten, die later waar bleken te zijn. Want op een- groene weiden en bouwlanden en boven ons de wijde crlaa echte kirsch. Toen Martainville op die manier morgen werd de oude Bertha hulpeloos uitgestrekt go-1 hemelkoepel, waarlangs de wolkenschepen zeilen, op B vondsn nn rlan vIoiat- e-fthonden met stevlffe koorden. j tal de kamer binnen. De Groot .bleef voor 't bed staan en staarde naar het lijkbleeke gelaat van de oude Bertha. Zoo is zij dan gestorven, sprak hij onvast. Arme, oude ziel. 't Spijt mij wel. Daarna sprak hij eenige onverstaanbare woorden. Hij nam een lucifersdoosje uit zijn zak en streek een luci fer aan. Langzaam naderde hij het gelaat der oude vrouw met den lucifer en men kon zien, dat zijn hoofd op oen buitengewone manier tuaschea zijn eohoudei» wegzonk... Hij dreigde te vallen, dooh steunde op het ledikant, waarin de oude vrouw lag. Want de oogen dier vrouw keken strak in de zijne. Nu zag hij duidelijk den smartelijken trek om mond, hij zag de kleurlooza lippen, die met moeite eenige woorden wilden stamelen woorden die er door ge perst moesten worden woorden van een tong, die drie jaren lang geen woord gesproken had bij den schelt, dien zij ontving van die misdaad en diefstal; van dat emotievol oogenblik en eveneens als een schok klonfc het: De Groot... die dief die mij bestal... Plotseling verdween het licht van de lucifer. De Groot wankelde met de handen tegen de oogen gedrukt; hij kwam tegenover Van Dijk te staan. Van Dijk klemde de tanden op elkander. Een bruut triomfgevoel kwam k hem op. De Groot gooide blindelings, iets weg en snelde de trappen af terwijl hij riep: De f 100. Toen met een vlugge beweging verdween hij door openstaande straatdeur. Dien nacht volgend op den tweeden schok, die zij ont vangen had, stierf oude Bertha: en de Van Dijks li pen in het zwart. Wanneer ik veel menschen bij elkaar zie, dringt zich altijd dezelfde gedachte aan mij op. Dan raak ik aan pin. op rtiw [#t ouw< ïien hate Julel fe a en ei elen« ia n ir w men Vaar ÏHeeft jochel: «ken!' Niet« de n ereidir sken »ls re ien i a opkom' Het kc niet di zich a yruatht rij noo K>k on teden. In di noowat tweehonderd glazen suikerwater had ge dronken, was zijn schuld met den kastelein geheel vereffend. vonden op den vloer gebonden niet stevige koorden, ^et land met zijn sfeer van eenvoud en natuurlijkheid, gdTRODUCTION A LA VALSE. CUmOUich* Sachs*, Leipzig-) maar overigens ongewond. Men doorliep de drie arm zalige gemeubileerde vertrekken, welke haar huisje uit maakten, maar geen spoor van de daders dezer misdaad, welke eigenlijk diefstal ten doel had, werd gevonden. Het scheen dat de oude Bertha, die eens zeer rijk was geweest, in het werkhuis zou terecht komen. Maar een onverwachte hulp verscheen in den persoon van Alex vergeten wij wel eens na te denken over deze vraag. Het gaat alles zoo rustig en kalm; we zien om zoo te zeggen lederen mensch op zich zelf, wij kennen hem meer of minder, zijn innerlijk leven is voor ons geen volkomen gesloten boek. Maar als wij in een stad komen, wordt het plotseling anders. Daar heeft de trage stap van den dorpeling Mag Ik ook vragen, waar heen gaar, "oef* ilrouw, want De ga daar óók heen. de Groot. Deze heer was veehandelaar en woonde in pj&ats gemaakt voor den gejaagden tred van den stede een der deftigste huizen van het dorp, ongeveer een jjng, dje haast heeft,die zaken moet doen en van de •halve mijl afstands van de Van Dijks. De Groot was eene koek der stad naar de andere tramt. Daar kennen altijd nogal gul geweest. In de laatste dagen echter had ze eikaar niet en gaan elkaar zonder .groeten voonbij, hij tamelijk groote verliezen geleden en de actie om de ieder vervuld met zijn eigen beslommeringen. Daar Ja- j oude Bertha te helpen, wekte algemeen© verwondering. I gen en jachten zij: daar woelen en krioelen ze dooreen I Even daarna besloot de veehandelaar zijn fortuin in i een reUsachtige bijenkorf. i Amerika te gaan zoeken. Voor hij vertrok, regelde hij j waa enkele dagen geleden in Amsterdam en kwam 1 met de Van Dijks, dat zij de oude Bertha zouden ver- j weer sterk onder den indruk van de drukte en toen zorgen, waarvoor hij hen wekelijks tien gulden zou zen- i gprong opeens die vraag op me af: wat gaat er toch in 1 den- al die menschen om? Leven ze doelbewust? Kennen zij Uit Amerika kwam later na geregelde zending van hun bestemming en volgen zij deze? het bedrag een brief, waarin de Groot hen schreef, I dat het hem te lastig werd elke week de som af te stu- S99™902 die ™cnfhfn ?p 49 J™" ren, maar dat hij hen maandelijks f 100 sou senten. Dit 98147 Heeft dat sin? En soo ja, wélke ia de sin van hun was meteen een groote vermeerdering. b9itaaf 8n 18 h8t b988f, daarvan tot hen doorgedrongen? Van Dijk wes overgelukkig. Hij begon sljn taak licht f" dan gaan mijn blikken over al die krioelende men- op te vatten en maakte groote achulden. Dit werd soo sohen; 28 "f"'"1 v°°r m«n °°fn en het leven ,^t erg, dat sljn sohuldeleehers het hem spoedig niet alleen f8 99n ^nderljk spel vsn verborgen krachten, welke erg lastig maakten, maar reeds begonnen te dreigen 48 f"8n89h89 f' marionetten. Wie rekt aan T0gen nam hij een kloek besluit. H« schreef aan de Groot U«? Wle^fWe gew-dl* tragl- dat oude Bertha reeds dood was en due de f 100 reeds u^r teg6,uk6rtud bese( lk wePri dat dle WM(m, toch tevens iets hebben van eigen persoonlijkheid, eerder konden worden afgezonden. Dit schreef hij, terwijl hij wist, dat de f 100 voor deze «7Wr»rT pn 1,^1. v,H w, romT ,eta waardoor de waarde wordt bepaald van hun leven, maand al onderweg waren, en de brief die hij hem zond, mA,Pïnri„, vnn h^nnrt. tot hem misschien bereiken zou, wanneer hij de f 100 ont ving. Maar de oude vrouw bleef leven. Het moerendeel van die menschen behoort tot de een of andere kerk, is lid van verschillende genootschappen, behoort tot een der eindeloos vele secten van het pro- V,w teatantisme of belijdt het geloof van de groote roomsche ZU nog alsmaar leeft' "erk. ZIJ hebben allen een seker geestel«k besit. Ze ge- - Och, sal 't nog een beetje langer duren, antwoordde l00v8n God' 19 e^n hiernamaals. Of se ontkennen God «n beschouwen het sterven als de finale van een spel, Willem van Dijk haastte zich van zijn dagelijksch zij vr 1 dat zij gedwongen zijn geweest te spelen. Ze hebben werk naar huis. Hij was timmerman, en gewoonlijk zijn M®*r lk k*n «J1rw eeni^e begrippen over goed en kwaad en laten zich daar deze lieden niet zoo gehaast als zij huiswaarts koeren, arsr onmiddëllHk door lekien een zoheren grens, dien zij zelf bepalen 't Verwonderde de knechten dan ook, dat hij zoo gejaagd Men hoorde een zwaren tred op de trap en onmiddellijk wonr.hH ™wAnnmir Bi,n -hun ei^on Kaïon. hierna trad een breedgeschouderd persoon binnen. Zijn Tuid klonk zijn zware stap op den trap en op den gelaat was door de zon verbrulnd en htj droeg zijn eigen gang die naar de keuken leidde, waar zijn vrouw aan dommen in een grooten sak op den rug. •t raam bezig was met eenig verstelwerk. Veelzeggend Op 't gezicht van dezen bezoeker, dein, Dijk aohteruit. en waarbij zij gewoonlijk als maatstaf hun eigen belan gen gebruiken. Ik zie al die menschen aan en ik lees op hun gelaat deinsde Willem van iets van onbevredigdheid. Of vergis ik me? Zijn ze ge lukkig? Verheugen zij zich in het leven? Weten zij waar- 't raam bezig was met eenig verstelwerk. Veelzeggen k - NoVni™d«:nin antwoord op s«n onuitgespro- echter stapte naar voren en schudde hem voor ^.even^etrev.m zii.^lt^etende, doelbewust k Een^mbere wolk overtrok het S^tvandenüm- y-^oe Jk jullie schrikken? vroeg de teruggekeerde heb meim^ HU zuchtte ^aar, 8P Van Dyk her8teide zich vlug en eottudde De Groot de met vele menschen te hebben gesproken. In den loop en net zion m een leunseou hand iemand, die van zijn vrienden afscheid neemt, van mijn bestaan ben lk met duizenden ln aanraking - En wij hebben gezegd van wel, mompelde hij ln t schayot be3tygt geweest. En lk ben tot de overtuiging gekomen, dat zéér Onderwijl vertelde De Groot hem, dat hij hem de f 100 velen leven zonder zich bewust te zijn van den zin van ln eigen persoon kwam brengen. dit leven. Daarna vroeg De Groot of de oude vrouw reeds be- In hoofdzaak kunnen wij de menschen te dezen op- vuur starend, terwijl hij de wenkbrauwen samentrok. Arme Bertha, zei zijn vrouw. Haar man werd op dit gezegde toornig. 't Kan me voor haar niet schelen, zsi hij. zichte in twee groepen verdeelen. De eene groep ver» keert in de meening, dat de zin van het aardsche leven is de voorbereiding voor het hiernamaals. Deze meening treffen wij aan bij de roomschen, bij de orthodox-pro- testanten, bij spiritisten en theosofen en ook bij sommige vrijzinnig-protestanten. De tweede groep staat twijfelend tegenover de on- sterfelijkheid, opgevat als een bewust, persoonlijk voortbestaan. Wat de eerste groep betreft, zij leeft derhalve in hoofd* zaak met het oog gericht op de toekomst, op het vol gend leven. Tenminste in theorie. In de praktijk is er bij velen niet veel van te bespeuren. Zij praten bij sommige gelegenheden wel over dat eeuwige leven, hetwelk aan breekt als het aardsche leven is voleindigd en ze zeg gen ook wel te gelooven in het Oordeel, dat zal komen en in verdoemenis en vagevuur en hel en ze beweren eveneens overtuigd te zijn van de werkelijkheid van een hemel voor de uitverkorenen, voor de trouwe kinderen eener kerk, welke beschikt over wonderbare genademid delen. Maar hunne levenshouding wordt door dit geloof niet beheerscht. Want uit die levenshouding blijkt maar al te duidelijk hoe sterk zij gehecht zijn aan het aardsche en vergankelijke. Zij grissen en graaien, zij grijpen en gappen zooveel zij maar kunnen van al die dingen, welke zij. toch moeten achterlaten, wanneer het groote oogen blik is genaderd van den overgang. Alles moeten zij dan loslaten: hun geld en goed, hun geëerde positie, hun groote en kleine Jjdelheden. Dan staan zij voor den Euwigen Rechter met alléén hun ziel en 't is de vraag of die ziel zuiver en rein is, of in die ziel leeft het ólover- heersohend streven naar éénheid met dien God, die pure, loutere liefde is. Omij dunkt als lk dit geloofde, waarachtig ge loofde, dan zou lk geen waarde kunnen hechten aan het wereldsche, dan zou lk zijn aïa een Franciscus van Asaisl en de armoede kiezen tot mijn bruid. Dan zou ik alles kunnen prijsgeven: mijn trots, mijn ijdelheld, mijn haat, mijn zelfzucht, door het zekere weten dat, na dit aard sche leven, voor mij zou aanbreken de onuitsprekelijke zaligheid van den hemel, de heerlijkheid die eeuwig, eeuwig is! Het verlangen naar die heerlijkheid zou alle oluti andere gevoelens terugdringen. Welnu, dit bespeur lk niet bij de moesten van ho&< die zeggen, dat het doel van het leven slechts ia d« voorbereiding voor het toekomstige. Daarom is dit ge#chffl loof mij gewoonlijk niet sympathiek en meer een nage u% praat geloof dan een diep-doorleefde innerlijke overflQP tuiging. Ik bedoel hiermede niet de bestrijding der onsterfelijk- heidsidee. Ik kom slechts op tegen de voorstellin gen, welke men zich vormt van een mogelijk voortleven néé den dood, voorstellingen die misschien wel eens angst in de gemoederen kunnen doen opkomen, maar uiterst zelden tot echte levensloutering voeren. Trouwens ik ben van meening, dat wij ons niet al te veel moeten bezig houden met het mysterie van den dood. Eens komt hij voor ons allen. Laten we rustig en gelaten zijn uur verbeiden. D&n zal het mysterie oiu worden ontsluierd. Dén zullen wij weten of een nieuw leven voor ons aanbreekt. Maar één ding staat thans reeds voor ons vast: wij leven, wij zijn op de wereld en... wij moeten trachten te doorgronden wat wij met ons leven hebben aan te FEUILLETON Uit het Engelsoh van CHARLOTTE O'CONNOR ECCLES. a. Ik geloof van niet, zei de graaf droefgeestig. Te oordeelen naar het weinige dat ik van haar gezien heb, scheen ze me een vrouw, vastbesloten om te trouwen. Misschien is ze anders dan ze lijkt Laten we af wachten wat zezelf te zeggen heeft, en dan kunnen we, als je nog bij je besluit blijft, probeeren in ieder geval het geld te fourneeren. Ik heb niet veel hoop dat 't slaagt, zei de graaf. Je moet zelf maar eens met haar praten. Misschien wil ze jou aanhooren. Je hebt veel te veel vleiends in die krant van je van mij medegedeeld, Darracott En die lof heeft mij totaal geruïneerd. Ze wil geen kwaad van me hooren, heb ik al gemerkt Ze is stapel op me; wat een pech! Bedoelt u dat u werkelijk met haar afgesproken hebt en zij uw identiteit kent? vroeg'Otto. Ik heb jammer genoeg, met haar gesproken, maar heb me er wel voor gewacht, mijn identiteit bekend te maken, toen ik zag wat vdor soort het was. Neen, ik heb haar juist op een vriendelijke, manier en alsof ik er geen belang by had, den raad gegeven, niets met mij te beginnen. Ik heb, geloof ik, genoeg gezegd, om iedere vrouw er van af te brengen, maar, voor den drommel, ze stond pal in haar geloof in mijn goede hoedanigheden, dank zij jullie welsprekendheid. Misschien zal het je advies meer kracht bijzetten, als ze weet wie je bent, zei Jack. Het is verduiveld beroerd, zei Hazlitt Ik ver zeker u dat ik geen flauw idee heb van wat er gebeuren moet, behalve dan een aanbod om haar schadeloos te stellen. Laat haar al het geld nemen, dan krijgt zij van mij den zegen, zei de graaf. Ik weet zeker, dat ik liever arm en gelukkig ben. Liever dood dan slaaf. Het zou jammer zijn, als zij de soort vrouw is, die u beschrijft, zei Hazzlit, overigens twijfel ik er niet aan, of ze zou met veel minder tevreden zijn. - Dat zeg lk ook, merkte Jack op. Als zij zich met een paar honderd pond zou laten afschepen, kan ik dat gemakkelijk voor elkaar krijgen en McCarthy verdient dat we alles voor hem doen wat we kunnen, maar als zij is, zooals hij haar afschildert, zal ze wel denken, dat zij kans heeft op iet» enorme es een bedrag ▼zegen, dat ertj aiet kussen uetales. Ik merk, dat jullie allebei praten van: als ze zoo slecht is, als ik zeg, mopperde de graaf. Waarom twijfelen jelui eraan dat ze zoo slecht is als ik zeg? Ik twijfel er niet aan, zei Jack kalmeerend, toch ben je op het oogenblik niet normaal en ongeschikt om een oordeel te vellen; haar karakter zou beter kun nen zijn dan haar uiterlijk. Uitgesloten, zei de graaf gedecideerd, het is een duivelin. Luister naar mijn advies, zei Otto, en accepteer de situatie. We krijgen meestal niet in ons leven dat we wenschen. Mijn raad is, je zoo goed mogelijk in de omstandigheden te schikken en met de dame te trou wen. Zij kan niet zoo akelig zijn of veertig duizend pond zullen de pil wel vergulden. Als jij zoo op haar gesteld bent, dan trouw jij haar maar zelf, want ik doe het niet Helaas, ze zou mij, nadat zij u gezien heeft, niet meer willen hebben. In ieder geval, zei Jack, is het het beste, om kalm te blijven en haar den eersten stap te laten doen. Op dit oogenblik verscheen Boyle met een vrèeselijk opgewonden gezicht Pardon, meneer, zei hij, er is een dame beneden die den naam van den prijs van onzen huwelijkswed strijd wil weten. Ik zei, dat ik het niet wist, maar zij zeide, dat zij op staanden voet meneer wilde spreken. Ik vertelde haar dat die niet hi'er was, en toen vroeg ze naar den redacteur, en ze nam een stoel en zei dat zij niet weg zou gaan voor ze allebei gesproken had. De drie mannen keken elkaar versteld aan. i Zij is het, zei de graaf met .een zucht Ik weet het. Ik voelde dat ze komen zou. Darracott, help me, jongen. Het ls jouw belang dat lk mij opoffer. Ik ben bang voor die vrouw. Bang! Onzin! zei Jaok, die zichzelf ook niet erg op zijn gemak voelde. Misschien is ze het niet Boyle vraag den naam van de dame. Boyle schoot weg als een pijl en kwam bijna weer oogenblikkelijk terug. Ze heeft haar naam op een stuk papier geschreven, meneer, en het in een enveloppe gedaan en ze zegt, dat het privé is en alleen door den Prijs geopend mag wor den. 't Is goed, zie Jack. Geef hier, Boyle. We zullen het wel in orde maken. Je kunt gaan. De graaf greep de enveloppe met bevende vingers. Deze bevatte een stuk papier met de woordn: Bosoh- viooltje, 31858. Dat ls ze, zei de graaf. Ik wil haar niet zien. Maar ze wacht, Mac. Wat moeten we tegen haar zeggen? God man, je staat te beven als een riet Ik heb nooit gedacht dat je zoo zenuwachtig was. Neem een glas whlskey en houd reden moed in. Nerveus, trilde de graai. Verdikkeme, lk wist nooit dat ik zenuwen had, totdat «ij er vat op kreeg; maar ik «ou op hot «ogenblik voor haar ia hot hol van een rat willen kruipen. Je zoudt werkelijk beter doen haar te woord te staan, zei Jack. Ik zal weggaan, dan kan zij binnen komen. Dan blijf ik niet, antwoordde de graaf, terwijl hij Jack bij den arm greep. Het is min van je om dit voor te stellen. Ik wil haar in geen geval zien. Ontvang jij haar en verklaar mijn afwezigheid zoo goed als je kan. Ik vrees, dat je er toch aan zal moeten gelooven, zei Jack. O Hemel, zei de graaf, waarom is het geen ge vecht! Dat zal het wel worden* troostte Darracott. Hazlitt, zei de graaf, vertel haar dat ik niet hier ben. Dat wij geen van beiden hier zijn, verbeterde Jack. Zeg, dat we haar schrijven zullen, dat wij het erg druk hebben, dat onze advocaat bij haar zal komen, zeg wat je wil, maar probeer haar het huis uit te krijgen, riep de graaf. Dan zal ik een grendel op de deur laten maken voor de veiligheid. Wel, zei Otto, ik ben niet erg op dit karweitje gesteld, maar daar u er allebei zoo verlegen mee bent, zal ik mijn best doen. Wees vriendelijk, zei Jack. Wees flink, zei de graaf. Geef me nu ook maar geen advies mper, zei Otto kribbig. Ik zal wel zien wat ik doe. Twee minuten gingen voorbij, drie minuten, vijf, tien, De graaf en Jack, met gezichten ala veroordeelde mis dadigers, wachtten Otto's terugkomst eindelijk af. Ein delijk verscheen hij. He he, riep hij met een verlicht gemoed. Ze is weg. Ik dacht dat ik nooit van haar af zou komen. Hij liet zich in een stoel neervallen. Is ze heusch weg? informeerde de graaf benauwd. Ja, tenminste voorloopig, maar ze zegt dat ze te rugkomt Wat heb je haar verteld? Wat er in mijn hoofd opkwam. Ik heb excuus ge vraagd voor uw afwezigheid,die u niet hebt kunnen vermijden; ik vertelde haar dat u haar zoudt schrijven, ik was beleefd, complimenteus, maar ik kon zien dat zij me in alle opzichten wantrouwde. Ze ging weg ln een aanval van woede met de vaste overtuiging, dat we een bontgenootschap hebben gesloten om haar te be zwendelen en haar buiten het bereik van den prijs te houden. En nu, eerlijk opgebiecht, zei de graaf heftig, de waarheid! denk je dat ze zoo slecht is als ik haar heb afgeschilderd! Absoluut, -zei Otto met overtuiging. En als je in mijn plaats was, zou je haar dan trouwen voor veertig duizend pond? Voor geen millioen, Sir. Ik «ou den ctrjjd uitvech ten tot het bittere einde. HOOFDSTUK XXIII MISS JENKINS WINT ADVIES IN. orul torgi he poot g u v s erd :h n en o roedi inige Miss Jenkins was tot half acht op de derde bank links van de Braod Walk in Kenslngtons Gardens op haar post gebleven, zonder dat een jonge man met een anje lier in zijn knoopsgat en een witte zakdoek in zijn hand zich vertoonde en ze begon ten slotte te gelooven dat zij wel naar huls kon gaan. Waarom was de prijs niet gekomen? Zou hij d'e plaats der ontmoeting misschien niet hebben kunnen vinden? Wachtte hij ergens anders op haar? Onmogelijk. Daarvoor had zij het te duidelijk uitge legd. Wat had hem dan weerhouden? Was zijn afwezig heid toeval of opzet? Misschien was hij niet bekend Londen en was hij verdwaald. Misschien was hij plok seling ziek geworden. Het kon zijn dat een brief of te legram den volgenden morgen in de Athene Club dt noodige opheldering zou brengen. Er woei een koude wind; ze voelde weer een aanval van rheumatiek en wenschte, dat zij maar een warme |aakl japon aanhad. In haar teleurstelling sohoten haar de woorden van den corpulenten heer weer te binnen. Mis- schien komt hij niet, had hij gezegd. Ik heb een voorge- Ui voel dat hij niet komen zal. U komt misschien nog goedj ht__. van hem af. Afschuwelijk. Waarom zei hij dat? Had trekt hij met deze opmerking een of andere bedoeling gehad! Kon hij door iemand gezonden zijn "door den uitgevsi bijvoorbeeld? Bij deze gedachte voelde zij zioh toornlf en onthutst tegelijk. Ze bracht een geagiteerden nacht door. De Atheiil Club ging eerst om half elf open, maar op dat uur stoni ze dan ook voor de deur. Ze keek het brlevenrek na lt angstige spanning. Er was geen brief of telegram vooi haar. Miss Jenkins zat er erg over in wat zij doen moest jen 1 wil )ok »ben ineir t te dat eel t k ge per HJkr te 01 ede 1 «lijk! nde mei Uk v een-I In dl •nlng ensch teeke faap 2 be] dese het oven vu sl mg. Ir zl ena laari ,r oi bon vei to' »1. E Soo rkt anscï n H< En c faood n aa [de enge F 6 mc Udln aast net d aak, viller lelijk' 3 enk Ze wilde geen onbehoorlijke overijling toonen en optrs den met. de zedigheid en de kiesche terughoudendhel van een jong meisje, en tooh moest er gehandeld wordei Als er de een of andere slinksche intrigue ln het spt- was, zou ze die verijdelen. Als de loterij bedrog W8i zou ze de Komeet ontmaskeren. Ten slotte besloot naar het kantoor te gaan om den uitgever en den prij .beiden te spreken. Ze zou ze toonen, dat er met hatf niet te spotten viel. Het nietszeggend onderhoud met Otto Hazlitt droej er niet toe bij om haar indruk, dat men iets in strijd met haar belangen beraamde, te verzwakken en toefl ze eindelijk week, was het alleen, zooals de Franschm&B zegt: „pour mieux sauter". Bij wien zou miss Jenkins eerder toevlucht en heil gezocht hebben dan bij haar bewonderenden vriend Mr. Archibald Durham? The BeJmoral had, zooals de l* zers weten, niet aan de hooge verwachtingen van rU11 uitgever-redacteur beantwoord en «ou, zoo er geen huty van buiten 'kwam opdagen, een epoeddgen en wiw*» dood sterven. Gelukkig vu de huw vsw bet keet»* lijk. kna] KI haar Mr. D, «ln j «aar 011,1 >P h firha re gen: op -i dB

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1928 | | pagina 14