Mager Courant
Derde Blad.
BRIEVEN OVER ENGELAND.
Putnam Weale en Japan.
Het eerste treffen tusschen Moscoviet
en Mandchoe.
«DE RAADSELACHTIGE
MAN.
n
Zaterdag 13 October 1928
71ste Jaargang. No. 8339.
6 October 1928.
Wij herinneren ons gewoonlijk zoo weinig van wat
tra Jaren geleden geleerd hebben. Ik kreeg dezer dagen
toevallig een blinde kaart van Frankrijk onder mijn
oogen, en schaamde me oprecht
Geschiedenis! Welk een figuur zouden we ïflaan, als
ons, tegelijk met onze kinderen do les werd overhoord,
om nog maar niet eens te spreken van een schirlftelijke
repetitie.
Maar laten we nu eens even aannemen, defct we een
werkelijk buitengewoon geheugen hebben en ons herln-
enren, of grootendeels herinneren, de werkeltyk niet zoo
heel geringe kennis, die we eenmaal toch be:ceten heb
ben. Wat zou dan ons proefpapler aan het eind van h8t
repetltle-uur bevatten?
Jaartallen! Oorlogen, met de daaraan onafscheide
lijk verbonden zee- en landslagen, vredesverdragen met
bepalingen, nieuwe oorlogen, rijtjes van voorsten, grar
venhulzen
Alle vragen goed beantwoord: tie». Er zijn natuurlijk
leerlingen, die 10 krijgen, en verdienen. Maar waar
voor? Wat kennen zij van de echte geschiedenis? Hoe
leefden onze voorvaderen? Hoe waren zij "behuisd, wat
sten ze, hoe kleedden ze «r-lch, hoe zochten ze een
meisje en hoe trouwden ze?
!Dat onderdeel van de geschiedenis het. eenlge, wat
een gewoon mensch werkelijk interesseert, want wie
stelt er eenlg belang ln, wanneer de vrede van Rijswijk
werd gesloten en waaraan hij een eind maaikte wordt
la de geschiedenisboeken eenvoudig overgeslagen.
Hoe zochten ze een meisje en hoe trouwden ze, zei
lk zoo even. Laten we die zaak eens even nader be
kijken. waarbij we een bepaalden tijd en een bepaald
land zullen uitkiezen. Tijd: 15e eeuw, land: Engeland.
Nu geen koningen, of graven, en zelfs geen ridders.
Daar weten wc genoeg van. Hoe ging dl'fc toe bij John
Smlth en Dlck Brown? Want het Is mat de achter
achter-achter-kleinkinderen van Smlth ein Brown én
Eoblnson, dat wij alle dagen te doen hebben, niet met
die van the Earl of Warwich, of koning Hendrik VTII.
Hoewel, dat kun je nooit zoo zeker wetisn.
De heel gewone menschen uit de 15o eeuw waren
erg afhankelijk van den heer van het 'dorp. Zoo lang
ze nu maar niet wilden trouwen met bemand van een
anderen stand dan de hunne, en ook n.let met Iemand
van een ander landgoed, ging de zaaik meestal heel
eenvoudig. Het kon mijnheer van het kasteel niets
schelen, dus men trouwde naar believen. Was het wel
iemand van hoogeren stond, of kwam het meisje er
gens anderB vandaan, dan had het wat meer voeten
in de aarde, maar meestal kon het dian toch met be
taling aan den heer wel ln orde gebracht worden. Wan
neer we het laatste niet meerekenen, was er dus wel
niet veel verschil tusschen arbeldersh'uwelljken uit de
15e eeuw, en heden.
Maar nu gaan we een stap verder, en komen bij de
vrije burgers, bij de handeldrijvende!! burgerstand, en
zelfs bij de gegoede middelklasse. Met een landheer
had deze klasse niets uit te etaan, maar toch werd de
zaak er daardoor niet veel eenvoudiger om. De
voornaamste reden ;was, dat liefde gewoonlijk bitter
weinig met het huwelijk had te maken, doch dat het
een meestal tamelijk Ingewikkelde handelszaak was,
waarbij nog al wat geboden en afgedongen moest wor
den.
Toevallig zijn we nogal goed ingelicht over de hu
welijksmarkt in Engeland in de 15e eet^w. Toen ter
altijd woonde In het graafschap Norfolk een gegoede
familie, de familie Paston, die onder (hun eigenaardig
heden er twee hadden, waarmee we ook wel eens ln
onzen tijd kennis maken: ze hielden van bewaren, en
waren nogal schrijfsch.
Immers, van die Paston familie hebben wij, nakome
lingschap, geërfd het niet te versmeden erfdeel van meer
dan duizend brieven. Niet, dat dit met medeweten en
goedvinden van de familie ia gebeurd. Nooit heeft ééa
van die brievenschrijvers zoo omstreeks het jaar 1470,
1480 gedacht, dat zijn epistel over eenige eeuwen ge
lezen, en meer dan dat, aandachtig bestudeerd zou
worden. Integendeel Vele van die brieven zijn geen
SCeizt IsUesa, mk «Oneigen mei Eet ttitogend rem-
zoak om terstond na lezing t» verbranden. Een ver
zoek, waaraan de ontvanger of ontvangster van den
brief due, gelukkig voor ons, niet had voldaan. Onge
twijfeld zal er ook vaak wel aan voldaan zijn, waar
door' de collectie niet zoo groot is als ze had kunnen
zijn. M'aar ze kan er evengoed nog best wezen.
In de beperkte ruimte, die me hier ten dienste staat,
kan ik natuurlijk niet zoo heel veel van deze uitge
breide correspondentie laten zien, Hier volgt evenwel
een epistel in zijn geheel. Men moet zich èn taal 6n
spelling maar heel anders denken, dan lk ze geef, maar
om begrijpelijke redenen zie lk er van af, het 15e
eeuwsche Engelach over te brengen in Nederlandsch
van dien tijd. De brief krijgt daardoor oen veel moder
ner a&nzlon, dan hij had behooren te hebben, maar
de Inhoud blijft in elk geval dezelfde.
Februari, 1477.
Aan mijn zeer beminde neef, John Paston.
Zeer geachte en dlepbemlnde Valentljn, (het was
juist Valentijnsdag geweest, 14 Februari, maar daag
zullen we op het oogenblik niet verder op ingaan) op
nederige wijze beveel lk mij aan u aan. En hartelijk
dank lk u voor den brl8f, dlon ge mij door middel
van John Bekarton hebt gezonden, waaruit ik begrijp
en weet, dat ge het plan hebt binnenkort te Topcroft
te komen, en dat zonder cenige boodschap of zaak,
maar alleen om tot een beslissing to komen in de aan
gelegenheid tusschen mijn vader en u. Ik zou het
vroolijkste schepsel op deze wereld zijn, als alles tot
een schikking kon komen. En wanneer ge zegt, dat,
als ge hier komend bevindt dat de zaak nog niet ver
der te uwen gunste is gevorderd dan weleer, ge mijn
vader en moeder niet meer kosten of moeite zult geven
ln deze aangelegenheid voor een beele po©*, dit ver
oorzaakt mij groote droefenis, en als ge komt en van
de zaak komt niets, dan zal ik nog veel droeviger en
bezorgder zijn.
Wat mij betreft, ik heb voor deze zaak gedaan, wat
lk kan en mag doen, zooals God weet; en ik moet u
ronduit zeggen, dat mijn vader nietmeer geld hiervoor
wil afstaan dan f 100 en 50 mark, wat heel wat minder
is dan gij wenscht.
Daarom, als gij tevreden zoudt kunnen zijn met deze
som en mijn armzalig persoontje, zou lk het gelukkigste
meisje op aarde zijn en als ge niet voldaan zljt, en
vindt, dat ge veel meer behoort te ontvangen, zooals
ik reeds eerder van u begrepen heb, dan, goede, trouwe
en liefhebbende Valentljn, doe geen moeite meer hier
te komen voor dezo zaak, maar laat haar loopen en
spreek er nooit meer over, zooals ik mag zijn uw trouwe
minnares, en meisje, dat voor u bidden zal, gedurende
geheel mijn leven.
Ditmaal niet meer, maar de Almachtige Jezus bo
ft cherme u, zoowel lichaam als ziel.
Van Uw Valentljn,
Margerie Brevra.
Nogal een onderdanig briefje, zal men zeggen, van
Margery. Erg goed, trouw en liefhebbend Bchijnt baar
John tooh ook wol nlot geweest te zijn. Maar de on
derdanigheid van de vrouw tegenover den man, dit
blijkt uit de geheele Paston-correapondentle, was in de
15e eeuw een klein Ietsje grooter dan in onzen tijd.
Geen wonder, als er echtgenooten war.en, die zooals we
op een andere plaats lezen, hun trouwe ega, omdat ze
tegensprak, tegen den grond sloegen, en ln het gezicht
trapten, zoodat haar neusbeen brak en haar gelaat
voor goed geschonden was.
NEGEN JAAR RUSSISCH BEZOEK BRACHT
VERWOESTING EN ARMOEDE.
Totdat «IJ de macht voorgoed in handen kregen.
IV.
Khabarof trok in 1851 met een vrij sterke macht
naar het gebied van de Axnoer. Overal trof hij weer
verlaten dorpen, de vrees voor de Russen zat er een
maal in.
Tenslotte na eenlge dagen, stuitte hij op een drie
dubbele verdedigingslinie opgericht door eenlge Dau-
rian-prinsen. Vijftig Mandchoe-rulters waren ddor de
regeering te Peking aan het Daurlan-garnizoen ter
versterking gezonden. Men vermoedde, dat men nu
wel tegen de Russen opgewassen zou wezen, maar
zoodra deze van hun vuurwapenen gebruik gemaakt
en dadelijk twintig Daurlans neergelegd hadden, na
men de Mandchoe-rulters <de vlucht. Hoe dapper deze
ruiters overigens waren, bleken zij, die slechts met lans
en zwaard gewapend waren, sterk geïmponeerd door de
uitwerking van kruit en lood.
De Daurlans trokken zilch in hun forten terug' en
trachtten de bestorming der Ruséén af te slaan. Te
vergeefs. Zeshonderd zestig Daurlans werden gedood,
pardon werd niet gegeve/n. Vierhonderd vrouwen en
kinderen werden gevangen genomen, driehonderd vijf
tig paarden en veel vee en graan buitgemaakt.
De historieschrijvers noemen het optreden van Kha
barof onnoodlg wreed en zeer kortzichtig.
Khabarof trok verder tot hij den mond van de
rivier Sungarl bereikte, waar hij oen fort bouwde, ten
einde daarin te overwinteren. Van dit fort Achanska
Gorod genaamd, werden die overblijfselen door den be-
kenden ontdekkingsreiziger Maack teruggevonden. De
j bewoners uit de omgeving hadden zooveel van de
I Russen te lijden, dat zij een aanval waagden, doch
zonder succes.
j De bewoners trachtten toen de Manchoe-regeering in
Peking te bewegen om hien bij te staan in hun nood,
maar dit was onmogelijk, daar China te veel van hun
krachten vergde, dan dat zij troepen naar het Noorden
I konden zenden.
De Mandchoe-generaal te Ningata nabij het over
weldigde gebied gelegen,, besloot aan de smeekbeden
der bevolking gehoor te geven en trok met tweedul-
zend man, met boog, vuurroer en kanon bewapend, den
vijand tegemoet. Den 24 Maart 1652 begon de bele
gering van het Russische fort. De Mandchoee wisten
een bres te schieten en drongen daardoor het fori bin
nen. De Russen hadden echter een kanon op die plek
gericht en de aanvallers werden teruggeslagen. On-
Naar hat Engelach van EDGAR WALLACH.
gile
luC
Zan
„Mijn knecht, die uitging," antwoordde Ralph koeltjes
„Wat scheelt er aan?"
De eerste oogenbllkken bleef de ander het ontwoord
schuldig; toen liet hij zich kreunend ln een gemakke-
Ujken stoel vallen en sloeg de handen voor het gelaat.
„Is het zoo erg er mede gesteld?" vroeg Ralph het
hoofd meewarig schuddende.
„Hij weet alles," zeide Tarn met verstikte stem.
„Wie is die „hij"? Die mijnheer uit Indlë? En wat
(weet hij?"
F „Alles. Hallam, hij is Soyoka."
Hallam zag hem met open rnond aan.
1 „Ben je gek Soyoka?"
„Hij is of Soyoka of hij ls een van de voornaamsten
van de bende. Waarom zou hij niet? Amery maakt een
winst van acht duizend pond per jaar. Wij weten welke
winst er te maken ls door Soyoka zij maken milll-
oenen winst, tegen wij duizenden. Hij heeft altijd verblijf
8shouden in Indië, niet vermoedende dat de oude Amery
hem' zijn zaken zou nalaten. Het is ons altijd bekend
ftweest, dat Indische ambtenaren met de bende van
%oka onder één deken lagen. Hoe kon hij anders we-
kliWaar hij in de boeken moest kijken naar de zendin
gen die wij ontvangen hebben? Het eerste wat hij
deed was zijn vinger leggen op een kist galanterieën
Stein uit Leipzich en naar bizonderheden vragen.-
Hij zelde mij dat ik moest heengaan, en Ik ga heen.
Hallam, het geeft niets om Soyoka te bestrijden. Zij
*&an voor nfets. Tk kan niets meer verdragen, Hallam.
Voor die soort van dingen ben lk te oud."
.Maar niet om te trouwen, naar men mij zegt."
Tarn keek snel op:
„Wat bedoel je daarmee?"
„Niets anders dan wat lk zeg. Ik heb begrepen dat je
uit de voeten wilt maken met een dame, die wij niet
aader zullen noemen."
Maurice Tarn haalde de schouders op.
„Ik weet nog niet wat lk doen zal. Ik heb mij vast
gewerkt."
'Dat ls best mogelijk." Uit de stem van Ralph Hal-
n sprak geen medelijden; zijn trekken stonden hard,
lam s
,i, .„««„jucii, .Gijn ireRneu sionaen nara,
w onderlip stak scherp vooruit. „Als je vindt, dat Je
I
FEUILLETON weg moet 8^°. welnu, ga dan. Je hebt geld genoeg om
je zenuwen weer tot bedaren te laten komen. Naar Zd.
j Amerika, natuurlijk! Dat dacht lk wel. Ga, en neem mijn
zegen mede. Je hebt je zenuwen den baas over je laten
I spelen, en zoover mij betreft, ben je van geen nut meer.
Je bent erger dan dat je levert een gevaar op. Wij zul-
I len zoo vlug mogelijk den boel verdeelen en dan kun je
gaan naar den duivel, indien je verkiest."
Langzaam naderde hij den gebroken mem en zag uit
de hoogte op hem neer.
„Maar je gaat alleen. Ik heb de hulp van iemand
noodig."
„Van Elsa?" stamelde de ander.
„Van Elsa," zeide Ralph Hallam. „Ik kan haar tot
mijn denkwijze bepraten. Dat zal gemakkelijk gaan. Ik
kan haar niet missen, Maurice. Zij is in één woord aan
biddelijk. Ik neem je niets kwalijk, dat jij haar voor
jou verlangde. Zij Is goddelijk! Maar ik heb haar even
zeer noodig. Er ligt een wereld van zaligheld ln dat
slanke meisje, Maurice!"
„Maar... maar..." Vol afschuw zag Tarn hem aan. De-
een of andere verstompte cel ln zijn hersens, waar een
maal betamelijkheldsgevoel gehuisd had, was machtig
aan het werken „maar dat kan niet, Ralph! Je bent
Immers getrouwd ik. weet, dat je getrouwd bent. Je
kunt Elsa nooit huwen!"
„Ik heb geen woord over huwen gezegd," beet Ralph
hem lichtgeraakt toe. „,Doe Je asjeblieft niet zoo akelig
netjes voor!"
HOOFDSTUK V.
DE MA1JÏ IN DE KAMER.
Onder het terugrijden naar het kantoor verkeerde
Elsa in een kalmer stemming en kon zij helder naden
ken. Zij had niet alles aan Hallam verteld: hij wist
(naar zij dacht) niets van haar nachtelijke beproeving,
toen Maurice Tarn, gezeten aan zijn met door hem ge
ledigde flesschen bezaaide tafel, gesproken en gespro
ken had, tot haar hoofd er van duizelde. Zij had zijn
bedekte zinspelingen op den huwelijken staat, de voor-
deelen en de geneugten daarvan, steeds beschouwd als
uitvloeisels van louter spraakzaamheid. Thans waren
haar de schellen van de oogen gevallen. Halfbeschonken
en beneveld, bad hij getracht haar op zijn monsterachtig
aanzoek voor te bereiden. Het liep verkeerd hopeloos
verkeerd. Vroeger had hij nooit zóó zwaar gedronken.
Zij onderdrukte een 2jucht toen de taxi Wood Street in
sloeg en tikte tegen de voorruit, ten einde den chauf
feur te laten stilstaan vóór zij aan de deur van Amery
zouden gekomen zijn.
Toen zij de smalle trappen opsnelde was het half drie,
en zij hoopte dat haar ongenietbare patroon haar nog
niet had laten roepen,. Zoodra zij de deur van haar kan-
middellijk gingen 150. Kozakken tot een uitval over
en spoedig daarna was het pleit besleoht. 9e Mand-
choes waren volkomen verslagen. Zeven honderd van
hen Heten het leven, achthonderd paarden, verscheidene
kanonnen, vuurroeren en vaandels vielen den Russen
in handen.
Zoo eindigde dit eerste treffen tusschen Moscoviet en
Mandchoe in een volmaakte nederlaag voor den
Moscoviet
Onmiddellijk zond Khabarof koeriers naar Siberië,
om melding te maken van zijn overwinning en van de
geweldige rijkdommen van dit land. Hij achtte het mo
gelijk met een bezettingsleger van 8000 man het ge
heele Amoer-gebled voor Rusland te behouden. Hij
meldde echter dat sedert de Russische heirscharen dit
aan landbouw zoo rijke land doorgetrokken waren,
de akkers en velden braak lagen. Negen jaar Russisch
bezoek had verwoesting en armoede gebracht
De Siberische machthebbers konden niet over 8000
man beschikken en zonden de koeriers van Khabarof
door naar Moskou. De koeriers deden onderweg zulke
wonderbaarlijke verhalen van overvloed en goud, zil
ver,, vee en bont, dat de bevolking van Siberië, op
avontuur belust, zich opmaakte naar dit Amoer-Lui-
lekkerland. Er waren zelfs georganiseerde avonturiers,
b.v. die van de gebroeders Zokorin, die wel 300 man
sterk waren.
De Russische regeering zag in deze plunderende avon
turiers terecht een gevaar en zond de noodlge troepen,
teneinde paal en perk te stellen aan de wanorde en
daarvoor in de plaats rust en vrede te herstellen, op
dat de regeerlng behoorlijk zou kunnen proflteeren
van het door Khabarof veroverde gebied. Deze werd
Inmiddels vervangen door Stepanow en in Moskou te
ruggekeerd door den Czoar ontvangen en rijkelijk be
loond. Khabarof had zich door verscheidene vertegen
woordigers der Daurlans en andere stammen doen ver
gezellen. Ook deze werden door den Czaar ontvangen
en keerden tijk met gesohenken beladen naar hun
haardsteden terug.
Intusschen was Stepanow reeds weer langs cLe
Amoer naar den mond van de -Sungari getrokken,
waar hij in het voorjaar van 1654 een vijandelijke vloot
bemand met 3000 Mandchoes en Daurlans aantrof en
versloeg.
De Mandchoe-dynastle was er inmiddels tn geslaagd,
ln China rust en orde te herstellen en kon zich nu
bezig houden met de gevaren, die zich aan de noord
grens voordeden. Stepanow begreep dat hij nu met de
Mandchoes ernstig rekening zou moeten houden en
bouwde een sterk fort waar de Kamara zich in de
Boven-Amoer stort en bemande de vesting met 500
man. De vijand liet zoodra het voorjaar was, niet lang
op zich wachten en 10.000 man Chineeeohe troepen
verschenen voor de muren van het fort. Na een ge
ducht bombardement besloten de Chineezen het fort
stormenderhand te nemen, doch werden teruggeslagen
en zelfs door een stoutmoedigen Russischen uitval tot
de aftocht gedwongen. A13u* kreeg Stepanow eenlge
jaren de handen vrij tot hij ln 1658, terwijl bij met
slechts 500 man langs de Amoer trok, een vloot van 45
Mandchoe-schepen ontmoette. Tegen deze met zwaar
en licht geschut bewapende vloot, was hij niet opge
wassen en evenals de meesten zijner manschappen,
vond hij den dood.
Inmiddels waren 600 Yeneselsk-kozakken onder lei
ding van Pashkof bezig de Frans Baikal-provlncle te
bezetten. Pashkof wilde zich met Stepanow verbinden,
doch bij zijn aankomst aan de Boven-Amoer vernam
hij het tragische lot van den bevelhebber. Tien Jaren
gingen rustig voorbij tot plotseling ln 1060 Shernl-
go ski, een Pool, die aan het gerecht had weten te
ontsnappen, met tachtig aanhangersAlbazin, een der
oude forten van Lavkal, bezetten en hier een stad
stichtten en een heel sterk fort, omgeven door grach
ten en wallen bouwden. De Chineezen, weinig gesticht
over deze herverschijning van Russen aan de Midden-
Amoer, beklaagden zich ln 1670 te Nerchlnsk, de re
sidentie van den Gouverneur aan de Boven-Amoer.
De Russen zonden een gezant naar Peking, welke ver-
tegenwoordlger zeer wel werd ontvangen door Keizer
Kang Hsl, die Chun Sin was opgevolgd. Over de Al-
bazln-quaestle werd geen besluit genomen. De Russen
namen echter van uit Nerchlnsk bezit van Albazin met
de opmerking, dat het do Siberische autoriteiten on
verschillig was, wie do sleutel tot de deur die naar
de Amoer leidde, bezat.
In Albazin werd nu een klooster gebouwd en spoedig
was het fort omringd door dorpen, bevolkt met banne
lingen.
Aan Chernigoskl en zijn volgelingen werd de vrij
heid geschonken; men ziet dat de Russen hun dank
baarheid wisten te betuigen aan lieden, die ln hun
kaart gespeeld hadden.
Meer en meer land rondom Albazin werd In cultuur
gebraoht en ln 1683 werd nog een andere plaats,
A'gun, gesticht in de nabijheid van waar nu Blago-
veschensk ligt. De Chineezen zagen met ontsteltenis
dit alles geschieden en de Mandchoe-regeerlng te
Peking besloot om zich van uit Hellungchlang, de
noordelijkste provincie van Mandchoerije, welke zij ln
1671 ook ln haar macht gekregen had, op Algun te
werpen. De aanval werd met suoces bekroond. Zij
trokken verder naar de Beneden-Amoer, verbrandden
en slechtten de nederzettingen, behalve Albazin.
De Chineezen zonden een schrijven aan den Gou
verneur van Albazin om zich over te geven, doch ont
vingen geen antwoord. Een leger van ruim 18000 man
naderde daarop in een groote vloot langs de Amoee.
Het garnizoen van Albazin bestond slechts uit 350
weerbare mannen. Toch werd een sommatie tot over
gave geweigerd, de Russen verwachtten elk oogenblik
de aankomst van versterking. De aanval begon en na
enkele dagen was de helft van het garnizoen bulten
gevecht gesteld. De verwachte hulptroepen lieten niets
van hun nadering bemerken en tenslotte zwichtte de
gouverneur voor den aandrang der smeekendo bewo
ners der stad om die toch over te geven op de fraaie
voorwaarden door de Chineezen gepresenteerd.
De Chineezen hielden zich aan hun woord en lieten
het garnizoen ongehinderd aftrekken. Een dagreis ver
der stootte dit op de hulptroepen. Waren deze vieren
twintig uur eerder gearriveerd, dan zou Albazin niet
gevallen en de geschiedenis van de Amoer heel an
ders geworden zijn.
De Chineezen lieten ook de hulptroepen rustig te
rugtrekken en toen dit was geschied en de Russen Ner
chlnsk bereikt hadden, lieten op hun beurt de Mand-
choe-generaals hun troepen weer retlreeren langs de
Amoer. Het oude Algun, dat op den linkeroever van
de rivier lag, werd verlaten, een nieuw Algun werd op
den rechteroever gesticht Na een garnizoen van 2000
man te hebben achtergelaten, trok het Chineesche leger
naar de Sungarl. Vijf dagen verschenen te Albazin eenlge
verkenners uit Nerchlnsk. Toen die Albazin door de
Russen verlaten vonden, waren spoedig een duizend
man Russen ter plaatse, die het fort opbouwden, maar
i veel sterker dan het vorige.
Een jaar later rukten de Mandohoe-generaals weer
op Albazin aan en een voorhoede van Mandóhoe-rulterr»
verrasten een gedeelte van AlbazLners, die met veld-
I arbeid bezig waren.
Het beleg begon. De Russen deden herhaaldelijk uit
vallen en ondanks dat het garnizoen aan scheurbuik
leed en tot honderd man gereduceerd was, weigerde
I het zich over te geven.
I Nu begon een allerzotst tijdperk. De Chineezen had-
den op order uit Peking zloh 3 kilometer van Albazin
I teruggetrokken. Vier maanden later trokken zij nog
eens een kilometer terug en den 30 Augustus 1687 bra
ken de Chineezen het beleg definitief op. Do Russon
herbouwden de dorpen en keerden terug tot ontginning
i van den bodem.
Het door den Czaar in 1884 geschonken wapen: een
adelaar die een pijl en boog in zijn klauwen houdt,
prijkte weer boven de poort van het fort Albazin aan
i de Midden-Amoer.
j Wat was er toch geschied, dat het merkwaardige
1 terugtrekken der Chineezen rechtvaardigde?
(Wordt vervolgd.)
toortje geopend had, zag zij op een stoel bij hét venster
een man zitten. Hoewel het een warme dag was, droeg
hij een overjas; zijn zwarte haren hingen over den kraag
van deze heen. Zijn rug naar haar toegekeerd, want hij
scheen verdiept ln de aanschouwing van hetgeen in de
straat beneden gebeurde, en eerst toen hij de deur had
hooren sluiten, keerde hij zich eensklaps om en stond
op. Een oogenblik zag Elsa hem met opengesperden
mond aan. Het was een Chinees!
Hij was volkomen naar de laatste mode gekleed. Zijn
overjas van onberispelijken snit sloot nauw rond zijn
middel, zijn gestreepte grijze pantalon viel in een keurige
plooi op zyn laarzen, over welke hij witte slobkousen
aangetrokken had. De stemmige das, de gloednieuwe
handschoenen, alles was Europeesch. Doch het aange
zicht! De opeilbare zwarte oogen, glinsterden achter
onbehaarde oogleden, het gezicht zoo geel als gerimpeld
perkament, de bloedelooze lippen, de vooruitstekende
onderkaak iets zóó afschuwelijks had zij nog nooit
aanschouwd; en, als had hij haar gedachten gelezen,
zelde hij ln onberispelijk Engelsch: v
„Mooi is niets anders dan hetgeen men er door ver-
staat Feng Ho, Candidaat ln de Wetenschappen
mijn kaartje."
Op hetzelfde oogenblik klonk een vreemd en lieflijk
geluld haar in de ooren. Het was het jubellied van een
zangvogel. Op een van de planken stond een meesterlijk
bewerkt vogelkooitje. Gouden vlechtwerk en gekleurd
glas maakten het paleis van den kleinen zanger tot een
verblijf van zeldzame schoonheid. Op het stokje zat een
citroengele kanarievogel; zijn dikke keel trilde van het
gekweel uit volle borst
„Hoe prachtig!" zelde zij verrast „Hoe komt die hier?"
Feng Ho grijnsde.
„Ik bracht den vogel mede. PI vergezelt mij altijd. In
de straten kijken vele menschen mij na, en zij vinden
het gek, dat een Chineesch heer, een Candidaat in de
Wetenschappen, een gewoon vogelkooitje in de hand
draagt. Doch Pi heeft behoefte aan versche lucht Het is
niet goed voor een vogeltje altijd binnenshuis te zijn.
Pi, onwaardige en leelijke kleine raaf, hef je domme lied
^ens aan voor de schoone dame."
Terwijl hij sprak had de vogel gezwegen, doch thans
barstte hij opnieuw los in een stroom van lieflijke klan
ken, die het armoedig gemeubileerde vertrek geheel vul
den.
„Welk een merkwaarldge vogel!" merkte Elsa op en
zag van het diertje naar den eigenaar.
De onderzoekende oogen van den Chinees sloegen haar
nauwlettend gade.
„Ik vrees, dat ik u heb doen schrikken," zelde hij op
zijn eigenaardige, verbloemende manier. „U is waar
schijnlijk niet aan ontmoetingen met Chineezen gewoon,
Juffrouw Marlowe."
Zij stond verbijsterd. Hoe wist dit wezen haar naam?
„U u wenscht zeker Majoor Amery te spreken,"
zelde zij, zoodra zij zich hesrteld had.
„Ik heb hem reeds gesproken. Hij verzocht mij te
wachten en mij aan u voor te stellen, ■wanneer u terug
gekeerd zoud zijn. Ik vrees, dat lk een veelvuldig be
zoeker zal worden."
Zij dwong zich tot glimlachen.
„Te vreezen behoeft u daarom niet, Mijnheer..."
Moest zij hem .Mijnheer Feng" of „Mijnheer Ho" noe
men? Wederom moest hij haar gedachten geraden heb
ben.
„Feng Ho is een samengestelde naam", zei hij, „en
het „Mijnheer" kunt u weglaten, tenzij het gebruik van
dat voorvoegsel u meer op uw gemak mocht stellen."
Hij wierp een zedigen blik op zijn nieuwe handschoe
nen en zeide toen:
i Majoor Amery is juist binnen gekomen."
Zij zag hem snel aan.
„Ik hoorde hem niet komen," zelde zij.
i Hij maakte een snelle beweging met het hoofd.
I „Ja, en nu stapt hij door de kamer; hij ls blijven stil
staan bij den haard". Nu hield hij zijn hoofd in luiste
rende houding recht opgericht. „Nu heeft hij aan zijn
bureau plaats genomen en een vel papier opgenomen.
Hoorde u het niet ritselen?"
Zij keek hem argwanend aan. Wie was die aanma
tigende man, die haar zoo losjes op voet van gelijkheid
behandelde, die zich te haren koste vermaakte?
„Ik hoor alles," zelde hij. „Nu ls hij In zljfx stoel gaan
zitten. Deze krakte."
Zij liep naar de deur van de kamer van den Majoor
en opende haar. Hij zat aan zijn bureau; hij had de
hand uitgestrekt naar de schel, die haar ontbood, ln het
zelfde oogenblik toen zij naar binnen keek.
„Kom binnen," noodigde hij haar barsch uit. „Heeft
u Feng Ho ontmoet?"
Hij zag haar verhitte wangen en zijn lip krulde zich
weer tot dat afschuwelijke glimlachje.
„Hij heeft u een demonstratie gegeven van de scherp
te van zijn gehoor, is het niet? Dat ls zijn eenlge trots"
Door de deuropening keek hij naar den Chlnee6
Feng Ho gaf een aanschouwing van de onmetelijke
diepte van zijn mond, door deze te vertrekken in een
grijns van het eene oor naar het andere.
„Doe de deur dicht, alsjeblieft', zelde hij, en toen
zij op het punt van gehoorzamen was en den Chinees
aldus buiten zou sluiten, vloeide er 'een stroom van
onweerstaanbare woorden van zijn lippen en zag zij
Feng Ho zijn handen in zijn mouwen verbergen en
buigen.
„Het zou kunnen dat u Feng Ho herhaaldelijk hier
ontmoet. Doch van den anderen kant ook weer niet.
Neem dezen brief op."
Gedurende het eerstvolgende kwartier vlogen haar
vingers over de blaadjes van haar kladboek, want