DE BELGEN EN WIJ. Uit een Balkan-staat. I Juist uit Brussel, waar ik enkelo dagen vertoefde, teruggekeerd, valt mij het verschil tusschcn Beu Haag en Amsterdam met Brussel op. Werkelijk, de Hollander behoeft thans heusch niet naar Brussel te gaan om amusement te zoeken on der het voorwendsel, dat men zich daar beter kan amuseeren dan in Amsterdam of Den Haag. Ik was samen inet een Belg, dus men zal licht be grijpen, dat ik niet onder den invloed geraakte van een pessimistisch kameraad. Iedereen weet uit erva ring, dat, wanneer je in een gezelschap bont met af brekende critiek bezield, de mooiste zonnige dag mistig en triest wordt. Mijn Belg was echter even als ik bereid om alles goed te vinden en uiteraard zelfs geneigd om alles beter te vinden dan het in werkelijkheid was. Dat kon hem echter niet weerhouden van opeens uit te roepen: wat is Brussel stil, er loopt geen mensch op straat! (Het was inderdaad in Brussel den doodendans. Wei nig menschen op straat, betrekkelijk weinig taxi's en sporadisch een particuliere automobiel. Daar het zoo leeg op straat was, viel nu op hoe weinig mooie, werkelijk luxe wagens men zag, hoe schamel de taxi's er uit zien en hoe vuil de trams er bij rijden. Ik heb, zeer tegen mijn zin, een paar maal van de tram gebruik moeten maken, maar dat is een be lachelijk vervoermiddel. Hoe dwaas doet in onzen tijd een tweeklassenstelsel in een dergelijk vervoermid del aan. 'Men voelt feitelijk bij de spoorwegen juist de behoefte om daar in plaats van het drie-klassen- stelsel een twee klassen stelsel te zien invoeren. Ie en 3e klasse, met een le klasse tarief, dat het midden tus schcn den prijs van de huidige eerste en tweede klasse biljetten zal houden, dan kan de 2e klasser van heden kiezen om naar boven of naar beneden te gaan en de spoorwegmaatschappij zal profiteeren van het systeem al wordt het le klassebiljet iets goedkooper. A'lles zal ook sneller gaan. Nu heeft men in het vuile vïhikel dat men in Brus sel tram noemt, twee klassen, hetgeen belachelijk aan doet en in een dergelijk vervoermiddel maar onnoo- dig oponthoud en administratie geeft. Maar bekijken wij die tram verder. De conducteurs kunnen de vergelijking met hun Hollandschc collega's niet doorstaan, ik geloof niet dat een Hollandsche tramconducteur zou willen ver schijnen zooals de Belgische collega zich aan het. pu bliek vertoont, b.v.b. met een vuile quasi witte hals doek. I)e Hollander zou zich schamen, de Belg doet dit heelemaal niet en maakt een onbeschoften, onbe- scliaafden en onsmakelij ken indruk. Wijs mij verder in Brussel één werkelijk behoor lijk ingericht restaurant, zooals in Amsterdam van Laar of Trianon of in Den Haag Royal of Anjema? Die zijn eenvoudig niet te vinden, omdat zij niet be staan. De Belg, die Brussel zoo graag Petit-Paris noemt, heeft dan toch wel heel weinig geleerd in de groote restaurants te Parijs als „de la Rue", of Café de Paris, om er maar een paar te noemen. Kom in Restaurant de la Monnaie, of Taverne Royale in Brussel en ge hebt het gevoel van in een stal te komen, vergeleken bii de genoemde etablisse menten in andere steden. Men mist de keurige in richting, die warm en behagelijk aandoet. Vroeger waren de genoemde restaurants ten minste nog druk bezocht, maar nu kan men er wel schieten. Mijn Belgische vriend wist niet hoe hij het had en begon verklaringen en excuses te zoeken. Al gauw werd er gezegd, de Belgen hebben geen geld zooals de Hollanders. Dat is allemaal heel mooi en veTklaart misschien de stilte, maar het is geen verontschuldi ging voor gebrek aan smaakvolle inrichting. Dit laatste kan alleen verklaard worden door een gebrek aan goeden smaak. Frankrijk is b.v.b. heden ook niet schatrijk, maar toch zijn de restaurants daar met smaak ingericht. Trouwens én in Parijs èn ir- Holland waren de ge noemde établissementen reeds vóór den oorlog met smaak en luxe ingericht Natuurlijk kwam mijn vriend hij de geldkwestie ook aan do quaestie waarom Holland geld had en wees al dadelijk op onze Koloniën. Iedere vreemde ling trouwens zal u onmiddellijk vertellen, dat Ne derland profiteert van de Koloniën en dat is volkomen waar. Daarom is het juist zoo eigenaardig, ja als het niet zoo bedroevend was. bijna granoig, dat de Ne derlander al zijn best doet om die Koloniën kwijt te raken. Dat schijnt in onze natuur te zitten om te pro- beeren den kip met gouden eieren te slachten. Een reisgenoot, gisteren op don terugweg, een diamanthan delaar, vertelde mij daarvan een aardig staaltje. Ja ren geleden, was er een tijd, dat Amsterdam het mo nopolie.der diamantslijperij bezat en wel niet op on eerlijke of oneervolle wijze verkregen, maar door vlijt, vakkennis en andere goede eigenschappen. Toen had eer. diamantbewerker een werknemer dus wel to ven-hum i.ei zoo goed, dat hij z?ch niet geneerde eau in de variété de Victoria, hi de Nes, zijn sigaar met een bankbiljet van veertig gulden aan te steken. Het kwam er niet op aan! Toen kwamen er dagen van hevigen strijd en het gevolg was, dat een gedeelte van den Amsterdam- schen diamanthnndel en -industrie naar Antwerpen gedreven werd. Aan het hoofd dier beweging en dien strijd te Amsterdam, stond tóen de heer Henri Polak, die thans in Heemschut en Natuurmonumenten het. behoud van goede zaken 'bepleit. Inmiddels zijn in Amsterdam ook alweer door genoemden heer en of zijn vrienden de belastingen zoodanig gestegen, dat Amery, dat wij meisjes ook een weinig rekening moeten houden met onszelven." De poging van Juffrouw Dame om Elsa er btj te be trekken. vermaakte het meisje. Oogenschijnlijk vond de raadselachtige man haar eveneens vermakelijk, althans, zijn lippen plooiden zich; „Feng Ho zal het u niet lastig maken, of zich op eenlgerlei wijze met u bemoeien. Hij zal alleen het op pertoezicht houden over onzen handel met China, verre weg de belangrijkste afdeeling van onze firma." Zoodra hij vertrokken was, merkte Juffrouw Dame aan: „Kroop hij niet In zijn schulp? Hij moet aan mijn oogen hebben kunnen zien, dat ik niet van plan was hem te laten zeggen wat hij wilde zonder hem de waarheid td*!he.bben laten voelen. Zet een man eenmaal op zijn plaats en hij weet waar hij staan moet En luister eens, Juffrouw Marlowe: lk heb vanmorgen mijn horoscoop laten trekken. Ik was geboren onder de Visschen, en ik word verondersteld zeer vatbaar voor aandoeningen, vol verbeeldingskracht opmerkingsvermogen, artistiek en muzikaal aangelegd, nauwgezet en voorzichtig te zijn!" „In die omstandigheden," zeide Elsa, „zou ik raeenen dat ge het met Feng Ho als eerste procuratiehouder zeer goed moest kunnen vinden. Ge schijnt Jn het bezit te zijn van allo eigenschappen, die een meisje in moei lijke omstandigheden, de hare moet kunnen noemen." Juffrouw Dame krabde zich met de punt van haar potlood op het hoofd. Van dien kant heb ik het nooit bekeken," zeide zij, „maar misschien heeft u gelijk." Elsa gebruikte de lunch niet buiten het kantoor, zij had haar ontmoeting met de persfotografen nog niet vergeten, en tot Het geval vergeten zou zijn, had zij be sloten op kantoor te lunohen. Hot was gelukkig dat zij zulks deed, want Blekerson kwam haar, met eenige variatie, dezelfde reeks ven niot alleen werkgevers, doch ook werknemers den bo- lastingtlruk ontvluchten en daartoe behooixm velen in het diamantvak, zoodut er thans 3000 ex-Ainster- damsche diamantbewerkers in Antwerpen wonen en werken, meer dan er in Amsterdam werkzaam zijn. Zoover mijn reisgenoot Zooals men vroeger gedaan heeft met de Amster- domsche diamantindustrie, wil men heden ook met onze "Koloniën, vooral met Tiet goed betalende Oost- In dië doen. Het is wel treffend dat al de heeren de mocraten zich zoo geweldig warm voelen voor de los making van Oost- en niet van West-Indië. Men ziet daaruit, dat het geheel een demagogisch spelletje is. Helaas, een heel gevaarlijk spel! Ik heb geen cent be lang bij Indië, en kan daarom zoo zonder schroom mijn meening zeggen en roep dan ook ieder welden kend Nederlander toe. „Keer dat demagogische spel( „voor het te laat is' Ik ken de Oost heel goed en „weet, dat het onzin is wat men daar wil doen.'. Do Oost, het land zoowel als de bewoners, ontwik kelen zich langzaam, ergo normaal, en alle overijling is uit den booze en zal slechts'iedereen, dus èn Nederlander èn Indiër tot schade strekken en de werkelijke ontwikkeling remmen. Zouden Amsterdam en Rotterdam zonder onze Oost een betcekenis hebben als zo heden bezitten? Immers absoluut niet. Het blijkt steeds weer uit de Belgische pers hoe jaloersch de Belgen op onzen voorspoed zijn. Die jaloesie is dan ook de feitelijke drijfveer der Belgen, wanneer zij een herziening van het verdrag van 1839 eischen. Cartago moet verwoest worden! Rotterdam moet gefnuikt worden! Na Rotterdam spelen we het wel met Amsterdam klaar. Die gedachte ligt bij de Belgen verscholen achter alle mooie woorden, klachten en drogredenen. Wanneer men met een Belg eens alleen en rustig spreekt over de Belgische kanalenquaestie, dan is hij het roerend eens met twee punten: lo. een zeeweg AntwerpenZeebrugge; 2o. een Rijnvehbinding via Luik. Wij Nederlanders schijnen nu weer bereid te zijn het Kreekerak te openen voor de Rijnverbinding. Dat zou -dus 'n soort substituut voor het Mo'erdijkkanaal zijn, maar dat is heusch niet noodig. Wanneer de Belgen willen, dan kunnen zij een schitterende ver binding door hun eigen land naar den Bovenrijn krijgen. Wij Nederlanders moeten daarbij meehelpen goed. waarom niet, wanneer het op een kleine concessie aankomt moet men breed zijn. Wij zouden niet mo gen tegengaan een zoo schoone daad der Belgen. Want een groot kanaal van Antwerpen naar den Bo venrijn is een schoone daad. Ik geloof niet, dat de Belgen beseffen wat een dergelijke waterweg door eigen land voor België en de Belgen zou beteokenen. Maar nog minder beseffen zij wat een kanaal Ani- werpen-Zeebrugge, gëheel door eigen land dus, voog België en de Belgen zou beteekenen. Het zou niet slechts Antwerpen, doch. ook Gent en Bruggo ten goede komen, het zou nieuwe mogelijkheden voor die steden openen, zonder Antwerpen te schaden. Dat zegt gij, hoor ik den Antwerpschen sinjoor reeds zeggen, maar wij Antwerpenaren zien in Gent en Brugge een paar rivalen. Baron Janssen de Bisthoven, gouverneur van West-V laanderen, die een warm voorstander is van een Belgisch kanaal, dus van een kanaal Antwerpen- Zeebrugge, ziet in den tegenstanl van Antwerpen het groote struikelblok. Toch is de Antwerpsche burgemeester van de Cauwelaert niet tegen het plan Antwerpen-Zeebrugge. Men weet echter van dezen niet precies of het oprecht gemeend is. Oprecht is de meening van den heer oJs. Schramme, president-di recteur van de Compagnie des Installations Mariti- mes Brugge, men zou kunnen zeggen, president van Brugge-Zeehavcn. Deze ziet in dat kanaal de gewenschte oplossing. Miaar juist omdat hij, de Bruggeling, dat zoo ziet zijn de Sinjoren in Antwerpen doodsbang voor dit kanaal en schreeuwen nog veei harder om een „op de knieën brengen der Kaaskoppen." Och, ze zouden zoo graag een verdrag geteokend zien waardoor aan Rotterdam beleefd een strop werd aangeboden om zich aan op te hangen. Ik zei ver leden week tegen een Belg, die voorstander is van het Antwerpen-Zeebruggc-plan: Waarom houden jullie geen lezingen hierover, opdat het Belgische volk op de hoogte komt. Och, zei hij, wij Belgen zijn huiverig om tegen de regeeringen in te gaan en men vreest Weinig pleizier van lezingen, die een onder werp behandelen, wat dadelijk door de regeerings- organen als .dwaze fantasie" uitgekreten zal worden. Het gaat in België niet zoo gemakkelijk een eigen meening in het openbaar te verkondigen. Ge hebt dat kunnen zien aan de lezingen uwer landgenooten. Nu ja, zei ik, die lezing van Prof. Geyl keur ik als Hollander ook af. Ik geef wel toe, dat men in Bel gië van een Fransohman beel wat anders zou slik ken en 2ei/s mooi vinden, maar wij bobben nu een maal rekening te houden met twee factoren: le. een antipathie tegen de Vlaamsche beweging. 2e. een vrees, dat wij Hollanders die Vlaamsche beweging steunen, en vind goed dat die lezing van Prof. Geyl niet doorgaat. Ik ken België, de Vlamingen en de Vlaamsche beweging en mijn meening is, dat wij Hollanders ons er vandaag aan den dag absoluut buiten moeten houden. De Vlamingen konden best hun zin doorzet ten als ze waard waren hun zin to hebben. Dat ze hun zin niet krijgen bewijst dat ze hem niet waard zijn. Om nu ons Hollanders, die moed en mggegraat hebben, de kastanjes uit het vuur te laten halen in een binnenlandsche aangelegenheid, vind ik totaal verkeerd. Men ziet het immers, de regeoring laat Dr. Broms niet vrij omdat men in Brussel bang voor dien man is en vreost, dat als hij vrij is en de loiding neemt, er ruggograat in do Vlamingen zal komon on zij weten dat da Vlamingen anders slochts de vuist in de zak ballen. Knfin, hoe het ook zij, het ziet er in België niet be paald rooskleurig voor. De industrie lijdt o.a. aan de gevolgen van de pro-Fransohe gezindheid der Belgische regeeringen, die achtereenvolgens aan het roer zijn geweest en een handelsverdrag met de machtige Marianno hebben gesloten, dat zoo gun stig voor die oudere zuster is, dat men te Brussel wel verdwaasd leek om zoo weinig aan het eigen land te denken. Vandaag aan den dag zien de Belgen met schrik om het hart naar de geweldige concurrentie der Dultsdhers in het land van Marlanne. Doch de i* peering blijft bij haar verkeerde buitonlandsche pqJ litiek volharden. Steeds kijkt men vriendelijk naj Frankrijk, steeds kijkt men boos naar Nederland! Alhoewel niets goeds te verwachten is van Frank rijk en heel veel goeds van Nederland. Een gezondi vriendschappelijke politiek mot Nederland zou o.a. do Belgische industrie onorm veel. goed doen, b.v.b, door meerdere leveranties aan onze kolonies. Maar mon blijft kortzichtig en jaloersch op de Noordelijke Zuster en peasisteort bij een Tractoat, dat gericht ii niet op bet profijt van België, maar op h« nadoel van Nederland. Dio basis kan nooit tot een voor Nederland aannemelijk Tractaat leiden. Maar tevergeefs hoopt men hier in Nederland dat de oogen der Zuidelijke buren opon zullen gaan, Hier voor België geldt ook weer het gezegde uit d« oudheid: Wien de Goden verderven willen, slaan zij met blindheid. strikvragen stellen, die hij haar reeds een dozijn malen eerder voorgelegd had; de namen van bloedverwanten van Tarn, bizonderheden omtrent zijn vrienden, zijn vij anden, zijn lusten en zijn gasten, zijn gewoonten, de plaatsen die hy gewoonlijk bezocht, zijn clubs. „Is het noodig dat ik alles opnieuw beantwoord?" vroeg Elsa lusteloos. „Ik heb u alles reeds vroeger ver teld." En toen, alsof haar plotseling een gedachte door het brein flitste, die eigenlijk te bespottelijk was om geuit te worden, vroeg zij niettemin: „U verwacht toch niet dat ik mijn vorige verklaringen tegenspreken zal? O, Mijnheer Bickerson, dat doet u wel!" De onvermurwbare Bickerson lachte onschuldig. „Een getuige herinnert zich somtijds nieuwe voorval len", zeide hij; „en u zult zi<?h zeer goed kunnen begrij pen, Juffrouw Marlowe, dat ledereen, die op het tijd stip van den moord in huls aanwezig was, aan verhoor en kruisverhoor onderworpen moet worden. Het maakt deel uit van ons systeem tot de waarheid door te drin gen." „Heeft u Feng Ho ook een kruisverhoor laten onder gaan?" vroeg zij. De glimlach verdween van zijn gelaat „Zeker heb ik hem tot bepaalde hoogte een kruisver hoor afgenomen, doch hij kwam met een alibi In zilver papier gewikkeld; wij hadden het met geen stoomhamer kunnen vernietigen. Is Majoor Amery binnen?" ,Neen, hij is uitgegaan," zeide zij. „Wenscht u hem te spreken?" „Neen, antwoordde hij achteloos. „Hem bepaald spre ken wens oh ik niet Ik zal eens even gaan zien of hij binnen ls." „Ik zal gaan zien," zeide Elsa. Zooals zij verwachtte, was Amery er niet Doch Mijn heer Bickerson was niet tevreden, of met hetgeen van de kamer door de deuropening heen voor hem zichbaar was, of met de resultaten van een vroeger Ingesteld HOE DE OPENBARE MEENING IN EUROPA TEGEN SERVIë WERD OPGEZET. EEN PALEIS- DRAMA EN WAT ER ACETER STXX. EEN REGEERING, DIE LEEFDE ON DER DE MONDING VAN VIJANDEN LIJKE ÜANONNEN. (Van onzen rei zenden correspondent.) Belgrado, 11 November. Als men rondwandelt door en om de vroegere Ser vische, thans Joego-Slavische hoofdstad, gaan on willekeurig de gedachten terug naar het verleden, waarvan wij West-Europeanen, zoo heel weinig nauwkeurig weten, omdat we steeds werden inge licht door bladen, en telegraafagentschappen, die tegenover het oude Servië in de hoogste mate vijan dig stonden. De Servische bladen kwamen niet in West-Europa, waar trouwens vrijwel niemand ze zou hebben kunnen lezen, daar immers het getal hunner die Servisch kennen, buitengewoon gering is. Een kostbaren propaganda-dienst kon het kleine, arme Servische volk zich niet veroorloven; buitenlandsche journalisten, bereid on in staat de toestanden en ge beurtenissen objectief te beschouwen, kwamen niet of hoogst zeldzaam in Servië. Wat wij weten of meenden te weten van het oude Servië, kwam uit Oostenrijksche bron en zeer nauw nam men het te Weenen met de waarheid niet Het ging er steeds om Servië voor te stellen als een land, dat eigenlijk niet waardig was tot de gemeenschap der Europee- sche saten te behooren; van het Servische volk den indruk te wekken, ais ware het een verzameling hal ve barbaren, misdadigers. Hét was in Oostenrijks belang dezen indruk te wekken, ten einde der Do- nau-monarchie vrije hand to verzekeren in haar op treden tegen den kleinen buurman. De stemming in Europa moest zoodanig zijn, dat er geen woord van protest zou opgaan indien Oostenrijk het oogen- blik gekomen mocht achten den Servischen staat in te lijven en op dezo wijze een einde te maken aan het wassende Slavische gevaar, dat reeds door het bestaan alleen van een zelfstandig Servië gevoeld werd. Do millioenen Slaven, speciaal de Zuid-Sla ven in de Donau-monarchie, keken steeds naar Ser vië met verlangen, en de steiging van de Servische macht (door de beide Balkan-oorlogen 1912 en 1913) deed ook hot nationale bewustzijn der onder de Habsburgers levende Zuid-Slaven toenemen, en daarom waren vrijwel alle Oostenrijksche staatslie den het erover eens, dat to gelegener tijd de Servi sche staat moest verdwijnen of in zulk. een toestand van afhankelijkheid moest worden gebracht, dat hij geen moreelen steun voor de andere Zuid-Slaven meer kon vormen. Bij nationale feesten te Belgrado trokken steeds tienduizenden uit Slovenië, Kroatië, Slavoniö daarheen, naar hun stam- en taalverwante broeders. Er was hierbij geen van Servië uitgaande propaganda in het spel; het was een uiting van het natuurlijke verlangen naar vereeniging, met rasge- nooten, een verlangen, dat nog versterkt werd door do binnenlandsche politiek van de regeeringon te Weenen en Boedapest. De Serven hadden andere zorgen: zo voerden een moeilijken strijd om hot bestaan, telkons weder door Oostenrijk, dat herhaaldelijk zijn grenzen tegen Ser vië sloot, afgesperd van de wereld. Mon vergete hier bij niet, dat eerst goed zestig jaar geleden (in 1867) de laatste Turkscho garnizoenen het land ontruim den en dat eeuwenlang Turksoh wanbeheer harden arbeid noodzakelijk maakte. Vijf-en-twintig jaar geleden keek heel de wereld ontzet op bij de berichten over den moord op koning Alexander en koningin Draga, die in het paleis te Belgrado door officieren waren neergeschoten. De Serviërs riepen: Peter Karageorgewitsj, afstamme ling van een der Servische vrijheidsholden (den va der van den hukligon koning van Joego-Slavië), die in ballingschap te Genève leefde, op den „met bloed bevlekten troon", zooals toen de gangbare uitdrukken luidde. Het oordeel van de wereld, gevormd door mededeelingen uit Oostenrijksche bron, stond vast. Men sprak van de Serven als van „vorstenmoorde naars", al was het wol merkwaardig, dat Oosten rijk als eerste van alle staten den nieuwen koning op den „met bloed bevlekten troon" officieel erken de. Hlierbij speelde de politiek een rol, maar boven dien kon men in het bijzonder te Weenen weten, dat do vermoorde koning en koningin niet zoo onschul dig waren, a'ls ze door de berichten uit Oostenrijk- nauwkeurig onderzoek daarvan. Langs het meisje heen, liep hij op zijn gemak binnen, onder het neuriën van een aria. (Hij beschikte over een bariton, en bezat eenigen roep in dilettanten operette-gezelschappen). „Een zeer lief vertrekje, dit", merkte hij op. „Een keurig en zeer lief vertrekje. Zoudt u zoo vriendelijk wil len zijn aan den politieagent "die voor de deur staat, te zeggen, dat ik hier op Majoor Amery wacht?" Zij Keek hem vierkant in het gezicht „Ja, mits u zoo vriendelijk wilt zijn uit deze kamer te komen en mij de deur laat afsluiten," zeide zij. Hij lachte. „U denkt dat ik een klein onderzoek op eigen houtje wil Instellen, niet waar, zonder daartoe door een authen tiek stuk gemachtigd te zijn? Welnu, u heeft gelijk, maar die machtiging heb ik ook ,ziet u?" Hij bracht een blauw papier te voorschijn en overhan digde het haar. „Het zou veel beter geweest zijn indien lk dit rustig had kunnen doen, zonder medeweten van Majoor Amery, doch ik buig voor uw tegenwerpingen, en wanneer het u liever ls dat ik de terugkomst van den Majoor af wacht, is het mij ook goed." Zij hadden tien minuten met elkander gesproken, toen Elsa de deur van de kamer van Majoor Amery hoorde dichtslaan, en zij trad bij hem binnen. „Zoo! Heeft hy een bevel tot huiszoeking? Ik was reeds nieuwsgierig, wanneer dat zou afkomen. Laat hem binnen komen. Goeden morgen, Bickerson. Ge wilt eens rondsnuffelen, naar ik van Juffrouw Marlowe verneem. Ga je gang." „Ik heb een formeel bevel," zeide Bickerson met een schouderophalen, „doch dat zegt niets". Toen liet hy vol gen: „Dat was me ook een raar geval met Mynheer Tup- perwill, dien avond, laatst!" „O, is u daaromtrent ook iets ter oore gekomen? Wie heeft er geschreeuwd Mijnheer Tupperwill?" sche bron waren voorgesteld. De door officieren vermoorde Alexander was evenals zijn vader (koning Milaan) niet anders dan een betaald werktuig in han'den van Oostenrijk, dat den vorsten uit het huis Obrenowitsj (waartoe Milaan en Alexander behoor- den) het bezit van den troon, desnoods met behulp van Oostenrijksche bajonetten, verzekerd had, waar tegenover de koning van Servië zich verbond in bui tenlandsche politieke aangelegenheden do aanwij. zingen van Weenen te volgen. Koning Milaan ge waagde in een van zijn brieven aan keizer Fraw José pil van zijn laud als van de „rechtmatige erfe nis voor Oostenrijk". Onder koning Milaan en ko ning Alexander was Servië niet meer dan een va zalstaat van Oostenrijk en dat het zoover was komen moest alleen worden toegeschreven aan het landverraad van den vorst. Landverraad is overal en ten allen, tijde als een der zwaarste misdadoü aangezien, maar erger nog wordt deze misdaad, in- dien ze gepleegd wordt door den vorst, door hem die geroepen is de eenheid van het land te verper. soonlijken. In 1889 deed koning Milaan (onder beloften, die hij later niet hield) afstand van den troon, daar zijn levenswijze, zijn politiek, hem in hooge mate impo pulair hadden gemaakt. Zijn twaalfjarige zoon Alexander, <le troonopvolger, werd onder een regent schap gesteld, doch als knaap van zestien jaar vol voerde Alexander een staatsgreep, verjoeg het regent schap en stelde zich, geholpen door enkele zijner leermeesters, die daarvan voor zichzelf nut ver wachtten, op den troon. Als knaap bijna nog trad hij in het huwelijk met een veel oudere weduwe, een vrouw van ongunstige reputatie en daarna volgde het eone schandaal het andere, waarvan het ergste wel was het schandaal van een voorgewende beval ling der koningin. Zonder het oordeel van de volks vertegenwoordiging te vragen, veranderde de koning de grondwet. Hij kon dit alles wagen, omdat hij in geval van nood, zeker was van den steun van Oos tenrijksche bajonetten, die zich in de nabijheid, aan de overzijde van de Save bevonden, op nog geen vyf kilometer afstand. Een revolutie, in welken vorm ook, was in Servië onmogelijk, daar ze binnen enkele uron of hoogstens dagen neergeslagen zou zijn door Oostenrijksch-Hongaarsche troepen en zoo bleef er vaderlandslievende mannen niets anders over, dan Oostenrijk voor een voldongen feit te stellen. Oosten rijk kon niet veel anders doen dan zich bij het ge beurde neder te leggen en daar het van zijn invloed te Belgrado nog redden wilde, wat er te redden viel, was het het eerste land, dat den nieuwen koning er kende. Maar nog een andere herinnering dringt zich te Belgrado op. de herinnering aan een drama, dat we allen van min of meer nabij medemaakten. Hier sloeg in 1914 de eerste vlam uit van den brand, die vier jaar lang bijna geheel Europa in vuur zetta Servië zou, volgens officieus© lezingen, de aanlei ding gegeven hebben tot dezo ramp. Of.fi cieel echter heeft de Denou-monarchie nooit verklaard, dat de Servische regeering de hand heeft gehad in den moord op aartshertog Frans Ferdinand. In geen onkel officieel Oostenrijksch stuk is die beschuldiging geuit, daar ze ook moeilijk zou zyn te handhaven ge weest. Gedurende mijn toekomstig verblijf te Sarar jewo hoop ik daarop nog wei terug te komen. Als men staat op den Kalimegdam, den heuvel- uitlooper aan de vereeniging van Save en Donau en men de stad Belgrado en omgeving overziet, dan vraagt men zich verbasad af: „En een regeering die in deze stad zetelde, zou een oorlog met den over- maehtigen buurstaat hebben uitgelokt?" Men kan zeggen, dat Belgrado uan drie zijden door vijandelijk land was omgeven (thans behoort dit bij na uitsluitend door Slaven bewoonde gebied tot Joo- go-Slavië), op nog geen tweehonderd meter van de& Servischen oever, bevonden zich in den Donau eilanden, dio in het bezit waren der Donau-monar chie; vanaf het oogenblik der oorlogsverklaring lag niet slechts de stad, doch lagen ook alle regeerings- gebouwen en het oude en nieiiwe koninklijke paleis onder het vuur van de vijandelijke artillerie en stad was absoluut onverdedigbaar en is in 1914 dan ook ni#t verdedigd). En de regeering, die hier zetelde, zou den oorlog hebben uitgelokt in een tijd, dat het leger door twee oorlogen (in 1912 en 1913) uitgeput en de staatskas leeg was? Men kan hierover alleen verbaasd het hoofd schud den. J. K. BREDERODE. Bickerson krabde zich de kin. „Bepaald schreeuwen deed niemand," zeide hij. „Het kwam mij langs den gewonen weg ter oore. „Was het Mynheer Tupperwill of die uitmuntende Dr. Hallam?" hield Amery vol. „Kent u hem?" vroeg Bickerson, den ander scherp aanziende. „Ik ben met hem bekend, ja „Het is een eigenaardig zaakje, dat geval Tupperwill,* sprak Bickerson met teemende stem. „Het verwondert my dat u er niet terstond kennis van gegeven hoeft aan de politie. Majoor Amery." „U bedoelt van dat pak slaag dat Tupperwill kreeg?* Bickerson knikte en zag de dunne lippen trekken. „Och, daarin steekt immers niets bizonders? Derge lijke dingen gebeuren dagelijks". ,Te Landen niet Dat oiag het geval zyn te Calcutta, en zy kunnen voorkomen te Shanghai, waar het zien van een halfdood geslagen Chineeschen politieagent niot zooveel opzien verwekt als by voorbeeld in Regent Stroet of Plccadilly Circus." „Ik begryp u," zeide Amery. Hy opende een kistje dat op de tafel stond, nam er een dunne, donkere sigaar uit en stak deze aan. „Ik begryp dat ik het by de politie had behooren aan te geven ,doch eigeniyk was dat de taak van Tupperwill Hy was immers de benadeelde party." „Hm!" De detectieve wierp een onderzoekenden blik op den man die tegenover hem gezeten was. „Eigen aardig, dat die ruzie vlak voor uw huis ontstond." „Zeer eigenaardig. Even eigenaardig als wanneer ztJ ontstaan zou zyn voor het huis van leder ander," merkte Amery droogjes op. Er ontstond een kleine leemte in het gesprek Bio* lccrson zat klaarblijkeiyk over een paar bepaalde difl^ gen na te denken. Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1928 | | pagina 10