HOEKJE. iet geheimzinnige huis. Van lang geleden. v-r<ówTTieuM (Vit) uil bet ËogeinehX Vmvo*. (WSKTHSNEKB HOOHWnJK. Deimis ontsnapt. •t «tkeerden taaapl* riep de heer Hol- tit, terwyi mevrouw Oeorgos hen voor- In het museum, gevolgd door den lnspec- Hoel en BlUy. "tarn dat zlin?" linl veel tlld noodlg hebben om dit te Pjn," antwoordde zij. iloh neeraettend IJStr op haar schoot. bladert niet, movrouw," tel de in- ■hr barsch. P» don ia aap wordt gedaan, wat noo- *M) kunnen hem nlot volgen, omdat JfflJJk oen automobiel, die aoover voor ®ten inhalen." ikttt Holland kalkte toestemmend..Dat to.*' 8,1 llcl1 tot mavrouw Oeorges la do war was, wendende, sprak hil '••VMtelt a ona allés. Ik ben er seker t» hier een geheim la, dat opgehelderd voniea." W h Inderdaad het geval,- antwoordde voor alles moet lk u xeggen, SJthknp. dien sd) wilden ontvoeren, hier la Sb da mannen en de vrouw xjjn «m «ogtBfeUk at»te «n Bllly JJJ verbaasd aan. Toen J3! «jevtottw a<xmm: JK üjn ui heb IBOBWM gêiwwd. Voor hen had ik de honden gekocht, want ik hoorde van Anna en dë kinderen, dat zij hen om het huis hadden zien sluipen." Bllly was vol vuur. „En de handschoen, mevrouw Georges?" riep hij. Zij glimlachte even. „Ja, ik wist, dat het een Russische handschoen was en vermoedde de rest. Ik had de pistolen, voor het geval, dat ze zouden komen. O, mijnheer Holland, kunt u t mij ooit vergeven? Ik wist dat ze mijn lieven Peter, mijn kleinzoon wilden heb ben. Ik heb nooit er aan gedacht, dat er voor Uw kinderen eenig gevaar kon bestaan, om dat lk niets van dien Cashman weet. Ik be grip alles nu. Ze denken, dat Dennis Peter is. Dennis droeg Peter's Jas van Russisch astrakan gisteren en zoo gebeurde de vergissing. „Maar ze zullen die vergissing spoedig in zien," riep de heer Holland. „Ja - of wellicht niet", zei ze langzaam. „Ze zullen naar de kust gaan. En dan in leder geval naar Rusland „Dan hebben we hier niets te doen," zei, heer Holland treurig. „Er is nog veel, dat ik niet begrijp, maar dat zullen we later ver nemen. Nu moeten we naar t politle-bureau gaan en hooren of er reeds nieuws is, en *t is waarschijnlijk het beste, dat enkelen weer naar het hol gaan om zich te overtuigen, dat de waterwerken veilig zijn. „Juist mijnheer," antwoordde de inspecteur „En om zeker van alles te zijn, aal ik hier een man achterlaten." En hy keek wantrou wig mevrouw Georges aan, terwijl Noel en Bllly bedeesd en verward hun vader volgden. Gedurende dezen tijd, was Dennis voortge- vlogfln over heuvels en dalen, twintig mijlen in het uur, en had beangst en niet wetend, wat men met hem voorhad in den motor ge zeten. Hij had zooveel hij kon geschreid en zon nu op een middel om te ontsnappen, want hij zag, dat tranen hem niet baatten. Zeker, het vooruitzicht om te ontvluchten was niet schitterend, want hij was stevig ge bonden, en hij voelde zich pijnlijk en alles behalve op zijn gemak. Hij had gezien, hoe Noel hen volgde en getracht zich uit de koor den te wringen. Maar hy kon alleen de han den een weinig bewegen, en er was geen mogelijkheid de knoopen los te maken. Toen had men hem op den bodem der automobiel gezet, opdat men van buiten af zyn pogingen niet zien zou en de prop ln zyn mond belette hem te schreeuwen. En de vrouw, die hem ontvoerd had, zat over hem. zy keek nu en dan half medeUjdend naar hem en scheen meer belang ln het land, waardoor zy reden, te stellen, dan in haar gevangene. Alles wat Dennis dus doen kon was stil biyven liggen en met zyn betraande, grijze kykers omhoog staren naar de lucht en de wolken, die er in dreven, en te luiste ren naar het gedrulsch der machine, terwyi hy heen en weer geschommeld werd door den snellen rit. Hoe benydde hy de vogels, die hy over de heide zag vliegen, den leeuwe rik, die in 't zonlicht zyn liedje zong. Die hadden tenminste niets, dat hun vreugde verstoorde. Dennls begreep maar niet, wat de vreem delingen van hem wilden. Hy wist alleen, dat hy ontvoerd werd en verder en verder werd meegevoerd, ver van zijn vader en moe der en de adderen. Hy voelde een brok ln zyn keel en hy begon weer te schreien, nadat hy zich een half uur dapper stil had gehouden. De dame keek op hem neer, zag de tranen, die over zyn wangen stroomden en scheen medeiyden met hem te krijgen, zy bukte zich glimlachend en plaatste een kussen on der rijn hoofd. Toen raakte zy de prop aan en zei: „Ik zal wegneem dat ding, jou niet schreeuwen? Dat zeg jy?" Dennis verstond tamehjk goed, dat hy moest beloven geen leven te maken, als de prop weggenomen werd on gelukkig als hy was, dat men dat hinderlijke ding uit zyn mond zou nemen, knikte hy toestemmend. Toen maakte de dame zorgvuldig den zak doek los, haalde uit een mandje een flesch melk en wyn en ofschoon hy beduidde, dat hy niets drinken wilde, hield rij aan en zeide: „Goed voor jou, lieveI" Hy dronk en voelde zich beter, ofschoon hy een leeiyk gezicht trok, waarover zyn bewaakster lachte. „Goed, zei zo „Nu, jou stil rijn? Jou geen kwaadI wy Jou niet pyn doeni" Hierop keek een der mannen, die naast zyn metgezel voor ln den wagen zat, om en sprak tot de vrouw, zy knikte en wees naar de koorden, die ze niet losgemaakt had. De man scheen haar te beduiden, dat ze hem geen kans tot ontkomen moest geven, en Dennis was wys genoeg om dit te begrijpen. Hy nam zich voor niets te vragen en stil de dingen af te wachten. Hy moest weten, wat ze met hem voojr hadden. En hy lag weer stil, terwyi de auto door dorpen en over heuvelen en dalen voorttufte op een manier, waarin hy in een ander ge val dol veel schik zou cphad Maar nu wte* van huls v p|rt. zier 1'frini'finitiiMi g zoo een poos voortgereden, toen men Denni.s t stond naast de dame op de bank te zitt terwyi tot rijn groote vreugde de torn- werden losgemaakt, die hem zeer veel hadden gedaan. Zyn ontvoerders dachten, dat er geen vaar voor ontvluchting bestond, en zooals automobiel nu voortvloog, was. er geen d ken aan, te meer daar het kind beloofd 11 niet te sullen schreeuwen. Maar ze hadc niet voorzien, dat de auto een ongeluk krijgen Juist aan den voet van een heujs die ze met de snelheid eener ezpresse-tr afgetuft waren. Dennis wist niet precies, wat er gebeiu Hy zag boomen en heggen en den weg neden hem als in een lint voorbijvliegen, toen, plotseling, begon de auto rondi springen, alsof ze wilde laten zien, wat ze 1 doen. Toen kraakte 'de heg en de auto spr( vooruit en in de hoogte. Vervolgens ontstc; er een luid gekraak, t was of de wereld ror tolde en Dennis voelde een geweldigen sch, 't Volgende oogenblik werden Dennls en gezellen hals-over-kop in een beploegd V geworpen, terivyi de mannen met de ai in de haag lagen, en de wielen zacht snorden. Even was 1 of het veld als een schip en neer bewoog. Toen ging Dennis rech zitten. I „O, mUn hoofd", zei hy, rijn neus wrfjw de, terwijl hy verwonderd rondkeek. Hij h zich niet erg bezeerd, maar, wat zag hy uit! Hij was biy, dat zijn Moeder hem niet zien kon, ze zou hem rite* hfcH'end h ben. DPUMfc VOOR ONZE JEUGD klein fteactxje eucalyptus utfc zijn spoot hU eon rtranttte toean den enaoh evaar lava- een ;rooto voorv al eide door; enig-; •lgens t der tanen plan, utten. ui de GOED ZOO! Dfctte fcJJkt met groote oogen Hbrt aijn broer, den korporaal, HÜ la doodsbang voor-don sabel. Gin# het liefste aan den haalt jlauv-'o Jongen I" scheldt de groota, Ben JU nu een kerel, zeg? Kruip Je later voor den vijand i ook «co kinderachtig weg? jljïrtjo antwoordt en zijn oogen ffordfm nu nog ééns zoo groot: wil heelemaal geen vijand, [ft maak later niemand doodII" H. H. DE BRUIN—LÓÓN. „DE ONOVERWINNELIJKE". Verteld door H. H. de B. L. (Vervolg) lat ook deze dus door het beest onschadelijk gemaakt, probeerden nog anderen hetze.I- elletjc, tot, op het laatst, slechts één ove» - van hen, die zich hadden aangemeld. Hel en groote, donkere man, met bruin haar en gezicht. Alleen zijn oogen waren blauw, omdat hij geboren was in een land, waar de Del fel scheen, hield hy ze steeds half geslo- n hü sprak opvallend langzaam, net, alsof iel moe was. wat moet lk Je geven, om Je by te -aan?" de vorst. heel «root gebraden zwijn met appelsaus lajesteit! en een kluwe sterk garen, maar t zoo dun zyn, dat het byna niet zichtbaar toning gaf bevel, den man te geven, wat hij gde; maar ln zyn hart was hy bedroefd; dacht hy, hoe kan Iemand, die er zoo moe zoo langzaam spreekt, een groot mon- erslaan? Hy heeft niet eens soldaten ge* 1, om hem te helpen 1" r de vreemde, bruine man, scheen erg ln Dhik te zyn. Hy bracht het zwyn naar het in maakte de kluwdraad stevig van binnen dier vast; het andere eind bevestigde hy en boom. Daarna maakte idj een houtvuur, liy dit in zyn eigen land zoo dikwijls ge had en nadat hy ijzeren platen op het vuv.v elegci, waarop het varken lag, sloop hy uit ech en wachtte. teel spoedig steeg de heeriyke geur van het lenvleesch tusschen de boomen -:>p. Het ir snoof met welbehagen den damp op en dat dit wel iets heel byzondsrs moest rijn. wam het uit zyn hol te voorschijn om te wat zoo lekker rook. Na voorzichtig rondge- tö hebben, uit angst dat er iemand op iiou staan, en na net gebraad besnuffeld te ia, uit vrees, dat het vergiftigd zou zyn, PU het gebraad met zyn tanden vast om ^verslinden. Zóó gulzig wilde het dier zyn boutje pakken, 'dat de kluw niet bemerkt fflfiu haastte het drakenmonster zich naar Mjl de draad er achteraan sleepte. Nu de bruine man gemakkeMJk den weg naar het waar de draak zat. juist beaig zyn to berinnen. kwam de bruine man binnen en een Een vreeselUke niesbui volgde en zoo nieste het monster door, tot de tranen langs zyn muil liepen en het vocht zóó zyn oogen verblindden, dat de man gemakkelijk met een mes het vreeseiyke dier onthoofde. Toen de koning vernam, dat do draak dood was, beloofde hy den vreemdeling niet slechts de helft van 7.yn koninkrijk, maar zei, dat. hy alles wat in zijn macht was te geven, zou schenken, indien de vreemdeling nog iets ver langde. „Dank u" zei de bruine man lk heb de helft van uw konlnkryk niet noodig en zou voor geen twee koninkrykên willen wegbhjven!" Maar hebt ge nlot een enkel ding, dat ge aoudt verlangen?" vroeg de koning, De bruine man lachte. „Neen Majesteit,' zei hy. „Wat ik verlang", kunt -gy my niet hier ge ven. Ik zou in myn eigen land een aardig huls willen hebben met een mooien tuin; een huis, dat aan een diep blauw meer ligt, en een bootje aan den kant. waarin 1k kan vlsschen. Maar dit is vreeseiyk duur en Uw Majesteit wilde alleen de helft van de bezittingen hier schenken Hier wil ik niet wonen ik zou helmwee krijgen. „Maar waarom kwam je hier toch alleen om een belooning drong de vorst verder. De donkere oogen van den bruinen man licht ten. „Neen, o Koning I" antwoordde hy, lk kwam, omdat ik wist, het middel te kennen om uw land van den plaag te verlossen. Het zou slecht geweest zyn, u niet myn diensten te hebben aan geboden. Maar nu ga ik...." „Man I" riep de vorst -- ge zult het huls, den tuin en het bootje hebben in je eigen land en myn dankbaarheid en di.è van myn volk zullen je vergezellen En zoo geschiedde In het' land vol zonneschyn, vèr, héél ver ver- wyderd van het gebied vair den koning, staat het huisje aan het blauwe meer, het eigendom van den bruinen, dapperen man, en zyn vrouw en kindertjes spelen er ln den mooien tuin en hy zelf roeit er op het water, waar hy de vlsschen verschalkt, en dan lacht zyn bruine gezicht van vreugde, want hy en zyn gezin leven «r onbe zorgd en gelukkig. tt frwt Jo zm eeua allemaal Een raadsel met een plaatje* Wat denkt hier deze poes Minefcf Dat ze geen bril heeft opgezet? Of hindert haar een graatje?? Of gaat ze mog'lljk op bc/oak By Meester Snorrebaardje, En vindt ze dat het bonte schort Nog wol een eindje kon verkor* Door 't naaistertje, nicht Baartje? Denkt ze misschien, dat rij haar hal» Nog niet heeft schoongewasachen? Of dat ze meester met een zoen Ja zou ze dó,t wel durven doen? Wel heel graag wou verrassen H. H. DB BRUIN—LóON. DAT LIEF NIET BEST AF. Toen kleine Frlts gemerkt had. dat de nieuwe ceukenmeid zoo schrikachtig was, had hy al gauw een mooi plannetje klaar. HU maakte ge- bruik van het schemerduister. De meid was even naar den boer gegaan om melk te halen. Onze Prits had in de keuken het ryk alleen en dat was hem verbazend naai- den zin Nu hoopte hy eens echt zyn slag te slaan. Hy keek om zich heen Was er nu niets, dat hy gebruiken kon? De stof fer, een emmer, een vuilnisbak, niets was van zyn gading. Maar wat dan? De tyd verliep mi de meid zou spoedig terug komen. Dan maar gauw een boezelaar genomen, die Grietje aan een spy- ker had gehangen. Prits legde hom over zyn hoofd en zoo vermomd, wachtte hy achter de deur af, wat er komen zou. Elndeiyk, stap, stap, stap, slof, slof, daar kwam wat aan. Nog een paar oogenblikjes, daar bewoog zich iets aan de deur en boe, boe, zoo kwam Prits voor den dag. Foei, wat een schrik was dat voor do arme Grietje; ze had groote moeite zich overeind te houden en Prits gierde het uit van de pret. Maar ie steenen pan, waarin Grietje melk had ge haald, viel op den vloer ln' stukken en de blanke melk liep over den grond. „O, foei, Jongeheer", sprak Grietje ontdaan, „wat heb Je me laten schrikken. Zie toch eens, wat oen boel is dat op den vloer." Mevrouw kwam op het lawaai b loopen en vroeg„Wat is hier gebeurd T „Die Griet schrikt ook zoo gauw", zei Prits. „Ja", zei Griet spoedig, „ik ben nog al erg schrikachtig, mevrouw. neemt me toch niet kwaUJk?" Maar mevrouw begreep wel, dat hiervan kleine Prits hiervan de schuld was en ze keek hem streng aan. Prits was niet zoo gauw bang en rijn moe der zag, dat hy om. dien strengen blik niet veel gaf; daarom zei se „Haal maar nieuwe melk, Grietje, maar een beetje minder, wan* Prits krijgt niets," Prits luste graag soeto melk, maar feQ wiet nog wel een middel, om wat machtig te worden. En Pritsje mocht erg ondeugend zyn, hy ver heugde zich in het bezit van een aardigen krul- lebol en de menschen hielden nog al veel van hem. Toen hy zich dan ook by boer Derksen, zyn buurman, vertoonde, zei deze hem vriende- ïyk goeden dag en vroeg„Hoe is het jongeheer, wil je wat versche melk drinken?" „Heel graag", zei Prits. En hy dronk zyn buikje vol van de heerlijke, schuimende melk. Toen wandelde Prits de boerderij wat rond en hy kreeg spoedig den erfhond in het oog. t Was een groot beest, dat aan een dikke ketting vast lag. Toen Frfts hem voor het eerst ontdekte, was hy bang op zy ge- epoedig bsdacfcó by, da* een beeet, aan aooti dikke ketting gelegd, niet ve«i kwaad doen. Dessen keer achtte hij bei dan ook kwaad een stapje dlchtect>ti te komen on den hond van dichtbij to bekyken. Het beest nam eenb notitie van den Jongen en Prits vond, bei dter tamelijk tel was. Ben echte hond i brocunön en rijn banden kitesn rien, dacht Wftob*. we BKiflen hem eens wakke» maken, op, Jongeheer", riep do boes, die Juist voor- wam. „Hy byr. Maar Prits was niet bang. BÖJ kon fcoöh rrfet laten, vóór hy rioh verwijderde, den hond me* een stokte een lichten tik op den kop te geven. De hond scheen een verstandig beest te afin on deed net of hy ar niets van be~ meTkte. Toep keerde Pritsje huiswaarts. Ba, daar zeg hfl weer iets. Vlak voor de huisdeur stonden oen paar klompen. Be behoorden aan den tctnmane,longen, dte even naar de keuken wae om een kopje koffie te drinken. Prits dacht moor even na; dadelijk vond hy let», In een orat stond wat wator en in een wip had Prits in ei ken kdoiop wat gedaan. Zie zoo, nu achter een boom cffcropen m gu- rien, wat er gebeurde. Ja, Ja, t ging uitstekend; de tuinmansjongen kwam twuw. sdioot syn klompen aan, maar smeet sn j -gelijk een heel weg. Wat stond die Prite te lachen, wnfc had hy oen schik. Tot dusver was het met ons Pritsje nog goed afgeloopen en dit moedigde hem aan, nog meer kattekwaad to doon. D<« nachts droom de hy van keukenmeiden, die gewéldig schrikten van tuinmansjongens, die ln kletsnatte klompen rondliepen en van honden, die Je naar hartelust kon slaan, zonder dat se bromden en de tanden lieten' zien. Maar de keukenmeid en d?, tuinmansjongen hadden elkander hun nood geklaagd en waren overeengekomen, dat aoo'n plaaggeest wel eens oen goed lesje mocht hebben. Hiervan wist de plaaggeest niets on den anderen morgen sloop hl) stil het huis door, overleggende by zichzelf, hoe hy zich het best vermaken kon. Daar zag hy de poes loopen. „Poes, poes riep Prits, met zijn liefste stem. Maar do kat kende «Un streken en hield hem op een afstand. poes", fluister de ona vriendje opnieuw. Rtl was stü naar de tafel geslopen en had van het vH-esoh, zoo pas door den slager gobracht, een klote stukje gepakt. De keukenmeid stond aan de aanrechtbank. Ze dronk een kopje koffie. Dat leek Prits het gunstigste oogenblik toe. Hij pakte de kat op en een, twee, drie zette hy haar de meld op den rug. Groot er schrik had hy die goede Grietje niet op het ltJf kunnen Jagen. Ze gilde het uit van angst, ze liet het kopje koffie uit de handen vallen en '11de wild door de keuken, tot groote vreugde van FrftB, die zyn biydschap niet trachtte to verber gen, maar het uitschaterde van het lachen. Doaen keer echter zou het niet vermakelijk voor hem afloopen. De meld hierinnerde zich den streek van den vorigen dag en nu was haar ge duld utt Ze pakte don lachenden Prits by den kraag en toen ging het klets, klets, klets op het broekje. Nu was de beurt aan Prits om het uit t/> gillen. Hy schreeuwde het heele huis by elkaar, zoodat vader en moeder er nan te pas kwamen. Was moeder alleen geweest, die zou haar Move zoontje nog wel de hand boven het hoofd hebben gehou den; maar vader dacht er anders over en toon htj de geschieden te vernam gaf hy Grietje groot geiyk. Met tranen in do oogen en woedend liep Prits den tirtn ln. Hy was het niet gewoon, dat men hem zfjn streken betaald zette on dacht- over niets and en dan zich te wreken. Daar hfi echter vooreerst tegen Grietje niets meer durfrte te on dernemen, koekle hy zyn toorn op don tuinmans jongen, die een paar emmers water had gehaald om de bloemen te begieten. Zfta Jm en *yn pet had hy op den grand gelegd. „Ha", dacht Prits, „daar zte ik wat. Hy maakte gebroik van hot oogenbltk, da* d® Jongen sfcfe had omgekeerd. Toen pakte Prits de pet op <m itfopto ae te water. Toen roc (te jm stem* gevolgd zttn.maar o wee, de tuinmansjonge© ontdekte zyn plan. „Wacht rakker r riep hy, „Ik mi Je* Prtte ging aan den haal, maar de taterrKmaJongen smeet hem een emmer water over hei lijf. Nog be traand in zyn gericht van het pak slaag, dat Grietje hem had toegedtend en dïxzmat Mep hij rond. Waar moest hy heen? m den tutn durfde hy zich niet te vertoonen, to huls evenmin. Hij ging dus naar het erf van buurman. Daar lag de erfhond weer rustig voor zyn hok. Zijn eene poot had hy op een dikke kluif gelogd. Met kleine oogen keek hy onverschillig rond, maar het beest was niet onverschillig, dat zou Prits weldra be merken. Zooto sul meende hy ongestraft te kun- plagen. Stü kwam hy nader; de hond bewoog zich niet. Nu bukte Prits zich: hy pakte de kluif en wilde hom wegrukken, maar opeens liet Daar beertt uit hooge «tolpoort Een aardig klndorpnar, Een Jongen en een meisje Met wit gepoederd haar. Ze dragen kleurige kloeren Van zijde en van fluweel. En brengen glans en loven In t lentetafereel. Het tweetal \s gewapend Met een kapellennet. Straks draven ze over t grasveld Met wangen rood van pret. De vlinders IJlen vluchtend Steeds verder voor hen uit. En beiden volgen juichend. Belust op rijken buik Ik bied J'een fraai toonoeltje Uit lang vervlogen tijd, Toch denk ik, dat geen uwi Dit klnderpaar benijdt. jij] Zie Je ook niet liever Jongens" ,i;j Met kort of krullend haar, En lange melsjeslokken Of keurig vlechtenpaar? Verbeeldt Je, met een staartpruik Een voetbalkampioen, Of korfbal, tennisspelen Met to pruik van zoo'n fatsoen? O» wel is *t zeer bevallig Dtt beeW van lang gcleftn, Maar met die klnd'ren rullen? •fc Wed, ge Kegt allenNeen de hond een rxydig gebrom hooren. Pij schreeuwde het trit» en wilde hard wegloo;" maar de hond zette hem de tanden in vleesoh en scheurde een groote lap uit zijn br Nu was Holland to last. De geheefc buurt 'kv in rep en roer. „Ja. Jongetje", zei de boer. heb Je gisteren nog gewaarschuwd voor hond." Huilend kwam Prits thuis, een echte der van de droeve figuur. Niemand had mt lijde© met hem en vader zei„Vriendje plaagt anderen graag, maar dan moet Je de volgen ook ondervinden" en die waren niet prettig, want Pritsje kreeg flink koorts en m een week to bed blijven De texèanoa MfctJnt vrooiQfe Op t overoud kasteel Be weeft haar gouclen glanzen Langs 1 grasperk van fluweel. In t park zingen de vogels Htm zoetste liedekijn, Sn bonte vlinders zweven pp vteogels itehi* en

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1928 | | pagina 23