DE MAN DIE IN DE TOEKOMST ZAG WETENSWAARDIGHEDEN. WARE WOORDEN. De sombere gedachten van een mensch. VOOR DE KINDEREN. WAT PIM EN PUK OVERKWAM. Is het U hekend: dat Arlstotele» de voogd van Alexander de Groote waa? dat er i Afrikaansche talen rijn die aan de Goud kust van Afrika gesproken worden? dat in de vierde eeuw al vuurwerk in Rome ge bruikt werd? d a t de regeeringspublicaties der verschillende mo gendheden over den oorlog genoemd werden „Wit boek", „Roodboek" era., naar de kleur van den om slag? dat in de officieele statistiek de vrouw met een aantal misdrijven voorkomt dat slechts 10 percent van het totaal der misdrijven bedraagt? dat vele mond- en landziekten door zoenen wor den overgebracht? dat eenige jaren geleden de Engelsche regeering voor drie mlllioen pond sterling gezouten haringen kocht, waarvan nooit uitgemaakt is, waar ze geble ven zijn? stemming, «al verder den gansehen dag een neiging hebben tot rusteloosheid. Verlang, uit deze verwarren de stroomlng los te komen en rust te krijgen. Toen we trouwden hebben we eikssr beloofd lief en leed te zullen deelen. Nu heeft mijn vrouw kiespijn en daarom speelt ze plano, om niet alleen is zdn iaJraar lijden. Heftigheid is verzoenlijk; koelheid schrijft op en berekent de schuld. o Gaat u een meester voor, Volg, maar blijf vrij! Treed op zijn weg, maar rij Niet in zijn spoor. o Wie het laatst lacht, lacht het best, En wie het eerst lacht, het hartelijkst. o Zelfkennis is de vrucht van zelfonderzoek en de oorzaak van zedelijke zelfverheffing. o De man, die zichzelve graag hoort, is niet dik wijls de man, die door anderen graag gehoord wordt. o Arbeid geeft het dagelijksch brood, maar blijmoe digheid geeft er den smaak aan. o De kwade gewoonte van haast te hebben ru'neert meer levens, dan men denkt Wie 's morgens zijn schoenen dichtmaakt in een haastige en onrustige hartstocht, woorrast da xnenechen tsftmroordJf ha- field fijn, namelijk „de slankt lijn"? Denk eens aan, wat er *ou gebeuren, ale onze bekroonde vette stie ren hun huiken gingen masseeren met puntrollers, en citroensap gingen drinken en eiken morgen in de wei gymnastische oefeningen gingen maken tot ze er meer uit zouden tien als kapstokken op wiells- tjes, dan op behoorlijke biefstukken en ossehazen? Van erg gesproken: dè.t zou pas erg zijn. Maar, om nu volmaakt oprecht te zijn, moet ik zeggen, dat ik er niet heelemaal zeker van ben, dat zoo iets al niet gebeurt Want nu moet U eens hoo- ren, wat me verleden week overkomen ia. Ik wandel de buiten op een eenzamen landweg, toen ik een man aan den slootkant zag zitten, die tranen met tuiten in zijn hoed huilde, terwijl hij een vreeselijk bedroefd gezicht zette. Het was zoo'n treurig gezicht dat ik, toen ik naast hem ging zitten, onwillekeurig mee moest huilen en toen vertelde hij me het vol gende: „De wereld loopt op zijn eind, meneer. Gelooft U mij maar. Weet U wat ze nu weer uitgevonden heb ben? Middagmaal-tabletjes. Dat is een tabletje, zoo groot als een pepermuntje en waarin net zooveel voedsel zit als in vijf diepe borden met snert, of drie opgehoopte borden boerenkool met aardappelen en ossen worst! Al dien tijd voor het teelen van aard appelen en kool en ossen (voor de worst) en het ko ken en klaarmaken van al dat eten is overbodig ge worden, we hoeven niet meer een uur aan tafel te zitten om te eten, niets van dat alles. Eén tabletje Of (Nadruk verboden.) Er zijn nu altijd pessimisten, menschen die zeg gen dat de wereld hoe langer hoe slechter wordt, vol met fouten en akeligheden, tengevolge van onze hardnekkige pogingen om de wereld beter te maken. Maar ik vind, we moeten altijd de lichtpuntjes op zoeken. Want één ding is vast: het kon erger, véél en véél erger! Neem nu bijvoorbeeld eens zijden kou sen. U trekt 's morgens een paar nieuwe zijden kou sen aan. U denkt dat een zeker zesvoetig diertje U aanvalt. U krabt. En rrrts, er komt een ladder in uw 'kous van uw groote teen tot de knie. Nou, en stol L nu eens voor, dat dat met een heerenpantalon ge beurde. Zou dat niet vreeselijk zijn? En dat gebeurt niet Dus warempel, het kon erger, véél erger. Kijk eens naar de beesten. Zou bet niet véél erger nog zijn, als die óók de lucht hadden gekregen van de «JSaomer* Heeft u nog veel van den storm gemerkt? toch ia waa J11 VrOUW uit en nou homdc inslikken Is voldoende. Iemand dl# zijn mos# q laden wil, hoeft daar geen twee uur voor te tsft Hij slikt eenvoudig twee t&bietjee. Dan hebb«a ook nog een nieuw toestel voor licha&msoefi uitgevonden, een electrische stoel, die je in tien nuten net zoo hard schudt, als je anders met uur wandelen bereikt, of met een voetbalmatch twee uur. Waar gaan we op die manier naar meneer? We doen niets anders dan tijd uitwii met tabletjes en electrische stoelen en vlicgn^ nes en auto's, we werken harder in minder tift straks komt er iemand, die een apparaatje uit' waarmee we aan één uur werken per dag g< zullen hebben en een ander apparaatje, waarmee aan 10 minuten slaap genoeg zullen hebben, plaats van tien uur per etmaaL Maar nu moe mij eens vertellen, meneer, wat moeten we met die andere drie en twintig uur van de vier twintig doen? Als je daarover komt te prakki ren, meneer, dan moet je wel huilen. En het k< meneer, het komt, zoo vast als een huis. Ik heb zelf ondervonden. Kijk, meneer, ik ben een kip] boer. Op zijn Zondagach heet dat „pluimvee-houd* Nou, Ui begrijpt meneer, als je het heele jaar kipj gefokt hebt en gevoerd en gemest, dan hoop je tuurljjk tegen het eind van het jaar resultaten je werk te zien, vette kippen, die vette prijzen brengen. Maar weet U wat mij overkomen is? Dat jjfcee ik U vertellen. Vorige week sta ik een uurtje vroeger op dan woonlijk, en ik ga zoo naar mijn kippen kijken, me in den aanblik van die steeds vetter wordetL dieren te verlustigen. En wat denkt U dat ik zi Al mijn kippen, met de hanen voorop, renden bezeten in het rond door het kippenhok, van i t éëne eind van de kippenren naar het andere, aldc ftftr maar heen en weer, de witte leghorns, en de Wyi ho dottes en de Barnevelders en de Minorca's *en krielkippetjes, allemaal! Ze renden, alsof huil lev ervan afhing. Na een poos hielden ze stil. hijgend zweetend en begonnen toen met hun vleugels klapperen, en den ganzenpas te maken en daaj gingen ze op hun rug liggen en trapten met pcoten in de lucht, één, twee, één, twee, net bij gymnastische oefeningen voor „de slanke lijn". II snapt nu zeker wel, wat er gebeurd was? stommerds hadden ook van de „slanke lijn" hcord en deden allemaal precies die malle fratsJ van de menschen. En nou kon ik me wel arm vo 1 ren, en ze het fijnste kippenvoer geven en ze m? ten. het was alles weggegooid geld! Ze verkwist* J het allemaal weer met hun slanke lijn-gymnastieS eV( En sommige zijn nu zóó mager, dat je ze niet eer n kan zien, als ze rechtop staan! Heb ik teveel geeegd, meneer, als ik beweer, d: de wereld op zijn eind loopt? HShihilir Daarop begon de melankolieke kippenboor 1 tranen mot tuiten te grienen. En ik, ik weende mee. dl ml i m ■I u 683. Peinzend liep dokter Poederdoos naar huis. t Waa toch ook wel erg met die oude baas Selderij. Als ie hem nou toch maar aan een knol of een paar peen tjes kon helpen! Maar waar haal je die lederen dag vandaan! Opeens zag hij in de verte een vreemde optocht aankomen. Wat was dat? 684. 't Waren de peutera met hun bord „Cadeau". Wat is er cadeau, kleintjes, vroeg de dokter? Alles, meneer, zei Pim. Al de knol len, peentjes en radijsjes zijn voor de ar men. Een blijde lach kwam op 't gezicht van dokter Poederdoos. Jongens, breng dan wat bij baas Sel derij, zei hij. Daar doe je een goeie daad mee. Hij is heel erg ziek! 685. Toen de peuters van dokter Poeder- docfe hoorden, hoe ziek die arme baas Selderij was, reden ze vlug de kruikar en met volle handen stapten ze erop af. Wat zal die arme man opkijken, zei Pim! Vooruit, jongens, riep Pol. Wij gaan nu voor dokter spelen. Fijn of niet? 686. Of baas Selderij opkeek! Toen de kleintjes zoo maar bij hem binnenkwa men, begreep hij heelemaal niet wat er aan de hand was. Baas Selderij, zei Pol, we komen u wat lekkers brengen. De dokter zegt, dat u dat mar gauw moet opeten, dan zal u fijn weer buter worden Is dat voor mij? Voor niks? Zoo. maar, vroeg de oude baas verwonderd? 687. Och, och, wat was die baas Selderij in zijn schik! Wie had nou ooit kunnen denken, dat hij zoo maar in 't bezit zou komen van zooveel heerlijke peentjes! En allemaal voor niets! Tevreden zat hij op zijn bed te knabbe len. Heerlijk waren die peentjes, je voel de, dat je er beter van werd. 688. De peuters vervolgden hun tocht. Ze trokken verder en verder door het dorp Plotseling zagen ze heelemaal aan 't eind van de dorpsstraat een oud huisje staan. Een huis? 't Kon geen huis meer genoemd worden. Het hing eenvoudig in elkaar. Puk liep snel naar 't raam en keek naar binnen om te zien of er wel men •chen woonden. 689. Och, och. Puk schrok toon ze naar binnen keek. Dat er zóó groote armoede op de wereld bestond, dat had ze nooit kun nen denken. Binnen zat een konijnemoe der. Op haar schoot zat een kindje» dat er, evenals de grootore kinderen, ver schrikkelijk uit zag. Wat een armoe i 600. Toen Puk bij Pim en Pol terugkeer do en vertelde, wat zo gezien had. koken de peuters elkaar aan. Weet Je wat we doen? zei Pol. Wo goven haar alloa. We koeren onze krui kar voor de deur om en gaan er dan *oo hard we kunnen, vandoor. Ja ja riep Puk, dat doen wet

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1928 | | pagina 18