Alititti Niciws- AirattMii- Laiiiïtlil Uitgevers: N.V. v.h. TRAPMAN Co., Schagen. Brabantsche brieven. DE RAADSELACHTIGE MAN. VOOR DEN KANTONRECHTER TE ALKMAAR. Maandag 24 December 1928 SCHAGER 71ste Jaargang No. 8380. COURANT. Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Wuensdug, Donder dag en Zuterdag. Dij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver- tenliün nog zooveel mogelijk in het eerstuitkoinend nummer geplaatst. POSTREKENING No. 23330. INT. TELEF. No. 20. Prijs per 3 muundon ƒ1.05. Losse nummers 0 cent. ADVERTEN- '1'lëN van 1 tot 5 regels f 1.10, iedere regel meer 20 cent (bewijsno. inbegrepen). Grooloro letters worden naar plaatsruimte berekend DIT NUMMER BESTAAT UIT DRIE BLADEN. UI venhout, 18 December 1928. Menier, Donkere dagen, amico pikdonkere dagen veur KerBsemus. Hier op d'n weg steken ze veur vieren de laantèèrns al aan, dus dan wit 'm wel houdenl 't Zal bij jullie nie veul later zijn denk 'k. Maar daar blijf et ier nie bij, bij d i e donkerte, kamme- raad. Onderlest schreef ik oew ommers, hoe ze hier aan 't stelen en rooven, ja, aan 't moorden zijn zelfs, mee die dagen die eigenlijk vierentwintig urige nachten zijnl De kraanten schreven d'r nouw ok van. Die schreven onder aanideren, as dat er in 't Noordoosten van ons pervinsie 'n kepleete dievenbende aan den gank is. Da's zoowa schuin-hoven d'n Bosch. Miaar 't dugt er in 't Zu id-Qosten evenmin, amico. Want wa daar aan 't licht gekomen is, do's hee- lemaa.1 gotgeklaagd. In Endhovenl Daar schijnt et zakenbloed van Nederland te zit ten. amico. Daar wor zoo veul geld verdiend, dat de schandaaltjes nie van de lócht af zijn Amerika in 't klein. Ge wit: daar zit de Fielps, Kareleen, en die stad brei z'n eigen uit da ge'r akelig van wordt. Daar regeert op d'n oogenblik den riks. En allevel dat daar in de Fielps-stad 't licht moes overheerschen, is et er zoo donker as de wiedeweer- gaai. De kerupsie is daar niet van de locht. De gemeen te had 'n paar boerderijen noodig om d'r eigen weer verders uit te kunnen breiën. D'n eene boer wilde z'n gedoeike verkoopen veur dartigduuzend gulden, Eb de gemeente ee ze „gekregen" veur tachetig en honderdvijfendertigduuzend gulden. Er zijn die hondenvèftien duuzend guldens, aan de vin gers blijven plakken van 'nen wethouwer, raads- lejen, ambtenaars, kortom van zukke lui die deur de kiezers zijn gekozen om de belangen van de ge meente zoo goed meugelijk te dienen. Ik zou wel 's willen weten wat er allemaal veur aanbevelingen emmen gedrukt gestaan in d'n ver kiezingstijd, van die graaivirff ers. D'r zat ok weer 'nen avvekaat tusschen, maar da's nogal wliedes. As er teugeswoorlg duistere geld zaakjes worren ont dekt, dan zit er altij zo'nen rechtsgeleerden grappen maker tusschen. Ge mot anders veur 'nen rechts geleerde, zoomaar 'n aardig idee van recht emmen om oew vak zoo uit te oefenen! Net eender as da 'k m'n zeuns, naar de landbouw school doei, da's ok zoo de mode geworren en da ze daar in de puntjes leeren hoe da ge 'nen sa- vooje kool mot kweeken en da ze mee 'n dieploma thuiskomen en ginnen savoojen kool kunnen onder- scheijen van 'n bos peeën. Maar allee, politiek en rechtsgeleerdheid da zijn dingen, daar motte maar liever nie mee oew. gezond i verstand over peizen, want dan zoude aan oew eigen gaan twijfelen! I Maar ons goeie en schoone pervinsie, waar 'k zoo erg op gesteld ben en zoo veul van houw en dus gère mee trots en fier over spreek en schrijf, dat die in zo'n kwaai licht gezet wordt deur zukke roo- vers en inbrekers en deur zukke gauwdieven, dat. kan ik nie verkroppen, amico. As de gemeente mijn gedoeike nog 's noodig mocht emmen, dan zou 'k perbeeren om er zooveul centen van te maken as 'k maar kon, maar as er dan van die galipapers kwampen om de prijs te verdubbelen en hullie mee te laten deelen, dan laggen ze in tijd van 'n oogenblikske op d'n miesthoop, waar ze thuishooren. 't Bloed krupt wiaar 't niet gaan kan wa gij? Maar da zijn ier dan de donkere dagen veur Kers- semus, amico. Hedde 'r van trug? Kun de 'm wis selen? In d'n Bels is 't veur mekaar. Zemmen daar Dok ter Borms, die al tien jaar in de doos zit, gekozen veur de Kamer. En de „Vlomsche Gazette" schreef nouw van z'n eigen volk: het Arrondissement Antwerpen tolt 37.000 Belgen, 72.000 moffen en 45.000 lafaards" Maar ondertusschen zijn 't allemaal Belgen! As 'n ander 't gezeet had, hadden ze 'm d'n oorlog verklaard! Maar 't is wel kasjeweel, amico, dat Aintwerpen, da nouw zo'n bietje in kladboekske staat as verrajer, in 1930' de tentoonstelling mot houwen van d'ren op staand teugen Nederlaand! 't Is bijna nèt zoo kasje weel as het feit da-d-onzo regeering meedoet aan die tentoonstelling! Antwerpen viert feest strakskea omdat ae van ons los zijn gevochten, maar ze zouwen op 't zelfde me- mént nog liever Nederlaander zijn as Belg! Nouw gij weer! Wa mijn betreft: ze zuuken 't daar maar onder mekaren uit. Webhen óénen keer de Belsen hier g'ad, mee d'n oorlog, en in mijn huis nooit meer 'nen Belsen bangpoepert Wemmen 't hemd van ons gat gegeven en as ze goed dierven, dan nammen ze ons Limburg en Zee land af. Och ja, as ge nouw eenmaal d'n naam hét van goedgeefs te zijn1 En Italië wil maar oorlog. As d'n Moes meer cen ten h'ad, hè 'k gelezen, verklaarde-nie d'n oorlog aan Frankrijk. Da schijnen net zukke vriendelijke buren te zijn as wij en Belgie. FEUILLETON Naar hat Engelsch van EDGAR WALLACE. 45. Het meisje klampte zich aan Amery vast „Laat mij niet gaan, laat mij niet gaan!" smeekte zij, half krankzinnig van schrik. ,Ssst!" Zijn stem klonk zacht en oneindig teeder. „Ik houd te veel van u om u kwaad te laten geschieden. Zult ge dat bedenken? De „raadselachtige man" heeft u liever dan Iets in het leven." Hij liet zijn hoofd tot aan het bleeke, naar hem opge heven gelaat zinken, en hun lippen ontmoetten elkander en In dat oogenblik van de hoogste zaligheid vergat zij hun afschrikwekkende omgeving, vergat zij het gevaar waarin zü verkeerden, en was zich alleen bewust, van een vurige verrukking, die haar als met een gordijn van vlammen omhulde. De volgende seconde had de eerste man den arm om haar heengeslagen en droeg haar let terlijk naar het einde van de loods. „Houd je stil!" siste hij. „Bij den eersten kreet, sla ik je hersens in!" Onbeweeglijk als die van een slang, hield Amery zijn oogen op den man gevestigd, en hoewel hij de sterkste was, sidderde de man onder dien blik. Elsa wrong zich, teneinde aan den arm die haar om vat hield te ontsnappen. Zij opende den mond tot gillen, toen een groote hand dezen sloot. „Help mij eens een handje met haar!" relde haar be lager, en Dame sprong over het gat, toen een over spannen natuur haar rechten liet gelden en Elsa als een levenlooze gedaante in de armen van" haar kwelgeest lag. „Zij is flauw gevallen. God zij gedankt!" dacht Amery, het meisje met hunkerende oogen nastarende, tot de deur achter haar gesloten werd, zoodat hij alleen bleef met deng^pe, dien hfj voor zijn scherprechter hield. HOOFDSTUK XLVH. IN HET HUIS DES DOODS. „En nu baasje" Dame werd bijna grappig - „heb je niet zoo héél lang meer te leven, en dien tijd zullen we niet zoo beroerd voor je maken!" Zenuwachtig, Overspannen en Slapeloos Mijnhardt's Zenuwtabletten zullen Uw zenuwen kalmeeren en sterken en Uw slapeloosheid verdrijven, Buisje 75 ct. Bij Apoth. en Drogisten. Gebrek aan eetlust slechte spijsvertering. schele hoofdpijn, jfrikkelbaarhtld. ver. stopping, maagpijn tn hartwater. genezen spoedig nn gebruik van Poster'» Maag- pillen, het tonische laxeermiddel. Fo«*tr'« Maagplllen Alom verkrijgbaar A f 0.65 per flacon- Hij deed geen poging zijn slachtoffer te naderen. In een hoek van de ruimte lag een groot vat, en dit rolde hij tot dicht bij het gat, aloeg het deksel er af, en liet den inhoud ultatroomen. Een stroom van grijze stof kwam te voorschijn, en het vat oplichtende, vormde hij aldus een grootan hoop. Een eindje verderop in de loods bevonden zich een kraan en tweo emmers, en Amery zag hoe de man het water daarin liet stroomen. Kort daarna naderde Dame hem mot de twee gevulde emmers, en, in het midden van den hoop een gat makende, liet hij water langzaam daar in loopen, en roerde het mengsel om met een schop. ,Ik vermoed dat gij de Opperste Scherprechter zijt?" vroeg Amery kalm. In weerwil van zijn grootdoenerij beefde de man van het hoofd tot de voeten. „Neen, dat ben ik niet," antwoordde hij. „Dat gaat mij niets aan. Ik zal je ergens verstoppen waar men je nooit zal vinden." „Ben je metselaar? Aan je gezicht zou ik zeggen dat je timmerman was!" zeide Amery. De man keek onthutst op. „Wie heeft je dat verteld? Ik was timmerman. Ik wil verder niet met je spreken. Hij begon de schop nu ijverig te hanteeren, voegde fijn zand bij, en mengde tot de specie zoo taal was ate cement. Hij rustte een oogenblik uit, op zijn schop ge leund, toen een van de dekens, die tegen den wand hingen, weggeslagen werd. Amery draaide het hoofd om, en zag, onbevreesd in de oogen van den man, die hem haatte met een haat, waaraan alleen de dood een einde kon maken. Gebaard, groot van gestalte, zijn gelaat nog steeds met een autobril bedekt, knikte de man, Stillman ge naamd, ladhend en vriendelijk zijn slachtoffer toe. En zoo vernuftig omsloot de baard zijn kin, dat zijn ver momming zelfs niet aan het licht kwam toen hij lachte. „Wel, Amery, misschien stel je er belang in te verne men dat die Chinees van je op het oogenblik wenscht dat hij zijn neus niet in onze zaken gestoken had." „Ge doet me verbaasd staan," zeide Amery met spot tende beleefdheid. „Hij ging onze taxi achterna dat wist je niet, niet waar? Die eer moet ik hem geven hij Is een hard- looper! Doch aan het einde van Ladbroke Grove kro- gen we hem te pakken, en hij is nooit de eenlge man die een mes weet te hanteeren." „Zooveel begrijp ik," hernam Amery. „Jij kunt er ook aardig mede overweg, zooals Maurice Tarn weet, als hij op het oogenblik iets weet. Vreemd... Ik meende dat jij de taxi bestuurd had. En wat volgt nuT" Alle kraanten van Italië, waar gin letterke inkomt zonder d'n Moes, verklaren eiken dag aan Frank rijk d'n oorlog. Ze schrijven daar dat et bloed van d'r martelaren om wraak roept teugen Frankrijk. Wa ze daar mee bedoelen, weet ik nie, en da zullen die aangebakken snoropstrijkende zwarthemders ok wol nie weten, maar 't ruikt verdacht veul naar oorlogsgekkenpraat. Ik zou zeggen: lot da bloed nouw maar kalm leggen te roepen en zurgt dat er nie méér bloed hoeft te vloeien, want anders wordt da geroep heelemaal niemeer om nie-uit-te-etaani 'Maar zeuven jaren achtereen ee-de Moes nouw nie anders gedaan as 't volk opgeleid veur d'n oor log; éénen keer zal ie er de vruchten van plukken, amico en nouw gift dan mijn porsie fruit maar aan 't vèrken, as 't zoovèr is. Toch, amico, 't is wel donker, op heel de we reld! En dat de menschen nie wijzer worren, na de les die me g'ad emmen 't is kurejeus. Mot er nouw soms weer oorlog komen? Motte de kenonnen weer dood en vuur staan spouwen in d'n Kerstnacht? Ik vergeet 't nooit, amico. 'n Jaar of wa gelejen, toen d'n oorlog in vollen gank was en toen me hier, dag en nacht 't gebulder en ge donder van 't Yserfront konnen hooren. Da was afgrijselijk! En sjuust vooral in dleën nacht van de geboorte van 't èrmste Kinneke dat er ooit geboren wier. Neeë, ik vergeet et nooit De kerk was schoon verlicht en versierd. 't Stalleke van Betteljèm, da sting er weer zoo schoon opgesteld eel En 't kinneke lag er in mee z'n èrmkes open, net of ie zoo iedereen zou willen aan halen. En kunstig had de pustoor er 'n sterreke boven gemokt da daar sting te schijnen of 't écht was. Duuzendo kerskes waren aangestoken en waar ge ok keek, overal zagde zo'n wit staafje mee 'n zon- neke d'r boven. D'n orgel spuide da-d-et n liove lust was en U was net of alles veul boter on mooier was as anders. 't Goud en 't koper da blonk da ge d'r allemaal scheel van wier en toen ineens amico, da was zoo veul as 'n verrassinkske van d'n pustoor veur do perochiejanen, toen wier daarboven op 't koor mee engelen-stemmekes 't stille-nacht-liedeke gezongen. 'k Wier d'r kepleet koud van en Tc zou er best van hebben kunnen schreeuwen. Wa zongen die Ulvenhoutsche snotneuzen, dio oew anders geregeld temtoeron, toch prachtig. Engolon- stcmmökes hadden die klemo boeven. IMaar net hadden zo één koeplotjo gedaan, amico, nèt zullen ze weer prachtig inzetten (wezenlijk kouwe stralen liepen orvan over m'nen rug) toen er ineens 'nen dreun deur de kerk droef om akelig van te worren. 't Goschut! Wilde golouven da 'k op t zolfde memènt had kunnen vloeken? Weg stille nacht! Weg vrede op aardel En 't was nèt, amico, of ik ons pustorke z'n schou ders zag schokken onder z'non kazuivel En toen ie riep „Oremus" Lot on« bidden toen beefde z'n stem. Neeë, amico, da hoop ik nooit, nooit moor mee te makenl En as de Moes ons dé weer aan wil doen, nouw as ie dan de helft aan z'nen kerstboom krijgt van wa-d-ik 'm toewensch, dan Maar neeë, vrede op aarde: laten me-'t maar weer 's afzien. Amico, 'nen zaligen Kersemus. Ok namens Trui Veul groeten en as altij toet a voe DRé. Alvorens hij «prak, «tak de gebaarde man een sigaret aan. „Ik? ik doe niets meer. Ik ben de belangstellende toeschouwer. De groote man doet het groote werk." Hij mat de diepte van den put en keek van den put naar hot cement. „Dame en ik zijn de eerste en de tweede doodgravers, meer niet." „En wat zijt gij voornemens te doen met het meisje?" „Dat weet ik niet! De groote man heeft zijn bedoe lingen met haar. Zij weet veel meer dan goed voor ons is. Dat begrijp je ook wel niet waar, Amery?" „Zij weet niets. Zij weet zelfs niet wie ik ben." „Mijnheer Stillman trok zijn wenkbrauwen op. „Je wilt toch niet zeggen dat ge die belangrijke bl- zonderheid verborgen gehouden hebt? God hebbe mijn ziel doch ik dacht stellig dat ge ter wille van de veilig heid RRn haar zoudt hebben medegedeeld dat ge de Chef zijt van den Buitenlandschen Inlichtingendienst tot het tegengaan van den smokkelhandel ln opium, en dat zij uw hulp geroepen hadden toen de arme oude Blo- kerson het niet klaar kon spelen nadat de slimme autoriteiten eerst de moeite genomen hadden u naar Shanghai te zenden, opdat het sprookje van uw ver*- meende ongenade naar Engeland zou overwaaien en alle verdenking van u afwenden. Ik erken dat ge mij er ln liet loopen, doch slechts voor korten tijd. Nu is het uit, Amery! Indien Ik het voor het zeggen had, was het met het meisje meteen uit. Het is dwaasheid den barmhartige te spelen en haar te laten leven, doch de groote man acht dit laatste noodig, en ik heb het den laatsten tijd zóó bij hem verkorven, dat ik mij niet durf verzetten." Amery bewoog zijn geboeide handen. In vroeger da gen had een Indische gevangene hem verbaasd doen staan over de gemakkelijkheid waarmede deze zich van zijn banden ontdaan had. Voor een handvol ropijen had hij hem dit geheim afgekocht. Hij was nieuwsgierig te weten, of hij het kunstje verleerd zou zijn. Eensklaps was Stillman op hem toegetreden, nam een touw uit zijn zak, bukte zich, en bond de voeten van zijn gevangene aan elkander. Het zou doodjammer zijn Indien onze vriend door een toeval in den put tuimelde," zeide hij. Amery beproefde met alle inspanning de beenderen van zijn rechterhand ineen te drukken, zooals do Indiër hem geleerd had, doch, terwijl het hart hem in de schoe nen zonk, herinnerde hij zich de woorden van dezen: „Meester, gij moet u dagelijks ln dit kunstje oefenen, anders zult gij het nooit kunnen!" „Wat moet het, worden ophangen of doodschieten?" „Geen van belde, zou ilc zeggen," zeide Stillman, en wierp een blik op Dame. De man was grauw van angst. Zitting van Vrijdag 21 December. DAT WORDT NOG EENS DUNNETJES OVER GEDAAN. Een 37-jarig ingezetene van Koegraf», met name J. C. v. d. O., bevond zich. dezer dagen in de stad van kaas en victorie Alkmaar, met zijn auto, gemaks halve in de wet vierwielig motorrijtuig (driewielers vindt men alleen terug in 't museum) genoemd, be rijdende de straat, genaamd de Laat en kwam als toon in botsing met een wielrijder tot diens nadeel, aangezien het rijwiel zoodanig werd beschadigd, dat f7 reparatiekosten noodig waren. Het scheen m-jt de onderlinge schaderegeling niet best te hebben rondgeloopen, althans de automobilist verscheen he den als verdachte voor den Kantonrechter, Mr. do Groot, dio het talont bezit, vele juridische rollen to kunnen spelen, verscheen thans in de quar liteit van verdediger. Zijn cliënt was ten laste gelegd het nalaten van oen behoorlijk geluidsignaal, waardoor gezegde aan rijding plaats greep. Van de zijde van den verdachte werd echter deze beschuldiging niet toegegeven on daar men op deze zitting niet tot behoorlijke bewijslevering kon komen, besloot de Kantonrechter de zaak aan te houden tot 8 Januari. Alsdan zullen nog eenige nieuwe getuigen worden opgeroepen. DAT LIEP BETER VAN STAPEL. Ook de 20-jarige, een 4-wielig motorrijtuig bestu rende heer T. N. was op 14 Juni zoo onfortuinlijk te Alkmaar een bejaard wielrijder van de sokken te rijden, Deze bleek niet minder te zijn dan den sluis wachter aan de Zes Wielen, Cornelis Schot, die bo vendien nog onbezoldigd rijksvoldwachter is. Bij zul ke dignitarissen moet men dubbel op z'n tellen pas sen en vooral niet zooals dezen zondaar, tegen de Verkeerswet, ijskoud doorrijden en doen of je neus bloedt. Hij kreeg vandaag dan ook een behoorlijke terecht wijzing in den vorm van f 15 boete of 15 dagen. WAAR WIJ GAAN OF WAAR WIJ STAAN STEEDS GRIJNST ONS HET WETSPOOK AAN. IHet schijnt bij sommige, overigens hoogst respectar hele ingezetenen van Bergen, maar niet door te drin gen, de goede zorg van de gemeentelijke overheid van het lichamelijk welzijn dor ingezetenen be steed. Zooals bijvoorbeeld de heer A. D., een 45-jarig tele grambesteller aan het kantoor Alkmaar, dio te Ber gen een nieuwe woning had betrokken, zonder tod stemming van Burgemeester en Wethouders. Gelukkig werd hij niet gestraft met bronchitis, rheu- matiek, knobbelziekte of platvoeten, maar hij kon toch de wraak der wet niet ontkomen en werd heden veroordeeld tot f 3 boete of 3 dagen. De rietdekker J. M., die zich ook onverschillig had „Ga maar eens naar het meisje kijken," stelde fa# hem voor. „Ik zal den baas afwachten daar komt bij reeds! Kom over een kwartier terug. Langer behoef Je niet te wachten, denk ik." „Blijde zich te kunnen verwijderen, snelde de kaalhoof dige man de loods uit „Ik hoor niets" zeide Amery, gespannen klisterende. „Feng Ho zou hem gehoord hebben," smaalde Still man. „Daar heb je hem." Weder werd de deken terzijde geschoven, de deur werd zacht gesloten, en een blanke, vleezige hand werd op de deken gelegd; daarop verscheen het glimlachen de gelaat van Mijnheer Tupperwill, bankier en taalzifter, HOOFDSTUK XL VUL DE SCHERPRECHTER. Het breede, vette gezicht van Mijnheer TupperwiH droeg een uitdrukking van leedwezen en kommer, toen zijn oogen die tam zijn gevangene ontmoet hadden. Hij hield zijn blik een oogenblik op dezen gevestigd en keek vervolgens naar den diepen put en den hoop ge- bluschte kalk. „Alles ls goschied zooals het behoorde," overwoog bfj hardvochtig. „Het is zulk een troost wanneer men zich op zijn vrienden verlaten kan! De wil wedden dat gij i* kleinigheden ook meermalen over verzuimen van trw ondergeschikten te klagen gehad zult hebben?" Amery glimlachte verachtelijk, doch verwaardigde, zich niet tot spreken.; De stilte in die ruimte, mét haar be- kleede wanden en zoldering was zóó doodsch, dat hij het tikken van zijn horloge kon hooren. „Men heeft gaarne te doen met menschen, op wie men zich verlaten kan, zelfs in de beuzelachtigheded des le vens". Mijnheer Tupperwill sprak ernstig. „Beuzelach tig, of, tusschen twee haakjes, .triviaal", naar Trench aanneemt afgeleid van „tri via", do drie kruiswegen bedoelende, waar beuzelachtige praatjes elkander ont moeten." Weder zochten zijn oogen die van Amery. „Theologen, groote denkers, metaphysici, de vernuf tigste geesten, die de wetenschap gekend heeft hebben gegist naar datgene, wat u spoedig zekerehid zijn zal, Majoor Amery!" zeide hij en zuchtte diep. „Is or een leven na dit leven? Wie weet het? Hot is mogelijk dat de theorie van een hiernamaals een uitvloeisol ia van 's menschen IJdelheid, en de voorbarige aanmatiging dat zulke volmaakte schepselen, als wij, ter belooning van onze volmaaktheid, genieten zullen van een volgend be staan, dat wij niet toekennen aan de lager staande die ren,"

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1928 | | pagina 1