f M
)NS HOEKJE.
Drie Koningen.
Een Jachtavontuur.
op, de Juffrouw en
de Dokter.
VOOR ONZE JEUGD
Mi
ms—un.
bi, dia hOtw Hoekje" kennen,
ïit nu eens dicht bU mi] staan,
n or dit Jaar nieuwe vriendjes
gekomen of gegaan??
21* nog véél bekende snuitjes,
bet tellen valt niet licht,
warempel, "k zie ook glund'wn»
pjg lachend, vreemd gezicht
Hoop, dat steeds de kring zal groeten,
de rieken, die Ik vond,
li gauw in ons Hoekje zitten,
als vroeger weer gezond 1
yewch ook, dat wij zoo, te zemen»
jet vóór ons liggend jaar,
(olijk, prettig suilen werken,
kt, ais vrienden, met elkaar!
h. H. DH BRUIN—LéON.
TN *r ZIEKENHTTTR
WÊKBÊËBBÊËÊÊËÈiÊÊÊÊ
$z
m
gt groote Kinderziekenhuis,
t met Nieuwjaarsdag vreemd gedruteoh.
liet het wol op dezen kick
1 speelde dans- cn „jazz"-muziek!
JSuetor Tooe on Zuster Qreot..
fhsddon zich als „clowns" verkleed.
Ook de and'ren wat een protl
[kwamen zóó aan loder bed;
jolilk klonk het hier en daar:
[uw beterschap, In 't Nieuwe Jaarf*
H. H. DB BRUIN—LÓÓN.
I was een prachtige winteravond. De wind
kan liggen, maar do lucht, zuiver schoon
]ti, bleet helder en schitterde mot duizend
pe nik}cel van de maan scheen met haar
Vtókvt ©p de besneeuwde hellingen der
en de daken der huisjes in het dal. Het
bard en de bewoners van het dal zochten
op om zich te warmen bU het hoog
tde haardvuur. Ook de gemzenjager
na even een kUkJo bulten te hebben
en de fijne winterlucht diep te hebben
zijn deur goed gesloten en zette zich
bi) het vuur neer. Zijn vijfjarig zoontje,
vader nu voorgoed was binnengekomen,
tegen zijn knie op en vleide zoo lang,
vader vertelde, zacht vertelde de vele
ea, die nog leefden in het gebergte. Daar
'e avondstilte verbroken; buiten op de
hakende sneeuw hoorde men goklos van
er werd op de deur geklopt en daar
a drie kinderstemmetjes te zingen.
t Was Driekoningen-avond.
'De jager nam zijn zoontje op don arm an ging
de deur openen. Daar zag hU zo voor zich staan
de drie knaapjes, allergrappigst uitgedost. Ze
haddon eon paploron kroon op en elk een stok
in de li&nd, do «in met een lichtje er aan, do
twee andere mot een ster. De kleine Jacob, op
den arm van zijn vader, klapte in zijn handjes,
maar hoi mooist vond hij toch de groote sabel,
die de middelste Koning droeg, en het schitte
rend© lichtje op de kroon van den derden. En
toen het drietal nog eens het liedje van Drie
koningen begon te zingen, nam de gemzenjager
rijn hoed af, zoo mooi vond hij het. Toen hot
ïted uit was, sprak tyj: „Prachtig hoor, prachtig.
Komt binnen, edelevorsten. Komt binnen. Het
vuur brandt lekker en de melk te heet".
Blij stapten de Koningen naar binnen. Ze zet
ten elk hun staf ln een hoek, maar ze Welden
hun lange mantels aan en de kroon op het hoofd.
Een van drie, wiens lichtje was uitgegaan door
de tocht bij de deur, nam een brandend stukje
hout van den haard en stak het opnieuw aan.
En Jacob's moeder vond de Koningin ook bij
zonder mooi Ze schoof bankjes bij het vuur en
haalde kopjes uit de kast, waarin ze de heete
melk schonk. 't Was een gezellige avond. Dat
vond Spits, de hond, zeker ook, want hij danste
vroolilk blaffende om het drietal heen on ving
behendig de stukjes koek op. die hem werden
I toegeworpen.
Eindelijk moesten de Koningen weer vertrek
ken, om op een ander plaatsje hun lied te zingen,
maar voor zo vertrokken wierp de Jager nog een
paar lekkere appelen in net mandje, dat een van
hen bi] zich had.
Met leedwezen zag kleine Jacob hen vertrekken
en toen ze weg waren, hield hij niet op met vielen
en dwingen: hU wilde ook zoo'n mooie kroon op
mooier* sabel maken. En de vader ging aan hot
werk. Terwijl moeder nog eens de kopjes met
warme melk vulde en vbor kleinen Jacob een
appel braadde, zat. vador onophoudelijk aan ta
fel te werkon.
Eindelijk was alles klaar; de kroon werd op
gezet, do sabel omgehangen en tot groote vreug
de van Spits stapte de kleine Koning terstond
de kamer op en noer; 't was heel vroolijk dien
avond, maar moeder had de grootste moelto,
kleinen Jacob eindelijk naar bod te krijgen.
Den volgenden dag werd het nog kouder. Het
vroor hard en do vader ging naar het woud ln
de nabijheid om groote houtblokken te halen.
Het begon al te schemeren, toen hij thuis kwam,
moe van den arbeid en vol verlangen naar het
lekkere warme maal, dat moeder de vrouw ge
reed maakte.
„Waar ls Jacob?" vroeg de Jager, toen WJ bin
nentrad. „In de schuur", was het antwoord; „hf]
la natuurlijk weer aan hot koninkje spelen"
Vader Arnulf ging de schuur ln om te kijken,
maar hij vond'hem niet. Overal zocht hij; ach
ter het kippenhok, eindelijk op den zolder. Toen
begon hij te roepon. maar hij kroeg geen ant
woord. De ouders bégonncn bang te worden, dat
hun lieve kind een ongeluk was overkomen en
de vader knorde, dat zijn vrouw zoo slecht hnd
toegekeken.
Maar dat wna onbillijk van hom: hoe vaak had
het ventje niet alleen gespeeld en nog nooit was
hij weggeraakt, t Word donkerder en reeds kwa
men er sterren aan de lucht. Belden gingen zo
zoeken in den omtrek, maar ze vonden niets,
De bergen weerkaatsten hirn geroep, doch geen
kinderstem gaf antwoord. Hoe ongerust werden
do arme menschen.
Als hun Jongen al to ver was weggeloopen zou
den hem van alle kanten gevaren dreigen, 't te
zeer gevaarlijk ln do bergen met hun diepe af
gronden, hun gladde hellingen, hun stijl afloo-
pende wegen, En dan die wilde dieren. O, t. was
verschrikkelijk er aan te denken. Op dat oogen-
blik kwam Spits voor den dag, Spits, die de ge
woonte had kleine tochtjes te maken om bult te
vinden. Dat bracht de ouders op een goede ge
dachte. Ze haalden een broekje van Jacob
voor den dag, hielden dit het beest voor den neus
en zelden: „Zoek, Spits, zoekl" Dat goede dier
Dadelijk liep het de deur uit. snuffelende met
den neus langs den kouden grond. Mot angstig
kloppende harten volgden de/ ouders, vreezond,
dat hun Jacob mocht zijn verongelukt. Spits
liep maar steeds langs den smallen weg, die om
den berg heen langzaam naar boven leidde.
Met angst dachten do ouders aan den diepen
afgrond, die daar was. Maar de hond aarzelde
niet. Eindelijk stond hij stil en hij begon luid te
blaffen. De Jager en zijn vrouw snelden toe en
wat zagen ze daar: op een sneeuwhoop zat hun
Jacob en stak de armpjes naar hun uit. HU had
de kroon op het hoofd, den staf ln do hana,
maar hU zag er anders niet koninklijk uit, want
hi) schreide bitter. Die arme Jongen. Hij had ook
evenals de knaapjes van den vorigan avond voor i sche school binnen te gaan, waar nu de middag-
koninkje Willen spelen en was zoo fraai uitgo- klasse op haar eind liep, en vele Jongens veel
dost den weg opgegaan. Maar ln de duisternis ijveriger door de open vensters van het nohooi-
wns hU bang gewordon ou was hU op den Vertrek dan naar den mond van den leeraar
sneeuwhoop gaan zitten om uit te rusten. Het keken. Slechts ln dat gedeelte der ruimozaal,
kind was door on door koud, en do moeder moest waar de grootero Jongens les kregen, viel geen
er niet aan denken, wat er van haar kleinen Ja- onrust te bcspeuron, ook op hunne boeken en
cob zou geworden zijn, als hU daar nog langer schriften scheen de lentezon, ook hén riep de
gezeten had. Maar nu. was hij gelukkig gered, lente naar buiten, maar machtiger nog dan haar
Tranen had de gelukkige moeder in do oogen. verlokkonde stem scheen dat, wat zij nu ver
toen ze haar Jongen opnam, hem stijf tegen namen, op de jongelui te werken,
zich aandrukte om hem te verwarmen en daarna Veertig fonkelende oogen waren vol spanning
zoo vlug mogelijk den gladden weg terugliop om op den man gericht, die met eene diepe stem
het warme huls te bereiken. Thuis stopte ze Ja- tot hen sprak. Zelfs de wilde Jan Mulder had het
cob lekker in z'n bedje en spoedig sliep WJ ge- mes, waarmee hU de goedgelJjkende voorstelling
rust. Spits, alsof hij begreep, dat het baasje weg van een hond in de schooltafel was begonnen te
was geweest, hield trouw de wacht,. snijden, losgelaten en luisterde aandachtig toe.
En tot belooning kreeg hij een lekkere kluif. Nu liet zich het klokkengelui der naburige
Nu. dat had hij ook wel verdiend I vindt Je ook Pieterskerk en spoedig daarop ook van den raad-
Schoonmaakster: De boeken metéén af
schrobben. meheer? en al die „pampteren"
man" 1" den kachel??
niet?
Zoo eindigde Jacob's Driekoningendag!
ZOO DE OUDEN ZONOEN.
In het jaar 1574 had de Lento vroegtijdig haar
blijde intree in de Nederlanden gedaan. De he-
T9II AHUUl,, UiD 'CtiJAi MCIVdi VÜCilU, UOiJ Wi CU4AHÜU
V.ritroot, heden «rvlne Onder het lulden hM
hutetoren hooren; de kleine jongens verlieten
luidruchtig het lokaal maar verwonderlijk
*t geduld der grooteren hield nog altijd aan
zij moesten stellig nog dingen te hooren krijgen,
die niets met het onderwijs te nikken hadden
De man die daar voor hen stond, was geen
leeraar der school, maar de secretaris der staa.
van Hout, die zUn zieken vriend, den predikant
Ucht, witte vlinders zetten zich op pas ontloken
bloemen neer, en aan een der vele slooten, die
de uitgestrekte vlakte doorsneden, stond een
ooievaar en snapte een juweel van een kikvorsch.
De arme drommel spartelde in den rooden sna
vel van den vijand. Een slok: de vroolUke
springer was verdwenen, en zijn moordenaar
hoe
hij 't boek dichtgeslagen en zei nu
„Surpendo lectlonem. Hé, Jan Mulder,
zou-Je mUn, suspendere' vertalen?"
„Hangen/" antwoordde de knaap.
„Hangen!" lachte van Hout „Joü misschien
aan den haak, maar waar hangt men eene tes
aan? Adriaan van der Werff" De opgeroepen©
strekte de vleugels uit en vloog de lucht ln. Over atond antwoordde
Ei.1nf.te. m«E hln«»tenrte vr..rhfhnn,n«n «terliUr #WnQ SnSl OP "«M antWOOrdd».
tuintjes met bloelende vruchtboomen, sierlUk
omgetrokken bloemperken en bontgeschilderde
tuinhuisjes, over den barschen kring der ves
tingmuren en torens, welke de stad omringden,
over smalle huizenmet hoogo trapgevels, over
zindelUke straten en grachten met olmen, popu
lieren en linden omzoomd, vloog de vogel heen.
Eindelijk liet W1 klch op een hoog pannendak
neer. Hier stond op don nok zijn goed bevestigd
nest. Nadat hU zijn vangst grootmoedig aan hec
broedendo wUfjo had afgostaan, ging hU op zUn
rechter been staan en tuurde nadenkend naar do
stad, die daar onder hem, door 't groene zomer-
tapUt dor wellanden omgeven, met hare fonke
lende pannendaken zich uitspreidde, HU kende
zUn mooie Leiden, Holland's sieraad, sedert zoo
menig jaar. Met al de armen en armpjes van
den RUn, die de welvarende stad ln talrUke
(VrU naar het Engetech.)
Basll en zUn vader waron voor dtig en dauw
in een kleine boot de rivier opgevaren, slechts
vergezeld door een enkelen inlandsohen bediende.
Deze man droeg don naam Lion, omdat men hem
eilanden verdeelden, en waarover zich tal van buitengewone dapperheid toeschreef, maar in
.Suspendere lectlonem" wil zeggen: de les
„afbreken."
„Best; en als ze nu Jan Mulder wilden ophan
gen, hoe zou 't dan boeten?"
„Partlbulare. ad patlbulumP riepen de
scholieren door elkaar
(Wordt vervolgd).
steenen bruggen uitstrekten, was hU terdege be- i werkelUkheld was hij een groot lafaard, zooate de
kend, maar sedert zUn laatste tocht naar het tUd zou leereh.
Zuiden was hier heel wat veranderd. Waar wa- Groot wild was ln dit seizoen schaarsch ln het
ren de bonte tulnnulzen en buitentjes der wel- kustdistrict. Verschillende Jachtgezelschappen
gestelde burgers, waar do houten ramen geble- j kwamen van Mombaua, ten einde op het vaste-
ven. waarop anders de wevers hunne donkere en land te kampeeren en daar zU alles neerschoten
kleurige stoffen plachten op te spannen? Alles wat onder hun bereik kwam. bleef er niet veel
was van de aarde verdwenen, en verderop, op de ^aaks over.
beste Jochtplaatsen van den vogel, vertoonden De Wlnstons hadden tUdelUk een lnlandsoh
zich ln het groen der wellanden bruinachtige, huls op 't vasteland gehuurd, op een mUl afstands
bi. vu. uiaar er üevouaeu zien zooveel eilandjes
en kanalen, dat het moellUk was te weten, wat
,1e werkelijke oevers en wat slechts eilanden wa-
'■en, Ongeveer vier uren roeiden zU voort, door
met planten omzoomde waterwegen onder de,
schaduw van groote boomen, een soort verstop
pertje spelend met de nUlpdarden, die ze niet
vinden konden, maar voortdurend hoorden.
Eindelijk werden Basll en zUn vader -o moe.
dat zU niet verder konden en daarom roeiden ze
de boot gelukkig naar den werkelUken oever der
rivier en niet naar een eiland, wat later een groot
voordeel bleek to zUn,
ZU verlieten de boot en zetten zich neder onder
een boom, terwUl Lion hout verzamelde om vuur
aan te leggen, ten oinde koffie tq zetten, dfinr
heet® koffie een der moest verkoelende dranken
ls, wanneer men zeer warm on vormoeld ls.
Gedurende ruim een half uur hoorden ze geen
gesnuif of gekraak meer en zU dachten, dat de
hippo's naar een andere plaats waren getrokken.
Do hoer Wlnston zei, dat het hem speot, dat zij
geen tent hadden moegenomen, want dan hadden
ze daar kunnen blijven slapen, terwUl ze nu naar
huls moesten torugkocren,
Basll wilde Juist antwoorden, dat hU dezelfde
meonlng waB toegedaan, toen hU bU toeval hot
hoofd omwendend, uitriep ..Daar komt Lion,
ziet ii eens hoe hU holt"
V'TtVI» .M/f
met zwarte kringen bezaaide plekken
Op den lantsten Ootober vrtn 't afgeloopen
Janr. kort nadat de ooievaars het land verlaten
hadden, had hier een Spaansch leger zUn temen
Tm
mm
Mmi-
van de brug van Salisbury, waar de spoorweg
laur 't eiland Mombasa overheen loopt. Maar of-
.olioon zU er reeds twee weken hun tenten had
den opgeslagen, hadden ze zelf 't geknor van een
v IjYl^ ft
SÏPÏSE.SL™L"re" T* 1"" "llleaJd no, niet vernomen, behe.ve den inat-
der gevleugelde zwervers, op den dag dat de
lente haar Intree deed, waron de belegeraars on-
verrlchterzake er vandaan getrokken,
Schrale plekken te midden van den weeldert-
gen groei gaven hun legerplaatsen aan, hot
zwart dor uitgebrande kolen hun vuur- en stook-
sten nacht, toen ledereen was gewekt door
goweldlg gestamp en gesnuif ln de rivier, die
langs het huls liep.
Daar ze zoo vroeg op waren, was t gemakke-
lUk hot spoor dor groote dieren ln de rivier te
twoib u«i uilmouiuuuo mjicu iiuii vuur- ou owjuiv- i
nlekkon De rwaar bsdrelods hurirnrs der (r'e- volB°n- want hadden het Water Van wier en
redde stad haalden dankbaar adem. Het vlUtlgc stoomach,p doorh6«n
opgeruimde volk had snel al t doorgestane leea i »ej,a 8 wa".
vorneten; want de vroene lente Ie «oo schoon, on IOnneveer drie uren na eonsopgang besloten
nooit schijnt hei jeredde aan.ch«n eoo koetbaar, ,ontb«,t M nuttigen on een poos ln de eoha-
dan wanneer one de heerlijkheden der lente om- duw ru,t"n P1*. dl« d0,°f "«mm
geven. Een nieuwe, betere tUd echcen niet alleen «n m«W«en onveilig werd gemaakt,
voor de menschen begonnen te klln. Het krtjgs- I Ba"" 'ngeeliiimenl, Lion snurkte en
volk, dat ln de belegerde sted gelegen en menige dl1 neer Wlnston cat kalm een sigaar te rooken,
wandaad bedreven had, waa eerglBteren onder ;üef' plotseling werden opgeschrikt door een ge-
vrooljjke muziek uitgerukt. De bijl van den tlm- luld ongelijk aan t kraken van een zware,
morman flikkerde woer voor de roode muren,
houten deur
torens en poorten in de lentezon en hakte scherp f Dat wil zoggen, de blanken werden opgeschrikt,
ln de balken waaruit- nieuwe stellage» en laken- wan^ ^on snurkte door. on zou wellicht nog een
ramen samengesteld moesten worden vette run- j l,aar Uven hebben doorgeslapen, als Basll hem
deren weidden vreedzaam rondom de stad ln i "let met oen roeiriem gepord had, terwUl de
de vorwoeste tuinen werd viUtlg gegraven, ge- j heer Wlnston zijn geweer nam en dadelUk op zUn
zaald en geplant. Op de straten en ln de hulzen t hoede was
waren duizenden handen ln do woer, die nog kort
geleden op de wallen en torens met schietge
weer en lansen waren bezig geweest.
Nu hielden ze zich mot nuttigen arbeid bezig,
en zaten de oude lui kalm voor hun deur en
koesterden hun lichaam in 't lekkere zonnetje.
Op den 18en April zag men in Lelden maar heel
weinig ontevreden gezichten. Aan ongeduldlgon
ontbrak het trouwens 'niet, en wie zo wilde op
zoeken. die behoefde maar eenvoudig de L&tUn-
„Wat is hot vroeg Basll ademloos, terwUl hU
nog steeds poogde Lion wakker te maken en be-
grUpende, dat er nu elndelUk eens Iets zou ge
beuren.
„Een nUlpaard", antwoordde zUn vader kort, en
een afwachtende houding aannomond, terwUl het
geluld, alsof iemand voor vermaak oen groote,
zware deur op haar scharnieren heen en woer
bewoog, aanhield.
De rivier was op dit gedeelte ongeveer een mUl
dat om zich to reuaea, ^auesteu vluohuju ia
het dichte geboomte.
Se zagen den zwarte door een opening tusechcn
de boomen. Hij liep op eén draf in hunne rich
ting, terwUl bU met de armen zwaaide, en
schreeuwde, maar wat hij zei waz niet vorstaan-
b&ar voor de toeschouwers, die moesten lachen,
omdat hU zich zoo dwaas aanstelde.
„Als hU maar niet door eon slang gebeten ie",
zei de heer Wlnston, plotseling ernstig wordend,
want meer of minder noodlottige slangenbeet au
waren ln dat gedeelte van de wereld aan do orde
van den dag, en terwUl hU dit solde, stond hU
op, uit gewoonte zijn geweer opnemonde.
Plotseling zagen zU een groot dier te midden
van een dichte massa waterplanten en Basll's
luid geroep „Een hlppo, een hippo was waarlUk
niet noodlg om den heer Wlnston te waarschu
wen, dat hU eindelijk wild onder schot had
Een «tap voorwaarts doende, wachtte hU tot
Lion met gejaagde ademhaling en wild «terend®
oogen langs hom heen gehold was naar den boo-
mcngr&ep, cllo zich verderop bevond.
Onderwijl draalde Basll. dio geweldig opgewon
den was, om zijn vader heen, en oen tweede go-
weer opnemende, mikte hij op do kwetsbar®
plaats achter het. oor van het dlor, Juist toen
de heer Wlnston op het oog schoot, maar zU
slaagden er alleen ln het dier to wondon. waar
door het zoo woedend werd. dat zo om zich fce
redden, moesten vluchten ln het dichte geboom
te, waartusschen Lion ln *Un angst verdwenet
was.
(Wordt vervolgd)
door
gilles van heer,
HOOFDSTUK DRUB.
(Vervolg).
vraag, beat hoor. Gaan we *r naar
Qraag, e# Joop dia al aan kU" huis meer
Trlenaje was werkelUk al meer in die
tjew&est, maar erg zeker voelde hU zich
1 aJj hulzen leken zooveel op elkaar en
geachteu zag hij ook niet. Maar daar
mets van aan Joop merken, die stapte
vertrouwen naast hem voort en dacht
«?j8IieJen m8t "0° molentje aan sierlijk
J» duiven.
üeine gelukzoekers kwamen echter toch
1 wezen wilden; na wat gezoek zei het
°Peens triomphanteUJk: Hier hebben
"hikeltje en daar te de trap van mUn
^°onde odk drie-hoog achter ze was
lk ten ^e met de wasch bezig op het
dl» bezoek binnenkwam. Door de
1, een breede teil met waschgoed
tón 80 de kJ:nderen eerst niet zoo gauw
zeker een verkeerde deur binnen-
u t niet?
lk 1)00 R5t met vriendje, we
IMoLt* dulven kUken. Jople heeft geen
we. tante?
P schoof eens wat onwillige haren van
ilióhthoor me zoo'n bedelaar eens
fel e«^.h,et lijkt wel of ie vlug een versje
r *9 ifet oreunen.
ZUn Jullie déArvoor heelemaal hierheen ge
komen?
Ja tante,
En weet Jouw moeder erook van? vroeg ze
aan Joop, die bedeesd wat achteraf stond. HU
had op die vraag natuurlijk zoo gauw geen ant
woord, maar gelukkig bleef sdju vriendje het
woord doen.
ZUn moeder werkt, tante en ik ben hem we
zen halen.
De vrouw koek Joop van top tot teen aan en
sol toen zoo'n beetje in zich zelf:
Zoo, arm schaap, moedor werken en JU....
alle dag op schobberdebonk.
Mógen we naar den zolder, tante? drong het
neefje zachtjes aan.
Vooruit dan maar en neem het bakje met
voer mee; küjk op den zolder goed waar Je-loopt
en van de rommel van andere buren afblijven,
hoor Je Jongens?
Ja dat hoorden de Jongens wel, maar ze dach
ten er niet bU. want Joep struikelde toen hU pas
boven was reeds over een prikslee en viol languit
op een stapaltjo oude zakken. Hou mU maar
bU m'n bloes vast, zei zijn vriendje, die van zelf
beter thuis was op den zolder, die liever een pak
huis genoemd mocht worden.
Aan een der twee kleliie dakramen was eon
eenvoudig duivenhok getimmerd waar toevallig
een paar duiven in rond tippelden en onrustig
werden toen de Jongens mot hun vingers aan het
vlechtwerk kwamen.
O, zcl 't vriendje mot een geleerd gezloht,
ik begrUp al waarom die stomme dieren zoo te
keer gaan. Do klap te dicht, zie Je, en ze wil
len toch ook wel eens naar bulten.
HU draalde daarom hot afsluitende plankje
horizontaal en zag tot zUn genoegen de dieren
klapwiekend de lucht ln gaan. Joop had sprake
loos en verbaasd toegekeken.
Oh, wat mooll wat mooll, zei hU met een zacht
stemmetje, toen de duiven sierlijk ln de omgo
ving van hun til zwenkten en op het raadje van
de dakgoot bleven tippelen»
Wou Je niet dat Je óók duiven had, Tlnus?
Ik niet, zei het vriendje met een eigenwijs
schouderophalen. Ik mag hier Immers zoo dlk-
wUte komen als ik wil, nou en dan te het net of
ze van Je eigen zUn. Wü ik eens probeeren of Ut
ze weer ln het hok kan krijgen?
Joop knikte.
Ga dan een eindje terug, want ze kennen
Jou nog niet, zie Je en mUn neefje zegt altUd
dat duiven schuw zUn. WaarschUnlUk had Tinus
nog meer genot er van dat hU Joop zoo lekker
kon bozig houden, dan van de duiven HU strooi
de wat voer voor het hok en floot bepaald handig
de lokkende roep waar duiven gevoelig voor blU-
ken te zUn. Al spoedig kwam er een statig, met
breed uitgezette staart aangestapt om vlug de
korrels weg te pikken.
KUk Joop, nu gooi ik een handje voer ln de
kool, fluisterde Tinus en danFleemend floot
de Jongen het „tjoek-tjoek" en toen de duif
daarop vrijmoedig naar binnen kwam en zich te
goed deed aan de mats- en gerstkorrels, draalde
hU het plankje voorzichtig naar omlaag en zei:
„Poppetje gezien 't kastje gaat dicht".
Tlnus had ei gauw genoeg van en ging wat óp
den zolder snuffelen.
Joop bleef dicht bU de duiven en probeerde ook
het lokkunstje; zoo heerlUk van dichtbU naar die
mooie vogels te kunnen kUken, daar zou onze
kleine man ik weet niet hoe 'n tUd mee bezig
kifnnen zUn als hU alleen was geweest. Maar zUn
kameraéd had weer wat nieuws uitgevonden en
was baas genoeg om Joop bU de til vandaan fce
krijgen,
Zè-eg, begon le moet Je hier eens zien, lk
heb een wip gemaakt waar we mee kunnen fiet
sen ook, Kom Je?
Tusschen een hoop oude meubelen had Tlnus
een soort inmaakpot ontdekt en die met man en j
macht naar net midden van den zolder gezeuld, j
toen hU plotseling een aardig idee voor «en spel- i
lotje kreeg HU verdween weer eenlgen tijd ln het
halfduister der i olderkanten, haalde van alles
1 overhoop, loerde hier en daar en kwam ten «lotte j
met een oude beschadigde trapleuning voor den J Zoo/ maken Jullie de duiven maar schuwl
dag. De rest te gemakkeUjk te raden. De trap- Doen Jullie Je lekker zeer?
leuning werd op de pot gelegd en als Joop nu Oók goed, Boontje komt om zUn loontje!
maar mee wilde doen, dan kon de pret beginnen. Oh, me tante, zuchte Tlnus, die zich opeens
Ga maar gewoon op het hout zitten en doe een klein ventje als Joop voelde en heelemaal geer
net of Je wilt loopen, zóó Jö, en Tlnus deed het branie meer was. De Jongen» beefden van angst
toen tante den zolder opkwam.
MUn spiksplinternieuwe inmaakpot te naa
de maan, nou zal Je oome Bram eens hoorei
brommen, omdat le nooit, nooit geen Ingemaakt*
snijboontjes meer van me krUgt. Dat grapje, koe
Jullie leder zoowat twaalf gulden Wie te er me
begonnen?
Ikke niet, snikten da arme zondaars togclUk
Maar goed dat ze de vrouw niet aah durfde»
even hurkend voor. .pan fietsen we fUn over
den zolder"
Na herhaalde pogingen bleek van fietsen toch
niets te kunnen komen, omdat de pot een beetje
schuin was en rollend tolken» naar één kant
ging, zoodat de Jongens maar gingen wippen.
Joop vond het verrukkelUk, hU hield zich stevig
aan het ongolUke stuk hout vast, het wiebelde ook
zoo gek; maar lang duurde het niet of hij kon
zich net zoo kwiek opveeren als rijn vriendje. Tl- te zien! want dan hadden ze al gauw begrepe:
nus verzon onder het wippen allerlei grimassen, dat, die hpelema&l niet boos was, omdat de pc
zwaaide met armen en beenen of trok een komiek j twintig Jaar geleden splinternieuw geweest was.
gezicht terwUl hij miauwde, bromde en andere f Ik vraag wie er mee begonnen 1», bromde z
geluiden maakte. i nog eens gemaakt boos.
'k Moet toch eens gaan zien, wat die sin- I HU-U, kreunden de hangbroeken weer tegt
jours zot) lang bU de duiven doen, dacht de tante lUk niet wetend wat er verder met hen gebei
van Tlnus, toen ze een tobbe met waschgoed af- ren zou. Joop voelde zich diep ongelukkig, all>
gedekt, had. En op haar kousen ging ze de trap kwam Ineens zo - akelig bij elkaar: erg lang fc
op en stak haar hoofd om de zolderdeur. buurvrouw weg, met een kar meegeloopen nai
KUk me die apen eens aan, fluisterde ze, om een vreemde straat en nou op eon zolder ver vi
de Jongens niet aan 't' schrikken te maken, lk huls ecu dure pot gebroken. En o, wat was Tim
moet ze vooral de boodschap meegeven, om ner- z'n tanto kwaad, wat klonk haar stem hier ve
gens aan te zitten. ,,Maar toch kon ze 't niet over «chrlkkelUk
haar hart krijgen om de vreugde to verstoren; ze j Zonder oen woord te zeggen draalde tante zl<
had toch elgenlUk ook schik ln de malle kunsten om en liep langzaam naar de trap, haar oogt
van neef Tlnus Wat waren die Jongens nu onder schitterden en met de hand voor de mond b
elkaar anders dan een poosje geleden; toen dwong ze een schaterlach. Toon ze naar betied<
schuchter en nu onbekommerd ln hun «pol. j ging zei ze met «en mildere «tem:
Boenki Klonk het dof en direct daarna nog -■ BlUven Jullie daar »om« tot vannacht »taa
eens: boenki; bU toderen slag viel er een Jongen
op don zolder. De pot had onder het gev/lcht van
de wippers opeens het laatste stukje van haar
leven verloren een oude barst was grooter en
grootor geworden en toengclUk mot het
„boenk. boenk". lag zU ln scherven Het ergst©
voor de Jongens was geloof lk, de stom die op
datzelfde oogenbllk niet heel vriendelijk op dien stonden. Waa dat non dezelid» vrouw?
•tillen, duisteren selder klooit, 1 (Wordt vervolgd
Kom maar gauw naar beneden, dan krijg Je
«lokklc wator voor den schrik"
Bevend al» schoothondje* stapten de Jonge
achter tante aan; Joop. wiens hsrt in de k<
klopte, een paar passen achter Tlnus,
Je had echter hun gezichten eens moeten ri
toen ze na wat getreuzel, woef ln het ke.uken