f M )NS HOEKJE. Drie Koningen. Een Jachtavontuur. op, de Juffrouw en de Dokter. VOOR ONZE JEUGD Mi ms—un. bi, dia hOtw Hoekje" kennen, ïit nu eens dicht bU mi] staan, n or dit Jaar nieuwe vriendjes gekomen of gegaan?? 21* nog véél bekende snuitjes, bet tellen valt niet licht, warempel, "k zie ook glund'wn» pjg lachend, vreemd gezicht Hoop, dat steeds de kring zal groeten, de rieken, die Ik vond, li gauw in ons Hoekje zitten, als vroeger weer gezond 1 yewch ook, dat wij zoo, te zemen» jet vóór ons liggend jaar, (olijk, prettig suilen werken, kt, ais vrienden, met elkaar! h. H. DH BRUIN—LéON. TN *r ZIEKENHTTTR WÊKBÊËBBÊËÊÊËÈiÊÊÊÊ $z m gt groote Kinderziekenhuis, t met Nieuwjaarsdag vreemd gedruteoh. liet het wol op dezen kick 1 speelde dans- cn „jazz"-muziek! JSuetor Tooe on Zuster Qreot.. fhsddon zich als „clowns" verkleed. Ook de and'ren wat een protl [kwamen zóó aan loder bed; jolilk klonk het hier en daar: [uw beterschap, In 't Nieuwe Jaarf* H. H. DB BRUIN—LÓÓN. I was een prachtige winteravond. De wind kan liggen, maar do lucht, zuiver schoon ]ti, bleet helder en schitterde mot duizend pe nik}cel van de maan scheen met haar Vtókvt ©p de besneeuwde hellingen der en de daken der huisjes in het dal. Het bard en de bewoners van het dal zochten op om zich te warmen bU het hoog tde haardvuur. Ook de gemzenjager na even een kUkJo bulten te hebben en de fijne winterlucht diep te hebben zijn deur goed gesloten en zette zich bi) het vuur neer. Zijn vijfjarig zoontje, vader nu voorgoed was binnengekomen, tegen zijn knie op en vleide zoo lang, vader vertelde, zacht vertelde de vele ea, die nog leefden in het gebergte. Daar 'e avondstilte verbroken; buiten op de hakende sneeuw hoorde men goklos van er werd op de deur geklopt en daar a drie kinderstemmetjes te zingen. t Was Driekoningen-avond. 'De jager nam zijn zoontje op don arm an ging de deur openen. Daar zag hU zo voor zich staan de drie knaapjes, allergrappigst uitgedost. Ze haddon eon paploron kroon op en elk een stok in de li&nd, do «in met een lichtje er aan, do twee andere mot een ster. De kleine Jacob, op den arm van zijn vader, klapte in zijn handjes, maar hoi mooist vond hij toch de groote sabel, die de middelste Koning droeg, en het schitte rend© lichtje op de kroon van den derden. En toen het drietal nog eens het liedje van Drie koningen begon te zingen, nam de gemzenjager rijn hoed af, zoo mooi vond hij het. Toen hot ïted uit was, sprak tyj: „Prachtig hoor, prachtig. Komt binnen, edelevorsten. Komt binnen. Het vuur brandt lekker en de melk te heet". Blij stapten de Koningen naar binnen. Ze zet ten elk hun staf ln een hoek, maar ze Welden hun lange mantels aan en de kroon op het hoofd. Een van drie, wiens lichtje was uitgegaan door de tocht bij de deur, nam een brandend stukje hout van den haard en stak het opnieuw aan. En Jacob's moeder vond de Koningin ook bij zonder mooi Ze schoof bankjes bij het vuur en haalde kopjes uit de kast, waarin ze de heete melk schonk. 't Was een gezellige avond. Dat vond Spits, de hond, zeker ook, want hij danste vroolilk blaffende om het drietal heen on ving behendig de stukjes koek op. die hem werden I toegeworpen. Eindelijk moesten de Koningen weer vertrek ken, om op een ander plaatsje hun lied te zingen, maar voor zo vertrokken wierp de Jager nog een paar lekkere appelen in net mandje, dat een van hen bi] zich had. Met leedwezen zag kleine Jacob hen vertrekken en toen ze weg waren, hield hij niet op met vielen en dwingen: hU wilde ook zoo'n mooie kroon op mooier* sabel maken. En de vader ging aan hot werk. Terwijl moeder nog eens de kopjes met warme melk vulde en vbor kleinen Jacob een appel braadde, zat. vador onophoudelijk aan ta fel te werkon. Eindelijk was alles klaar; de kroon werd op gezet, do sabel omgehangen en tot groote vreug de van Spits stapte de kleine Koning terstond de kamer op en noer; 't was heel vroolijk dien avond, maar moeder had de grootste moelto, kleinen Jacob eindelijk naar bod te krijgen. Den volgenden dag werd het nog kouder. Het vroor hard en do vader ging naar het woud ln de nabijheid om groote houtblokken te halen. Het begon al te schemeren, toen hij thuis kwam, moe van den arbeid en vol verlangen naar het lekkere warme maal, dat moeder de vrouw ge reed maakte. „Waar ls Jacob?" vroeg de Jager, toen WJ bin nentrad. „In de schuur", was het antwoord; „hf] la natuurlijk weer aan hot koninkje spelen" Vader Arnulf ging de schuur ln om te kijken, maar hij vond'hem niet. Overal zocht hij; ach ter het kippenhok, eindelijk op den zolder. Toen begon hij te roepon. maar hij kroeg geen ant woord. De ouders bégonncn bang te worden, dat hun lieve kind een ongeluk was overkomen en de vader knorde, dat zijn vrouw zoo slecht hnd toegekeken. Maar dat wna onbillijk van hom: hoe vaak had het ventje niet alleen gespeeld en nog nooit was hij weggeraakt, t Word donkerder en reeds kwa men er sterren aan de lucht. Belden gingen zo zoeken in den omtrek, maar ze vonden niets, De bergen weerkaatsten hirn geroep, doch geen kinderstem gaf antwoord. Hoe ongerust werden do arme menschen. Als hun Jongen al to ver was weggeloopen zou den hem van alle kanten gevaren dreigen, 't te zeer gevaarlijk ln do bergen met hun diepe af gronden, hun gladde hellingen, hun stijl afloo- pende wegen, En dan die wilde dieren. O, t. was verschrikkelijk er aan te denken. Op dat oogen- blik kwam Spits voor den dag, Spits, die de ge woonte had kleine tochtjes te maken om bult te vinden. Dat bracht de ouders op een goede ge dachte. Ze haalden een broekje van Jacob voor den dag, hielden dit het beest voor den neus en zelden: „Zoek, Spits, zoekl" Dat goede dier Dadelijk liep het de deur uit. snuffelende met den neus langs den kouden grond. Mot angstig kloppende harten volgden de/ ouders, vreezond, dat hun Jacob mocht zijn verongelukt. Spits liep maar steeds langs den smallen weg, die om den berg heen langzaam naar boven leidde. Met angst dachten do ouders aan den diepen afgrond, die daar was. Maar de hond aarzelde niet. Eindelijk stond hij stil en hij begon luid te blaffen. De Jager en zijn vrouw snelden toe en wat zagen ze daar: op een sneeuwhoop zat hun Jacob en stak de armpjes naar hun uit. HU had de kroon op het hoofd, den staf ln do hana, maar hU zag er anders niet koninklijk uit, want hi) schreide bitter. Die arme Jongen. Hij had ook evenals de knaapjes van den vorigan avond voor i sche school binnen te gaan, waar nu de middag- koninkje Willen spelen en was zoo fraai uitgo- klasse op haar eind liep, en vele Jongens veel dost den weg opgegaan. Maar ln de duisternis ijveriger door de open vensters van het nohooi- wns hU bang gewordon ou was hU op den Vertrek dan naar den mond van den leeraar sneeuwhoop gaan zitten om uit te rusten. Het keken. Slechts ln dat gedeelte der ruimozaal, kind was door on door koud, en do moeder moest waar de grootero Jongens les kregen, viel geen er niet aan denken, wat er van haar kleinen Ja- onrust te bcspeuron, ook op hunne boeken en cob zou geworden zijn, als hU daar nog langer schriften scheen de lentezon, ook hén riep de gezeten had. Maar nu. was hij gelukkig gered, lente naar buiten, maar machtiger nog dan haar Tranen had de gelukkige moeder in do oogen. verlokkonde stem scheen dat, wat zij nu ver toen ze haar Jongen opnam, hem stijf tegen namen, op de jongelui te werken, zich aandrukte om hem te verwarmen en daarna Veertig fonkelende oogen waren vol spanning zoo vlug mogelijk den gladden weg terugliop om op den man gericht, die met eene diepe stem het warme huls te bereiken. Thuis stopte ze Ja- tot hen sprak. Zelfs de wilde Jan Mulder had het cob lekker in z'n bedje en spoedig sliep WJ ge- mes, waarmee hU de goedgelJjkende voorstelling rust. Spits, alsof hij begreep, dat het baasje weg van een hond in de schooltafel was begonnen te was geweest, hield trouw de wacht,. snijden, losgelaten en luisterde aandachtig toe. En tot belooning kreeg hij een lekkere kluif. Nu liet zich het klokkengelui der naburige Nu. dat had hij ook wel verdiend I vindt Je ook Pieterskerk en spoedig daarop ook van den raad- Schoonmaakster: De boeken metéén af schrobben. meheer? en al die „pampteren" man" 1" den kachel?? niet? Zoo eindigde Jacob's Driekoningendag! ZOO DE OUDEN ZONOEN. In het jaar 1574 had de Lento vroegtijdig haar blijde intree in de Nederlanden gedaan. De he- T9II AHUUl,, UiD 'CtiJAi MCIVdi VÜCilU, UOiJ Wi CU4AHÜU V.ritroot, heden «rvlne Onder het lulden hM hutetoren hooren; de kleine jongens verlieten luidruchtig het lokaal maar verwonderlijk *t geduld der grooteren hield nog altijd aan zij moesten stellig nog dingen te hooren krijgen, die niets met het onderwijs te nikken hadden De man die daar voor hen stond, was geen leeraar der school, maar de secretaris der staa. van Hout, die zUn zieken vriend, den predikant Ucht, witte vlinders zetten zich op pas ontloken bloemen neer, en aan een der vele slooten, die de uitgestrekte vlakte doorsneden, stond een ooievaar en snapte een juweel van een kikvorsch. De arme drommel spartelde in den rooden sna vel van den vijand. Een slok: de vroolUke springer was verdwenen, en zijn moordenaar hoe hij 't boek dichtgeslagen en zei nu „Surpendo lectlonem. Hé, Jan Mulder, zou-Je mUn, suspendere' vertalen?" „Hangen/" antwoordde de knaap. „Hangen!" lachte van Hout „Joü misschien aan den haak, maar waar hangt men eene tes aan? Adriaan van der Werff" De opgeroepen© strekte de vleugels uit en vloog de lucht ln. Over atond antwoordde Ei.1nf.te. m«E hln«»tenrte vr..rhfhnn,n«n «terliUr #WnQ SnSl OP "«M antWOOrdd». tuintjes met bloelende vruchtboomen, sierlUk omgetrokken bloemperken en bontgeschilderde tuinhuisjes, over den barschen kring der ves tingmuren en torens, welke de stad omringden, over smalle huizenmet hoogo trapgevels, over zindelUke straten en grachten met olmen, popu lieren en linden omzoomd, vloog de vogel heen. Eindelijk liet W1 klch op een hoog pannendak neer. Hier stond op don nok zijn goed bevestigd nest. Nadat hU zijn vangst grootmoedig aan hec broedendo wUfjo had afgostaan, ging hU op zUn rechter been staan en tuurde nadenkend naar do stad, die daar onder hem, door 't groene zomer- tapUt dor wellanden omgeven, met hare fonke lende pannendaken zich uitspreidde, HU kende zUn mooie Leiden, Holland's sieraad, sedert zoo menig jaar. Met al de armen en armpjes van den RUn, die de welvarende stad ln talrUke (VrU naar het Engetech.) Basll en zUn vader waron voor dtig en dauw in een kleine boot de rivier opgevaren, slechts vergezeld door een enkelen inlandsohen bediende. Deze man droeg don naam Lion, omdat men hem eilanden verdeelden, en waarover zich tal van buitengewone dapperheid toeschreef, maar in .Suspendere lectlonem" wil zeggen: de les „afbreken." „Best; en als ze nu Jan Mulder wilden ophan gen, hoe zou 't dan boeten?" „Partlbulare. ad patlbulumP riepen de scholieren door elkaar (Wordt vervolgd). steenen bruggen uitstrekten, was hU terdege be- i werkelUkheld was hij een groot lafaard, zooate de kend, maar sedert zUn laatste tocht naar het tUd zou leereh. Zuiden was hier heel wat veranderd. Waar wa- Groot wild was ln dit seizoen schaarsch ln het ren de bonte tulnnulzen en buitentjes der wel- kustdistrict. Verschillende Jachtgezelschappen gestelde burgers, waar do houten ramen geble- j kwamen van Mombaua, ten einde op het vaste- ven. waarop anders de wevers hunne donkere en land te kampeeren en daar zU alles neerschoten kleurige stoffen plachten op te spannen? Alles wat onder hun bereik kwam. bleef er niet veel was van de aarde verdwenen, en verderop, op de ^aaks over. beste Jochtplaatsen van den vogel, vertoonden De Wlnstons hadden tUdelUk een lnlandsoh zich ln het groen der wellanden bruinachtige, huls op 't vasteland gehuurd, op een mUl afstands bi. vu. uiaar er üevouaeu zien zooveel eilandjes en kanalen, dat het moellUk was te weten, wat ,1e werkelijke oevers en wat slechts eilanden wa- '■en, Ongeveer vier uren roeiden zU voort, door met planten omzoomde waterwegen onder de, schaduw van groote boomen, een soort verstop pertje spelend met de nUlpdarden, die ze niet vinden konden, maar voortdurend hoorden. Eindelijk werden Basll en zUn vader -o moe. dat zU niet verder konden en daarom roeiden ze de boot gelukkig naar den werkelUken oever der rivier en niet naar een eiland, wat later een groot voordeel bleek to zUn, ZU verlieten de boot en zetten zich neder onder een boom, terwUl Lion hout verzamelde om vuur aan te leggen, ten oinde koffie tq zetten, dfinr heet® koffie een der moest verkoelende dranken ls, wanneer men zeer warm on vormoeld ls. Gedurende ruim een half uur hoorden ze geen gesnuif of gekraak meer en zU dachten, dat de hippo's naar een andere plaats waren getrokken. Do hoer Wlnston zei, dat het hem speot, dat zij geen tent hadden moegenomen, want dan hadden ze daar kunnen blijven slapen, terwUl ze nu naar huls moesten torugkocren, Basll wilde Juist antwoorden, dat hU dezelfde meonlng waB toegedaan, toen hU bU toeval hot hoofd omwendend, uitriep ..Daar komt Lion, ziet ii eens hoe hU holt" V'TtVI» .M/f met zwarte kringen bezaaide plekken Op den lantsten Ootober vrtn 't afgeloopen Janr. kort nadat de ooievaars het land verlaten hadden, had hier een Spaansch leger zUn temen Tm mm Mmi- van de brug van Salisbury, waar de spoorweg laur 't eiland Mombasa overheen loopt. Maar of- .olioon zU er reeds twee weken hun tenten had den opgeslagen, hadden ze zelf 't geknor van een v IjYl^ ft SÏPÏSE.SL™L"re" T* 1"" "llleaJd no, niet vernomen, behe.ve den inat- der gevleugelde zwervers, op den dag dat de lente haar Intree deed, waron de belegeraars on- verrlchterzake er vandaan getrokken, Schrale plekken te midden van den weeldert- gen groei gaven hun legerplaatsen aan, hot zwart dor uitgebrande kolen hun vuur- en stook- sten nacht, toen ledereen was gewekt door goweldlg gestamp en gesnuif ln de rivier, die langs het huls liep. Daar ze zoo vroeg op waren, was t gemakke- lUk hot spoor dor groote dieren ln de rivier te twoib u«i uilmouiuuuo mjicu iiuii vuur- ou owjuiv- i nlekkon De rwaar bsdrelods hurirnrs der (r'e- volB°n- want hadden het Water Van wier en redde stad haalden dankbaar adem. Het vlUtlgc stoomach,p doorh6«n opgeruimde volk had snel al t doorgestane leea i »ej,a 8 wa". vorneten; want de vroene lente Ie «oo schoon, on IOnneveer drie uren na eonsopgang besloten nooit schijnt hei jeredde aan.ch«n eoo koetbaar, ,ontb«,t M nuttigen on een poos ln de eoha- dan wanneer one de heerlijkheden der lente om- duw ru,t"n P1*. dl« d0,°f "«mm geven. Een nieuwe, betere tUd echcen niet alleen «n m«W«en onveilig werd gemaakt, voor de menschen begonnen te klln. Het krtjgs- I Ba"" 'ngeeliiimenl, Lion snurkte en volk, dat ln de belegerde sted gelegen en menige dl1 neer Wlnston cat kalm een sigaar te rooken, wandaad bedreven had, waa eerglBteren onder ;üef' plotseling werden opgeschrikt door een ge- vrooljjke muziek uitgerukt. De bijl van den tlm- luld ongelijk aan t kraken van een zware, morman flikkerde woer voor de roode muren, houten deur torens en poorten in de lentezon en hakte scherp f Dat wil zoggen, de blanken werden opgeschrikt, ln de balken waaruit- nieuwe stellage» en laken- wan^ ^on snurkte door. on zou wellicht nog een ramen samengesteld moesten worden vette run- j l,aar Uven hebben doorgeslapen, als Basll hem deren weidden vreedzaam rondom de stad ln i "let met oen roeiriem gepord had, terwUl de de vorwoeste tuinen werd viUtlg gegraven, ge- j heer Wlnston zijn geweer nam en dadelUk op zUn zaald en geplant. Op de straten en ln de hulzen t hoede was waren duizenden handen ln do woer, die nog kort geleden op de wallen en torens met schietge weer en lansen waren bezig geweest. Nu hielden ze zich mot nuttigen arbeid bezig, en zaten de oude lui kalm voor hun deur en koesterden hun lichaam in 't lekkere zonnetje. Op den 18en April zag men in Lelden maar heel weinig ontevreden gezichten. Aan ongeduldlgon ontbrak het trouwens 'niet, en wie zo wilde op zoeken. die behoefde maar eenvoudig de L&tUn- „Wat is hot vroeg Basll ademloos, terwUl hU nog steeds poogde Lion wakker te maken en be- grUpende, dat er nu elndelUk eens Iets zou ge beuren. „Een nUlpaard", antwoordde zUn vader kort, en een afwachtende houding aannomond, terwUl het geluld, alsof iemand voor vermaak oen groote, zware deur op haar scharnieren heen en woer bewoog, aanhield. De rivier was op dit gedeelte ongeveer een mUl dat om zich to reuaea, ^auesteu vluohuju ia het dichte geboomte. Se zagen den zwarte door een opening tusechcn de boomen. Hij liep op eén draf in hunne rich ting, terwUl bU met de armen zwaaide, en schreeuwde, maar wat hij zei waz niet vorstaan- b&ar voor de toeschouwers, die moesten lachen, omdat hU zich zoo dwaas aanstelde. „Als hU maar niet door eon slang gebeten ie", zei de heer Wlnston, plotseling ernstig wordend, want meer of minder noodlottige slangenbeet au waren ln dat gedeelte van de wereld aan do orde van den dag, en terwUl hU dit solde, stond hU op, uit gewoonte zijn geweer opnemonde. Plotseling zagen zU een groot dier te midden van een dichte massa waterplanten en Basll's luid geroep „Een hlppo, een hippo was waarlUk niet noodlg om den heer Wlnston te waarschu wen, dat hU eindelijk wild onder schot had Een «tap voorwaarts doende, wachtte hU tot Lion met gejaagde ademhaling en wild «terend® oogen langs hom heen gehold was naar den boo- mcngr&ep, cllo zich verderop bevond. Onderwijl draalde Basll. dio geweldig opgewon den was, om zijn vader heen, en oen tweede go- weer opnemende, mikte hij op do kwetsbar® plaats achter het. oor van het dlor, Juist toen de heer Wlnston op het oog schoot, maar zU slaagden er alleen ln het dier to wondon. waar door het zoo woedend werd. dat zo om zich fce redden, moesten vluchten ln het dichte geboom te, waartusschen Lion ln *Un angst verdwenet was. (Wordt vervolgd) door gilles van heer, HOOFDSTUK DRUB. (Vervolg). vraag, beat hoor. Gaan we *r naar Qraag, e# Joop dia al aan kU" huis meer Trlenaje was werkelUk al meer in die tjew&est, maar erg zeker voelde hU zich 1 aJj hulzen leken zooveel op elkaar en geachteu zag hij ook niet. Maar daar mets van aan Joop merken, die stapte vertrouwen naast hem voort en dacht «?j8IieJen m8t "0° molentje aan sierlijk J» duiven. üeine gelukzoekers kwamen echter toch 1 wezen wilden; na wat gezoek zei het °Peens triomphanteUJk: Hier hebben "hikeltje en daar te de trap van mUn ^°onde odk drie-hoog achter ze was lk ten ^e met de wasch bezig op het dl» bezoek binnenkwam. Door de 1, een breede teil met waschgoed tón 80 de kJ:nderen eerst niet zoo gauw zeker een verkeerde deur binnen- u t niet? lk 1)00 R5t met vriendje, we IMoLt* dulven kUken. Jople heeft geen we. tante? P schoof eens wat onwillige haren van ilióhthoor me zoo'n bedelaar eens fel e«^.h,et lijkt wel of ie vlug een versje r *9 ifet oreunen. ZUn Jullie déArvoor heelemaal hierheen ge komen? Ja tante, En weet Jouw moeder erook van? vroeg ze aan Joop, die bedeesd wat achteraf stond. HU had op die vraag natuurlijk zoo gauw geen ant woord, maar gelukkig bleef sdju vriendje het woord doen. ZUn moeder werkt, tante en ik ben hem we zen halen. De vrouw koek Joop van top tot teen aan en sol toen zoo'n beetje in zich zelf: Zoo, arm schaap, moedor werken en JU.... alle dag op schobberdebonk. Mógen we naar den zolder, tante? drong het neefje zachtjes aan. Vooruit dan maar en neem het bakje met voer mee; küjk op den zolder goed waar Je-loopt en van de rommel van andere buren afblijven, hoor Je Jongens? Ja dat hoorden de Jongens wel, maar ze dach ten er niet bU. want Joep struikelde toen hU pas boven was reeds over een prikslee en viol languit op een stapaltjo oude zakken. Hou mU maar bU m'n bloes vast, zei zijn vriendje, die van zelf beter thuis was op den zolder, die liever een pak huis genoemd mocht worden. Aan een der twee kleliie dakramen was eon eenvoudig duivenhok getimmerd waar toevallig een paar duiven in rond tippelden en onrustig werden toen de Jongens mot hun vingers aan het vlechtwerk kwamen. O, zcl 't vriendje mot een geleerd gezloht, ik begrUp al waarom die stomme dieren zoo te keer gaan. Do klap te dicht, zie Je, en ze wil len toch ook wel eens naar bulten. HU draalde daarom hot afsluitende plankje horizontaal en zag tot zUn genoegen de dieren klapwiekend de lucht ln gaan. Joop had sprake loos en verbaasd toegekeken. Oh, wat mooll wat mooll, zei hU met een zacht stemmetje, toen de duiven sierlijk ln de omgo ving van hun til zwenkten en op het raadje van de dakgoot bleven tippelen» Wou Je niet dat Je óók duiven had, Tlnus? Ik niet, zei het vriendje met een eigenwijs schouderophalen. Ik mag hier Immers zoo dlk- wUte komen als ik wil, nou en dan te het net of ze van Je eigen zUn. Wü ik eens probeeren of Ut ze weer ln het hok kan krijgen? Joop knikte. Ga dan een eindje terug, want ze kennen Jou nog niet, zie Je en mUn neefje zegt altUd dat duiven schuw zUn. WaarschUnlUk had Tinus nog meer genot er van dat hU Joop zoo lekker kon bozig houden, dan van de duiven HU strooi de wat voer voor het hok en floot bepaald handig de lokkende roep waar duiven gevoelig voor blU- ken te zUn. Al spoedig kwam er een statig, met breed uitgezette staart aangestapt om vlug de korrels weg te pikken. KUk Joop, nu gooi ik een handje voer ln de kool, fluisterde Tinus en danFleemend floot de Jongen het „tjoek-tjoek" en toen de duif daarop vrijmoedig naar binnen kwam en zich te goed deed aan de mats- en gerstkorrels, draalde hU het plankje voorzichtig naar omlaag en zei: „Poppetje gezien 't kastje gaat dicht". Tlnus had ei gauw genoeg van en ging wat óp den zolder snuffelen. Joop bleef dicht bU de duiven en probeerde ook het lokkunstje; zoo heerlUk van dichtbU naar die mooie vogels te kunnen kUken, daar zou onze kleine man ik weet niet hoe 'n tUd mee bezig kifnnen zUn als hU alleen was geweest. Maar zUn kameraéd had weer wat nieuws uitgevonden en was baas genoeg om Joop bU de til vandaan fce krijgen, Zè-eg, begon le moet Je hier eens zien, lk heb een wip gemaakt waar we mee kunnen fiet sen ook, Kom Je? Tusschen een hoop oude meubelen had Tlnus een soort inmaakpot ontdekt en die met man en j macht naar net midden van den zolder gezeuld, j toen hU plotseling een aardig idee voor «en spel- i lotje kreeg HU verdween weer eenlgen tijd ln het halfduister der i olderkanten, haalde van alles 1 overhoop, loerde hier en daar en kwam ten «lotte j met een oude beschadigde trapleuning voor den J Zoo/ maken Jullie de duiven maar schuwl dag. De rest te gemakkeUjk te raden. De trap- Doen Jullie Je lekker zeer? leuning werd op de pot gelegd en als Joop nu Oók goed, Boontje komt om zUn loontje! maar mee wilde doen, dan kon de pret beginnen. Oh, me tante, zuchte Tlnus, die zich opeens Ga maar gewoon op het hout zitten en doe een klein ventje als Joop voelde en heelemaal geer net of Je wilt loopen, zóó Jö, en Tlnus deed het branie meer was. De Jongen» beefden van angst toen tante den zolder opkwam. MUn spiksplinternieuwe inmaakpot te naa de maan, nou zal Je oome Bram eens hoorei brommen, omdat le nooit, nooit geen Ingemaakt* snijboontjes meer van me krUgt. Dat grapje, koe Jullie leder zoowat twaalf gulden Wie te er me begonnen? Ikke niet, snikten da arme zondaars togclUk Maar goed dat ze de vrouw niet aah durfde» even hurkend voor. .pan fietsen we fUn over den zolder" Na herhaalde pogingen bleek van fietsen toch niets te kunnen komen, omdat de pot een beetje schuin was en rollend tolken» naar één kant ging, zoodat de Jongens maar gingen wippen. Joop vond het verrukkelUk, hU hield zich stevig aan het ongolUke stuk hout vast, het wiebelde ook zoo gek; maar lang duurde het niet of hij kon zich net zoo kwiek opveeren als rijn vriendje. Tl- te zien! want dan hadden ze al gauw begrepe: nus verzon onder het wippen allerlei grimassen, dat, die hpelema&l niet boos was, omdat de pc zwaaide met armen en beenen of trok een komiek j twintig Jaar geleden splinternieuw geweest was. gezicht terwUl hij miauwde, bromde en andere f Ik vraag wie er mee begonnen 1», bromde z geluiden maakte. i nog eens gemaakt boos. 'k Moet toch eens gaan zien, wat die sin- I HU-U, kreunden de hangbroeken weer tegt jours zot) lang bU de duiven doen, dacht de tante lUk niet wetend wat er verder met hen gebei van Tlnus, toen ze een tobbe met waschgoed af- ren zou. Joop voelde zich diep ongelukkig, all> gedekt, had. En op haar kousen ging ze de trap kwam Ineens zo - akelig bij elkaar: erg lang fc op en stak haar hoofd om de zolderdeur. buurvrouw weg, met een kar meegeloopen nai KUk me die apen eens aan, fluisterde ze, om een vreemde straat en nou op eon zolder ver vi de Jongens niet aan 't' schrikken te maken, lk huls ecu dure pot gebroken. En o, wat was Tim moet ze vooral de boodschap meegeven, om ner- z'n tanto kwaad, wat klonk haar stem hier ve gens aan te zitten. ,,Maar toch kon ze 't niet over «chrlkkelUk haar hart krijgen om de vreugde to verstoren; ze j Zonder oen woord te zeggen draalde tante zl< had toch elgenlUk ook schik ln de malle kunsten om en liep langzaam naar de trap, haar oogt van neef Tlnus Wat waren die Jongens nu onder schitterden en met de hand voor de mond b elkaar anders dan een poosje geleden; toen dwong ze een schaterlach. Toon ze naar betied< schuchter en nu onbekommerd ln hun «pol. j ging zei ze met «en mildere «tem: Boenki Klonk het dof en direct daarna nog -■ BlUven Jullie daar »om« tot vannacht »taa eens: boenki; bU toderen slag viel er een Jongen op don zolder. De pot had onder het gev/lcht van de wippers opeens het laatste stukje van haar leven verloren een oude barst was grooter en grootor geworden en toengclUk mot het „boenk. boenk". lag zU ln scherven Het ergst© voor de Jongens was geloof lk, de stom die op datzelfde oogenbllk niet heel vriendelijk op dien stonden. Waa dat non dezelid» vrouw? •tillen, duisteren selder klooit, 1 (Wordt vervolgd Kom maar gauw naar beneden, dan krijg Je «lokklc wator voor den schrik" Bevend al» schoothondje* stapten de Jonge achter tante aan; Joop. wiens hsrt in de k< klopte, een paar passen achter Tlnus, Je had echter hun gezichten eens moeten ri toen ze na wat getreuzel, woef ln het ke.uken

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1929 | | pagina 19