Sciiager Courant
GEESTELIJK LEVEN.
•e dolende Ridder.
De Visitekaartjes.
Tweede Blad.
De weinigen en de velen.
Zaterdag 12 Januari 1929.
72ste Jaargang. No. 8390.
>t
it
(Vervolg.)
ALS wij ons een beeld trachten te_ vormen van het
geestelijk leven der menschheid, dan zien wij
bet alzoo: daar is een eindeloosheid van groepen,
waarin de weinigen de velen beïnvloeden. Maar deze
weinigen vormen onderling weer kringen, waarin
de weinigen tot velen worden.
Hieruit volgt, dat er is een schier grenzenlooze
differentieering in het geestelijk leven, maar tegelijk
ook géén geheel van het andere losstaande leven.
Wanneer een nieuwe idéé opkomt in een enkeling,
dan wordt zij eerst nèt verloop van lange jaren tot
gemeengoed, maar niettemin werkt zij door zelfs
daar waar men vijandig daartegenover staat. Als
voorbeeld wijs ik op de socialistische idee. Zij komt
op bij enkele sterk-ontroerden en diep-gevoelenden,
bij droomers als Rotoert Owen, Pourier, Saint-Si-
mon. Zij krijgen hunne volgelingen en deze worden
de drager» van het socialisme, vormen andere leer
lingen en vurige aanhangers, welke, als de wei-
n i g e n, deze idee brengen aan de velen. Maar
deze weinigen vinden ook heftige bestrijders en ook
deze bestrijders pogen de velen die in hun bereik
zijn tot vijandschap tegen de idee te voeren.
En toch, wanneer te idee levensvatbaar is Ga-
maliël zou zeggen, wanneer zij uit God is 1 dan
kan zij niet gedood worden.
En ze werkt dóór. Zoo zien wij dat b.v. daar, waar
de socialistische idee het heftigst wordt bekampt.
bij de roomschen en de orthodox-prote3tanten, zij
nochtans het denken en gevoelen, d.w.z. het gan-
sche geestelijke zijn beïnvloedt. Zoo bekrompen kan
geen pastoor of predikant wezen of er is toch wel
iets van de moderne idee in hem doorgedrongen
en dit weinige gaat, verdund, weer over op de velen,
waarvan hij de leider is
Hjet gaat er mede als met de mode. Tot in de verste
uithoeken werkt deze door. Maar hoe? Een deerne
uit de binnenlanden van Drenthe is volstrekt geen
elegante Parisionne. Toch heeft de Parijsche mode,
langs vele trappen tot haar gekomen, ook aan hare
kleedij iets veranderd, al is 't alleen maar zicht
baar in de verkorte rok.
Hierin schuilt iets moedgevends èn iets bedro.-v
vends.
Laat mij de vergelijking met de mode nog even
mogen vasthouden. Wanneer wij do naar de mode
gekleede Parisionne zouden plaatsen naast de
Drëiïsthsche deerne, zouden wij een reusachtig ver
schil opmerken. Bij de eerste de mode in haar zui
verheid, bij de tweede een flauwe, bijna onbemerk
bare afschaduwting daarvan. Toch zouden wij een
lange reeks van dames tusschen de Parlsienne en de
Drenthsche nymf kunnen plaatsen, die den gelei
delijken overgang tot het steeds minder zuivere in
de mode zouden kunnen aantoonen.
Wat blijkt hieruit?
Ten eerste dat de mode ondanks alles door
werkt, maar ten tweede dat zij verwatert.
Welnu insgelijks gaat het met de idee.
Het moedgevende is, dat geen enkel mensch zich
geheel aan haar onttrekt, maar 't bedroevende is
daarnaast, dat zij in een uiterst verdunde oplossing
het eigendom wordt der massa.
Het moedgevende is derhalve dat ten slotte nie
mand geheel en al vreemd blijft aan den geestelij
ken vooruitgang, aan de geestelijke evolutie,
i Het bedroevende is dat deze vooruitgang door de
folen gedwongen wordt tot een tempo, hetwelk
nlot anders dan langzaam kim zijn. Daarom duurt
hot eeuwen voor oen idee haar stempel drukt op de
massa en wordt tot een cultuurmacht. Wanneer in
het begin onzer jaartelling de Christelijke idee, ge
dragen door de weinigen, gebracht wordt aan de
Europeesche wereld, dan zijn er eeuwen noodig om
een Christelijke cultuur te scheppen en eerst in 't
tijdperk der middeleeuwen kan met recht gesproken
worden van een wereld, waarin deze idee levend ïs
geworden; dan ademt alles één geest, dan is inder
daad de kathedraal de verzinnelijking van het gees
tesleven van allen, het hooge symbool der eenheid.
De kunst, de literatuur, het huiselijk leven zoowel
in de groote stad als in het afgelegen gehucht, let
terlijk alles vertoont een gelijken trek. Aan het hof
van den vorst, in het huis van den rijken koop
man, bij den boer in de verre afgelegenheid, bij den
proletariër in de vuile achterbuurt.overal hangt
het crucif'v. op allen blikt neer éénzelfde Christus
beeld in strakke onbewogenheid luisterend naar de
gebeden, welke tot hem worden opgezonden. En voor
allen zonder onderscheid is de kerk de veilige toe
vlucht en de priester de man Godsl
Eeuwen waren noodig om dit te bereiken!
Wie echter een weinig filosofisch is aangelegd,
laat zich hierdoor niet ontmoedigen. Ik zeg dit zéér
in het bijzonder tot hen, die zich rekenen tot de
nieuwe menschen in dezen tijd. En onder nieu
we menschcn versta ik hen, die beseffen dat zoowel
de algemeen gangbare als de nog steeds voortleven
de zedelijke opvattingen hun tijd hebben gehad.
Dezen nieuwen mensch zien wij inderdaad in de
wereld van heden opstaan. Het is alsof hij uitrijst
boven den chaos. Want van een chaos, van een ho-
pelooze verwarring kunnen wij thans spreken. En
deze chaos vindt zijn oorzaak hierin, dat reeds lang
zéér velen niet meer kunnen bevredigd worden
door wat nog altijd heet te zijn e godsdienst, d e
moraal onzer eeuw. Welnu die pieuwe mensch, dien
wij zouden kunnen noemen den niet-burgerlijken,
omdat hij aan de burgerlijke levensbeschouwing is
ontgroeid, die nieuwe mensch vindt om zich heen
de wereld der velen en onder die velen is hij de
vertegenwoordiger der weinigen.
Deze weinigen hebben een taak te vervullen; zij
zijn de pionieren van de hoogere levensbeschou
wing, welke hun deel is geworden, de uitdragers in
de wereld van de nieuwe idee, welke ln'hen is ont
waakt
Deze taak is zoowel positief als negatief.
Positief is zij, voor zoover zij bestaat in het uiten
en propageeren van de nieuw verworven inzichten
en bovenal in de min of meer gevorderde belevipg
daarvan; negatief is zij, voor zoover zij zich richt
op de ondermijning en bestrijding van de bestaande
inzichten, welke veel taaier zijn, dan gewoonlijk
wordt vermoed en soms wel onuitroeibaar schijnen.
Vooral bij de volbrenging van deze negatieve taak
dreigt de botsing met de velen. Want het is een
karakteristieke eigenschap van de velen, dat zij
steeds geneigd zijn tot behouden, tot het rustig blij
ven bij 't eenmaal verworvene of misschien juister
gezegd: bij het eenmaal ontvangen geestelijk goed
Het moge waar zijn, dat zij onbewust den in
vloed van het nieuwe ondergaan (want dit valt niet
te betwijfelen; denkt aan het voorbeeld der mode,
zooeven gegeven) desondanks verzetten zij or zich
tegen. Want de velen zijn als lastdieren en het is do
overtollige ballast der stervende cultuur, welke zij
torschen. En het is hun denktraagheid, welke hen
weerhoudt om zich van deze ballast te bevrijden.
En ballast werkt belemmerend voor de ontwikke
ling van het geestelijk leven.
En deze ballast wordt gevormd door denkbeelden
en leerstollingen, die bij den mensch voortleven,
zonder dat daarvoor een redelijke grond bestaat.
Hoe ongeloofelljk vast zitten deze er in; 't is of ze
met den mensch zijn samengegroeid.
FEUILLETON
Da w®,ialg®xi hebben ze overwonnen, sdthan»
grootendeel», maar de velen, omdat zij d®n moed
missen om logisch en consequent door te denken,
künnen zich er niet van bevrijden.
Zoo zitten duizenden nog gevangen in de opvat
ting, dat de bijbel is eon heilig boek, een boek door
God aan de schrijvers ingegeven, onfeilbaar, abso
luut gezaghebbend. Wanneer men dezen menschen
aantoont, dat de bijbel is een verzameling geschrif
ten uit verschillende tijden, te boek gesteld door
menschen, die verschilden in opvating, die hebben
gedwaald, die vergissingen hebben begaan; wan
neer men hun zegt dat op vergaderingen van men
schen een keuze is gedaan uit vele in omloop
zijnde boeken en de lijst (de canon) is vastgesteld;
het haat allemaal niets! Hun eenig en eeuwig ant
woord blijft: en tóch is de bijbel Gods woord. En
wanneer wij vragen, waaróm zij dit gelooven, dan
is hun zeggen óf dat 't hun steeds is geleerd, óf dat
hun innerlijke ervaring 't getuigt. Maar met volko
men hetzelfde recht beweert de Mohammedaan dit
van zijn Koran!
En desniettemin is er telkens aanleiding om op te
merken, dat hij deze zelfde menschen de critisch-
wetenschappelijke bijbelbeschouwing niet geheel
zonder invloed is gebleven.
Ik bezocht eens een natuurhistorisch museum. De
directeur, een streng-geloovig katholiek, leidde mij
rond en verklaarde mij vele dingen. Hij sprak over
de wordingsgeschiedenis der aarde, over het ijstijd-
perk, dat zeker een 50000 jaren vóór onze jaartelling
valt. En toen waagde ik de opmerking, dat dan
toch de bijbelsche voorstelling van een schepping
in zes dagen vóór ongeveer 5000 jaren niet meer
goudhaar was. En daarop kreeg ik te hooren: Ja,
lm aar die dagen hebben wie op te vatten als tijd-
trkenl
Wat blijkt hieruit? Mij dunkt dit: de man moest
resultaten der wetenschap aanvaarden, maar
ilde tegelijkertijd zijn bijbel geloof niet prijsgeven
n dus worden de dagen omgegoocheld in t ij d-
erken!
Wij herinneren ons allen de zaak „Geelkerken",
welke in ons brave land zooveel stof heeft doen op
waaien.
Het leek voor sommigen iets onbeduidends. Was
dat nu van zoo groot belang of die fameuse slang nu
werkelijk had gesproken? Ja dat was van groot be
lang, want het staat letterlijk zoo in den bijbel. Eu
als men dien bijbel als Gods woord wil blijven be-
ischouwon, dan moet men aanvaarden dat dit beest
gesproken heeft evenals b.v. de ezel van Bile&m.
Gaat men dit ontkennen, dan is in beginsel de
waarheid', de autoriteit van den bijbel ontkend. En
hiertegen helpt geen handig goochelen, al was het
van Bamberg in eigen persoon 1
Dit goochelen bewijst slechts, dat het zedelijk den
ken, het buigon voor wat ervaring en wetenschap
leeren langzaam aan doordringt ondanks alles.
De weinigen weten het; de velen ondergaan hun
invloed. En deze invloed groeit; langzaam maar ge
stadig.
(Het slot de volgende maal.)
ASTOR.
4.
f Mttterd
j Achter
twee pa
58 bagage
|f' - Ik
Een verhaal uit den tijd van den
Spaanschen Succissle-Oorlog.
(Naar het Engelseh)
van
MORICE GERARD.
r Toen Marston en Fagan in de nabijheid van het
tomp kwamen, drong die* onbestemde mengeling van
geluid tot hen door, die het naderend opbreken van een
aankondigt. Hoornsignalen weerklonken, paarden
hinnikten en rammelden met het tuig, potten en ketels
tóttterden.
^Achter Marston en Fagan kwaim een Hollander die
i pakpaarden leidde, waarop zich hun uitrusting,
|ge en tent bevonden.
- Ik denk, zei Marston dat we net op tijd zijn;
n* h6t-leger zet zich in beweging; ik had er al zoo'n Idee
Ui! v&a na de ontmoeting met Prins Eugenius dat er wat
ioj broedde.
h 71,1 ^olo<:>' da* Selijk hebt. Fagan draaide zich in
j0| bet ladel om en keek naar de handpaarden. Ik ge-
'Oof <ht we de moeite van uitpakken kunnen besparen
tot we het volgende kampement bereikt hebben.
Ze waren op een mul ruiterpad gekomen, dat toe
zag gaf tot een van de zijkanten van het kamp. Sol
daten in volledig marsohtenue waren overal bezig hun
wapenrustlgen vast te gespen, in afwachting van het
commando tot vertrek. Een officier van een van de En-
e sche regimenten hield de beide naderende mannen
aan.
toisto at V°ert U hlerheen Slr? wendde WJ zich tot
2ir Ik kom op order van den Hertog van Marlborough
We Genade heeft mij opgedragen om mij tegen den
m'^ag hier bij hem te melden.
daan °*f'°'er s°heen door dit antwoord volkomen vol-
Hertn ~uDjin moet U voort-maken, Sir, zei hij. De
boog,.! *71 °P het °°kenblik een bespreking met de
hoe le. of*,cleren- Ais die afgeloopen is, zal de voor-
J"1 het leger zioh direct in beweging zetten,
ben blij dit te hooren, merkte Marston op.
Waarom? De kwartieren sijn hier heel aangenaam.
Dat zal wel, Maar lk hen hier niet gekomen ook
van aangonamo kwartieren te genieten. die kan lk
elders nog plelzleriger vindon, maar om to zien vechten
en zelf mee te doen onder den grootsten veldheer die
ooit geleefd heeft.
De Engelsche officier knikte. U zult den Hertog
welkom zijn Sir. zei hij. U bent de soort die hij
graag heeft. Niet iedereen denkt zooals U.
Laat hij zich dan van die anderen losmaken!
Uw diplomatie zou gemakkelijk genoeg door te
voeren zijn als de Engelschen de eenlgen waren met wie
rekening moest worden gehouden.
Terwijl de officier sprak, keek hij naar de tegenover
liggende helling, waar een groep flegmatieke Hollan
ders hun lange pijpen stonden te rooken en blijkbaar
den staat van zaken grondig aan het bediscussieeren
waren.
Die meneeren daar, zei hij, hebben er alle belang
bij dat de vijand ferme klappen krijgt, maar toch zou
den zq ons hier graag vasthouden en een stelletje di
plomaten dingen laten beslissen, die tenslotte ulleen
door het zwaard kunnen worden beslist.
Dus hoe eerder er dan op losgeslagen wordt, hoe
beter, oordeelde Marston, terwijl hij zijn paard weer
aanzette.
Als ze U wéér mochten tegenhouden: het wacht
woord is Baden, lichtte de officier in. De tent van
den Hertog is een halve mijl verder; U rijdt tot den
top van de helling en slaat dan het breede pad aan Uw
rechterhand in; dan kunt U nooit missen.
Na een minuut of tien rijden, bereikten zij de groote
dubbele tent van den beroemden veldheer. Ze kwamen,
op een goed moment, want de Hertog was juist bezig
afscheid te nemen van den Markgraaf van Baden, den
laatst-vertrekkenden van zijn hooggeplaatste bezoekers
De beide generaals begroetten elkaar plechtstatig; de
Markgraaf steeg te paard, terwijl een adjudant den
stijgbeugel vasthield. Kaarsrecht in den zadel reed hij
weg.
Marlborough keek hem na met een ondoorgrondelij-
ken blik in zijn fijne oogen, die hij dichtkneep of hij al
zijn waarnemingen in één punt wilde concentreeren.
Marston begreep dat hij niet zoozeer keek naar den
wegrijdenden veldheer, die nominaal met hetzelfde ge
zag was bekleed als hij en die hem bij iederen stap den
/oet dwars zette, maar in de wijde verte in de toekomst
Marston had den teugel gevierd; Moonstone boog den
.top qu knabbelde aan een paar lange grashalmen die
Eon geval uit do praktijk van
Dr. KURT VON HOLDAU,
Advocaat en detective.
Vervolg.
De grauwen Decembermiddag was in een vochtigen,
donkeren, winteravond overgegaan. Van de overzijde
van de Elbe waren dreigende nevelbanken aangedrevon,
die zich loodzwaar, over do huizon dor stad hadden
gelogd cn de etraten in eon bijna-ondoordrlngbaur
duister hulden.
De straatlantaarns leken rossige stippen in het ne
velige donker. Het stadsrumoer scheen gesmoord in
een verlammende, doffe melancholie, die door de muren
en vensters der huizen drong en zich op de harten der
menschen legde.
Consul Olscn stond bij het venster en staarde uit in
do duisternis. Hij had het gevoel van God en de mon-
schon verlaten to z'jn. Van Kurt von Holdau geen spoor,
den hoelen, tergend-langen avond niet Een klok in
huis sloeg elf uur. Van de straat kwam geen geluid.
Van d® har*verweg droeg «3.® nachtwind h«t gehuil
van een slr®n® over, klagelijk en spookachtig.
Olsen wendde zich van het venster en ging naar zijn
slaapkamer. Hij tuurde nog even in den vochtigen, ne-
veligen tuin; toen draaide hij het licht uit en ging nrar
bed.
Urenlang woelde hij slapeloos heen en weer. Steeds
weer dook het gezicht van dien Rus van vanmiddag
voor hem op. Eindelijk viel hij in een lichten sluimer,
Eén keer meende hij zachte voetstappen in den tuin te
hooren; in een oogenblik was hij klaar wakker, sprong
uit bed en vloog op het venster toe, maar er was niets
te zien. Opgewonden ging hij weer liggen; zijn overprik
kelde zenuwen konden hem wel parten hebben gespeeld,
dacht hij. Ten slotte viel hij opnieuw in een onrustigen
slaap.
Midden ln den nacht werd hij wakker, doordat hij een
stem zijn naam hoorde noemen. Hij richtte zich in bed
op, tastte sidderend naar zijn revolver die naast hem
op het nachtkastje lag. Op dat oogenblik sloeg in de
hall de groote klok: drie uuri
Consul Olsen omklemde met bevende hand de revol
ver en spande den haan. Daarop stond hij op, pogend
om zoo min mqgelijk geluid te maken, glipte naar de
deur en keek dóór het sleutelgat In zijn studeerkamer
was het donker. Hij hield de revolver gereed, trok met
één ruk de deur van zijn werkkamer open en draaide
in het volgend oogenblik het electrische licht aan.
In het midden van de kamer stond, met den rug naar
hem toe, een man.
Wat doe Je hier, riep dé Consul luid en hij wilde
op den vreemde aanleggen, toen deze zioh omdraaide
en met een beleefden glimlach zei:
Goeden avond, mijnheer Olsen.
De aangesprokene staarde den vreemde alsof deze
een geest was en liet het vuurwapen op den grond val
len. Vóór hem stond... Kurt von Holdau!
Ik heb U lang laten wachten, nietwaar meneer
Olsen? Ik heb ook inderdaad een heeleboel te doen ge
had in den tusschentijd. U zult het direct merken. Ik
ben U overigens een paar verklaringen schuldig. Wilt
U zich niet liever eerst aankleeden?
Niet noodig. Ik heb een warme pyama aati, dat
lijkt me voldoende
Om te beginnen, begon von Holdau, moet ik U
eigenlijk een verwijt ervan maken dat U mij niet de
volle waarheid verteld heb. Of beter gezegd, U hebt mo
niet alles verteld wat U wist U hebt mij bijvoorbeeld
niet gezegd dat U Rus van geboorte en Uw eigenlijken
naam Feder Maljutln ia.
De Consul deed een paar stappen in de richting van
zijn nachtelijken gast en maakte een beweging alsof hij
hem bij den arm wilde pakken. Maar hij liet de opge
heven arm weer zinken en staarde den advocaat in
stomme verbazing aan.
Ik kan U nog meer vertellen, meneer Olsen, ver
volgde Kurt von Holdau, Ongeveer dertig jaar ge
leden bent U als politiek misdadiger naar Siberië ver
bannen. In de Siberische goudwinningen aan de Je*
nlssei en aan de Tungusna hebt U verscheidene Jaren
gewerkt Op een dag vond een van Uw medegevange
nen eon klomp goud en h et gelukte hem dien te ver-
bergon. Deze schat was bestemd om de vlucht van de
hoole colonne mogelijk te maken. Zoodra oon gunstige
gelegenheid zich voordeed, zou de heelo ofdoellng uit
breken on traohten Amerika of China te bereiken. U
menoor Olsen-Moljutin, kende do plaats waar het goud
verborgen was. Op een donkeren, regenachtigen No-
vembernaoht werd de begeorto naar den gllnsterendon
sohat U te machtig. U roofde dion en nam do vluoht
Terwijl Uw vroegere lotgenooten verder hun straf on
dergingen, dubbel-etreng bewaakt na het slagen van Uw
vlucht, ging U naar Amerika en begon daar met het
vermogon waarvan U zich meester had gemaakt een
nieuw loven.
Kurt von Holdau pauzeerde even en vervolgde toon
op zachtoix toon:
Dt moot toegeven: ln hooi veol oprichten hebt U
getracht Uw verkeerde deed goed te maken. U hebt
hard gewerkt en doet het ook nu nog, U hebt een heele
boel goede gedaan en ook nu gaat U voort mat ln
etllte veol leed te verrechten. Maar Uw medegevang».
ïfVf? 10,11 b,bb,n gerworen wraak la rullen nomen;
ro hebben U Uw daad. dlo re ale laaghartig verraad
boaohouwdon, nooit vergeven. Inmlddela heeft de revolu-
Ue Uw medegevangenen naar Europa toruggebracht en
drie daarvan hebben rich helaet mot de uitvoering van
Ve?i* i,"®' dl' Uw vrocUoro makker» U hadden too-
Wl,n U don ü'udklomp ontatolen
hebt, Borkoweia... en Dyachnlkoff, die due niet, zooele
U niU vertelde, eon Jeugdvriend van waa...
Cooaul Olaon wilde ieta reggon, maar dr. Von Holdau
maakte eon afwerend gebaar.
Val mo niet ln do red©, zei hij er is op het
oogenblik goon tijd voor godachtcnwlaeeltng. Br drolgt
E n n °u U' lMt lk U ,luj' w
teUon. Due die drie, waarover lk U eprvk, rdn kort ge-
leden naar Hamburg gekomen. WeaUaff r üoikowald
f Y ««der twijfel herkend Lebben, el hebt V mij
dat niet durven roggen, meer lk rag glrtoren dat U
aobrok, toen U dien Ruaalacben haar in de auto rag
7 m Uyachhlkoff. Deren, tot wlea U ln Uw
etrafltjd In een min of meer vricndeohappeltlke betrek-
klng aohijnt la hebban geataan, diende om zoo te reg-
Ik bab r0<ler-en oon aan te nemen, dat
SSnt* 1fpdraobl bad O™ Uw rwakke plek op te roeken,
want hun wraak moeit vreeeelUk rijn. WaareohUnlHk
dachten ae dat U kinderen had. waarin ra U rouden
kunnen treffen of leta dorgeltjke, want U eenvoudig te
binnen zijn bereik stonden.
Na oenige oogonbllkiken draaido Marlborough zich om
en toon hij Marston gewaar werd, keek hij met een
heol anderen blik dan waarmeo hij naar don zich ver-
wljderonden figuur van den Markgraaf gestaard had.
ij wenkte: Anthony steeg af, wierp Fagan do teugels
toe en stapte vrijmoedig naar den Opperbevelhebber.
U bent precies op tyd Sir, zei Marlborough, dat
Is oen eigenschap die ik zeer op prijs stel. Zooals U
ziet wordt het kamp opgebroken; het leger zal direct
den opmarsch beginnen.
Marston boog zwijgend.
U kent deze streek goed? De veldheer wees in
Noordelijke richting.
Vrijwel Uwe Genade.
-—Dan zal ik ongetwijfeld veel aan Uw diensten heb
ben. Ik zal instructies geven dat U moet worden be
schouwd als aan mij persoonlijk toegevoegd, vooriooplg
zonder specialen rang; U zult verantwoordelijk zijn aan
mij en aan mij alleen.
HOOFDSTUK V.
EEN OPDRACHT.
Zijne Genade zal U gaarne ontvangen, als U om
zes uur bij hem wilt komen.
Zoo luidde de aanzegging die Marston kreeg van een
van de adjudanten van den Hertog, ongeveer veertien
dagen nadat hij zich bij de strijdkrachten van den groo-
ten veldheer had aangesloten. Om do waarheid te zeg
gen, had hij een dergelijke uitnoodiging de laatste da
gen met eenig ongeduld verwacht Het leger van de
Verbondenen, ongeveer 50.000 man sterk, samengesteld
uit allerlei nationaliteiten, bewoog zich snel voorwaarts
...maar waarheen, dat wist niemand.
In een opgewekte stemming begaf Anthony zich juist
even voor den bestemden tijd naar het hoofdkwartier
van den Opperbevelhebber. De Hertog had zijn intrek
genomen in een boerenwoning aan het eind van een
groote vallei, die geheel gevuld was met tenten, terwijl
op de omringende hoogten sterke posten tegen een
overval waakten.
1 Na enkele oogenblikken gewacht te hebben, werd
Marston binnengelaten in het woonvertrek van de boer
derij. Marlborough zat aan tafel, met een pen in de
hand. Hü was bezig een brief te schrijven, dien hij
echter terzijde schoof, toen 'zijn bezoeker binnentrad>
Er was niemand anders in üe kamer.
De Hertog: «tak rijn hand uit, nadat da Ier eerhledls
gesalueerd had.
Ik heb een vooretel, begon de Jforto*. dat arnar-
rchljniljk evenzeer met utv wenecheo strookt air met de
mljno. Cla ritten.
Wat zijn de drUfveeran die een man boven
kunnen bezielen tot daden? was de plotselinge vraag
die Marston vrU raadselachtig leek, hij antwoord
de prompt:
Ik zou zeggen haat, Uwe Genade... en dan mis
schien eerzucht.
lCn wat denkt U van liefde?
Terwijl hij dit zei, keek hij naar den brief waaraan
hij bezig waa. Die was aan zijh vrouw gericht Er was
een glans van zfichtheld, van teederheld in zijn oogen
op dat oogenblik; de groot© krijgsman werd voor een
moment op den achtergrond gedrongen door den lief
hebbenden echtgenoot
Ik heb geen ervaring in dit opzicht Uwe Genade.
Die krijgen we allemaal op een oogenblik zonder
dat we het verwachten. U bent toch niet hang, om ln
dit opzicht een beetje risico te loopen?
Anthony strekte behagelijk zijn lange boenen uit en
antwoordae glunder:
Ik ben voor niets ter wereld bang; maar zeker
daarvoor niet!
De Schrift zegt: „Die staat rie toe, dat hij niet
valle" klonk het waarschuwend.
Ik zou anders een flinken smak doen, Uwe Genade,
als lk viel: lk ben nogal groot en zwaar vari mezelf!
Des te gemakkelijker zal een vrouw Je om haar
vinger winden reken daar nfaar op, lachte de veldheer.
Maar nu moeten we tot de zaak komen.
De Opperbevelhebber strekte de hand uit naar een
kaart, die op tafel lag.
Kent U dezen streek goed?
Neen, Uwe Genade, ik ben hier nooit in mijn leven
geweest.
Marlborough hield zijn vingor op een gearceerd ge
deelte van de kaart, dat heuvels aanwees.
Dit is plaats waar ik wil dat U heengaat. Het
Kasteel Handbu ligt midden in die heuvelrij; het is bui
tengewoon sterk. Ik wil dat U het vermeesterd en den
tegenwoordigen bewoner ophangt aan een van de kan-
teelen... maar niet den eigenaar!
Hot zal mij een genoegen zijn de opdracht van
Uwe Genade uit te voeren.
Het zal niet gemakkelijk zijn.
Dat maakt het des te aangenamer voor me,