Sciiager Courant GEESTELIJK LEVEN. •e dolende Ridder. De Visitekaartjes. Tweede Blad. De weinigen en de velen. Zaterdag 12 Januari 1929. 72ste Jaargang. No. 8390. >t it (Vervolg.) ALS wij ons een beeld trachten te_ vormen van het geestelijk leven der menschheid, dan zien wij bet alzoo: daar is een eindeloosheid van groepen, waarin de weinigen de velen beïnvloeden. Maar deze weinigen vormen onderling weer kringen, waarin de weinigen tot velen worden. Hieruit volgt, dat er is een schier grenzenlooze differentieering in het geestelijk leven, maar tegelijk ook géén geheel van het andere losstaande leven. Wanneer een nieuwe idéé opkomt in een enkeling, dan wordt zij eerst nèt verloop van lange jaren tot gemeengoed, maar niettemin werkt zij door zelfs daar waar men vijandig daartegenover staat. Als voorbeeld wijs ik op de socialistische idee. Zij komt op bij enkele sterk-ontroerden en diep-gevoelenden, bij droomers als Rotoert Owen, Pourier, Saint-Si- mon. Zij krijgen hunne volgelingen en deze worden de drager» van het socialisme, vormen andere leer lingen en vurige aanhangers, welke, als de wei- n i g e n, deze idee brengen aan de velen. Maar deze weinigen vinden ook heftige bestrijders en ook deze bestrijders pogen de velen die in hun bereik zijn tot vijandschap tegen de idee te voeren. En toch, wanneer te idee levensvatbaar is Ga- maliël zou zeggen, wanneer zij uit God is 1 dan kan zij niet gedood worden. En ze werkt dóór. Zoo zien wij dat b.v. daar, waar de socialistische idee het heftigst wordt bekampt. bij de roomschen en de orthodox-prote3tanten, zij nochtans het denken en gevoelen, d.w.z. het gan- sche geestelijke zijn beïnvloedt. Zoo bekrompen kan geen pastoor of predikant wezen of er is toch wel iets van de moderne idee in hem doorgedrongen en dit weinige gaat, verdund, weer over op de velen, waarvan hij de leider is Hjet gaat er mede als met de mode. Tot in de verste uithoeken werkt deze door. Maar hoe? Een deerne uit de binnenlanden van Drenthe is volstrekt geen elegante Parisionne. Toch heeft de Parijsche mode, langs vele trappen tot haar gekomen, ook aan hare kleedij iets veranderd, al is 't alleen maar zicht baar in de verkorte rok. Hierin schuilt iets moedgevends èn iets bedro.-v vends. Laat mij de vergelijking met de mode nog even mogen vasthouden. Wanneer wij do naar de mode gekleede Parisionne zouden plaatsen naast de Drëiïsthsche deerne, zouden wij een reusachtig ver schil opmerken. Bij de eerste de mode in haar zui verheid, bij de tweede een flauwe, bijna onbemerk bare afschaduwting daarvan. Toch zouden wij een lange reeks van dames tusschen de Parlsienne en de Drenthsche nymf kunnen plaatsen, die den gelei delijken overgang tot het steeds minder zuivere in de mode zouden kunnen aantoonen. Wat blijkt hieruit? Ten eerste dat de mode ondanks alles door werkt, maar ten tweede dat zij verwatert. Welnu insgelijks gaat het met de idee. Het moedgevende is, dat geen enkel mensch zich geheel aan haar onttrekt, maar 't bedroevende is daarnaast, dat zij in een uiterst verdunde oplossing het eigendom wordt der massa. Het moedgevende is derhalve dat ten slotte nie mand geheel en al vreemd blijft aan den geestelij ken vooruitgang, aan de geestelijke evolutie, i Het bedroevende is dat deze vooruitgang door de folen gedwongen wordt tot een tempo, hetwelk nlot anders dan langzaam kim zijn. Daarom duurt hot eeuwen voor oen idee haar stempel drukt op de massa en wordt tot een cultuurmacht. Wanneer in het begin onzer jaartelling de Christelijke idee, ge dragen door de weinigen, gebracht wordt aan de Europeesche wereld, dan zijn er eeuwen noodig om een Christelijke cultuur te scheppen en eerst in 't tijdperk der middeleeuwen kan met recht gesproken worden van een wereld, waarin deze idee levend ïs geworden; dan ademt alles één geest, dan is inder daad de kathedraal de verzinnelijking van het gees tesleven van allen, het hooge symbool der eenheid. De kunst, de literatuur, het huiselijk leven zoowel in de groote stad als in het afgelegen gehucht, let terlijk alles vertoont een gelijken trek. Aan het hof van den vorst, in het huis van den rijken koop man, bij den boer in de verre afgelegenheid, bij den proletariër in de vuile achterbuurt.overal hangt het crucif'v. op allen blikt neer éénzelfde Christus beeld in strakke onbewogenheid luisterend naar de gebeden, welke tot hem worden opgezonden. En voor allen zonder onderscheid is de kerk de veilige toe vlucht en de priester de man Godsl Eeuwen waren noodig om dit te bereiken! Wie echter een weinig filosofisch is aangelegd, laat zich hierdoor niet ontmoedigen. Ik zeg dit zéér in het bijzonder tot hen, die zich rekenen tot de nieuwe menschen in dezen tijd. En onder nieu we menschcn versta ik hen, die beseffen dat zoowel de algemeen gangbare als de nog steeds voortleven de zedelijke opvattingen hun tijd hebben gehad. Dezen nieuwen mensch zien wij inderdaad in de wereld van heden opstaan. Het is alsof hij uitrijst boven den chaos. Want van een chaos, van een ho- pelooze verwarring kunnen wij thans spreken. En deze chaos vindt zijn oorzaak hierin, dat reeds lang zéér velen niet meer kunnen bevredigd worden door wat nog altijd heet te zijn e godsdienst, d e moraal onzer eeuw. Welnu die pieuwe mensch, dien wij zouden kunnen noemen den niet-burgerlijken, omdat hij aan de burgerlijke levensbeschouwing is ontgroeid, die nieuwe mensch vindt om zich heen de wereld der velen en onder die velen is hij de vertegenwoordiger der weinigen. Deze weinigen hebben een taak te vervullen; zij zijn de pionieren van de hoogere levensbeschou wing, welke hun deel is geworden, de uitdragers in de wereld van de nieuwe idee, welke ln'hen is ont waakt Deze taak is zoowel positief als negatief. Positief is zij, voor zoover zij bestaat in het uiten en propageeren van de nieuw verworven inzichten en bovenal in de min of meer gevorderde belevipg daarvan; negatief is zij, voor zoover zij zich richt op de ondermijning en bestrijding van de bestaande inzichten, welke veel taaier zijn, dan gewoonlijk wordt vermoed en soms wel onuitroeibaar schijnen. Vooral bij de volbrenging van deze negatieve taak dreigt de botsing met de velen. Want het is een karakteristieke eigenschap van de velen, dat zij steeds geneigd zijn tot behouden, tot het rustig blij ven bij 't eenmaal verworvene of misschien juister gezegd: bij het eenmaal ontvangen geestelijk goed Het moge waar zijn, dat zij onbewust den in vloed van het nieuwe ondergaan (want dit valt niet te betwijfelen; denkt aan het voorbeeld der mode, zooeven gegeven) desondanks verzetten zij or zich tegen. Want de velen zijn als lastdieren en het is do overtollige ballast der stervende cultuur, welke zij torschen. En het is hun denktraagheid, welke hen weerhoudt om zich van deze ballast te bevrijden. En ballast werkt belemmerend voor de ontwikke ling van het geestelijk leven. En deze ballast wordt gevormd door denkbeelden en leerstollingen, die bij den mensch voortleven, zonder dat daarvoor een redelijke grond bestaat. Hoe ongeloofelljk vast zitten deze er in; 't is of ze met den mensch zijn samengegroeid. FEUILLETON Da w®,ialg®xi hebben ze overwonnen, sdthan» grootendeel», maar de velen, omdat zij d®n moed missen om logisch en consequent door te denken, künnen zich er niet van bevrijden. Zoo zitten duizenden nog gevangen in de opvat ting, dat de bijbel is eon heilig boek, een boek door God aan de schrijvers ingegeven, onfeilbaar, abso luut gezaghebbend. Wanneer men dezen menschen aantoont, dat de bijbel is een verzameling geschrif ten uit verschillende tijden, te boek gesteld door menschen, die verschilden in opvating, die hebben gedwaald, die vergissingen hebben begaan; wan neer men hun zegt dat op vergaderingen van men schen een keuze is gedaan uit vele in omloop zijnde boeken en de lijst (de canon) is vastgesteld; het haat allemaal niets! Hun eenig en eeuwig ant woord blijft: en tóch is de bijbel Gods woord. En wanneer wij vragen, waaróm zij dit gelooven, dan is hun zeggen óf dat 't hun steeds is geleerd, óf dat hun innerlijke ervaring 't getuigt. Maar met volko men hetzelfde recht beweert de Mohammedaan dit van zijn Koran! En desniettemin is er telkens aanleiding om op te merken, dat hij deze zelfde menschen de critisch- wetenschappelijke bijbelbeschouwing niet geheel zonder invloed is gebleven. Ik bezocht eens een natuurhistorisch museum. De directeur, een streng-geloovig katholiek, leidde mij rond en verklaarde mij vele dingen. Hij sprak over de wordingsgeschiedenis der aarde, over het ijstijd- perk, dat zeker een 50000 jaren vóór onze jaartelling valt. En toen waagde ik de opmerking, dat dan toch de bijbelsche voorstelling van een schepping in zes dagen vóór ongeveer 5000 jaren niet meer goudhaar was. En daarop kreeg ik te hooren: Ja, lm aar die dagen hebben wie op te vatten als tijd- trkenl Wat blijkt hieruit? Mij dunkt dit: de man moest resultaten der wetenschap aanvaarden, maar ilde tegelijkertijd zijn bijbel geloof niet prijsgeven n dus worden de dagen omgegoocheld in t ij d- erken! Wij herinneren ons allen de zaak „Geelkerken", welke in ons brave land zooveel stof heeft doen op waaien. Het leek voor sommigen iets onbeduidends. Was dat nu van zoo groot belang of die fameuse slang nu werkelijk had gesproken? Ja dat was van groot be lang, want het staat letterlijk zoo in den bijbel. Eu als men dien bijbel als Gods woord wil blijven be- ischouwon, dan moet men aanvaarden dat dit beest gesproken heeft evenals b.v. de ezel van Bile&m. Gaat men dit ontkennen, dan is in beginsel de waarheid', de autoriteit van den bijbel ontkend. En hiertegen helpt geen handig goochelen, al was het van Bamberg in eigen persoon 1 Dit goochelen bewijst slechts, dat het zedelijk den ken, het buigon voor wat ervaring en wetenschap leeren langzaam aan doordringt ondanks alles. De weinigen weten het; de velen ondergaan hun invloed. En deze invloed groeit; langzaam maar ge stadig. (Het slot de volgende maal.) ASTOR. 4. f Mttterd j Achter twee pa 58 bagage |f' - Ik Een verhaal uit den tijd van den Spaanschen Succissle-Oorlog. (Naar het Engelseh) van MORICE GERARD. r Toen Marston en Fagan in de nabijheid van het tomp kwamen, drong die* onbestemde mengeling van geluid tot hen door, die het naderend opbreken van een aankondigt. Hoornsignalen weerklonken, paarden hinnikten en rammelden met het tuig, potten en ketels tóttterden. ^Achter Marston en Fagan kwaim een Hollander die i pakpaarden leidde, waarop zich hun uitrusting, |ge en tent bevonden. - Ik denk, zei Marston dat we net op tijd zijn; n* h6t-leger zet zich in beweging; ik had er al zoo'n Idee Ui! v&a na de ontmoeting met Prins Eugenius dat er wat ioj broedde. h 71,1 ^olo<:>' da* Selijk hebt. Fagan draaide zich in j0| bet ladel om en keek naar de handpaarden. Ik ge- 'Oof <ht we de moeite van uitpakken kunnen besparen tot we het volgende kampement bereikt hebben. Ze waren op een mul ruiterpad gekomen, dat toe zag gaf tot een van de zijkanten van het kamp. Sol daten in volledig marsohtenue waren overal bezig hun wapenrustlgen vast te gespen, in afwachting van het commando tot vertrek. Een officier van een van de En- e sche regimenten hield de beide naderende mannen aan. toisto at V°ert U hlerheen Slr? wendde WJ zich tot 2ir Ik kom op order van den Hertog van Marlborough We Genade heeft mij opgedragen om mij tegen den m'^ag hier bij hem te melden. daan °*f'°'er s°heen door dit antwoord volkomen vol- Hertn ~uDjin moet U voort-maken, Sir, zei hij. De boog,.! *71 °P het °°kenblik een bespreking met de hoe le. of*,cleren- Ais die afgeloopen is, zal de voor- J"1 het leger zioh direct in beweging zetten, ben blij dit te hooren, merkte Marston op. Waarom? De kwartieren sijn hier heel aangenaam. Dat zal wel, Maar lk hen hier niet gekomen ook van aangonamo kwartieren te genieten. die kan lk elders nog plelzleriger vindon, maar om to zien vechten en zelf mee te doen onder den grootsten veldheer die ooit geleefd heeft. De Engelsche officier knikte. U zult den Hertog welkom zijn Sir. zei hij. U bent de soort die hij graag heeft. Niet iedereen denkt zooals U. Laat hij zich dan van die anderen losmaken! Uw diplomatie zou gemakkelijk genoeg door te voeren zijn als de Engelschen de eenlgen waren met wie rekening moest worden gehouden. Terwijl de officier sprak, keek hij naar de tegenover liggende helling, waar een groep flegmatieke Hollan ders hun lange pijpen stonden te rooken en blijkbaar den staat van zaken grondig aan het bediscussieeren waren. Die meneeren daar, zei hij, hebben er alle belang bij dat de vijand ferme klappen krijgt, maar toch zou den zq ons hier graag vasthouden en een stelletje di plomaten dingen laten beslissen, die tenslotte ulleen door het zwaard kunnen worden beslist. Dus hoe eerder er dan op losgeslagen wordt, hoe beter, oordeelde Marston, terwijl hij zijn paard weer aanzette. Als ze U wéér mochten tegenhouden: het wacht woord is Baden, lichtte de officier in. De tent van den Hertog is een halve mijl verder; U rijdt tot den top van de helling en slaat dan het breede pad aan Uw rechterhand in; dan kunt U nooit missen. Na een minuut of tien rijden, bereikten zij de groote dubbele tent van den beroemden veldheer. Ze kwamen, op een goed moment, want de Hertog was juist bezig afscheid te nemen van den Markgraaf van Baden, den laatst-vertrekkenden van zijn hooggeplaatste bezoekers De beide generaals begroetten elkaar plechtstatig; de Markgraaf steeg te paard, terwijl een adjudant den stijgbeugel vasthield. Kaarsrecht in den zadel reed hij weg. Marlborough keek hem na met een ondoorgrondelij- ken blik in zijn fijne oogen, die hij dichtkneep of hij al zijn waarnemingen in één punt wilde concentreeren. Marston begreep dat hij niet zoozeer keek naar den wegrijdenden veldheer, die nominaal met hetzelfde ge zag was bekleed als hij en die hem bij iederen stap den /oet dwars zette, maar in de wijde verte in de toekomst Marston had den teugel gevierd; Moonstone boog den .top qu knabbelde aan een paar lange grashalmen die Eon geval uit do praktijk van Dr. KURT VON HOLDAU, Advocaat en detective. Vervolg. De grauwen Decembermiddag was in een vochtigen, donkeren, winteravond overgegaan. Van de overzijde van de Elbe waren dreigende nevelbanken aangedrevon, die zich loodzwaar, over do huizon dor stad hadden gelogd cn de etraten in eon bijna-ondoordrlngbaur duister hulden. De straatlantaarns leken rossige stippen in het ne velige donker. Het stadsrumoer scheen gesmoord in een verlammende, doffe melancholie, die door de muren en vensters der huizen drong en zich op de harten der menschen legde. Consul Olscn stond bij het venster en staarde uit in do duisternis. Hij had het gevoel van God en de mon- schon verlaten to z'jn. Van Kurt von Holdau geen spoor, den hoelen, tergend-langen avond niet Een klok in huis sloeg elf uur. Van de straat kwam geen geluid. Van d® har*verweg droeg «3.® nachtwind h«t gehuil van een slr®n® over, klagelijk en spookachtig. Olsen wendde zich van het venster en ging naar zijn slaapkamer. Hij tuurde nog even in den vochtigen, ne- veligen tuin; toen draaide hij het licht uit en ging nrar bed. Urenlang woelde hij slapeloos heen en weer. Steeds weer dook het gezicht van dien Rus van vanmiddag voor hem op. Eindelijk viel hij in een lichten sluimer, Eén keer meende hij zachte voetstappen in den tuin te hooren; in een oogenblik was hij klaar wakker, sprong uit bed en vloog op het venster toe, maar er was niets te zien. Opgewonden ging hij weer liggen; zijn overprik kelde zenuwen konden hem wel parten hebben gespeeld, dacht hij. Ten slotte viel hij opnieuw in een onrustigen slaap. Midden ln den nacht werd hij wakker, doordat hij een stem zijn naam hoorde noemen. Hij richtte zich in bed op, tastte sidderend naar zijn revolver die naast hem op het nachtkastje lag. Op dat oogenblik sloeg in de hall de groote klok: drie uuri Consul Olsen omklemde met bevende hand de revol ver en spande den haan. Daarop stond hij op, pogend om zoo min mqgelijk geluid te maken, glipte naar de deur en keek dóór het sleutelgat In zijn studeerkamer was het donker. Hij hield de revolver gereed, trok met één ruk de deur van zijn werkkamer open en draaide in het volgend oogenblik het electrische licht aan. In het midden van de kamer stond, met den rug naar hem toe, een man. Wat doe Je hier, riep dé Consul luid en hij wilde op den vreemde aanleggen, toen deze zioh omdraaide en met een beleefden glimlach zei: Goeden avond, mijnheer Olsen. De aangesprokene staarde den vreemde alsof deze een geest was en liet het vuurwapen op den grond val len. Vóór hem stond... Kurt von Holdau! Ik heb U lang laten wachten, nietwaar meneer Olsen? Ik heb ook inderdaad een heeleboel te doen ge had in den tusschentijd. U zult het direct merken. Ik ben U overigens een paar verklaringen schuldig. Wilt U zich niet liever eerst aankleeden? Niet noodig. Ik heb een warme pyama aati, dat lijkt me voldoende Om te beginnen, begon von Holdau, moet ik U eigenlijk een verwijt ervan maken dat U mij niet de volle waarheid verteld heb. Of beter gezegd, U hebt mo niet alles verteld wat U wist U hebt mij bijvoorbeeld niet gezegd dat U Rus van geboorte en Uw eigenlijken naam Feder Maljutln ia. De Consul deed een paar stappen in de richting van zijn nachtelijken gast en maakte een beweging alsof hij hem bij den arm wilde pakken. Maar hij liet de opge heven arm weer zinken en staarde den advocaat in stomme verbazing aan. Ik kan U nog meer vertellen, meneer Olsen, ver volgde Kurt von Holdau, Ongeveer dertig jaar ge leden bent U als politiek misdadiger naar Siberië ver bannen. In de Siberische goudwinningen aan de Je* nlssei en aan de Tungusna hebt U verscheidene Jaren gewerkt Op een dag vond een van Uw medegevange nen eon klomp goud en h et gelukte hem dien te ver- bergon. Deze schat was bestemd om de vlucht van de hoole colonne mogelijk te maken. Zoodra oon gunstige gelegenheid zich voordeed, zou de heelo ofdoellng uit breken on traohten Amerika of China te bereiken. U menoor Olsen-Moljutin, kende do plaats waar het goud verborgen was. Op een donkeren, regenachtigen No- vembernaoht werd de begeorto naar den gllnsterendon sohat U te machtig. U roofde dion en nam do vluoht Terwijl Uw vroegere lotgenooten verder hun straf on dergingen, dubbel-etreng bewaakt na het slagen van Uw vlucht, ging U naar Amerika en begon daar met het vermogon waarvan U zich meester had gemaakt een nieuw loven. Kurt von Holdau pauzeerde even en vervolgde toon op zachtoix toon: Dt moot toegeven: ln hooi veol oprichten hebt U getracht Uw verkeerde deed goed te maken. U hebt hard gewerkt en doet het ook nu nog, U hebt een heele boel goede gedaan en ook nu gaat U voort mat ln etllte veol leed te verrechten. Maar Uw medegevang». ïfVf? 10,11 b,bb,n gerworen wraak la rullen nomen; ro hebben U Uw daad. dlo re ale laaghartig verraad boaohouwdon, nooit vergeven. Inmlddela heeft de revolu- Ue Uw medegevangenen naar Europa toruggebracht en drie daarvan hebben rich helaet mot de uitvoering van Ve?i* i,"®' dl' Uw vrocUoro makker» U hadden too- Wl,n U don ü'udklomp ontatolen hebt, Borkoweia... en Dyachnlkoff, die due niet, zooele U niU vertelde, eon Jeugdvriend van waa... Cooaul Olaon wilde ieta reggon, maar dr. Von Holdau maakte eon afwerend gebaar. Val mo niet ln do red©, zei hij er is op het oogenblik goon tijd voor godachtcnwlaeeltng. Br drolgt E n n °u U' lMt lk U ,luj' w teUon. Due die drie, waarover lk U eprvk, rdn kort ge- leden naar Hamburg gekomen. WeaUaff r üoikowald f Y ««der twijfel herkend Lebben, el hebt V mij dat niet durven roggen, meer lk rag glrtoren dat U aobrok, toen U dien Ruaalacben haar in de auto rag 7 m Uyachhlkoff. Deren, tot wlea U ln Uw etrafltjd In een min of meer vricndeohappeltlke betrek- klng aohijnt la hebban geataan, diende om zoo te reg- Ik bab r0<ler-en oon aan te nemen, dat SSnt* 1fpdraobl bad O™ Uw rwakke plek op te roeken, want hun wraak moeit vreeeelUk rijn. WaareohUnlHk dachten ae dat U kinderen had. waarin ra U rouden kunnen treffen of leta dorgeltjke, want U eenvoudig te binnen zijn bereik stonden. Na oenige oogonbllkiken draaido Marlborough zich om en toon hij Marston gewaar werd, keek hij met een heol anderen blik dan waarmeo hij naar don zich ver- wljderonden figuur van den Markgraaf gestaard had. ij wenkte: Anthony steeg af, wierp Fagan do teugels toe en stapte vrijmoedig naar den Opperbevelhebber. U bent precies op tyd Sir, zei Marlborough, dat Is oen eigenschap die ik zeer op prijs stel. Zooals U ziet wordt het kamp opgebroken; het leger zal direct den opmarsch beginnen. Marston boog zwijgend. U kent deze streek goed? De veldheer wees in Noordelijke richting. Vrijwel Uwe Genade. -—Dan zal ik ongetwijfeld veel aan Uw diensten heb ben. Ik zal instructies geven dat U moet worden be schouwd als aan mij persoonlijk toegevoegd, vooriooplg zonder specialen rang; U zult verantwoordelijk zijn aan mij en aan mij alleen. HOOFDSTUK V. EEN OPDRACHT. Zijne Genade zal U gaarne ontvangen, als U om zes uur bij hem wilt komen. Zoo luidde de aanzegging die Marston kreeg van een van de adjudanten van den Hertog, ongeveer veertien dagen nadat hij zich bij de strijdkrachten van den groo- ten veldheer had aangesloten. Om do waarheid te zeg gen, had hij een dergelijke uitnoodiging de laatste da gen met eenig ongeduld verwacht Het leger van de Verbondenen, ongeveer 50.000 man sterk, samengesteld uit allerlei nationaliteiten, bewoog zich snel voorwaarts ...maar waarheen, dat wist niemand. In een opgewekte stemming begaf Anthony zich juist even voor den bestemden tijd naar het hoofdkwartier van den Opperbevelhebber. De Hertog had zijn intrek genomen in een boerenwoning aan het eind van een groote vallei, die geheel gevuld was met tenten, terwijl op de omringende hoogten sterke posten tegen een overval waakten. 1 Na enkele oogenblikken gewacht te hebben, werd Marston binnengelaten in het woonvertrek van de boer derij. Marlborough zat aan tafel, met een pen in de hand. Hü was bezig een brief te schrijven, dien hij echter terzijde schoof, toen 'zijn bezoeker binnentrad> Er was niemand anders in üe kamer. De Hertog: «tak rijn hand uit, nadat da Ier eerhledls gesalueerd had. Ik heb een vooretel, begon de Jforto*. dat arnar- rchljniljk evenzeer met utv wenecheo strookt air met de mljno. Cla ritten. Wat zijn de drUfveeran die een man boven kunnen bezielen tot daden? was de plotselinge vraag die Marston vrU raadselachtig leek, hij antwoord de prompt: Ik zou zeggen haat, Uwe Genade... en dan mis schien eerzucht. lCn wat denkt U van liefde? Terwijl hij dit zei, keek hij naar den brief waaraan hij bezig waa. Die was aan zijh vrouw gericht Er was een glans van zfichtheld, van teederheld in zijn oogen op dat oogenblik; de groot© krijgsman werd voor een moment op den achtergrond gedrongen door den lief hebbenden echtgenoot Ik heb geen ervaring in dit opzicht Uwe Genade. Die krijgen we allemaal op een oogenblik zonder dat we het verwachten. U bent toch niet hang, om ln dit opzicht een beetje risico te loopen? Anthony strekte behagelijk zijn lange boenen uit en antwoordae glunder: Ik ben voor niets ter wereld bang; maar zeker daarvoor niet! De Schrift zegt: „Die staat rie toe, dat hij niet valle" klonk het waarschuwend. Ik zou anders een flinken smak doen, Uwe Genade, als lk viel: lk ben nogal groot en zwaar vari mezelf! Des te gemakkelijker zal een vrouw Je om haar vinger winden reken daar nfaar op, lachte de veldheer. Maar nu moeten we tot de zaak komen. De Opperbevelhebber strekte de hand uit naar een kaart, die op tafel lag. Kent U dezen streek goed? Neen, Uwe Genade, ik ben hier nooit in mijn leven geweest. Marlborough hield zijn vingor op een gearceerd ge deelte van de kaart, dat heuvels aanwees. Dit is plaats waar ik wil dat U heengaat. Het Kasteel Handbu ligt midden in die heuvelrij; het is bui tengewoon sterk. Ik wil dat U het vermeesterd en den tegenwoordigen bewoner ophangt aan een van de kan- teelen... maar niet den eigenaar! Hot zal mij een genoegen zijn de opdracht van Uwe Genade uit te voeren. Het zal niet gemakkelijk zijn. Dat maakt het des te aangenamer voor me,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1929 | | pagina 5