Geestes-Sport en Hersen-Gymnastiek VOOR ONZE SCHAKERS. 81 iöf HS 'tgr' m Si SS fgg jgj jül IIP !S ÉÖl UB VOOR ONZE DAMMERS. EVENTJES DENKEN. d=b LIEBERMANN! HET NOODLOT VAN BERTUS B0MPERS. Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 26 Januari 1929. No. 8398. Vraagstuk No. 276. m m k mm Wk Vraagstuk No. 277. m 9 m ut if i§ ÉH m m m m m fj§ m ip Hf 8 8 m m Wi lil 9 ÉS 8 ÉP Vraagstuk No. 274. ,.xxxxxooooo Vraagstuk No. 275. onder leiding van GEO VAN DAM. i van. F. Healy (pl.m. 1870). Zwart: 8. mm mm Wk 'ti'4 w. i g «a b c d e Wit: 6. De diagramstand moet luiden: Wit Khl, Db8, Pc4, Ld3, en twee pionnen op a3, en c2. Zwart Kd4, Le5, en een pion op oö. Wit speelt en geeft mat In drie zetten. OPLOSSING PROBLEEM No. 272, van W. Kortellng, Amsterdam. De diagramstand was: Wit Kdl, Df8, Pb4, PgS, La8. I Zwart Ke4, en twee pionnen op d2 en e4. Wit speelt hier als sleutelzet Ld3. Op zwart's ed3 zou volgen wit. 2. Pa6. Op zwart's 1. eS. Wit 2. Pf8. En op 1. Kd4. Wit 2. Pe4, steeds met mat op den derden zet. De pro blemen van Kortellng, zegt Weenlnk, zijn altijd fijn en en geacheveerd, nimmer grootsch; hij doet eohtor ook I geen poging tot groot werk over te gaan. En toch 1 laten zijn lieve probleempjes bij mij altijd het gevoel achter: „jammer, dat 't zoo klein is". van P. Kleute Jr., Den Kaag. Zwart: 4. Wm -7,y ï':3 Wit: T. j De diagramstand in cijfers behoort te zijn: Zwart 8 lijven op 810, en een dam op 25. Wit 7 schijven op 19, 20, 23, 24, 4042. Wit speelt en wint OPLOSSING PROBLEEM No. 273. van N. de Haas, Rotterdam, f De diagramstand in cijfers was: Zwart 9 schijven OP i, 7, 9, U, 17, 19, 21, 24 en 25. Wit 9 schijven op 28, H-38, 85, 37, 41, 42 en 49. Wit speelt 31—27. Op 11—16 volgt van wit 27—22. Antwoordt zwart nu met 711, dim volgt 33—29, 28X39 en 82X3. Speelt zwart echter 7-12, dan 22X11, 33—29, 32-27, en 37X& Zwart zou ook kunnen spelen 1923, dan wit 22X2, zwart 2329, Wt 2X30, zwart 29 X 36, wit 80—24. Ook 24—29 van ■wart leidt tot verlies door 22x2, 29X36 en 2X24. Speelt zwart na wit's eersten zet 2126^dan wint Pit ln dit geval met 27—21, zwart 7—12, wit 21—16, part 26— 31, wit 16X18, zwart 31—36, wit 23—23, zwart 86X29 en wit 23X3. CORRESPONDENTIE. A. B., Sint-Maarten. De stand, dien U thans opgeeft is niet te winnen en is dua Uw veronderstelling tolat Hoogstens kan men daarin op een zetje spelen. heeft da eerste keer de positie opgegeven van de v»rk»erde zijde van het bord, vandaar de verwarring. EEN VER WISSELPROBLEEM. Trek op een stuk papier een rechthoekige figuur, in twaalf vakjes verdeeld, en plaats in de eerste tien vakjes, links te beginnen, tien geldstukjes, om den ander een cent en oen stuiver. De opgave bestaat nu hierin, dat men de geldstukjes twee aan twee ver schuift en zoodoende de 5 oenten en de 5 stuivers zonder tusschenruimte naast elkaar komen te staan. Dit moet dus in vijf zetten geschied zijn, waarna dan links twee open vakjes moeten gevonden worden. Ver volgens moeten ze eveneens in 5 zetten, telkens twee aan twee, naar hun plaats terug bewogen worden. In. den aanvang ls de plaatsing dua als volgt waarbij een cirkeltje een cent, een kruisje eea stuiver en een punt een open vakje aanduidt OXOXOXOXOX., Na 5 zetten moet de opstelling dan zijn. DE r.IAGLSCHE HAND. Gij zegt dat gij iemand in zijn linkerband iets zult leggen, dat hij onmogelijk ln zijn rechter hand kan nemen. Hoe kan men dat Maar spelen? OPLOSSINGEN DEK PUZZLES uit ons vorig nummer. No. JTO. „DE STADSPOORTEN". Bij het begin had hij drie gulden en vijf centen. Den eersten dag betaalt hij één stuiver aan de poort, geeft in de stad f 1.50 uit betaalt bij het verlaten der stad weer een stuiver en houdt dus f 1.45 over. Den volgenden dag betaalt hij bij het binnengaan weer een stuiver, geeft 70 ets. in de stad uit heeft nu, na liet verlaten der stad (als hij bij het gaan door de poort weer een stuiver betaald heeft) nog 10 s'.ul- ver over. Den derden dag betaalt hij andermaal 5 cent bij het in en uitgaan der stad, en geeft nu 30 cent uit in de stad, bij zijn thuiskomst heeft hij dus nog 25 cent over. Den laatsten dag geeft hij in do etod 10 cent uit en heeft bij zijn thuiskomst nog 6 cent over, omdat weder om 2 keer 8 centen aan de poorten betaald zijn. Om tot de oplossing van dit vraagstuk te komen, deen we aldus: Op den 4den dag betaalt hij bij het verlaten, der stad 5 cent en heeft nu nog 5 cent over, dat is te samen 10 cent. Hij had de helft van zijn be zitting in de stad verteerd, dus was zijn totale bezitting dien dag 20 cent, uitgezonderd zijn vijf centen die 'hij bij het binnenkomen der stad moest betalen. Dus den vorigen avond thuis bezat hij 25 cent En de stuiver dien hij dezen vorigen avond betaalde om uit de stad te komen, maakte dua zijn bezitting vóór 't uitgaan der stad tot 30 cent Te voren had hij juist deze som uitgegeven, dua bij het binnenkomen der stad op dien derden dag bezat hij 60 cent. Aldus doorgaande komen we gemakkelijjc en op logische wijze tot de oplossing. No. 27L „EEN LUCIFERS-KUNSTJE". Neem de vier lucifers weg der béide bovenhoeken, en de middelste lucifers aan de onderzijde. Men heeft nu si echts drie vierkanten over. Aldus: Oeen tijd meer (Everybody's Weeldy Heeft Jack je gisteren avond eea nachtzoo gegeven? Nee, Waarom met? Gekibbeld? Nee, maar het zou te laat voor hem geworden zijr Radfo fs prachtig: schitterend! Maar Oom, U luistert er nooit naari Nee, maar je tante lederen avond. (Meggendorfer Bl&tter) Liebermann, de gladde vogel Is nu dan toch maar geknipt, Ook al wa9 hij door de mazen van het fijne net geglipt, Want de Finsche pracht-politie Bleek den sterken man te sterk. Hij mag nu vo'orloopig rusten- Op de lauweren van zijn werkl Krijgt hij nu een zittend leven Bij een welbekende bank, Met twee welbeslagen deuren, En een degelijken klank? Zal men hein als heer behand'len, Komt ie hier als kind in huis, Wordt hij veilig opgeborgen In een inbraak-vrije kluis?! Detectives, weest voorzichtig, Weest niet uit beleefdheid dom, Houdt hem stevig in de gaten, Geeft ons Liebermann weerom! Brengt hem veilig als een pandbrief Naar het wachtend Nederland, Heel ons volk heeft wat te vragen Aan Uw rijken arrestant! Liebermann, waar zijn de duiten? Weet Je daar nu niets meer van, Al de zuur verdiende centjes Van don armen kleinen man?! De millioenen, die verdwenen, Door een welverzorgde hand, Uit de armelijke spaarpot Van den kleinen boerenstand?! Liebermann, de stille zwoegers Hebben eens hun schamel geld Voor je deftige loketten Op het marmer neergeteld 1 En al waagde Je een gokje, Dat doet ieder op zijn tijd, Maar veel huiverende oudjes Zijn voor goed hun toekomst kwijt! Heb Je werk'lijk advocaten Die straks voor de rechtbank staan, Van de wet een nooddeur makend, Om je vrij te laten gaan? Weet dan, dat hier wordt gevonnisd, Dag je bij de uitspraak neer, Naar de ongeschreven wetten Der maatschappelijke eerll Januari 1929. (Nadruk verboden.) KROES. Vrij naar een Engeïsch gegeven, door SEROLF, (Nadruk verboden. Alle rechten voorbehouden). Het kan wezen, dat het ook voor een groot deel aan mij lag, maar in Ieder geval zag dlo man er een klein beetje onwaarschijnlijk uit Hij had een broek aan, die het wildo laten voorkomen, alsof zijn eige naar iemand was van meer dan tweehondordvijftig pond, en de man was zóó mager, dat men zijn ribben kon hooren ratelen, als hij ademhaalde. En z#n jas glom. Van plezier zou men zoo denken. inder daad was hot van ouderdom. En om de maat nog vol te maken, waren er in het veihaal van den man ook een paar dingen, die niet klopten. Alles was even verdacht Aan den anderen kant was ik nu ook juist niet in oen goeie ©temming, om verhalen van een an der aan te hooren. Dat kwam zoo. 33c was naar Kromme Khiedorp geweest om namens mijn vrouw een bezoek te brengen aan mijn schoonmoeder, die nu niet bepaald iets tegen me heeft doch alleen mij maar niet ver geven kan, dat Ik geboren ben. Het onderhoud was niet lang, doch hevig, en ik spoedde mij «n»r het station, waar ik net de eenigste sneltrein, die er stop te. zag wegrijden. Op het bord, waarop de vertrek tijden stonden aangegeven, las ik, dat de volgende trein, een uur later, om 8.10 niet zou gaan, omdat die was uitgevallen, de trein van 9.15 liep alleen op Zon dagen, de 9.30 was 1% uur vertraagd, en de 10.10 liep al leen 's zomers. Zoodat ik de 10.45 moest nemen, een boemel trein, die aan alle stations, bruggen, zijwegen, wissels en andere stopplaatsen zou stoppen. Ik moest dus drie uur wachten, op het open perronnotje, waar een ijswlnd loeide, die de olielampen uitblies en mijn teenen tot ijsklompen maakte. Begrijpelijk, dat ik dua alleen wilde zijn, om hat perron op en neer te Ifö- beeren, om denkbeeldige stationchefs te vcrwenschen, vun den presldentrcommlssaria tot den Jongsten wit kiel toe. Ik probeerde alle automaten op het station. De chocolade-automaat slikte mijn dubbeltje in, maar gaf niets terug. Geen chocola en geen dubbeltje. De waarzeg-automaat voorspelde me donkere onheilen, zware flnancieele verliezen en nog meer. Vier kso* gooide ik vier oenten in den weeg-automaat. En elite keer woog ik minder. Wat begrijpgelijk was, omdat ik mezelf liep „op te vreten", zooals men dat noemt. Nou. en om troost te zoeken, kwam ik in de wacht- kamer. De kachel was natuurlijk uit en de wind blies erin, zoodat het een bulderende ijsberg was. En bij i. dien ijsberg stond; de man zich te waren. Hij scheen op mij gewacht te hebben, om in een woordenvloed los te barsten. En voordat ik weer naar buiten kon ren nen, had hij al gezegd, dat het beestachtig weer was, en dat het een beestachtige wachtkamer was en een beestachtige streek, om geen kachel aan te hebben. Aan den muur van-de wachtkamer hing één enkele plaat, waarop een blauwe zee was geschilderd en een man in een badpak, wat me koude rillingen bezorgde. Bovendien hing de plaat scheef. De man volgde mijn blikken en ging voort: „Ja, meneer, daar heb ik ook al naar gekeken. En dat doet me denken aan die arme Bertus Bompers. Die had een zoon, die veel reisde. Sommigen zelden, dat die altijd voortvluchtig was, en een ander beweer de, dat hij handelsreiziger was. Maar bij had In leder geval een kast vol linnengoed, met namen van alle stations en hotels in Europa. Dio zoon was op een goeien dag op reis in Saksen en stuurde zijn vader toen een gekleurde ansichtkaart toe, met den scheven toren van Zunderdorp er op. Die prachtige kaart zat in een lijstje en daarom wou en zou Bertus Bompers dat schilderij aan den muur hangen, de arme IfereL Nou, hij nam meteen een trap en hing het ding behoorlijk op. En stapte van het trapje af, om te kijken of het recht hing. Maar die scheve toren was natuurlijk scheef. En wat doet die brave Bertus Bompers? Hij klimt weer op do trap, en trekt hem recht! Maar, sakkerju, toen h<ng de lijst soheef! En toen hij ze alle twee recht dacht to hebben, was het net of het plafond schoof lag. Drie dagen lang is die arme Ko- bua daar mee bezig geweest En, toen kwam ik toe vallig bij 'm, om oen kaartje te leggen. En wat zie ik? Die stumper zag groen en geel en probeerde met zijn handen het p'pfond op te houden, omdat hij dacht, dat het dadelijk naar beneden zou vallen. HU huilde als een kind..." De onwaarschijnlijke men in do wachtkamer snoof van ontroering en ging voort: „Hij is nooit de ouwe meer geworden, die arme, goeie ouwe Kenderik. En het -weet toch zoo'n aardige snul ter. Hij is heelemaal in de war, en heb het nergens anders over, dan over scheve torens van Zunderdorp »n zakkende plafonds en kromme lijsten. En alle din gen die recht zijn wii hij scheef trékken, en 'Alle scheve dingen trekt hij recht als hij kan. En als ie h<öt niet kan, begint hij te huilen. Nou hebben we een soort collecte gehouden, om die arme ouwe Barend te helpen, en nou komen we nog net eea daalder ia kort As U misschien er wat voor voelt om een klei nigheid bij te dragen..." Het kan wezen, natuurlijk, dat het voor een groot deel aan mij lag, vanwege de kou en de kapotte auto maten, maar het was wel wat vreemd, dat die arme stumper van die Scheve toren eerst Bertus heette en later Kobus cn Henderik en Barend. En die scheve toren van Zunderdorp ligt heelemaal niet in Saksen. Maar enfin, je mot leven en laten leven, en Jo rech terhand moet niet weten wat Je linkerhand doet. En bovendien, om TJ de waarheid te zeggen, ik had dat kwartje, dat Ik hem gaf, al lang niet vertrouwd, om dat ht zoo raar klonk, als het op marmer viel en dé kleur was zoo looig en het gaf zwart af Dokter, u schreef me voor mijn zeere oog mei brandewijn te wrijven, maart is me absoluut onmo gelijk den brandewijn voorbij mijn mond te krijgen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1929 | | pagina 17