HOEKJE.
DE GROENE GLANS.
de luffrouw en
de Dokter.
VOOR ONZE JEUGD
TKOTSCHK KALKOEN!
4»a hof. op xekTen ke«r,
tkdkcsh trotKh ühb «3 wser.
pstelc! op haer lactoan,
|l julat «en wand'Ung doen.
sog Tol mn het dinar,
gok een borat voor twee.
jj poes too «wart als roet,
ik&lkoensche tegemoet,
eerbiedig: Kd'le vrouw,
ne, dat Ut zoo miauw I
bet ook maar U te seer,
van héél hoog op tnlj neer.
ook, dat ge mij bespot,
toch wacht mij het beste lot,
men eet Uw Hoogheid opl
er lk, bil mijn zwarten kop,
li het de groote vraag:
lk ln m 1) n katten maag??
H. H. DE BRUIN LEÖN
)E NIEUWE FIETS.
(Slot.)
U eens bU den boekhandelaar binnen
nieuwe boeken en schriften te bestel-
was schemeravond. Toen Arnoud terug
1US tot zijn schrik, dat de flets verdwe-
dief was er mee van door. Hoe ver-
arme Jongen. HU keek naar alle
overal, niemand had de flets
meer dan een kreeg hU ten ant-
kon je ook zoo dom zUn, de flets
te zetten." Ja. hoe kon hU ook zoo
Bweest. Maar or was niets aan te doen.
Iets anders op dan de politie te waar
die beloofde goed uit te kUken, maar
kon hem niet worden gegeven,
s de fipts gebleven?
ïeclun avond zocht Arnoud; telkens
zUn flets te herkennen, maar telkens
lok mis. En hoe langer hU zocht, des
Ber werd hU. 't Was ook echt treurig,
nieuwe flets, pas gekregen, opeens te
erllezen. Terneer geslagen kwam hU
Bon anderen dag trok hU er al vroeg
Ook nu was het vergeefs, 't Is te
dat zijn ouders medelUden mot hem
troostten hem zooveel ze konden,
itnd geloofde, dat de mooie flets ooit
Itomen. Toen Arnoud 's middags weer
eel moeder: „Wel Jongen, al dat
ook al niemendal. Het beste ls, af
of de politie geen spoor heeft ge-
ttr wat ik zeggen wou, lk hoor dat
lang niet beter ls. Je moet even bU
un en vragen, hoe hij het maakt.
«Mn dit bord soep mee." Arnoud deed
«ulke boodschappen; vooral nu niet
tver er op uitwilde om weer op zoek
Hl) zei dan ook: „Hè. nu wilt u wat
rlka brengen en laatst zei u nog, dat
too'n ruwe Jongen ls met wlen ik niet
l»an" „Wel wat zou dat? De vader ls
o het niet helpen dat hU z'n ondeu-
igen niet beter ln het oog kan houden
V gauw. Arnoud gehoorzaamde. HU
tord in een witten doek gepakt zoo
[het niet te veel ln het oog viel. Nu
huls bereikt, waar hU moest wezen
'Beur open. „Is daar Iemand?" hoorde
ih. doe als Je blieft gauw de deur
tt zoo."
stoel aat de oude man, met een
Jln knieën. HIJ was erg vermagerd
^etig. Toen Arnoud hem het lek
kere maaltje gaf, lachte hU flauwtjes en eel:
„Je moet Je moeder wel bodanken, mUn jongen,
wat ls ze goed. Hoe het mo gaat? Nu. heel hord
ga lk niet vooruit. Ga daar maar zitten". Arnoud
nam eeu stoel en luisterde een poos naar het
verhaal van den zieke, maar zUn gedachten
waren er niet bU. HU peinsde op middelen om
zUn flets terug te krUgen, en zat dus op heete
kolen en probeerde telkens een gelegenheid te
vinden, om heen te kunnen gaan. Maar de
zieke die alleen thuis zat. was heel blU. dat er
gezelschap was en bleef dus doorpraten. Maar
eindelijk kon Arnoud zloh niet meer bedwingen.
HU stond plotseling op en zei:
,21e zoo, Hendriks, lk moet weg, er zijn nog
meer boodschappen voor me te doen.".
„Nu Jongeheer, nog wel bedankt hoor. Och,
wil je de schuur maar uitgaan? De voordeur
tocht zoo." Wel Ja, waarom zou Arnoud dat
niet doen. HU wenschte den zieken beterschap,
en stapte weg, de donkere schuur door. Juist
wilde hU de deur dicht doen, toen hem Iets
blinkends ln het ocg viel, achter een stapel
turf. HU herinnerde zich, dat zUn moeder hem
voor Klaas gewaarschuwd had en hU dacht aan
de gastolen flets,
En, oi wat- kwam daar achter de turf van
daan? Amouds' flets, hU zag het duidelijk. O.
wat werd de Jongen kwaad. Dat had zeker die
Klaas hem gelapt. Arnoud dacht na. wat hU
moest doen. Zou hU de fiets laten staan en de
politie waarschuwen? Of zou hU haar kort en
goed meenemen en Klaas de waarheid zeggen,
als hU hem tegenkwam? Toen hU aan den zieken
dacht, besloot hU het laatste. Pas was Arnoud de
straat op, of daar kwam Klaas aanzetten. HU
kleurde even, maar groette toch brutaal. Toen
werd Arnoud *oo kwaad, dat hU op hem toeliep
en «el: „Als Je het wéér waagt, aan mUn flets
te komenTegelUk balde hU zUn vuist. Maar
Klaas liet hem niet verder spreken. NauwelUks
had hU de vuist van Arnoud gezien, of hU
maakte, dat hU weg kwam. Toen Arnoud hem
zag wegloopen, begon hU hard te iéichen.
Zoo'n lèfaard; maar toen hU nu, de fiets uit
de sohuur gehaald had en er vrooUJk mee naar
huls «tapte, waren vader en moeder even blU als
hU maar nooit heeft de oude, zieke man ge-
weton hoe leelUk de streek was, die Klaas had
uitgehaald.
(Een winterverhaal).
(Naar het Engelsch, door H. H. de B. L.).
Jimmy Ware stapte ln een stevigen pas
den weg af, die hem uit Dornmouth bracht.
De grond was hardbevroren, zoodat zijn
echoenen klakkend neerkwamen, en de
adem als een wolkje uit zijn mond kwam.
Het zonnetje scheen fijn, maar het kon hem
niet verwarmen.
De handen ln zijn zak, liep Jlmmy, met
gebogen hoofd, rechts noch links kijkend,
voort. Zijn anders zoo vrooUJk gezicht, was
betrokken en het was duidelijk, dat hij
alles behalve ln zijn schik was.
Juist was hU den overweg voorbij, toen
een vreemd geluid tot hem doordrong. Het
was een zacht, klagelijk gejank, begeleid
door een eigenaardig gekrabbel, dat zoo nu
en dan, bij tusschenpoozen, gehoord werd.
Nu had Jlmmy een heel goed hart en zoo
dra hij maar kon denken, dat Iemand hulp
noodig had, bedacht hij zich geen oogen-
bllk. HU kroop do helling af en keek rond.
HIJ hoefde niet lang te zoeken. Vóór hU
dertig stappen verder was, stond hU op den
kant van een vUver, die bevroren was.
Maar ofschoon de vorst reeds dagen ge
duurd had, was de dool Ingevallen en
dreven er schotsen Ijs rond. Op een van
die stukken stond een kleine hond, een
ruwharige terrlei, zeker niet ouder dan een
paar maanden. Het arme dier was inge
sloten, maar deed de grootste moeite om
er af te komen. En toen het traohtte op
een ander vlak te springen, kwam het ln
het open water terecht en probeerde weer
op het ijs te komen, maar zijn kleine poot
jes glibberden telkens weg.
Op het Us waren de krabbels van zUn
pootjes duidelijk zichtbaar. Toen de hond
Jimmy gewaar werd, stak hij zijn tong naar
voren en bleef hem zoo, met open bek en
groote oogen aankijken. Hl] dacht zeker:
„Gelukkig, nu komt iemand me er uit
halen 1"
„Wacht maar, lk kom WJ Je!H riep
Jlmmy. Maar Je moet even geduld hebben,
't Is een allesbehalvo gemakkelijk kar
weitje 1"
Daarin had Jlmmy volkomen gelijk.
Het ijs zou hem misschien niet kunnen
dragen en als het afbrokkelde, of dat hU
doorzakte, zouden hij en de hond verloren
zijn. Maar Jlmmy gebruikte zijn verstand
en zocht rond, of hij Iets zag, dat hem kon
helpen. Ean flink stuk bout, Jawel dkt
lag er en ln een oogen blik had hij het
ln den grond gewerkt. Gelukkig vond hl]
nog *n stuk touw 't was wel hier en
daar vergaan, maar met 'n scherp zakmes,
dat hij gelukkig bij zloh droeg, sneed hij
de slechte stukken door en knoopte de rest
aan elkaar. Nu het touw er omheen ge
slagen en het andere eind om zijn lijf ge
knoopt. Zóó kon hij het wagen en kroop
op handen en voeten naar den kond, dien
hij eindelijk bereikte.
Juist wilde hU weer achterwaarts terug
schuiven, toen het Us vroe«eUJk begon te
kraken en Jlmmy dacht, dat zijn laatste
uurtje was geslagen. Tegelijkertijd hoorde
hU een stem achter zich roepen: „Kalm
aanl ik zal Je wel optrekken, wees maar
niet bang." En werkelijk voelde hij zich
langzaam achteruit trekken. „Niets doen,
niet meeduwen', stil blUven liggen, lk krUg
je wel!" riep de stem weer, en mot den
hond tegen zich aangedrukt, schoof Jimmy
over het Usvlak.
Eindelijk, gelukkig 1 daar voelde hU den
kant en twee armen, die hem overeind hiel
pen. HIJ stond weer op zijn voeten en zei
„dank u wèl!" toen hij zich omdraaiend,
den man zèg, die zijn redder was geweest
en de woorden ln zUn keel stokten.
Want het was een zóó vreemd en schrik
aanjagend mensch, dat voor den Jongen
stond! HIJ was broodmager, had ingevallen
kaken, die hem op een doodskop deden
lUken en waarin oogen fonkelden, zóó
donker, als kolen.
Ineens wist Jlmmy, wie voor hem stond.
Het was kapitein Domlny; ééns de leider
van de vlsschersvloot een man, bekend,
om zijn moed en vooral om zijn groote
kennis van het vlsscherswezen. De kapitein
was nu reeds over de zeventig en stond
getrokken en ln een huisje, vér afgelegen,
bekend als een zonderling, vooral, omdat
hl], zich de laatste Jaren geheel had terug
héél alleen leefde.
„Vertel nu eens hoe Je hier op het Us
kwam?" vroeg Domlny en toen hij zag, dat
de Jongen hem verschrikt bleef aankijken,
zei hU lachend: „Ik zie er wel een beetje
vreemd uit, maar je hoeft heusch niet bang
voor me te zijn. Kom, loop eens mee, dan
kun Je bU mij thuis een warme kop thee
drinken. Dat zal Jou opknappen en Je kef
fertje erbij I"
En naast dei. ouden man, met z'n hond
in den arm, liep Jimmy nu te praten en
te vertellen van alles wat hU wist en ook
van de zorgen, die vader en moeder hadden.
„Het komt door het weer!" zei hij. Zoo
lang de vorst duurt, maakt vader z'n on
kosten niet goed met de vangst en ls
er nog geen sprake, dat het weer omslaat?"
„Ja, Ja," beaamde de oude man, dat
hebben we vroeger zelf ook meegemaakt,
maar een volgend keer zal Je vader weer
betere zaken doen!"
„Een volgend keer kim vader niet eens
gaan!" zuchtte Jlmmy. Vader heeft de
schuit gehuurd en maakte zUn kosten niet
goed en Slmon, u kent hem wol, moet t
geld nog van vader hebben en zal zeker
de boot niet nóg eens geven!"
„Dat ls Jammer!" zei Domlnlque. „Maar
vooruit, nu eerst een kop thee en don praten
we verder."
En zoo zaten Jlmmy en Tom, zooals de
hond gedoopt werd ln het kamertje van den
ouden zeerob, het wonderlijkste hokje, dat
Jlmmy ooit gezien had, vol vreemde koralen
en allerlei, wat op den zeebodem leefde.
Dtè dingen zag hU niet bij vader voor
zulke snuisterijen had deze geen oog.
En toen de Jongen na een hartelijk af
scheid, beloofde gauw terug te komen en
hU den weg naar huls terugging, bedacht
hij, dat hij een heerlijk uurtje had door
gebracht, want dat de oude man heerlUk
verteld had, van alles wat hU ln die lange
Jaren meemaakte.
HU was echter nog niet lang op stap,
toen hU weer de stem van Domlnlque,
die hem achterna was gegaan, hoorde:
„Holat" riep deze, „zeg Je vader uit mUn
naam, dat hU de schuit neemt en er op uit
gaat. De netten moeten morgenochtend
héél vroeg ln zee!"
„Ja!" knikte Jlmmy, die er niets van
begreep.
En thuis vortelde hU alles, van zijn
pogingen op het Us, van den hond, dien hl)
vol trots toonde, van het grappige kamer
tje bU Men kapitein en ten laatste de
boodschap, die deze had meegegeven.
„Och watl" zei vader wat geeft 't? Ik
zal wUzer zUn en de moeite sparen. Zoo
lang t weer zóó blijft en de vorst aan
houdt, ls de handel niets gedaan!" Maar
moeder drong aan en elndelUk gaf vader
toe ook hU wist wel, dat de oude Domlnl
que verstand had op het gebied van de
vlsscherU en zUn raad mééstal Juist was.
Dus ging hU en o wonder! I den
volgenden morgen, toen zU de netten in zee
hadden geworpen, wemelden ze van visch
en nog meer verrast waren de zeelui, toen
Jlmmy's vader, die plotseling strak omhoog
bleef kijken, riep: ,,'n Wolkje!" En zoo wés
het. Grootere wolken kwamen opzetten,
duidend op verandering van weer de
dool viel ln.
En hiei mee werd het voor den handel
beter. Toen ze met de schuit vólgeladen
naar huis kwamen, berekenden ze, dat er
een buitengewone winst was gemaakt, zóó,
dat niet alleen de huur betaald kon worden,
maar een gedeelte der koopsom! En moeder
was nóg gelukkiger dan vader en Jlmmy
danste van plezier en Tommy sprong als
dol tegen hem op.
„Nu gaan we den kapitein bedanken!"
riep vader. „En dan moet je vragen, of hU
meekomt, dan bak lk pannekoeken!" zei
moeder.
Zóó gebeurde en toen de oude Domlnlque
bU hen aan tafel zat, en men heen vroeg,
hóé hU toch kon weten dat de vangst goed
zou zijn, lachte hij: „Dat ls het geheim
van den kok! Maar, ik ben al oud en zal
het Je zeggen. Toen lk den jongen nakeek,
zag lk een streep aan den horizon, die als
een groen lichl aan den hemel glansde. Dit
natuurverschUnsol komt zelden voor, lk be
leefde het slechts enkele keeren. Maar het
ls een zeker toeken van weersverandering....
Nu weet je 't, misschien doe Je er later nog
eens Je voordeel meel"
Een wiskundig bord erwtensoep.
Een verzekeringsagent, die voor zaken ln Den
Haag moest zUn, had een vriend, die daar onder-
wUzer was, verzocht hem aan het spoorstation af
te halen en behulpzaam to zUn daar hU ln Den
Haag onbekend was.
De onderwUzer was een degelUke eenvoudige
jongeman, die hard werkte om zjch een goede po
sitie ln de maatschappU te veroveren. Maar dat
gaat nu eenmaal niet zoo vliegensvlug.
Den verzekeringsman ging het nog al voor den
wind. HU had het geluk gezellig te kunnen prater
en sloot daardoor aardig wat postjes of, die hem
een goede provisie opleverden. Dit had hem een
Vliegenier: Nu heb lk warempel m*n
parachute niet bU me gestoken!
groote dunk van zich zelf gegeven en daar hU da
vele moppen en kwinkslagen, die hJJ hier en daar
opving, altUd heel aardig en met een zekere auto»
rltelt aan anderen debiteerde, werd hU ln zUn
omgeving als een aardige en handige kerel be
schouwd.
Nadat onze vrienden de zaken hadden afge
daan, zouden zU ook de stad en omgeving een*
bekUken.
Onder de wandeling werd ear heel wat ofgebab-
bold en de onderwUzer moest vaak hartelijk lachen
om do verhalen en kwinkslagen van «Un vriend.
Het weer was heerUJk, het was een heldere fri#-
sche dag en het was dus niets te verwonderen,
dat zU in het middaguur bemerkten dat hun
maag ook benigs belangstelling vroeg. ZU zouden
ln oen lunchroom hun 12-uurtJe gebruiken. Do
onderwUzer, die een groote voorliefde had voor
Oud-Hollandsche kostjes, stelde voor eens een
portie erwtensoep te gebruiken, daar had hU nu
zoo echt trok ln. Dit werd goed gevonden en zoo
stapten zU een lunchroom binnen en bestelden
elk een portie erwtensoep .met kluif.
De bediening was vlug en zoo zaten *U al ras
elk met een groot bord erwtensoep voor zich. On
ze onderwUzer viel dadclUk er op aan en zat to
genieten, dat kon men hem duldelUk aanzien. „Hé,
kerel, dat smaakt, en dan zoo'n vol bord", sprak
hU. „Snert la toch maar heerlUk". „Wat", ad do
verzekeringsman, wlen een zoogenaamde weten-
schappelUke mop te binnen schoot, „wat vol, leeg
zeg ik u, gij hebt een 'ecg bord". De onderwijze*
begon te lachen. „Ja, als Je een oogenblik wacht
ls het werkelijk leeg". JSTeen heusch niet", sprak
zUn vriend, „lk zal het wiskunstig bewUzen. KUk,
Je zult met me eens «Un, dat een half vol bord
gelUk ls aan een half -eeg bord, niet waar?" Hm,
bromde de onderwUzer, die smakelUk doorat,
„Welnu, dan zul je ook niet tegenspreken, dal
twee half vollo borden gelUk «Uu aan twee half
lecge borden hè?" „Hm, hm", bromde de onder
wUzer weer terwUI hU genoot van het kluifje.
„En 2x1 nalf leeg ls een heel loog bord en
2xl half vol bord ls een heel vol bord, WJgevolg
la een leeg bord gelUk aan een vol bord. Is dlo
goed of niet?" vroeg trlomphantelUk de verzet;»*
rlngRman, die gedurende zUn betoog nog niet ge
geten had.
„Prachtig, prachtig!" riep 1e onderwUzer, JU
bent een vent om er Je hoedje voor af te nemen"„
TerwUI hU dit zei. verwisselde hU vlug «Un leeg
bord voor bet nog volle bord van zUn opgetogen
vriend, die triomphantclUk zat rond te kUken of
men hem niet erg bewonderde, en begon direct
weer met smaak den nieuwen voorraad to veror
beren. Onze wiskunstenaar kreog, door het alge
meen gelach, dat elgenlUk moor den onderwUzer
dan hem gold, de overtuiging, dat hU oon reuzen
sucoes had bereikt. Vergenoegd nam hU nu den
lepel ter hand en zou ook zUn maal beginnen,
doch zag nu een leog bord voor zich. „Wat ls dat
nul" riep hU uit, „een leeg bord!" „Wel neen'S
voegde hem zUn vriend toe onder algemeen ge
lach, Jat bord ls wiskunstig vol en lk maak dat
wiskunstig loege bord van Jou maar mdet
schoon".
door
gilles van hees.
tlwoord was moeder voorloopig te-
^arer. immers nooit klachten over
J°l gekomen en daarbU bedacht ze
nooit uitgepraat raakte als hU over
Jï aan den gang was. Dus zoo heel
to elk geval niet zUn, overlegde ze
ccü telf. Toch zat er een onplezierig
tot onschuldige briefje, want de kln-
too veel vroeger dan anders naar bed.
"to de oudsten hielp niet; als Juffrouw
tot er geen kind meer over de vloer
•to ook nog wel het een en ander te
°to de kamer knapjes aan kant te
Noppend hart deed vrouw Jurriaan
11 open toen er een paar zachte tik-
'erden.
toch niets uitgehaald, Juffrouw?
wat haar na de eerste begroeting
- kwam.
*yzeres voelde onmlddellUk waar de
Wht en stelde haar gerust met de
lat u Joop elSenUik nooit Iets ult-
1 «U altUd veel plezier van hem had.
ilin ?Ucrlel verhalen veelal erg open-
,to Juffrouw kwam. En vrouw Jurrl-
oeelcmaal op haar gemak, toen zU
over vernam. - Zoo'n kind toobl",
naai lachtjsa.
Of Joop ook veel ziek geweest was, vroeg de
bezoekster om het gesprek niet al te lang te
maken.
Gelukkig niet dan had lk me heelemaal
geen raad geweten; lk ben er wel eens bang voor
geweest, onze Joop kans soms wit zien en hU ts
zoo'n licht kereltje voor zUn leeftUd. De Juffrouw
vertelde toen maar meteen wat de schooldokter
van haar Jongen gezegd had en wat die met hem
van plan was.
O. nu begrUp lk waar u misschien voor ge
komen bent,
Juist, dAAr kom lk voor, zei de Juffrouw met
een lachje. „Maar maak u vooral niet ongerust,
bepaald ziek ls hU niet. doch ziet u, het zou voor
onze Joop niet kwaad zUn als hU eens een paar
maanden ergens bulten kon zUn ln de bosschen
of aan de zee. met een oxt:a goede verzorging.
Een Joop die zóóveel pond zwaarder met een ge
bruind gezicht in school terug komt. zou er voor
goed bovenop zUn, verwacht de dokter.
Moeders oogen schitterden bU dit verrukkelUk
vooruitzicht, de onderwUzeres had met haar een
voudige woorden Iets heel teers aangeraakt, iets
waar ze al zoo vaak over getobd had, maar nie
mand had durven toevertrouwenzU hoopte
op betere tUden. als eerst de oudste kinderen wat
gingen verdienen en haar zware zorgen een
beetje verlicht zouden worden, danEen paar
groote tranen gleden over haar wangendie
lieve Juffrouw bedoelde het wel goed met haar
kleine Joop, maar zU wist natuurlUk niet dat er
immers toch niets van komen kon. Ze had im
mers geen geld en wie zou het baar willen
leenen?
Maar wat ls dat nu, tranen? O wilt toch
hoop lk niet gaan hullen als lk net suike prettige
dingen kon vertollen!
VertrouwelUk Bchoof de Juffrouw haar stoel
dichter naar vrouw Jurriaan, die nu. door vrlen-
delUkheld verrast, even het gezicht achter haar
schort verborg
KUk eens moedertje, lk begrUp best dat u
het niet prettig vindt, hem zes weken te moeten
missen, maar hU komt bU beste menschen, maak
u daar maar niet bezorgd over; zooveel kinderen
gaan 's zomers naar bulten.
—Dat ls ook het ergste niet. Juffroüw. lk ben
er Jammer genoeg, al aan gewend dat Joop door
anderen opgepast wordt, maarlk kan het
onmogelUk betalen, hoe graag lk het hem gun
het spUt me voor u en voor den schooldokter.
maar het kén niet.
De onderwUzeres bleef opzettelUk een poosje
met haar antwoord wachten, de klacht had niet
nagelaten haar te beroeren en toen de weduwe
haar vragend aankeek, probeerden belde vrouwen
elkanders diepere gedachten te raden.
Wat ben lk blij dat ik zélf gekomen ben, een
ultzendlngsbericht van een of andere vereeniglng
zou u een verdrletlgen avond bezorgd hebben in-
plaats van andersom. „En vroolUk om het mis
verstand ging zU verder:" Geldvan geld
weet lk ook nietsdaar ls al voor gezorgd; er
zUn gelukkig veel goeie menschen op de wereld
waar zou het anders heen moeten als we elkaar
niet een handje hielpen."
Door deze geheel onverwachte mededeeling
zichtbaar opgefleurd, kwam er evenwel een
nieuwe stroom van moellUkheden ln de gedachte
der moeder, maar Juffrouw Hoddes bleef opzette
lUk, rustigjes doorbabbelen en werkte het eene be
zwaar na het andere weg en tenslotte zei ze:
Nu geloof lk van alles zoo'n beetje op de
hoogte gebracht te hebben ofo ja, daar zou
Ut een voornaam ding soo maar vergeten.
Rekent u er op dat Joop een dubbel stel onder
goed meekrUgt en behalve zUn gewone boven-
kleeren ook nog een sterk ravot-pakje?
Daar hoop lk voor te zorgen. Al zal lk het
uit mUn mono besparen, maar n u gaat Joop naar
bulten, zoo vast als een huls!
Juffrouw Hoddes genoot met een fUn lachje
van dit kordate antwoord; zoo kan alleen een
moeder spreken die elke opoffering, hoe groot,
voor haar kinderen over heeft. Tocl* was haar
bU het opsommen van alles wat tot de uitrusting
behoorde een pUnlUke trek op het gelaat der
vrouw niet ontgaan. Niet zonder reden had zU
een beetje overdreven, het viel haar niet moellUk
nu ook het laatste restje „zorg" weg te kunnen
nemen.
Maar 1 k heb toch niet gezegd dat u daar
allemaal voor zorgen moet?
Dat laten wc netjes aan die goeie menschen
over, u weet wel
Die zouden er beslist boos om zUn als ze later
hoorden dat u, om Joop naar bulten te krijgen
eerst een half hongerkuurtje moest ondergaan.
Ik kom nu pas met mUn eigenlijke boodschap
voor den dag; een vriendin van me heeft ge
vraagd of zU de heele kleerengeschledeiils voor
haar rekening mocht nemen en lk heb al vaat
maar gezegd dat het best was. Over een poosje
komt zU eens met u praten, Joop zal haar wel
kennen denk lk.
't Is wonderlUk, 't ls wonderiUk, zuchtte de
vrouw Jurriaan blU ontroerd, lk geloof dat u daar
straks gelUk had, een gewoon bericht zou meer
kwaad dan goed bU me gedaan hebben en wat
een ondankbaar schepsel zou lk dan geweest zUn
Mag lk u wel bedanken Juffrouw Hoddes voor uw
bezoek en alles wat u voor Joop gedaan hebt?
Dt Juffrouw wilds rast m afwwrmd gebui
van geen dank weten; als we elkaar om zoo wei-
nlg al gingen bedanken, meende zo, zou eeu
mensch stellig een vferkeerden dunk van zich zelf
krUgen. Het was haar Intuwcheji een voldoening
to weten dat, na al het voorgaande, nu ook do
laatste mededeeling goed opgevat zx>u worden,
n.1 dat zU Joop op een vr(jen mldftg zelf weg
wilde brengen. Deze veronderstelling bleek Juist
te zUn. de moeder was ln de wolken van blijd
schap toen het bezoek dit had voorgesteld.
Maar wat bon lk toch olgonlUk dom, zol deze
terwUI zU haar stoel naar achter schoof en vlug
opstond. lk ben zoo met mezelf en met m'n
jongentje bezig geweest, dat lk heelemaal vergo
ten heb te vragen of u een kopje thee blieft.
Neemt u het me niet kwalUk Juffrouw, maar lk
krUg zoo weinig visite.... *k zal gauw water op
zetten.
Geen verontschuldigingen, *k vind het heel
aardig van u, maar ik moet noodig opstappen het
ls zoetjesaan al laat geworden. Laten we liever
dit doen, en de Juffrouw zette een zakje bis
cuits op tafel en deed het open wU snoepen or
een paar en de rest vinden de kinderen weL
Toen vrotrw Jurriaan na het vertrek der vb rit#
weer alleen was, had zU het gevoel of ze wakend
een prettlgen droom doorleefde. Doelloos was zU
aan tafel gaan zitten, het hoofd met beide han
den gesteund, en droom-staarde voor zich uit.
En ln dien droom verscheen mot schoon gevolg
ln gouden glans, de Juffrouw al« een goede feo
die hoopvolle dingen voorspelt aan hen die het
meest hoop ln hun leven noodig hebben, een fes
die met zachte hand het hoofd van Joop Jurriaaa
streelde en zUn moeder bemoedigend i
NADRUK TORBODOL.