GEESTELIJK LEVEN.
De weinigen en de reien.
Gemengd Nieuws.
Vermakelijke comedie in hei Engelsche
Lagerhuis.
2
gen «n wel allereerst de sympathie der drie schoonste
vrouwen van dat seizoen Mrs. Norton, Mra Blaok-
wood en Lady Seymoor. Zooaïs het dan gewoonlijk
gaat, ging het ook toen, men spreekt elkander nu
eenmaal graag sympathie of antipathie na en al spoe
dig was hij, de geestige, fijnbeschaafde causeur, de
uitstekend gekleede, knappe, zeer belezen en bereisde
jongeman enfant ohérl der dames.
Onder die dames bevond zich ook Lady Cork, die
ondank» haar 87 jaar een groots rol in de groote we
reld spoolde en die o.a, den buurman van het buiten
der Dlsraëll's, Lord Carrington, die niets van den
jongen spring ln 't veld moest hebben, formeel dwong
hem goed te vinden en te steunen. De protectie van
Lady Cork bleek van heel groote waarde te zijn.
Gedurende het seizoen van 1832 werd de nieuwe
kieswet van kracht en zouden nieuwe verkiezingen
gehouden worden. DIsraëli begon dadelijk in de burcht
Wycombe, waar 't ouderlijk huis aan grensde, zijn ver
kiezingscampagne. Hij voelde zich nog Tory noch Whig
en presenteerde zich als onafhankelijk radicaal Hij
voelde zich het meest tot de Tories aangetrokken, om
dat hij gevoel had voor de schilderachtige grandeur
van de Britsche landadel. Vooral de in zijn graafschap
wonende hertog van Buckingham, die zich feitelijk ge
ruïneerd had, omdat hij te dikwijls en op te grooten
voet het Koninklijk Huis op zijn landgoed Stowe placht
te ontvangen. 1).
Hij noemde landedellieden „magnificent assea"
(prachtezels) maar onder de hand bewonderde hij en
benijdde hij hen om hun heerlijken zin voor onaf
hankelijkheid en hun rustige, voorname, ongekunstelde
optreden. Zij poseerden niet zooals hij, want zij waren
tevreden met hetgeen zij waren en dat was Benjamin
Disraëli niet Hij wist dat ze hem niet zouden steunen
Indien hij zich candidaat stelde, maar een der hunnen
zouden verkiezen al was dat dan ook een „magnifi
cent asa".
Ditmaal was het Colonel Grey, de zoon van den
Eersten Minister. Deze .kwam per rijtuig naar Wycombe
en had een groot orkest meegebracht Heel Wycombe
liep uit maar de rede door den kolonel uitgesproken,
was zoo hol en leeg, dat men er ternauwernood de volle
tien minuten die ze duurde, naar kon luisteren.
Dadelijk zag Disraëli zijn kans, kwam op het balcon
van het hotel de Gouden Leeuw en hield een geïmpro
viseerde rede. Het publiek werd zoo opgewonden
door de schitterende welsprekendheid, dat er ver
scheidene personen weenden en alle vrouwen vóór hem
waren en zijn kleuren droegen. Toen de 32 kiezers 'ge
stemd hadden, het geschiedde ln het publiek voor de
Gouden Leeuw, bleek dat de onbeduidende, bloode
kolonel Grey 20 en Disraëli 12 stemmen had. Hij be
trad het balcon en zei: goed, de Whigs hebben mij
overwonnen, zij zullen er spijt van hebben.
Weer waren er verkiezingen in Wycombe, nu met
uitgebreider stemrecht Weer maakte hij zich bekend
als onafhankelijk radicaal, maar kreeg door zijn vriend
Lord Chandos, oudsto zoon van den hertog van
Buckingham den niet officieelen steun der Tories. Het
zou niet baten: Grey 140, Disraëli 119.
De Whigs hadden ln geheel Engeland een overwin
ning behaald en er was vooreerst geen uitzicht op
nieuwe verkiezingen, dus op een zetel kans. Disraëli
kon zijn leed moeilijk verkroppen, hij ging ln het par
lement luisteren en schreef aan zijn zuster Sarah, dat
Bulwer hem tegengevallen was als redenaar, maar
dat Mocanly uitmuntend sprak; toch steek ik ze alle
maal zooals ze daar zitten in mijn zak.
Het eerste wat hij deed, was zich op llterairen ar
beid werpen. Hij slaagde ditmaal heelemaal niet. Wel
iswaar vond Mrs. Austen zijn gedichten, die op de wijze
van Homerus een dialoog werd tusschen Disraëli en
Disraëli vormden, subliem. Maar toen hij in haar huia
de verzen voordroeg, vond mén het ridicule om naar
deze gepomadeerden jongeling te kijken, die spelende
met zijn krullen of met zijn kanten lubben en vol
ijdele bevalligheid tegen den schoorsteenmantel geleund
stond, en zich verbeelde een moderne Homerus of
Dante te zijn.
Hij verbrandde de gedichten en voelde zich zeer ter
neergeslagen. Gelukkig voor hem bleef de bewondering
der vrouwen voor hem voortduren.
Buurdames van het vaderlijk buiten Bradenham wa
ren Lady Chesterfield en Mrs. Anson, bekende schoon
heden door wie hij de markiezin van Londonderry en
anderen ontmoette. Hij sohreef kort daarop een roman:
Henrietta Temple; het boek was geïnspireerd door zijn
liaison met een der meest gevierde vrouwen in Enge
land, die weliswaar getrouwd was, doch wie men haar
liefde voor Disraëli niet kwalijk kon nemen, zoodat het
paar overal samen gevraagd werd en samen de meest
selecte coterie uit Londen ontvingen. Hij reed de vos
senjachten mee en het was een publiek geheim, dat de
prachtige Arabische merrie aan zijn vriendin toebe
hoorde.
Maar door de extravagance van zijn vriendin, namen
zijne schulden op bedenkelijke wijze toe en de verhou
ding, die niet op een diepgevoelde liefde gebaseerd was,
verkoelde en eindigde. In dien tijd had Disraëli Lady
Blessington ontmoet, een dame, die vroeger jaren nog
al eens over de tong was gegaan, een prachtig huis
bewoonde en veel ontving. Aan deze oude vriendin
vertelde hij zijn hartsgeheimen, haar vroeg hij om
raad. Voor haar was het zoo iets nieuws en schooDS
om de confidante te zijn van een geniaal jong man als
Disraëli, dat zij geheel ln haar nieuwe rol opging. Hjj
besprak zijn Intiemste gedachten met haar en beiden
konden zich heerlijk verdiepen ln de kweBtie of de
Balzac grooter schrijver was dan Sue of Georges Sand
(Vicomtesse Dudevant). Hij ontmoette bij haar ~o.ro-
line Norton, de vriendin van Lord Melbourne, de leider
der Whig», welken staatsman hij bij deze ontmoette.
Melbourne had pleizler ln den geestopren, gevatten, van
energie tintelenden Disraëli en riep wem bij zich op een
sofa. Disraëli zijnerzijds was gevleid door de toenade
ring van een Melbourne en kwam er toe, zich te latsn
gaan en zich over zijn ambities uit te laten. „Ik wil
Eerste Minister worden", zei hij tot den Premier.
„Beste jongen, laat dat denkbeeld als absurd varen,
de toekomstige Premier 1» Lord Stanley. 2). Volg mijn
raad, ga ln de politiek, want gij zijt intelligent en wel
sprekend, maar laat het dwaze idee om Premier te
worden," varen. Dat was gemakkelijk door Lord Mel
bourne geadviseerd, deze had immers van de heerlijk
heid die Dlsmëli begeerde, geproefd. Neen, hij had Ben- geslachten, weer plotseling kan opduiken om
jamln niet van zijn stuk gebracht, deze bleef bij zUnlw._Ho_ f_t
ambitie om tot het hoogete ambt ln den lande te ge- Mn e d' mach"
raken en toen hij de drie schoons zusters Sherldan, zijn
groote vriendinnen, hoorde vragen:„Wat Is het meest
begeerlijke leven?", antwoordde hij onmiddellijk: „een
schitterende, steeds opgaande weg van. wieg tot graf!"
(Wordt vervolgd),
1). In 1928 werd door mij ln een speciaal artikel
de historie van het kasteel Stowe beschreven.
2). Titel van den oudsten zoon van den graaf Derby.
(Slot)
velen kenmerken zich door de reeds meer
malen aangeduide geestelijke traagheid en
I hierom moeten zij noodwendig achterblijven bij de
weinigen, die denken. Een andere eigenschap
der velen is, dat zij, omdat zij niet filosofisch zijn
een geestelijken ondergrond der dingen verwierpen.
Bedrieg ik me niet, dan valt thans op te merken,
dat velen onder de „velen" beginnen te beseffen, dat
zij geestelijk arm zijn geworden in dezen zin, dat
D_ zij niets hebben, dat hen steunt en sterkt in het
E ve en kenmerken zich door de reeds meer- moeitevolle leven, waarin zoovele tijden voorkomen,
malen aangeduide geestelijke traagheid en
waarin de mensch de behoefte gevoelt aan een le
vensbeschouwing, welke hem kan verzoenen met de
teleurstelling, de smart, het lijden, de dood! Zij zijn
stuurloos, er is in hun bestaan geen vastheid, geen -
aangelegd, hechten aan plastische voorstel ingen. Run kracW js gebroken hun ldaIiama vernle- ziJ inderdaad een vredegevende, verzoenende, sterk,
li ot rrni rr\lrr ,c dot 711 nonoiolljh vior, viinnen lnomo_
Ik meen nóch het eene, nóch het andere te doen.
Maar ik denk aan de psyche, aan de ziei der velen,
Zij kan soms plotseling een groote beweging oproe.
pen. Dit geschiedt wanneer een nieuwe idéé voor 't
j bewustzijn der massa ineens als de juiete wordt er
kend.
Dan kan die idéé worden tot 'n drvend element, een
stuwkracht, een bezielende leuze, welke breekt d«
belemmeringen, die tot dusverre haar doordringen
verhinderden.
Dan kan deze idéé de schepster worden van diep.
religieuse bezieling, d.i. van een bezieling, welke
gevoed wordt van binnen uit. En dit gebeurt, wan-
neer de waarheid der idóe innerlijk wordt beléófd.
En nu denken Wij terug, aan wat we zooeven zei-
den: ook d&n, wanneer de „velen" schijnbaar vreemd
zijn aan een nieuwe idéé, haar zelfs bestrijden, zeg.
gend 't oude te willen handhaven, heeft zij toch haar
invloed en werkt dóór.
Dan ontwaakt de begeerte om dat nieuwe tot cul-
tuurscheppende macht te maken, tot het element,
dat de gansche maatschappij doorloutert en b»
heerscht
En dit zal te eerder gebeuren, wanneer de „weinj.
gen" door hun gansche levenshouding toonen, dat
Het gevolg is, dat zij moeielijk zich kunnen losma-
tigd. Hun ontbreekt het vertrouwen in de toekomst
overtuiging hebben verworven, wanneer de „weinj.
gen" toonen dat zij in die overtuiging hebben
vonden een geestelijken rijkdom, welke niemand
ken van oude opvattingen, welke door de denkende
.7 en het heden is hun een spel van blinde krachten.
menschen reeds lang rijn.overwonnen. De velerblU- Maar 2ulk een levBn kan de mensch op den duur
ven om zoo te zeggen kinderen! En als kinderen nje( dragen ,-nder gewaIdlge 8Chade aan Itjn per. hun kan ontrooven, omdat zij daaruit eteeds we!t
IU K®. soonlijkheid. Want het voert U tot een cynisme, dat j Puttcn de kracht en den moed om rustig verder 1.
lljkheden; het geestelijke en onstoffelijke ligt hui- uitmondt in oppervlakkigheid, ln grenzen- 8üan. d00r stormweer, door leed en amari, iangi
en un efei ïjpen. looze wanhoop, welke beide alle hetere aspiraties zwarte afgronden en diepe ravijnen met het zeker®
vermoorden. weten dat het groote groeiproces der menschheld
i Zeer sterk komt dit uit^ bij de Godsvoorstelling.
Deze, was oorspronkelijk geheel menschvormig.
Men dacht zich de Goden als wezens, die evenals
menschen dachten en zich gedroegen. Men schreef
hun menschelijke, zelfs minderwaardige mensche-
lijke eigenschappen toe. In het Oude Testament
kunnen wij lezen, hoe de God van Israël niet alleen
berouwi kon gevoelen over wat hij eenmaal deed,
maar ook hoe hij vertoornd kon zijn en wraak kon
nemen.
Van de Israëlieten nemen de Christenen deze voor
stelling over. Zij dachten zich een goddelijke Ma
jesteit, troonend in den hemel. Ik heb eens hooren
preeken over dien hemel door een pater. Die hemel
i werd afgeschilderd als een heerlijke verblijfplaats
'met prachtige huizen, bloemrijke tuinen! En dóór
zetelde in al zijn glorie de God-Vader.
De weinigen evenwel, die nèdachten, werden wel-
dra gedwongen deze opvatting prijs te geven. En
God werd hun tot een geestelijke macht en de
gedachte aan persoonlijkheid ontviel hun. Wel diep
gevoelden zij, dat gansch het wereldgebeuren iets
anders was dan een spel van blinde krachten, dat
zij moesten aannemen een eeuwig werkende oer
kracht, maar deze oerkracht werd niet belichaamd
in een goddelijk, buitenwereldlijk wezen. Deze oer
kracht werd hun: het in de stof werkende Leven,
of anders gezegd: de Geest, welke zich daarin open
baarde.
Daarom is er het ontwakende zoeken naar nieuw, eindigen kan!
gezond-geestelijk leven, naar religiositeit, welke
niet ingaat tegen de Rede! Daarom is er dat ver
langend luisteren hij steeds meerderen uit de
velen naar wat de weinigen meenen te mo
gen zeggen, omdat zij 't hebben gevonden onder
moeizaam zoeken.
Te eerder zal dit gebeuren, wanneer de „weinigen"
er zich van bewust blijven dat zij den strijd hebben
te aanvaarden voor waarheid, licht, liefde.
Want strijd is het leven, eeuwige strijd om te ko
men tot den verheven Kosmos, welke uit den chaos
rijzen zal.
En de oude, te oude God sterft voor hen weg, voor om dien strijd juist hebben wij het leven lief
den nieuwen God, voor het Scheppende Leven, bui- daarin schuilt zijn tegenstelling met den dood!
I
gen zij eerbiedig en ootmoedig het hoofd!
Wat is toch eigenlijk onze tijd, met al zijn ver
warring, grootsch en verheven! Geweldig in zijn ba
rensnood!
En levende in dezen tijd, ondergaan wij daarvan de
machtige verhevenheid. En 't is ons soms of wij ge
voelen de siddering van het Leven, dat in de mensch-1
heid werkt om straks uit haar het nieuwe, het hoo- j
gere voort te brengen. Fen nieuwe cultuur is in j
wording.
En als we ons hiervan scherp bewust worden, kan
ASTOR.
„HOED OP!"
Donderdag heeft zich een vermakelijke comedie ln
soms machtig in ons worden het begeeren om de het Engelsche Lagerhuis afgespeeld,
velen te inspireeren, om in die velen te wekken den- Wanneer de leden zich tot den voorzitter wenden,
zelfden drang naar licht, naar waarheid, welke ons behooren zij dit met gedekten hoofde te doen. Toen
heeft gevoerd tot het verwerpen van 't oude, 't w w"?» opatond °mde" v«f
zitter toe te spreken, werd van verschillende kanten
waardelooze, om te vinden dat heerlijke, hetwelk geroepen: „Hoed!" De afgevaardigde Cecil Wil
onze ziel zal vervullen met ongekende zaligheid. son vouwde een papieren steekje en zette haar dat op
En dit heerlijke is de in ons gegroeide overtui- bet hoofd. Miss Lawrence, die het onmiddellijk weer]
ging, dat niets in staat is om te verhinderen dat a.fze"e» kreeg ook een vilten hoed aangereikt, welk' |j
Ein zóó zijn zij gekomen tot wat wij noemen het *u evenwel verontwaardigd van de hand wees.
pantheïsme. En daarmede ia hun blik op de wereld f6™ a f a f naar waarheid gerechügheid. De voorzitter nam echtlr geen notitie van haar
„0t,0,IMn oovt enHorn 7ü -jOT1 Hi» liefde» omdat het Leven-zelf daartoe drijft. kondigde stemming aan zonder haar bet woord t<
De weinigen zijn de geestelijk-gerevolutioneerden, geven. Zij verliet daarop de zaal. De stemming worc
gebeuren als een grootsch, verheven drama dat zich die de gtem bebben ver8taan, die Stem waarvan onder rumoer van de Arbeiderabanken gehouden,
afspeelt m den gang der tijden. tr-i-vw-TniM** hq manstam schijnt, dat zich vroeger al eens een dergelijk
Dé velen begrijpen het niet en kunnen het ook incident heeft voorgedaan, maar dat toen de hoofd-
van het Leven zelf en zij weten, dat de geestelijke persoon het geval van den humoristischen kant
revolutie, welke zij prediken, zal scheppen nieuwe opgenomen,
menschverhoudingen, zal worden tot den ondergang
van een wereld, waar onrecht en leugen en liefde
loosheid hoogtij vieren.
Ik ben volkomen bereid dat te doen, Uwe Genade.
De belooning zal evenredig zijn aan het gevaar
dat U loopt.
Marston boog diep. Ik ben gelukkig om Uwe Ge
nade te mogen dienen, uitsluitend om de voldoening
die deze dienst mij schenkt Andere belooning verlang
ik niet.
-— Daarvan ben ik ten volle overtuigd en Ik stel dat
zeer op prijs. Toch zal het gebeuren zooals ik zeg.
U wenscht dat ik direct vertrek?
Hoe eerder U gaat, hoe beter..
Zal ik alleen gaan of kan ik mijn dienaar meene-
men?
De Hertog dacht een oogenbllk na.
In ieder geval zou ik gezegd hebben: „Ga alleen",
maar de bijzondere eigenschappen van Uw dienaar in
aanmerking genomen ,is het beter dat hij meegaat. U
moet hem van het doel van Uw tocht op de hoogte
brengen; als een van u belden komt te vallen, kan de
ander trachten Zijne Hoogheid te bereiken.
Ik ben Uwe Genade dankbaar voor uw beslissing.
Om de waarheid te zeggen: Mark Fagan la een slimmer
kerel dan Ikzelf!
Dan rest mij niets anders dan U een goede reis te
wenschon en Gods bescherming voor U af te smeeken.
Meldt U zoo spoedig mogelijk bij mij als U terug bent
Marston salueerde en verliet de raadzaal.
Een half uur later waren hij en Mark de Donau
weer overgestoken en op weg naar hun bestemming. Ze
haddon voor eon dag of drie proviand bij zich. Hun
paarden waren frlsch; er was dien dag alleen te voet
gevochten.
Ze kozen hun weg zoo dat ze na een dertig mijl ge
reden te hebben een omweg konden nomon die de kans
van aanraking met den vijand sterk verminderde. Op
voorstel vhn Mark gunden ze vóór ze deze route na
men, hun paarden een korte rust en voederdon ze. De
avond was reods gevallen en Mark verwijderde zich
van don heuvol waarop zij rusttten om het boschrijke
voorterrein in de laagte geruischloos te verkennen. De
oude woudlooper had moccaains over zijn rijlaarzen aan
getrokken.
Anthony zette zich aan den k&nt van een pad en at
een hartige avondboterham. Juist was hij daarmee
nog niet begrijpen. En het gevolg is aan de ééne
zijde, dat zij des te vaster zich klemimen aan hunne
oude voorstellingen, aan de andere zijde, dat zij
alles verliezen.
Wij zien dit in onze dagen heel duidelijk in het
verschijnsel, dat juist de streng orthodox-protestant-
sche richtingen en de roomsche kerk voor zeer ve
len een groote aantrekkingskracht schijnen te be
zitten en daartegenover een andere, zéér breede
schare van alle gelooverij niets meer wil weten.
En toch kunnen deze velen zich op den duur niet
onttrekken aan den invloed der weinigen. Reeds het
zoeken van veiligheid binnen de verschansing van
die protestantsche of roomsche dogma's, waarmede
gewoonlijk gepaard gaat een zich verzetten tegen
andere meeningen, bewijst dat er iets gevoeld wordt
van twijfel, van twijfel, dien men wil wegsugureeren.
En wat betreft hen, die alle gelooverij den rug
hebben toegewend, zij toonen wel heel sterk dat zij
beseffen te ver te zijn gegaan, toen zij mèt een voor
hen onhoudbare godsvoorstelling, óók het geloof in
WATERLEIDING GESPRONGEN.
klaar toen zijn dienaar weer uit de duisternis kwam op
duiken. De paarden schrokken even en trappelden,
maar Fagan wist ze direct weer tot rust te krijgen.
Daarop fluisterde hij tot zijn meester:
Een man of twaalf liggen te slapen in een bivak
aan den voet van den heuvel; ze liggen in hun jassen
gerold zonder tenten; de paarden zijn in een boomgaard
vlakbij vastgebonden. Er loopt een smal riviertje langs;
er branden lichten op een brug waar we overheen moe
ten om aan den overkant te komen. De oevers zijn steil
en het water schijnt diep en stroomt snel.
Hoeveel man staan er op wacht?
Vier sir. Twee aan lederen kant van de brug
Kon je ook ontdekken dat ze bewapend zijn?
Ze hebben musketten, maar ze zullen ook wel dol
ken hebben, maar dat kon ik niet zien.
Als we ze verrassen, kunnen we ons er wel door
heen slaan. Maar hun paarden zijn misschien frlsch en
de onze zijn het niet meer. in dat geval zullen ze ons
achterhalen.
Mark liet een geluld hooren dat zijn heer deed ver
moeden dat hij een idee had.
Vooruit er mee, Mark, zei Anthony.
Als U er geen bezwaar tégen hebt om mijn paard
te nemen tot we aan de brug zijn, zie ik er wel een gat
in.
Wat had Je gedacht?
Laat u dat maar aan mij over ,sir; ik zal een
kleine comedie opvoeren; dat is alles.
Prachtig, maar twee paarden zijn toch beter dan
een.
Er zullen twee paarden zijn; ik zal opstijgen juist
als Moonstone zijn voorpooten op de brug zet; u moet
mijn paard zoover achter u laten loopen als de teugel
toelaat.
Goed, Ik zal direct gaan?
Neen, sir; geeft u me een paar minuten. U kent
onzen ouden kreet nog? Als u dien hoort kom dan zoo
langzaam als u kunt den heuvel naar beneden; als u
hem den tweeden keer hoort; galop; vertrouwen op de
voorzienigheid en op uw goed zwaard.
Fagan wachtte niet op antwoord; hij twijfelde niet aan
de toestemming van zijn meester en verdween als een
schim in de duisternis.
Inmiddels besteeg Marston zijn paard, maar hst duur
De weinigen!
O! zij weten helaas, dikwijls door harde, pijn
lijke ondervinding dat er de „velen" zijn; zij we-1
ten dat deze „velen" staan onder den ban der voor
in een der Londensche straten.
Op den grooten verkeersweg tusschen Fulham
Hammersmith te Londen is Donderdag weer
hoofdbuis van de waterleiding gesprongen, waardoor
tal van kelders ondergeloopen zijn. Het geheele ver
oordeelden, der taaie overleveringen; zij weten dat keer moest omgelegd worden en het water stroomdi 1
„velen" beheerscht worden door vrees en daarom 12 minuten voor de toevoer afgesloten was.
blijven voortkrukken op de oude, vermolmde steun-
seis, dat ze zijn als kinderen, zich vastgrijpend aan
tafel en stoel, omdat zij niet wagen los te loopen.
Maar ééns zullen deze „velen" komen onder de be-
koring van de nieuwe, frissche levenslust, welke j
lacht in de oogen der „weinigen" en ook zij zullen
ONTPLOFFING IN EEN OOSTENRIJK-
SCHE KRUITFABRIEK.
De inrichting volkomen vernield.
Een Wolff-telegram uit Klagenfurt meldt:
In de menginrichting eener kruitfabriek in Reifnitl
de vooroordeelen, de tradities, de vrees overwinnen. Donderdagavond een ontploffing palats, waar-
Of Henk ik te eoed over de velen"? door de inrichtin£ volkomen vernield werd.
ik g kilometer in den omtrek werden alle ruiten
Vergeet ik dat in hun onderbewustzijn blijft voort- vernield,
sluimeren het oude, dat daarin is weggezonken, lang, Een arbeider, die zich op weg naar huis bevond, lij
héél lang geleden, maar toch telkens, zelfs in verre doodelijk verwond.
de nog bijna een kwartier voor het gehuil van een nacht
uil door de lucht klonk.
Marston begon langzaam den heuvel af te dalen. Voor
hem was het vage schijnsel van de lantaarn op de brug;
daar oriënteerde hij zich op; terwijl hij gespannen luis
terde of zich in het bivak ook Iets bewoog. In zijn rech
terhand hield hij zijn getrokken zwaard; in zijn linker
de teugels van de belde paarden.
Spoedig hoorde hij het rulschen van het snel-stroo-
mende water in de rivier; verder was er geen ander ge
luid dan het spelen van den nachtwind in het gebla
derte.
De nachtuil huilde weer. Op dat moment was Anthony
een meter of dertig van het riviertje verwijderd. Het
paardengetrappel was onhoorbaar door het krachtige
ruischen van het water; de wachtposten waren half in
slaap, vermoeid door een langen marsch bij het begin
van den dag.
Juist toen Marston de galop erin zette, hoorde hij een
scherpen, doordringenden kreet, die - uit de richting
kwafti van een groep boomen. Direct daarop hoorde hij
angstig gehinnik en daverend gestamp van paarden die
in verschillende richtingen wegrenden.
Marston had Mark's stem In den kreet herkend en
begreep nu wat hij voor een kunstje had uitgehaald.
Fagan had de touwen waarmee de paarden vastgebon
den waren .doorgesneden en een angstaanjagenden
schreeuw aangeheven om ze op de vlucht te jagen. Daar
door zou de aandacht van de brug worden afgeleid en
een vervolging bovendien onmogelijk gemaakt. De beide
mannen zouden waarschijnlijk ongehinderd de brug
kunnen passeeren.
Anthony gaf zijn paard de sporen en galoppeerde naar
de brug: de beide schildwachten trachtten hem tegen
te houden, maar werden door de aanstormende man
nen en paarden in het water gedrongen. Opeens gin
gen de lichten qp de brug uit; geen seconde later werd
het paard dat Anthony aan den teugel had door zijn
eigenaar bestegen; Anthony liet den teugel los en ga
loppeerde „ventre k terra" vooruit
Mark rende achter zijn meester «aan; er wai op bat
smalle boschpad sleohts ruimte voor één ruiter.
D« wachters aan den anderen kant van den brug wa-
ren op de vlucht gegaan; ia het denker niet anders
denkend dat de brug door een overmacht werd bestol
Toen de beide mannen een heuvel aan de andere zijdij
van de rivier opreden, hoorden zij achter zich de
geling van geluiden van het ontwaakte bivak. Ze hi
den geschreeuw en schoten die in het wilde werden
gevuurd, en niemand deerde. Moonstone galoppeerd»
door tot hij bijna den top bereikt had; toen hield An
thony hem ln en wachtte op Mark.
Dat heb Je handig ingepikt, Mark.
Het is niet de eerste maal ln mijn leven dat tt
een anders paarden heb „losgemaakt" lachte de dlentt*
En daarop reden ze zij aan zij nog tien mijl door en
gingen toen blvakkeer^n.
HOOFDSTUK XVI.
DE „DRIE DUIVEN."
Twee dagen later- kwamen Marston en zijn dienaf
vermoeid en met afgejakkerde paarden in het kamp
van Eugenius aan.
De Prins ontving hen, nog in een kamerjapon .zoodrt
hij de mededeeling van hun aankomst had gekregen.
Eugenius stond op en wees zijn bezoeker met een
handgebaar een stoel ;zijn oogen schitterden toen M
de boodschap ontving en het verhaal van hun avontuur
lijken tocht hoorde; dat zou ook een kolfje naar zij°
hand zijn geweest! Hij drukte zijn volle tevredenheid
uit.
Als U of Uw dienaar ooit van dienst wenschen tr
verandoren .behoeft U zich maar tot mij te wenden.
Wij zouden ons zeer verheugen zoo'n groot Veld
heer te mogen dienen.
De Prins boog; hij wist dat het compliment gemeend
was.
Niet voor den volgenden middag konden zij den ie*
rugtocht aanvaarden. De Prins nam afscheid; hij
te paard, omgeven door zijn schitterenden tocht.
Anthony en Mark kwamen spoedig bij een afgelegd «i
herberg. De herbergier, een zekere Welmarck kend'
hem; hij was vroeger schout geweest in dienst van dtf
Prins van Hessen-Anhalt, wiens gaat Marston ger*
Wardt vtrrelgi.
D.