VAN DIT EN VAN DAT r SS si g SS MÉ IÈp flp jj 1iü wzmk !M§ 1Wyi fgj Éüf 1 Ifü m m §H i§ H m hgi JS§ B SI m B m s k x* 0 Wk k k k m EVENTJES DENKEN. VOOR ONZE SCHAKERS. W k m ii m i iüt i T i i ;gl gggs fH a b e d e t g h VOOR ONZE DAMMERS. n 1 11 81 u II fff >18 8 §g n Üt H 2 §1 Ég Hf SI HET GEHEIM VAN DEN R00DEN ST00MER. Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 23 Februari 1929. Vraagstuk No. 290. Vraagstuk No. 291. Vraagstuk No. 292. |P|pP WS mm fi mm Vraagstuk No. 293. m m fi 0: m WARE WOORDEN. van S. Loyd. De bekende schaakprobleem-componist Sam. Loyd heeft ons ook een groot aantal puzzlea nagelaten, die weliswaar - allen op het schaakbord zijn samengesteld, doch met dat wat wij gewoonlijk onder „schaakpro bleem" verstaan toch niets te maken hebben. Onder staande opgave ls er daarvan één. Zij werd ons inder tijd toegezonden door den heer Kleen te Winkel, wien wij daarvoor onzen, dank betuigen. De vraag luidt: 10 gelijksoortige voorwerpen, zooals centen of knoopen zóódanig op het schaakbord te plaat sen, dat er noch horizontaal, nooh verticaal noch dia gonaal meer dan twee in een rij liggen! Het spreekt vanzelf, dat op leder vakje slechts één cent mag liggen en dat zoowel de witte als de zwarte ruiten, mogen worden gebruikt Wie ziet er kans toe? het kampioenschap van Utrecht. Wit P. F. v. Koorn. Zwart Dr. A. O. Olland. d4-opening. Wit 1. d2<14; e7 e6; 2. Pgl—f8, c7—cö; 3. o2—c4, cöxdé; 4. Pf3Xd4, Pg8—f6; 6. g2g3, Pb8—c6; 6. Lfl—«2, Lf8—b4; 7. Pbl— c3, Dd8a5; 8. 0—OU. Lb4Xc3; 9. b2Xc3, DaöXc3?* 10. Pd4Xc6, d7xc6; 11. Ddl—döü Zwart ia nu altijd verloren. Op DXal, zou volgen 12. LaS enz. Het boste lijkt dus nog: 11. zwart Lc8—d7. Wit 12. Tal—blü, zwart b7b0. Wit 18. Lg2Xc6, Ld7Xo6; 14. DdOXcG!. Ke8e7 en wit 15. Tblb3 wint de dame, want als deze zich verplaatst volgt direct La3 met schaak enz. Zwart gaf dan ook maar terecht de partij op. De wijze waarop de dame gevangen wordt is zeer zeke*r het bestudeeren waard. Stand na wit'» llden zot EEN TYPISCHE VERMENIGVULDIGING. Welke drie cijfers geven zeven tot som als ze met zes vermenigvuldigd worden? OPLOSSINGEN DER PU^ZLES uit ons vorig nummer. No. 286. DE GEMAGNETISEERDE LUCIFERS. Dit is een puzzle met een wetenschappelijken grond slag. Om de lucifers in 't midden samen te doen ko men. neemt men een stuk vloeipapier, 7% c.M. breed en 30 c.M. lang en rolt dit heel losjes op, tot een cylinder >-van ongeveer een' centimeter middellijn. Houdt dezen cylinder loodrecht boven 't schoteltje, zoodat het on derste einde juist het water aanraakt. Daar het water door de capillaire eigenschappen in het vloeipapier naar boven trekt, ontstaat er een kleine waterstrooming naar het midden van 't schoteltje en de lucifers gaan mede! Om de lucifers nu echter weer van 't midden weg te drijven hebt ge slechts op dezelfde wijze te werk te gaan met een stuk zeep van cylindervorm, waarvan men het einde met het water in aanraking brengt midden tusschen de lucifers; deze verspreiden zich nu naar de kanten. No. 287. „WAT IS MEER". Zes dozijn dozijnen is natuurlijk meer dan een half dozijn dozijnen, want zes dozijn dozijnen is reeds 72 do zijn. Het andere ls maar 6 dozijn! Een bedrl egel ijk zinnetje! van F. Gamage. (1964). Zwart: 6. g a b c d c 1 Wit: 1L De diagramstand behoort te luiden: Wit Ka2, Pb7, Pf8, Lbl en 7 pionnen op c3, c4, cö, d2, f2, g3 en g5. Zwart Kaö, Pc6, Pg6, Lb4 en twee pionnen op h4 en hS. Wit speelt en geeft op fraaie wijze mat in tweo zetten. OPLOSSING PROBLEEM No. 288. van S. Loyd. De diagramstand in cijfers was: Wit Kh3, Db2, Peö, v'eG, T.r.5 en Lh6. Zwart Ke3, Tg8 en een pion op g7. Wit speelt als sleutelzet zeer verrassend Db2al!! Loyd vond voor dit vraagstuk den mooicn naam: „Zij gaat omlaag om te veroveren". EEN KORT, MAAR PITTIG PARTIJTJE. Het volgend partijtje kwam veer in een wedstrijd en, W(0 y-\ 'M. 'mm van H. J. A. van Gelder, Rotterdam. Een leerzaam eindspel. Zwart: 2. m m m l Wit: 4. De diagramstand in cijfers behoort te luiden: Wit twee schijven op 34 en 35, voorts twee dammen op 1 en 16. Zwart 1 schijf op 43 en een dam op 49. Wit speelt en forceert de winst OPLOSSING PROBLEEM No. 289, van H. J. A. van Gelder. De diagramstand in cijfer® was: Zwart drie schijven op 28, 32, 33, en een dam op 35. Wit 4 schijven op 34, 42, 45, 48 en een dam op 46. Wit speelt hier heel gees tig wit 45—40, zwart 35X49A, wit 34—29, 42-i38 en 46 X 35 wint Op A zwart 35X44 volgt 34-29, 42—38 en 46X16. Klant: Hebt u een meterdik touw voor (Sor,dagmiss, StrUt). De duurste hoeden vindt men dikwijl* op de goed koopste hoofden. o Het treurigste ongeluk is een geluk, waar m*e men medelijden moet hebben, o Men wordt niet alleen door schade en schande wijs, ook wel door voordeel en eer, o Ouzo daden en ons loven krijgen beteekente door den geest die er uit eprcekt o Ieder mensch bepaalt zelf den toon, dien men tegen over hem aanslaat o Succes is geen toeval. Het komt tot dengeen, die zijn werk iets beter doet dan den ander. o Geen zaligheld ls denkbaar die in rust bestaat Zoudt u zoo vriendelijk willen zijn, ooi voor mij dit stuk nougat te verdeelen ia zes precies even grqotc stukjes? 1 (Buen Humor, Madrid), j Een avontuurlijk verhaal, vrij naar een Engelseh gegeven, door SIROLF. (Nadruk verboden. Alle rechten voorbehouden). Kapitein Blacbean vertelt: Wje waren op weg van Jokohama naar Shanghai en hadden in den Grooten Oceaan met zwaar weer te kampen gehad. Drie dagen achtereen had de zwaarste .storm gewoed, die ik nog ooit bad meegemaakt We had den nogal wat averij aan onzen ouden stoomboot opge- loopen en we hadden het grootste deel v&n ons drink water verloren. Nu was het opeens weer prachtig weer, spiegelgladde zee en moordende hitte. Daarom beslo ten wij, ook al omdat we danig uit onzen koers geslagen waren, één van de Lioekloe eilanden in de Oost-Chl- neesche zee aan te doen, om drinkwater ln te nemen. Verschillende van die eilandjes zijn bewoond door half- wilden, buitengewoon wreede stamanen van het Mon- goolsche ras. Sommige dier inlanders hebben evenwel als koelie of stoker op een Chineeschp boot met de be trekkelijke beschaving van Oost-China kende gemaakt En zijn daardoor nog onbetrouwbaarder dan de rest Ik besloot dus zelf, vergezeld van den. derden stuur man en twee matrozen aan land te gaan. Toen we dan ook één van die tallooze eilandjes in zicht kregen, liet ik alles in gereedheid brengen. Een sloep werd buiten boord gezet met een: paar vaten voor hot water. De bemanning stond gereed, om den sloep te strijken. Naarmate we echter de kust naderden, zag ik iets vreemda In een kleine baai, dichtbegroeid met tropische gewassen, schemerde iet» roods ln de felle zou. Spoe dig ontdekte ik dat het de romp van een kleine vracht- stoomer moest zijn, die blijkbaar aan den grond zat. Ik liet signalen geven op den stoomfluit doch er kwam geen enkel levenstoeken terug. Toch meende ik uit een schoorsteentje, dat blijkbaar bij een kombuis hoorde, rook te zien komen. Er moesten toch menschon aan boord zijn. Doch niemand vertoonde zich aan dek. Ik liet den marconist dringende draadlooze seinen uit zenden, want ik zag- door mijn verrekijker, dat do boot draadlooze voerde. Maar geen enkel teeken werd opge vangen. Waarom, wist is niet maar ik voelde me niet erg gerust over deze eigenaardige gebeurtenis. Best mogelijk, dat het schip in den storm hier op do kust geworpen was, maar waarom vertoonde de bemanning zich dan niet? Die daar in het kombuis zat waar blijk baar vuur brandde? Ik liet het anker uitwerpen, beval flink stoom op te houden en nóg twee sloepen gereed te houden met den tweeden en den vierden stuurman als commandanten, wees alle leden van de bemanning, die maar beschikbaar waren, voor de bezetting van de twee andere sloepen aan, gaf opdracht vuurwapenen te nemen, gaf den eersten machinist nog eenige instructies en ging dan met den derden stuurman en twee matrozen, goed gewapend met karabijnen en re- volvera ln den eersten sloep en liet one strijken. Met krachtige el «gen roeiden wij naar de kust. Een minuut of wat later sprongen wij op het strand sn haaldsn de boot op het droge. Een oogenblik bleven we besluiteloos «taan. Er was go&n meneohalijk w«*z<m te zlon. Een honderd meter verder lag de oude vraohtetoomer, een tiental meters uit de kust, doch blijkbaar aan den grond geloopen. En uit den sohoorsteen van het kombuis kringelde Inderdaad blauwe rook <^ihoog! Kom mee, zei ik, en klemde mijn tanden opeen. Langzaam begaven we ons In de richting van den rood-geroesten stoomer. Terwijl we langzaam, naast elkander, voorwaart» gin gen, schoot ik twee keer mijn revolver af, om do be manning van het geheimzinnige echip te wekken. Maar het bleef doodstil aan boord. Het was vreemd. Een on naspeurlijk gevoel van vrees en beklemming overviel ons. Plotseling weerklonk achter ons een rauwe schreeuw. Met een schok draalden we ons om... en staarden ontzet naar een menachelijke gedaante die op ons toe kwam snellen met wilde gebaren, en rauwe kreten ultstootend. De gedaante was in lompen gehuld, het bovenlijf bijna geheel bloot. De flarden van een hemd woeien om hem heen. Toen hij dicht bij ons was, zagen we, dat het... een blanke was. Een rilling voer 003 over den rug. De man zag er vreeselijk uit. Zijn haren hingen woest lang® zijn hoofd en zijn gezicht was bedekt met ruwe stoppels van een baard van een week. Zijn huid was door de binkeronde zon blijkbaar geroosterd. Toen hij ons bereikt had, begon hij, hij gend, onsamenhangende taal uit te slaan en wees daar bij, blijkbaar met gevoelens van panische vrees, naar het schip. Toon hij evenwel wat bedaard was, kregen we het volgends varhaal te hooren. Een woek geleden waren zo ln den storan hier op de kust geworpen. Toen do storm over was, kwam. de bevolking, een troep qcla halve witte duivels, met primitieve schuitjes cn enter de aan boord. Zo toonden zich nog al vriendelijk en brachten wat vruchten mee. Den volgenden morgen zouden ze trachten, bij hoog water vlot to komen. Do inlanders begrepen dat, en beloofden^ dan nog voor versehe vruchten te zullen zorgen. En gingen weer van boord af. Ten minste, dat had men gedacht Het scheen evenwel, dat een paar van de sluwe kerels zich had den weten te verstoppen. Om kort te gaan, om twaalf uur in. den nacht zoowat, was de moordpartij begonnen, met het neersteken van den wachtsman. Dat was blijk baar het werk geweest van één der achtagebleven boe ven. Even later werd het dek overstroomd door een lawine v&n die kerels, die in minder dan geen tijd de heele bemanning van het vrachtschip om zeep maakten, in hun slaap. Alleen hij, da tweede stuurman, had in den chaos over boord weten te springen en ongemerkt den kuet weten la bereiken, waar hij zich in bet dich te oerwoud, mat 'wat vruchten voedendv dagenlang had schuil gehouden. De gele duivels waren aan boord gebleven, hadden, de lijken overboord gegooid, en war ren zich blijkbaar te goed gaan doen aan dronk en le vensmiddelen, die ze aan boord vonden. Niemand was teruggekeerd, hoewel hij tot dien morgen» enkele uren geleden nog, enkele var* fee® op het eohip zich had zien bewegen. Op de seinen van mijn stoomfluit en marco nist hadden ze natuurlijk niet kunnen antwoorden en nu hielden ze zich zeker schuil Na dit ontzettend verb-aa!, aarzelde ik niet meer. Ik gaf, door midoei van 'fluitsignalen «xn bootraans- fluitje, mijn order* naar mijn schip, en zag dadelijk daarna, dat de twee andere sloepen gestreken werden. We kregen versterking-. Daarna begaf ik mij, met mijn dri<s> mannen en den ongelukklgen derden stuurman be hoedzaam naar het schip. We waadden een eind door h6t water, zwommen een «tukje, en grepen toen een eind afhangend touw en klauterden omhoog. Ik ging voorop, mijn revolver tusschen mijn tanden geklemd. Even later stonden we alle vijf aan boord. Niet het geringste geluid verbrak de stilte. Omzichtig slopen we naar het kombuis in het achterschip, waar flauw wat rook uit een pijpje omhoog kringelde. Gereed om den eersten den besten aanvaller de volle laag te geven, duwden wo het ijzeren deurtje open en keken omlaag. Om de smalle tafel hingen of lagen, sommigen met do handen onder het hoofd, andere scheefgezakt, of op den grend, in de meest groteske houdingen, wel een tien tal gele kerel». Op tafel stonden aangebroken flesschen, Ts uw zoon een twciUo* e waar schrijft hjj voor? Voor de prullemand der rijdschriften. (Buen Humor),

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1929 | | pagina 17