Idat ik die onmogelijk weer terugtrekk onkan. Je zou
het niet willen, als je het wist"
GEESTELIJK LEVEN.
i PUROL
Winterteenen
Stijgende cijfers over de gansche linie.
Het finantieel voordeel ls hier dus telkens aan den
kant van de fijne maisvoeding en o.i. ligt in deze
proef een sterke aanwijzing, dat in elk geval bij wat
oudere varkens, die grootendeels met mais gemest
worden, fijn gemalen mais gunstiger op den aan
gloei werkt, dan grover gemalen mais. Door het
fijner malen wordt mede als voordeel verkregen, dat
het meed minder snel zinkt.
Wat zoeken ze het toch uit, nietwaar geachte lezer,
maar het is ook noodig om alle voordeelen te be
nutten. Uit vele kleintjes moet de winst komen te
genwoordig.
S. V.
HET KWEEKEN VAN NIEUWE
AARDAPPELSOORTEN.
Toen Ir. Koeslag voor de Vereenging van Oud
leerlingen der R.L.W.S. een lezing hield over den
tegenwoordigen stand der keuringen te velde memo
reerde Z.Ed. het feit, dat strenge invoerbepalingen
van het buitenland ons noodzaken tot dractische
maatregelen, willen wij op den duur onze bodempro
ducten kunnen blijven exporteeren. Hij bracht vooral
naar voren wat de aardappelteelt staat te wachten
als de gevreesde wraktziekte zich in de aardappel-
verbouwende streken zou gaan uitbreiden. Om dit
te voorkomen is de Bravo bijv. in de ban gedaan.
Deze aardappel, hoeveel goede eigenschappen zij
overigens bezit, moet niet meer verbouwd worden,
wegens haar groote vatbaarheid voor wratziekte.
Als plaatsvervanger van de Bravo wordt de Beve
lander aanbevolen. Of deze ziektevrij zal blijven op
den duur, tve wagen ons niet aan voorspellingen,
doch gezien haar afkomst Bravo en Preferent, zijn
wij nog zoo heel gerust niet op dit punt.
Alle vroege aardappelsoorten, die heel veel ge
ëxporteerd worden, zijn vatbaar gebleken en op het
oogenblik heeft men nog geen vroege aardappel
soort die geheel onvatbaar is gebleken. Daarnaar
wordt nog steeds gezocht. En de regeering die het
belang hiervan inziet, aarzelde niet om met flinke
sommen de teelt daarvan aan te moedigen. Hij wien
het gelukt een vroege aardappelsoort te telen die
wratziektevrij is bevonden, verdient daarmee een
kapitaal van ettelijke duizenden guldens, benevens
den dank van den geheelen landbouwenden stand.
Al is de belooning zoo op het eerste gezicht niet ge
ring, de moeite en zorgen die men te overwinnen
heeft zijn zeer groot. Het vervolg van dit artikeltje
moge dit eenigszins verduidelijken.
Voor het kweeken van nieuwe soorten is wel niet
zooveel grond noodig, maar het vraagt des te meer
arbeid en geduld van den kweeker. Nieuwe soorton
worden geteeld uit zaad, dat door kruisbestuiving
is verkregen. Het kruisen heeft nl. ten doel de gun
stige eigenschappen van 2 rassen zoo mogelijk te
vereenigen, b.v. goede smaak met hooge opbrengst,
ziekte-resistentie, enz.
Niet elke willekeurige soort kan voor de kruising
gebruikt worden. Daar begint de moeilijkheid al.
Allo soorten kan men wel bezigen als moeder- maar
niet als vaderplant. Zoo kunnen Eigenheimers, Roode
Star, Zeeuwsche Blauwen, Bravo's, Industrie en vele
andere soorten niet gebruikt worden als Vader, daar
ze geen vruchtbaar stuifmeel hebben en te weinig I
bloemen vormen, of deze te vroeg laten vallen; ech-j
ter komen ze soms wel als Moederplant in aanmer
king. Hierdoor wordt de keuze dus al zeer beperkt;
en moet voor de kruising vaak een buitenlandsche
variëteit genomen worden, Dit is op zichzelf geen
bezwaar, als de kwaliteit der buitenlandsche soor
ten maar beter was. Doch het meerendeel dezer
soorten is witvleezig en meestal ook is de smaak,
voor ons, Hollanders slecht, tot zeer slecjit. We ver
kiezen dan ook alleen die buitenlandsche soorten,
die hoog in opbrengst zijn en resistent zijn tegen j
verschillende ziekten, vooral ten opzichte van de
wratziekte. Wanneer men eenmaal besloten heeft,
met welke variëteiten zal worden gekruist, wacht
men den tijd af, er mee rekening houdende, dat de
eene variëteit veel eerder bloeit dan de andere
Heeft men te doen met zelfbevruchtende rassen, dan j
dient men de bloemen vroegtijdig van meeldraden
te ontdoen, om zelfbevruchting te voorkomen. Zijn
de kruisingen gelukt,- wat men meestal vlug kan
De gruwelijke jeuk ver
dwijnt onmiddellijk mot
AKKER'.
KLOOSTERBALSEM,
zuivert - verzacht
geneest
appeluitvoer bedraagt f2lX mlllioen, die van poters
i\V» mill., van suikerbieten idA m., van pulp een
f X m., van peulvruchten f 18 m., van zaden f 16 m.,
van cichoreiwortels eveneens een f X m., van hooi
iX m., van stroo en hulzen l\X m-, van kaas f80
m., van boter f 88 m., van melkproducten f 56 m., van
vleesch en bacon f 100 m., van paarden f 3 m., van
fok- en slachtvee i2X m., van varkens i7X m., van
levend en geslacht pluimvee f8 m., van wolvee
f180.000, van eieren versch en geconserveerd f62 m.,
en van vlas f9 m.
Dit alles te zamen maakt een bedrag van rond
f485 millioen.
Daarbij komt nog een aardappelen-uitvoer van
i\hX m., dextrine e.d. van f4J* m. en een stroocar-
tonexport van f21 millioen. Ongerekend suiker en
huiden (en wat kleinere „postjes") komt men dus
reeds tot een bedrag van f526 millioen, hetgeen te
zamen met den tuinbouw-uitvoer een totaal geeft
van f 666 millioen.
Ter beoordeeling van de suiker diene, dat onze
beetwortelsuikerfabrieken (70 der productie komt
voor rekening der coöp. fabrieken) op 't oogenblik
uit de hier te lande geteelde suikerbieten nl.m. 270
millioen kg. per jaar produceeren, „erwijl et bin-
nenlandsch verbruik pl.m. 210 millioen kg. .draagt,
zoodat het surplus der eigen productie 60 mill. kg.
bedraagt, hetgeen dus zoo ongeveer een waarde ver
tegenwoordigt van f 8 k 9 millioen.
waarnemen, dan laat men de bessen rijp worden
Daarna wordt het zaad uit de bessen gehaald en
droog den winter overbewaard. Zoo ongeveer half
Ma&rt brengt men het zaad in een warmen bak, vun
waaruit de plantjes later in bloempotten worden
verspeend. Men laat de plantjes nu meer en meer
harden, om ongeveer in de 2e helft van Mei in len
vollen grond te worden gebracht. Reeds in het eerste
jaar vallen er al een groot gedeelte weg, doordat
verschillende zaaiingen reeds vroegtijdig het typi
sche beeld vertoonen van een of andere degeneratie-
ziekte. De allerbeste worden afzonderlijk aange
houden.
Het 2e jaar komen de zaailingen in rijen op kleine
veldjes te staan. De beoordeeling kan nu al beter
geschieden dan het eerste jaar en weer vallen er bij
de keuring een groot aantal uit. Ook in het 2e en
3e jaar wordt op alle mogelijke eigenschappen gelet.
Ziet ge wel geachte lezer, dat er heel veel voor komt
kijken voor men het doel bereikt, dat men zich voor
oogen heeft gesteld. Wil men kans van slagen heb
ben, dan moet het einddoel een soort zijn, welker
productievermogen de bestaande soorten aanmerke
lijk te boven gaat en liefst nog resistent is tegen
verschillende ziekten, als wratziekte, bladrol, moza
ïek, Phytophtora, Stippelstreep, krinkel en ringvuur.
Ook stelt de consument zijn eischen, zoodat het ze
ker niet te bout gesproken is, van een Amerikaanscb
aardappelkweeker, die zei: dat, wanneer het lukt
om één van de 6000 zaailingen als een nieuwe va
riëteit in den handel te brengen, dan boert men niet
ongelukkig. Zei ik iets te veel toen ik in den aan
vang van dit artikeltje wees op de vele en groote
moeilijkheden welke moeten worden overwonnen.
Maar het einde kroont het werk. Van de 880.000 H.A. I
bouwland in ons land, worden jaarlijks 170.000 H.A.
met aardappelen beteeld. Gelukt het een kweeker
een nieuwe variëteit te kweeken, die per H.A. 20 H.L.
meer opbrongt, dan verhoogt, dit de bodemproductie
met ruim 3.000.000 H.L. of in geld uitgedrukt pl.m.
10.000.000 gld. per jaar. Geen kleinigheid voorwaar,
en dankbaar mogen we zijn tegenover hen die zich
onvermoeid op het telersbedrijf toeleggen. Jammer
is het dat hun eigendom, dat zij met zooveel moeite
en zorgen hebben verworven, niet beter beschermd
wordt door een of ander wettelijk voorschrift
S. V.
Den heer S. te Barsingerhorn.
Volgende week hoop ik Uw vragen te beantwoor
den. V.
EEN TUINBOUW-UITVOER VAN II» MILLIOEN.
Landbouw an veeteelt 1526 mlUloan.
Schrale Lippen
Schrale Neus
De totale groentenuitvoer in 1928 heeft bedragen
iGSX millioen tegen f45# millioen in 1927. Duitsch-1
land alléén nam voor f 18 millioen méér af.
De uitvoer van versche vruchten bedroeg f 11 mil
lioen tegen iWA millioen in 1927; die van vruchten-
pulp bedroeg f 6% millioen (f0 mill. in het jaar daar-1
vóór).
Aan bloembollen, bloemen, planten, heesters, enz.
werd voor I53X millioen uitgevoerd tegen f49 mill.
in 1927.
Het tuinbouw-totaal (zonder vroege aardappelen
bedraagt dus f 140 millioen tegen f 101 mill. in 19271
De aardappel-export heeft met inbegrip van po
ters pl.m. f23 millioen bedragen.
Als men dan bedenkt, dat aan boter en kaas sa
men voor f 168 millioen werd uitgevoerd, dan springt
het groote belang van onzen vaderlandschen tuin
bouw wel zéér duidelijk in het oog.
Landbouw en veeteelt.
Bij optelling der landbouwgewassen en veeteelt-
producten komt men óók tot aardige cijfers. De aard-
Met groote moeite heb ik mijn kamer een weinig
op temperatuur gebracht en het is me gelukt de dikke
winterbloemen, welke de vorst met groote kunst
vaardigheid op mijn vensterruiten had geteekend,
te verwijderen. Mijn hand glijdt al schrijvend over
het koud aanvoelend papier. Als ik naar buiten zie,
dan gaat mijn oog over den besneeuwden tuin. waar
in een enkele groene conifeer de gedachte aan leven
nog poogt levendig te houden, maar waarin al 't
andere mij spreekt van dood. Dood door verstij
ving. 't Is of alles is aangeraakt door een ijzige
hand, die elke beweging heeft belemmerd. Wat staan 1
ze daar zielig mijn mooie, trotsche boomen, mijn
trouwe wachters, die zoo manmoedig de gure win-J
den trotseeren, de goedige reuzen, welke het dwer
genvolkje van heesters en vaste planten, van dah
lia's en rozen zoo trouw beschermen. Onbewegelijk,
als verstard door de koude, verkleumd tot in hun
binnenste, maken zij den indruk van nooit meer
te zullen leven. Waar zijn mijn vogels, mijn lieve
lingen onder de dieren? Ik zie mijn winterkoninkje
niet meer. Mijn roodborstje met z'n heerlijke kijkers,
mis ik al vele dagen. Op een tak van een der groot
ste boomen zit een kraai. Hij beweegt zich niet, is
ineengedoken. Arme jongen, 't is een slechte tijd
voor je. Koud en hongerig? Kom maar gerust van
je hooge zitplaats, ouwe, ik zal voor jou ook wat
eten strooien. Als je straks de lijsters en de mus-
schen en de spreeuwen voor de deur ziet neerstrij
ken, geneer jij je dan maar niet.
Eén nieuweling heb ik tegenwoordig in mijn tuin.
Ik krijg geregeld bezoek van een riethennetje. Een
allergezelligst diertje. Ik heb er plezier in, dit schuwe
beestje ongemerkt te bespionneeren. Het trippelt
zoo leuk over het gras en maakt daarbij zulke ko
mische bewegingen met het geestige staartje. Wist
ik maar waar jij van houdt, dan zou ik voor je zor
gen, oolijkert, want ik begrijp 't erg best, dat er met
al die bevroren slooten niet veel voor je te bikken ls.
Vanmorgen vond ik een paar doode vleermuizen.
Doodgevroren. Die beesten zoeken een schuilplaats
onder den klimop tegen den muur. De vorst is hun
nu te machtig geworden.
Als ik en dat duurt nu al enkele weken de
straat op ga, kom ik verkleumde menschen tegen,
die me altijd weer hetzelfde vertellen. Ze verzekeren
me allen, dat het zoo bar koud is, wat ik drommels
goed aan mijn eigen lichaam gevoel en ze hebben
me dus heelemaal geen nieuws mede te deelen.
Maar ik betrap er mezelf óók op, dat ik op mijn
beurt hetzelfde doe.
En als we ons verdiepen In de courant, genietend
van 't warme kacheltje in de gezellige huiskamer,
dan wordt 't ons van bijna iedere bladzijde toege-
fChreeuwd dat het koud is, koud, ijzig koud, onbe
hoorlijk koud.
Tien, twintig, dertig graden onder nul. De Zuider
zee zit dicht, de rivieren zijn gestold. Menschen vrie
zen dood.
Steuncomité's vanwege de koude; bee en wee, le
den van den raad, ministers bemoeien zich met de
koude.
En de gedachte aan dit alles doet ons rillen bij de
kachel. Onze heele geest vertoeft in een sfeer van
koudel
Zoodat ik maar zeggen wil, dat we in 1929 weer
een ouderwetschen winter beleven.
Zoo'n winter, waarvan onze ouders wisten te pra
ten. Of nog niet eens zóó erg. Want dan zouden we,
volgens sommigen, nog paascheieren op het ijs moe
ten eten! Alsof het nog niet mooi genoeg is, dat de
eieren nu al in het hok bevriezen!
Toch wel eigenaardig dat die barre winter ons
dermate in beslag neemt, dat we aan bijna niets an
ders denken dan aan die koude en aan de middelen
om ons daartegen te verweren.
Ondervind ik het zelf nietl Het is me onmogelijk
geweest mijn gedachten bij iets anders te bepalen
en zoo komt het, dat ik een geestlijk leven aan den
grimmigen winter wijd.
Gij, mijn waarde lezers, maakt misschien de op
merking, dat het overbodig is dit te doen, omdat ge
't aan den lijve gevoelt, dat de temperatuur vèr be
neden het nulpunt is. Waarom u dat in een geeste
lijk leven nog eens te vertellen?
Wel, omdat we over alles kunnen filosofeeren.
Zelfs over een harren winterl
Want die winter leert ons óók het een en ander.
HIJ leert ons b.v. den mensch als psychologisch we
zen weer wat beter begrijpen. Als wij maar leeren
willen.
Ik heb b.v. dit weer opgemerkt, dat alle amusement
ten slotte den mensch onbevredigd laat. Als het ijs
pas op het water ligL dan verlangt bijna iedereen
naar het zenuwstalend genot gelegen in het zwieren
op de rappe ijzers. Want het is iets heerlijks in de
frissche lucht zonder groote inspanning te glijden
over den baan, zich te voelen gaan in rythmische
deining van links naar rechts. Een weldadige warm
te doorstooft dan het lichaam. Op het ijs zijn de
menschen opgewekt. Hun gelaten zijn mooier dan
anders. Waar vindt men een stemming, die te ver
gelijken is met die, welke heerscht op het ijs? Ieder'
een is democraat geworden, socialist bijna.
Maar.
Dit alles is goed voor een veertien dagen. Dan
gaat de animo zakken. De liefhebberij voor het
schaatsen begint te bekoelen. En men begint zijn
barometer en zijn thermometer te controleeren. Die
vervelende barometer wil maar niet terugloopen en
die halstarrige thermometer vertikt het' om het kwik
boven nul te laten rijzen. En er wordt geklaagd over
het voortduren van de vorst. Het moest nu maar
gaan dooien. De aardigheid van het ijs gaat er af.
Van werken komt niets. Van lezen komt niets,
's Avonds is men huiverig, „rozig" en de geest wordt
traag. Men kan zijn aandacht niet goed blijven be
palen bij de lectuur, wat wordt aangevoeld als een
verarming.
Ik zou me al zeer moeten vergissen, als dit niet
de heerschende stemming is bij de meestcn n& de
lange vriesperiode.
En het is voor mij weder het bewijs, dat een
mensch nooit bevredigd kan worden door wat hom
amuseert.
Alle amusement gaat vervelen. Hiermede wil ik
niet zeggen, dat deze geen recht van bestaan heeft.
Integendeel. Amusement, van welken aard ook, is
goed voor ons, geeft afleiding en daarmede geeste
lijke verfrissching. Maar we kunnen er geen bevre
diging, geen voldoening in vinden.
Dan krijgen we weer behoefte aan geregelden ar
beid en dan willen we met onzen verfrischten geest
ons weer wijden aan onze lectuur, aan onze studie.
We zien dit niet alleen ten opzichte van het win
tervermaak, maar bij alles, wat de mensch als af
leiding, verpoozing, amusement zoekt. Reizen en
trekken, bezoek van bioscoop of danszaal of variété
alles, letterlijk alles van dien aard kan maar tijde
lijk den mensch geheel in beslag nemen. Dan komt
weer bij hem op het verlangen naar datgene, waar
van hij diep in zich zelf gevoelt, dat hij 't niet mis
sen kan omdat het samenhangt met zijn innigste
wezen, naar stoffelijken en geestelijken arbeid.
En dit is niet het geval, omdat hij dien arbeid
noodig heeft om te kunnen eten ofschoon dit bij
velen een belangrijke rol speelt - maar omdat hij
„Ik ik weet het heusch niet Is het niet is het
niet verkeerd het land aan iemand te hebben?" aarzelde
Jeanie.
„Verkeerd!" Eerst keek hij boos, doch dan glimlachte
hij dadelijk weer. H3j boog over haar heen en gaf haar
een kus op haar voorhoofd. „Ja, natuurlijk ls het ver
keerd voor menschen, die er een geweten op na hou
den."
„O, maar zeide zij verwijtend en dan deed iets in
zijn gezicht haa rzwijgen. Zij kreeg een kleur en pre
velde verlegen. „Dank u voor dien zoen!"
„O, praat daar niet over!" lachte hij.
„Ik zou u ook graag een zoen geven, als ik mag. U
bent zoo hartelijk en lief geweest"
Hij boog zijn gezicht naar het hare en kreeg zijn
zoen. „Je bent een lieve kleine meid." zeide hij en er
klonk Iets in zijn stem, waaraan Jeanie hoorde, dat WJ
ontroerd was.
„Ik geloof niet, dat hij heelemaal gelukkig ia, u wel?"
zeide Jeanie dien avond tegen Avery, toen haar ergste
pijn voorbij en zij weer in de pastorie waa.
En Avery antwoordde peinzend: „Misschien niet
heelemaal."
HOOFDSTUK VUL
EEN GESPREK BU HET VUUR.
De Eerwaarde Stephen Lorimer schreef zijn preek
voor den laatster Aventzondag. Zijn onderwerp was de
eeuwige straf een onderwerp, dat hij zijn grootste
welsprekendheid waard achtte. Er was volgens hem
niets mystieks of allegorisch in dat thema. HU geloof
de er oprecht In en dat geloof schonk Jlem de grootste
voldoening. Het was een zenuwschokkende preek. Waa
het er een van wereldlijk karakter geweest, dan zou
men baar bijna onmenschelijk genoemd kunnen heb
ben, zoo duidelijk was zij bedoeld om zijn hoorders
bang te maken in het donker naar huls te gaan. Maar
daar zij niet wereldlijk was, nam zij den vorm aan van
een mooi stuk inspiratie, dat, volgens Mr. Lorimer ten
minste, niet nalaten zou om het verstokte hart in zij»
gemeente te doen leven.
Mrs. Lorimer hield niet van zijn kudde; zijn gods
dienst nam dien vorm niet aan. En de kudde had in
haar geheel heel natuurlijk weinig sympathie voor Mr.
Lorimer. De kudde wist of vermoedde sluw dat
zijn welsprekendheid zuiver klank was en zelfs niet
altijd muzikaal en als gevolg daarvan was de macht
ervan niet groot. Zijn woordenschat was bijna onbe
perkt, maar woorden konden hem niet tot de harten der
gemeente brengen en hij had geen ander middel tot
zijn beschikking. Dit verweet hij natuurlijk aan de ge
meente, die geen recht had om te knipoogen en te gl-
dhelen als hij voorbij kwam.
De Aventpreek echter was een meesterstuk en ter
wijl Mr. Lorimer liefkoozend de bladzijden van zijn
manuscript omsloeg, zeide hij tot zichzelf, dat zij niet
nalaten zou indruk op den meest verharden zondaar te
maken.
Een zacht getik op de deur verstoorde deze aangena
me gedachte en hij fronste zijn wenkbrauwen. Er be
stond een ongeschreven wet in de pastorie, dat hij op
dat uur slechts om zeer dringende redenen gestoord
mocht worden.
Zacht ging de deur open. Bedeesd keek zijn vrouw
naar binnen.
„Heb Je het erg druk, Stephen?"
De frons verdween. Hier had hij tenminste iemand,
die zijn preeken steeds en altijd apprecieerde. „Nee,
Heve Adelaide, ik geloof naar waarheid te kunnen zeg
gen, dat de zware taak achter den rug ls. Je kan bin
nenkomen."
„Heb je je preek af, liefste? Kunnen we een oogen-
bllkje praten?" vroeg zij hem zenuwachtig.
Hij strekte een groote, blanke hand uit zonder op te
staan. „Ja, ik geloof, dat er niet veel meer over te zeg
gen valt We hebben als het ware de zaak van alle
standpunten uit bekeken. Ik geloof niet, dat vele gewe
tens ongeroerd zullen blijven, als ik mijn peroratie uit
gesproken heb."
„Je hebt zoo'n schitterende voordracht" prevelde Mrs.
Lorimer, terwijl zij de vaste, blanke hand tusschen de
hare nam.
Mr. Lorimer's oogen verdwenen in een zalvenden
glimlach.
„Vleister!" zeide hij.
„Neen, heusch, liefste," verzekerde zijn vrouw. „Ik
vind je altijd indrukwekkend, vooral aan het einde
van je preeken. Die pauze, die je maakt vóór je je ge
zicht naar -het altaar wendt lijkt me altijd zoo, ik zou
bijna zeggen, dramatisch."
„Voor welk verzoek is dit het voorspel?" vroeg Mr.
Lorimer, niet langer glimlachend.
Zij lachte zenuwachtig en flauwtjes. Haar mager ge
zicht bloosde. „Zullen we bij het vuur gaan zitten, Ste
phen, net als in den eersten gelukkigen winter weet
je nog wel? na ons trouwen?"
„Lieve genade, dat lijkt veel op Ven sprong in de
sentimentaliteit"
Toch stond hU op en ging hij ln den grooten fauteuil
bij het vuur zitten. Het was de eenige makkelijke stoel
in de kamer. Hij gebruikte dien voor zijn oogenbllkken
van stille overpeinzingen.
Mrs. Lorimer ging met haar magere hand nog steeds
in de zijne op het haardkleedje zitten. „Dat is een echt
feest" zeide zij, terwijl zij haar hoofd tegen zijn knie
legde. „Het gebeurt niet dikwijls, dat we zoo een paar
oogenblikjes voor ons zelf hebben!"
„Wat wou Je me zeggen vroeg hij.
Zij trok zijn hand zacht over haar schouder en legde
die tegen haar wang. Er volgde een korte stilte, die zij
eindelijk verbrak: „Jouw idee om een hulp ln het huls-
houden te nemen is schitterend geweest Zooals je weet
wilde ik er in den beginne niets van weten, maar nu
ben ik heel blij, dat je voet bij stuk gehouden hebt De
lieve Avery is een groote re troost en steun voor me
dan ik je zeggen kan."
„Avery!" herhaalde de Eerwaarde Stephen. „Je
spreekt zeker over Mrs. Denys?"
„Ja, liefste. Ik noem haar Avery. Ik heb zoo'n ge
voel alsof zij bij ons behoort Zij is altijd zoo hartelijk
voor me. Ik weet niet wat ik of de kinderen zonder
haar zou moeten beginnen."
„Ik hoor met genoegen, dat zij hartelijk is," zeide Mr.
Lorimer «enigszins scherp.
„Liefste, zij is ln stand ons gelijke," prevelde zij.
j „Dat is best mogelijk, lieve Adelaide. In zekeren zin
zijn we allen gelijk. Maar ondanks dat is een groote
intimiteit dikwijls niet raadzaam. Ik geloof niet, dat
het gewenscht is een vrouw in de positie van Mrs.
Denys tot je boezemvriendin te maken. Een heele
goede vrouw, dat geef ik toe. Maar familiariteit met
haar is niet passend. Uit mijn eigen ervaring met haar
weet ik, dat zij daar heel gauw misbruik van zou ma-
I ken."
Mr. Lorimer keek neer op de vrouw aam zijn knie,
die bewegingloos in het vuur zat te staren. „Je moet
dus uit eerbied voor mijn wensch zoo niet om andere
i redenen mlet langer Mrs. Denys b ij haar voornaam
noemen."
j Haar lippen bewogen zich. doch zelden niets.
„Adelaide!" Hij sprak met koude verbazing.
I Onmiddellijk omklemden haar vingers de zijne harts
tochtelijk. Zij hief haar hoofd op en keek hem bijna
I met ernstige, smeekende oogen aan. „Het spijt mij,
Stephen, lieve Stephen maar ik heb mijn vriend
schap reeds aan aan Mrs. Denys gegeven. Zij is als
een zuster voor mij geweest en nog. Je begrijpt, dus,
„Als ik het wist!" herhaalde hij op eigenaardigen
toon.
Zij wendde haar gelaat weer van hem af, maar hij
boog zich voorover in zijn stoel, nam haar kin tusschen
vinger en duim en deed haar weer naar hem kijken.
Zij kromp Ineen, doch bood geen tegenstand. Hij keek
haar onderzoekend In de oogen.
„Nu?" zeide hU.
Haar lippen trilden; zij zeide niets.
Maar haar zwijgen was welsprekend genoeg. Hij liet
haar los en liet zich, zonder verder een woord te zeggen,
in zijn stoel terugvallen.
Bevend viel zij tegen zijn knie aan en er volgde een
heel pijnlijke stilte. Door de stilte klonk weer uit de
verte muziek. Iemand speelde het Soldatenkoor uit de
Faust op de oude schoolpiano.
Wordt vervolgd*