Idat ik die onmogelijk weer terugtrekk onkan. Je zou het niet willen, als je het wist" GEESTELIJK LEVEN. i PUROL Winterteenen Stijgende cijfers over de gansche linie. Het finantieel voordeel ls hier dus telkens aan den kant van de fijne maisvoeding en o.i. ligt in deze proef een sterke aanwijzing, dat in elk geval bij wat oudere varkens, die grootendeels met mais gemest worden, fijn gemalen mais gunstiger op den aan gloei werkt, dan grover gemalen mais. Door het fijner malen wordt mede als voordeel verkregen, dat het meed minder snel zinkt. Wat zoeken ze het toch uit, nietwaar geachte lezer, maar het is ook noodig om alle voordeelen te be nutten. Uit vele kleintjes moet de winst komen te genwoordig. S. V. HET KWEEKEN VAN NIEUWE AARDAPPELSOORTEN. Toen Ir. Koeslag voor de Vereenging van Oud leerlingen der R.L.W.S. een lezing hield over den tegenwoordigen stand der keuringen te velde memo reerde Z.Ed. het feit, dat strenge invoerbepalingen van het buitenland ons noodzaken tot dractische maatregelen, willen wij op den duur onze bodempro ducten kunnen blijven exporteeren. Hij bracht vooral naar voren wat de aardappelteelt staat te wachten als de gevreesde wraktziekte zich in de aardappel- verbouwende streken zou gaan uitbreiden. Om dit te voorkomen is de Bravo bijv. in de ban gedaan. Deze aardappel, hoeveel goede eigenschappen zij overigens bezit, moet niet meer verbouwd worden, wegens haar groote vatbaarheid voor wratziekte. Als plaatsvervanger van de Bravo wordt de Beve lander aanbevolen. Of deze ziektevrij zal blijven op den duur, tve wagen ons niet aan voorspellingen, doch gezien haar afkomst Bravo en Preferent, zijn wij nog zoo heel gerust niet op dit punt. Alle vroege aardappelsoorten, die heel veel ge ëxporteerd worden, zijn vatbaar gebleken en op het oogenblik heeft men nog geen vroege aardappel soort die geheel onvatbaar is gebleken. Daarnaar wordt nog steeds gezocht. En de regeering die het belang hiervan inziet, aarzelde niet om met flinke sommen de teelt daarvan aan te moedigen. Hij wien het gelukt een vroege aardappelsoort te telen die wratziektevrij is bevonden, verdient daarmee een kapitaal van ettelijke duizenden guldens, benevens den dank van den geheelen landbouwenden stand. Al is de belooning zoo op het eerste gezicht niet ge ring, de moeite en zorgen die men te overwinnen heeft zijn zeer groot. Het vervolg van dit artikeltje moge dit eenigszins verduidelijken. Voor het kweeken van nieuwe soorten is wel niet zooveel grond noodig, maar het vraagt des te meer arbeid en geduld van den kweeker. Nieuwe soorton worden geteeld uit zaad, dat door kruisbestuiving is verkregen. Het kruisen heeft nl. ten doel de gun stige eigenschappen van 2 rassen zoo mogelijk te vereenigen, b.v. goede smaak met hooge opbrengst, ziekte-resistentie, enz. Niet elke willekeurige soort kan voor de kruising gebruikt worden. Daar begint de moeilijkheid al. Allo soorten kan men wel bezigen als moeder- maar niet als vaderplant. Zoo kunnen Eigenheimers, Roode Star, Zeeuwsche Blauwen, Bravo's, Industrie en vele andere soorten niet gebruikt worden als Vader, daar ze geen vruchtbaar stuifmeel hebben en te weinig I bloemen vormen, of deze te vroeg laten vallen; ech-j ter komen ze soms wel als Moederplant in aanmer king. Hierdoor wordt de keuze dus al zeer beperkt; en moet voor de kruising vaak een buitenlandsche variëteit genomen worden, Dit is op zichzelf geen bezwaar, als de kwaliteit der buitenlandsche soor ten maar beter was. Doch het meerendeel dezer soorten is witvleezig en meestal ook is de smaak, voor ons, Hollanders slecht, tot zeer slecjit. We ver kiezen dan ook alleen die buitenlandsche soorten, die hoog in opbrengst zijn en resistent zijn tegen j verschillende ziekten, vooral ten opzichte van de wratziekte. Wanneer men eenmaal besloten heeft, met welke variëteiten zal worden gekruist, wacht men den tijd af, er mee rekening houdende, dat de eene variëteit veel eerder bloeit dan de andere Heeft men te doen met zelfbevruchtende rassen, dan j dient men de bloemen vroegtijdig van meeldraden te ontdoen, om zelfbevruchting te voorkomen. Zijn de kruisingen gelukt,- wat men meestal vlug kan De gruwelijke jeuk ver dwijnt onmiddellijk mot AKKER'. KLOOSTERBALSEM, zuivert - verzacht geneest appeluitvoer bedraagt f2lX mlllioen, die van poters i\V» mill., van suikerbieten idA m., van pulp een f X m., van peulvruchten f 18 m., van zaden f 16 m., van cichoreiwortels eveneens een f X m., van hooi iX m., van stroo en hulzen l\X m-, van kaas f80 m., van boter f 88 m., van melkproducten f 56 m., van vleesch en bacon f 100 m., van paarden f 3 m., van fok- en slachtvee i2X m., van varkens i7X m., van levend en geslacht pluimvee f8 m., van wolvee f180.000, van eieren versch en geconserveerd f62 m., en van vlas f9 m. Dit alles te zamen maakt een bedrag van rond f485 millioen. Daarbij komt nog een aardappelen-uitvoer van i\hX m., dextrine e.d. van f4J* m. en een stroocar- tonexport van f21 millioen. Ongerekend suiker en huiden (en wat kleinere „postjes") komt men dus reeds tot een bedrag van f526 millioen, hetgeen te zamen met den tuinbouw-uitvoer een totaal geeft van f 666 millioen. Ter beoordeeling van de suiker diene, dat onze beetwortelsuikerfabrieken (70 der productie komt voor rekening der coöp. fabrieken) op 't oogenblik uit de hier te lande geteelde suikerbieten nl.m. 270 millioen kg. per jaar produceeren, „erwijl et bin- nenlandsch verbruik pl.m. 210 millioen kg. .draagt, zoodat het surplus der eigen productie 60 mill. kg. bedraagt, hetgeen dus zoo ongeveer een waarde ver tegenwoordigt van f 8 k 9 millioen. waarnemen, dan laat men de bessen rijp worden Daarna wordt het zaad uit de bessen gehaald en droog den winter overbewaard. Zoo ongeveer half Ma&rt brengt men het zaad in een warmen bak, vun waaruit de plantjes later in bloempotten worden verspeend. Men laat de plantjes nu meer en meer harden, om ongeveer in de 2e helft van Mei in len vollen grond te worden gebracht. Reeds in het eerste jaar vallen er al een groot gedeelte weg, doordat verschillende zaaiingen reeds vroegtijdig het typi sche beeld vertoonen van een of andere degeneratie- ziekte. De allerbeste worden afzonderlijk aange houden. Het 2e jaar komen de zaailingen in rijen op kleine veldjes te staan. De beoordeeling kan nu al beter geschieden dan het eerste jaar en weer vallen er bij de keuring een groot aantal uit. Ook in het 2e en 3e jaar wordt op alle mogelijke eigenschappen gelet. Ziet ge wel geachte lezer, dat er heel veel voor komt kijken voor men het doel bereikt, dat men zich voor oogen heeft gesteld. Wil men kans van slagen heb ben, dan moet het einddoel een soort zijn, welker productievermogen de bestaande soorten aanmerke lijk te boven gaat en liefst nog resistent is tegen verschillende ziekten, als wratziekte, bladrol, moza ïek, Phytophtora, Stippelstreep, krinkel en ringvuur. Ook stelt de consument zijn eischen, zoodat het ze ker niet te bout gesproken is, van een Amerikaanscb aardappelkweeker, die zei: dat, wanneer het lukt om één van de 6000 zaailingen als een nieuwe va riëteit in den handel te brengen, dan boert men niet ongelukkig. Zei ik iets te veel toen ik in den aan vang van dit artikeltje wees op de vele en groote moeilijkheden welke moeten worden overwonnen. Maar het einde kroont het werk. Van de 880.000 H.A. I bouwland in ons land, worden jaarlijks 170.000 H.A. met aardappelen beteeld. Gelukt het een kweeker een nieuwe variëteit te kweeken, die per H.A. 20 H.L. meer opbrongt, dan verhoogt, dit de bodemproductie met ruim 3.000.000 H.L. of in geld uitgedrukt pl.m. 10.000.000 gld. per jaar. Geen kleinigheid voorwaar, en dankbaar mogen we zijn tegenover hen die zich onvermoeid op het telersbedrijf toeleggen. Jammer is het dat hun eigendom, dat zij met zooveel moeite en zorgen hebben verworven, niet beter beschermd wordt door een of ander wettelijk voorschrift S. V. Den heer S. te Barsingerhorn. Volgende week hoop ik Uw vragen te beantwoor den. V. EEN TUINBOUW-UITVOER VAN II» MILLIOEN. Landbouw an veeteelt 1526 mlUloan. Schrale Lippen Schrale Neus De totale groentenuitvoer in 1928 heeft bedragen iGSX millioen tegen f45# millioen in 1927. Duitsch-1 land alléén nam voor f 18 millioen méér af. De uitvoer van versche vruchten bedroeg f 11 mil lioen tegen iWA millioen in 1927; die van vruchten- pulp bedroeg f 6% millioen (f0 mill. in het jaar daar-1 vóór). Aan bloembollen, bloemen, planten, heesters, enz. werd voor I53X millioen uitgevoerd tegen f49 mill. in 1927. Het tuinbouw-totaal (zonder vroege aardappelen bedraagt dus f 140 millioen tegen f 101 mill. in 19271 De aardappel-export heeft met inbegrip van po ters pl.m. f23 millioen bedragen. Als men dan bedenkt, dat aan boter en kaas sa men voor f 168 millioen werd uitgevoerd, dan springt het groote belang van onzen vaderlandschen tuin bouw wel zéér duidelijk in het oog. Landbouw en veeteelt. Bij optelling der landbouwgewassen en veeteelt- producten komt men óók tot aardige cijfers. De aard- Met groote moeite heb ik mijn kamer een weinig op temperatuur gebracht en het is me gelukt de dikke winterbloemen, welke de vorst met groote kunst vaardigheid op mijn vensterruiten had geteekend, te verwijderen. Mijn hand glijdt al schrijvend over het koud aanvoelend papier. Als ik naar buiten zie, dan gaat mijn oog over den besneeuwden tuin. waar in een enkele groene conifeer de gedachte aan leven nog poogt levendig te houden, maar waarin al 't andere mij spreekt van dood. Dood door verstij ving. 't Is of alles is aangeraakt door een ijzige hand, die elke beweging heeft belemmerd. Wat staan 1 ze daar zielig mijn mooie, trotsche boomen, mijn trouwe wachters, die zoo manmoedig de gure win-J den trotseeren, de goedige reuzen, welke het dwer genvolkje van heesters en vaste planten, van dah lia's en rozen zoo trouw beschermen. Onbewegelijk, als verstard door de koude, verkleumd tot in hun binnenste, maken zij den indruk van nooit meer te zullen leven. Waar zijn mijn vogels, mijn lieve lingen onder de dieren? Ik zie mijn winterkoninkje niet meer. Mijn roodborstje met z'n heerlijke kijkers, mis ik al vele dagen. Op een tak van een der groot ste boomen zit een kraai. Hij beweegt zich niet, is ineengedoken. Arme jongen, 't is een slechte tijd voor je. Koud en hongerig? Kom maar gerust van je hooge zitplaats, ouwe, ik zal voor jou ook wat eten strooien. Als je straks de lijsters en de mus- schen en de spreeuwen voor de deur ziet neerstrij ken, geneer jij je dan maar niet. Eén nieuweling heb ik tegenwoordig in mijn tuin. Ik krijg geregeld bezoek van een riethennetje. Een allergezelligst diertje. Ik heb er plezier in, dit schuwe beestje ongemerkt te bespionneeren. Het trippelt zoo leuk over het gras en maakt daarbij zulke ko mische bewegingen met het geestige staartje. Wist ik maar waar jij van houdt, dan zou ik voor je zor gen, oolijkert, want ik begrijp 't erg best, dat er met al die bevroren slooten niet veel voor je te bikken ls. Vanmorgen vond ik een paar doode vleermuizen. Doodgevroren. Die beesten zoeken een schuilplaats onder den klimop tegen den muur. De vorst is hun nu te machtig geworden. Als ik en dat duurt nu al enkele weken de straat op ga, kom ik verkleumde menschen tegen, die me altijd weer hetzelfde vertellen. Ze verzekeren me allen, dat het zoo bar koud is, wat ik drommels goed aan mijn eigen lichaam gevoel en ze hebben me dus heelemaal geen nieuws mede te deelen. Maar ik betrap er mezelf óók op, dat ik op mijn beurt hetzelfde doe. En als we ons verdiepen In de courant, genietend van 't warme kacheltje in de gezellige huiskamer, dan wordt 't ons van bijna iedere bladzijde toege- fChreeuwd dat het koud is, koud, ijzig koud, onbe hoorlijk koud. Tien, twintig, dertig graden onder nul. De Zuider zee zit dicht, de rivieren zijn gestold. Menschen vrie zen dood. Steuncomité's vanwege de koude; bee en wee, le den van den raad, ministers bemoeien zich met de koude. En de gedachte aan dit alles doet ons rillen bij de kachel. Onze heele geest vertoeft in een sfeer van koudel Zoodat ik maar zeggen wil, dat we in 1929 weer een ouderwetschen winter beleven. Zoo'n winter, waarvan onze ouders wisten te pra ten. Of nog niet eens zóó erg. Want dan zouden we, volgens sommigen, nog paascheieren op het ijs moe ten eten! Alsof het nog niet mooi genoeg is, dat de eieren nu al in het hok bevriezen! Toch wel eigenaardig dat die barre winter ons dermate in beslag neemt, dat we aan bijna niets an ders denken dan aan die koude en aan de middelen om ons daartegen te verweren. Ondervind ik het zelf nietl Het is me onmogelijk geweest mijn gedachten bij iets anders te bepalen en zoo komt het, dat ik een geestlijk leven aan den grimmigen winter wijd. Gij, mijn waarde lezers, maakt misschien de op merking, dat het overbodig is dit te doen, omdat ge 't aan den lijve gevoelt, dat de temperatuur vèr be neden het nulpunt is. Waarom u dat in een geeste lijk leven nog eens te vertellen? Wel, omdat we over alles kunnen filosofeeren. Zelfs over een harren winterl Want die winter leert ons óók het een en ander. HIJ leert ons b.v. den mensch als psychologisch we zen weer wat beter begrijpen. Als wij maar leeren willen. Ik heb b.v. dit weer opgemerkt, dat alle amusement ten slotte den mensch onbevredigd laat. Als het ijs pas op het water ligL dan verlangt bijna iedereen naar het zenuwstalend genot gelegen in het zwieren op de rappe ijzers. Want het is iets heerlijks in de frissche lucht zonder groote inspanning te glijden over den baan, zich te voelen gaan in rythmische deining van links naar rechts. Een weldadige warm te doorstooft dan het lichaam. Op het ijs zijn de menschen opgewekt. Hun gelaten zijn mooier dan anders. Waar vindt men een stemming, die te ver gelijken is met die, welke heerscht op het ijs? Ieder' een is democraat geworden, socialist bijna. Maar. Dit alles is goed voor een veertien dagen. Dan gaat de animo zakken. De liefhebberij voor het schaatsen begint te bekoelen. En men begint zijn barometer en zijn thermometer te controleeren. Die vervelende barometer wil maar niet terugloopen en die halstarrige thermometer vertikt het' om het kwik boven nul te laten rijzen. En er wordt geklaagd over het voortduren van de vorst. Het moest nu maar gaan dooien. De aardigheid van het ijs gaat er af. Van werken komt niets. Van lezen komt niets, 's Avonds is men huiverig, „rozig" en de geest wordt traag. Men kan zijn aandacht niet goed blijven be palen bij de lectuur, wat wordt aangevoeld als een verarming. Ik zou me al zeer moeten vergissen, als dit niet de heerschende stemming is bij de meestcn n& de lange vriesperiode. En het is voor mij weder het bewijs, dat een mensch nooit bevredigd kan worden door wat hom amuseert. Alle amusement gaat vervelen. Hiermede wil ik niet zeggen, dat deze geen recht van bestaan heeft. Integendeel. Amusement, van welken aard ook, is goed voor ons, geeft afleiding en daarmede geeste lijke verfrissching. Maar we kunnen er geen bevre diging, geen voldoening in vinden. Dan krijgen we weer behoefte aan geregelden ar beid en dan willen we met onzen verfrischten geest ons weer wijden aan onze lectuur, aan onze studie. We zien dit niet alleen ten opzichte van het win tervermaak, maar bij alles, wat de mensch als af leiding, verpoozing, amusement zoekt. Reizen en trekken, bezoek van bioscoop of danszaal of variété alles, letterlijk alles van dien aard kan maar tijde lijk den mensch geheel in beslag nemen. Dan komt weer bij hem op het verlangen naar datgene, waar van hij diep in zich zelf gevoelt, dat hij 't niet mis sen kan omdat het samenhangt met zijn innigste wezen, naar stoffelijken en geestelijken arbeid. En dit is niet het geval, omdat hij dien arbeid noodig heeft om te kunnen eten ofschoon dit bij velen een belangrijke rol speelt - maar omdat hij „Ik ik weet het heusch niet Is het niet is het niet verkeerd het land aan iemand te hebben?" aarzelde Jeanie. „Verkeerd!" Eerst keek hij boos, doch dan glimlachte hij dadelijk weer. H3j boog over haar heen en gaf haar een kus op haar voorhoofd. „Ja, natuurlijk ls het ver keerd voor menschen, die er een geweten op na hou den." „O, maar zeide zij verwijtend en dan deed iets in zijn gezicht haa rzwijgen. Zij kreeg een kleur en pre velde verlegen. „Dank u voor dien zoen!" „O, praat daar niet over!" lachte hij. „Ik zou u ook graag een zoen geven, als ik mag. U bent zoo hartelijk en lief geweest" Hij boog zijn gezicht naar het hare en kreeg zijn zoen. „Je bent een lieve kleine meid." zeide hij en er klonk Iets in zijn stem, waaraan Jeanie hoorde, dat WJ ontroerd was. „Ik geloof niet, dat hij heelemaal gelukkig ia, u wel?" zeide Jeanie dien avond tegen Avery, toen haar ergste pijn voorbij en zij weer in de pastorie waa. En Avery antwoordde peinzend: „Misschien niet heelemaal." HOOFDSTUK VUL EEN GESPREK BU HET VUUR. De Eerwaarde Stephen Lorimer schreef zijn preek voor den laatster Aventzondag. Zijn onderwerp was de eeuwige straf een onderwerp, dat hij zijn grootste welsprekendheid waard achtte. Er was volgens hem niets mystieks of allegorisch in dat thema. HU geloof de er oprecht In en dat geloof schonk Jlem de grootste voldoening. Het was een zenuwschokkende preek. Waa het er een van wereldlijk karakter geweest, dan zou men baar bijna onmenschelijk genoemd kunnen heb ben, zoo duidelijk was zij bedoeld om zijn hoorders bang te maken in het donker naar huls te gaan. Maar daar zij niet wereldlijk was, nam zij den vorm aan van een mooi stuk inspiratie, dat, volgens Mr. Lorimer ten minste, niet nalaten zou om het verstokte hart in zij» gemeente te doen leven. Mrs. Lorimer hield niet van zijn kudde; zijn gods dienst nam dien vorm niet aan. En de kudde had in haar geheel heel natuurlijk weinig sympathie voor Mr. Lorimer. De kudde wist of vermoedde sluw dat zijn welsprekendheid zuiver klank was en zelfs niet altijd muzikaal en als gevolg daarvan was de macht ervan niet groot. Zijn woordenschat was bijna onbe perkt, maar woorden konden hem niet tot de harten der gemeente brengen en hij had geen ander middel tot zijn beschikking. Dit verweet hij natuurlijk aan de ge meente, die geen recht had om te knipoogen en te gl- dhelen als hij voorbij kwam. De Aventpreek echter was een meesterstuk en ter wijl Mr. Lorimer liefkoozend de bladzijden van zijn manuscript omsloeg, zeide hij tot zichzelf, dat zij niet nalaten zou indruk op den meest verharden zondaar te maken. Een zacht getik op de deur verstoorde deze aangena me gedachte en hij fronste zijn wenkbrauwen. Er be stond een ongeschreven wet in de pastorie, dat hij op dat uur slechts om zeer dringende redenen gestoord mocht worden. Zacht ging de deur open. Bedeesd keek zijn vrouw naar binnen. „Heb Je het erg druk, Stephen?" De frons verdween. Hier had hij tenminste iemand, die zijn preeken steeds en altijd apprecieerde. „Nee, Heve Adelaide, ik geloof naar waarheid te kunnen zeg gen, dat de zware taak achter den rug ls. Je kan bin nenkomen." „Heb je je preek af, liefste? Kunnen we een oogen- bllkje praten?" vroeg zij hem zenuwachtig. Hij strekte een groote, blanke hand uit zonder op te staan. „Ja, ik geloof, dat er niet veel meer over te zeg gen valt We hebben als het ware de zaak van alle standpunten uit bekeken. Ik geloof niet, dat vele gewe tens ongeroerd zullen blijven, als ik mijn peroratie uit gesproken heb." „Je hebt zoo'n schitterende voordracht" prevelde Mrs. Lorimer, terwijl zij de vaste, blanke hand tusschen de hare nam. Mr. Lorimer's oogen verdwenen in een zalvenden glimlach. „Vleister!" zeide hij. „Neen, heusch, liefste," verzekerde zijn vrouw. „Ik vind je altijd indrukwekkend, vooral aan het einde van je preeken. Die pauze, die je maakt vóór je je ge zicht naar -het altaar wendt lijkt me altijd zoo, ik zou bijna zeggen, dramatisch." „Voor welk verzoek is dit het voorspel?" vroeg Mr. Lorimer, niet langer glimlachend. Zij lachte zenuwachtig en flauwtjes. Haar mager ge zicht bloosde. „Zullen we bij het vuur gaan zitten, Ste phen, net als in den eersten gelukkigen winter weet je nog wel? na ons trouwen?" „Lieve genade, dat lijkt veel op Ven sprong in de sentimentaliteit" Toch stond hU op en ging hij ln den grooten fauteuil bij het vuur zitten. Het was de eenige makkelijke stoel in de kamer. Hij gebruikte dien voor zijn oogenbllkken van stille overpeinzingen. Mrs. Lorimer ging met haar magere hand nog steeds in de zijne op het haardkleedje zitten. „Dat is een echt feest" zeide zij, terwijl zij haar hoofd tegen zijn knie legde. „Het gebeurt niet dikwijls, dat we zoo een paar oogenblikjes voor ons zelf hebben!" „Wat wou Je me zeggen vroeg hij. Zij trok zijn hand zacht over haar schouder en legde die tegen haar wang. Er volgde een korte stilte, die zij eindelijk verbrak: „Jouw idee om een hulp ln het huls- houden te nemen is schitterend geweest Zooals je weet wilde ik er in den beginne niets van weten, maar nu ben ik heel blij, dat je voet bij stuk gehouden hebt De lieve Avery is een groote re troost en steun voor me dan ik je zeggen kan." „Avery!" herhaalde de Eerwaarde Stephen. „Je spreekt zeker over Mrs. Denys?" „Ja, liefste. Ik noem haar Avery. Ik heb zoo'n ge voel alsof zij bij ons behoort Zij is altijd zoo hartelijk voor me. Ik weet niet wat ik of de kinderen zonder haar zou moeten beginnen." „Ik hoor met genoegen, dat zij hartelijk is," zeide Mr. Lorimer «enigszins scherp. „Liefste, zij is ln stand ons gelijke," prevelde zij. j „Dat is best mogelijk, lieve Adelaide. In zekeren zin zijn we allen gelijk. Maar ondanks dat is een groote intimiteit dikwijls niet raadzaam. Ik geloof niet, dat het gewenscht is een vrouw in de positie van Mrs. Denys tot je boezemvriendin te maken. Een heele goede vrouw, dat geef ik toe. Maar familiariteit met haar is niet passend. Uit mijn eigen ervaring met haar weet ik, dat zij daar heel gauw misbruik van zou ma- I ken." Mr. Lorimer keek neer op de vrouw aam zijn knie, die bewegingloos in het vuur zat te staren. „Je moet dus uit eerbied voor mijn wensch zoo niet om andere i redenen mlet langer Mrs. Denys b ij haar voornaam noemen." j Haar lippen bewogen zich. doch zelden niets. „Adelaide!" Hij sprak met koude verbazing. I Onmiddellijk omklemden haar vingers de zijne harts tochtelijk. Zij hief haar hoofd op en keek hem bijna I met ernstige, smeekende oogen aan. „Het spijt mij, Stephen, lieve Stephen maar ik heb mijn vriend schap reeds aan aan Mrs. Denys gegeven. Zij is als een zuster voor mij geweest en nog. Je begrijpt, dus, „Als ik het wist!" herhaalde hij op eigenaardigen toon. Zij wendde haar gelaat weer van hem af, maar hij boog zich voorover in zijn stoel, nam haar kin tusschen vinger en duim en deed haar weer naar hem kijken. Zij kromp Ineen, doch bood geen tegenstand. Hij keek haar onderzoekend In de oogen. „Nu?" zeide hU. Haar lippen trilden; zij zeide niets. Maar haar zwijgen was welsprekend genoeg. Hij liet haar los en liet zich, zonder verder een woord te zeggen, in zijn stoel terugvallen. Bevend viel zij tegen zijn knie aan en er volgde een heel pijnlijke stilte. Door de stilte klonk weer uit de verte muziek. Iemand speelde het Soldatenkoor uit de Faust op de oude schoolpiano. Wordt vervolgd*

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1929 | | pagina 6