SchagerCourant TEGENSTELLINGEN. v.ROSSEM'* ZEEPAARD I5ct. SST! INSTITUUT SCHOOLARTS Brabantsche brieven. Derde Blad. Stad en Platteland en het onderwijs Zaterdag 23 Februari 1929. 72ste Jaargang. No. 8414 Vervolg. En nu 1929, bestaat nog wel het ontworp, maar de kans, dat het onveranderd wet zal worden, behoeft zeker de Prov. Besturen niet meer tegen te houden. Er gaan geruchton, dat er Prov. Staten zijn, die voor het goede doel steun zullen verleenen. Met platteland werkt ook remmend op een alge- meenen invoer. In sommige gemeenten heeft men den algemeen practiseerenden arts aangesteld tot jchoolarts. In hoeverre hij kan voldoen aan de eischen in 't voorgaande reeds opgesloten, is hieruit wel af te lei len. Toch beter dan niets. Motieven, die in pl ittelandsgemeenteraden, tot wering van dit toe zicht, worucn gehoord, missen allen grond. „De dokter komt hier in alle gezinnen" „de onderwij zers kennen hun klein aantal kinderen beter dan zij, die in de steden voor grooter klassen staan" de kinderen verkeeren buiten onder gunstiger hygiëni sche omstandigheden", deze uitspraken klinken wel fraai, maar zijn niet steekhoudend. Dr. v. d. Hoeve, die plattelands- en stadsdocter is geweest en wiens amtbsgebied zoowel het stedelijk als platte landsgebied omvat, heeft vooral het laatste, op grond van veeljarige ondervinding, weerlegd. En hebben de plattelands-onderwijzers een scherper medischen blik dan hun stadscollega's??? En dan het lijdelijk verzet van het platteland! Hier voor wees spreker op de prov. Utrecht, welke, om de invoering van het hygiënisch schooltoezicht te bevorderen te plattelande, aanvullende steun wil verleenen, maar tot heden hebben de gomeenten er geen gebruik van gemaakt. „Het achterlijke, arme Drente" handelt verstandiger. In deze provin cie zijn met regeeringssteun twee dlstricts-school- artsen aangesteld, die daar hartelijk zijn ontvangen en daar reeds in goede samenwerking met plaatse lijke artsen werkzaam zijn. Dit verschijnsel ziet men trouwens bijna overal, waar de schoolarts is versche nen. Het voorgaande overziende, kunnen wij opmerken dat het medisch schooltoezicht, voortgesproten uit de meer dan een eeuw zich ontwikkelende school- hygiëne, is uitgegroeid tot een over de geheele wereld verbreid instituut; dat ook in ons land een groot deel der schoolbevolking medisch wordt gecontroleerd; dat het instituut-schoolarts in de meeste steden is .ingevoerd en waarover te plattelande en in kleinere j§ steden nu hier, dan daar, telkens stemmen opgaan, om het in te voeren en in verschillende plattelands- 2! gemeenten pogingen worden aangewend, om dit toe zicht aan den plaatselijken arts op te dragen. Van belang is, met het oog op de propaganda voor verderen invoer en tot overtuiging van tegenstanders, de vraag: .,Is het medisch toezicht noodig en zijn de daaraan verbonden kosten, gerechtvaardigd?" Vac - ons zien. Gedurende reeds vele achter ons liggende jaren hebben vele artsen en ook vertegenwoordigers van andere vakken hun aandacht gewijd aan de nooden en belangen van den kinderleeftijd en hieruit is voort gekomen de sicoale kinderhygiène en kinderbescher ming en de kinder-psychologie, nevens allerlei op voedkundige probleemen. Uit de waarneming van het kind, voortvloeiende uit belangstelling, is gebleken, dat in de jeugd de eerste oorzaak is te vinden van 3vermindering van weerstandsvermogen, van afwijkin gen, die misschien later leven en werkkracht kun- 'nen bedreigen; en wat de schoolleeftijd betreft, dat onderwijs en schoolgaan niet altijd gunstig inwerken in lichamelijken zin en dat bestaande afwijkingen daarbij kunnen verergeren en nieuwe kunnen ont- staan of dat bestaande afwijkingen oorzaak kunnen zijn, dat het kind minder goed van het onderwijs ;an profiteeren. De wet verplicht de ouders, bun kinderen naar school te zenden en daarmee ze bloot te stellen aan de nadeden die lichamelijk cn geeste lijk daaruit kunnen voortvlooien. Deze dreigen te meer, daar oudera en huiaarts niet bekend zijn met afwijkingen, die zich nog niet scherp hebben ver toond. Deze ochter spoedig te herkennen, vroeg te behandelen en tijdig te waarschuwen tot voorzorg, is dt- taak van bot medisch schooltoezicht, waarop de ouders recht, hebben.. Dit is niet alleen ir» het belang van de geestelijke ontwikkeling van het kind, maar kan ook strekken tot het redden in het leven van het kind en het voorkomen van invaliditeit. En nu de voorbeelden: Meermalen ontdekte Dr. v. d. H. boosaardige ge zwellen; door een operatie werd het leven van het kind gered. In een klasse zat een kind met een ver moedelijk reeds eenige dagen oude, zeer belangrijke oogverwonding. Een onmiddellijk operatief ingrijpen redde het oog en vermoedelijk ook hot andere. De ouders hadden het niet gemerkt. Een jongen leerde niet, werd voor dom of zeer achterlijk gehouden. Bij het onderzoek bleek, dat hij van af zijn prille jeugd zeer slecht had gezien. Door de correctie van een bril bleek, dat het kind tot de geestelijk normale behoor de en het onderwijs verder mot vrucht volgde. I De achterlijkheid van eon ander kind bleek het gevolg te zijn van een bijzonder geval van doofheid. Na onderwijs in liplezen was het in staat het onder wijs geregeld te volgen. Hartgebreken, longafwijkingen, besmettelijke ziek ten, w.o. hoofd- en huidziekten, den ouders onbekend,1 werden geconstateerd. De huisarts, hiermede in ken- nis gesteld, kon nu maatregelen nemen. En men lette er wel op, dat deze laatste afwijkin-l gen niet alleen schadelijk zijn voor het kind zelf, maar ook voor zijn medescholieren. Zoo blijken er dus schadekansen voor het kind te bestaan en het is de plicht van ouders en gemeen schap, bescherming hiertegen te geven en die zoo gering mogelijk te maken. De overheid treedt in vele gevallen als beschermer op. Het bouwbesluit geeft voorschriften over ruimte, verlichting, op borden en banken, verwarming en ventilatie, op gangen en W.C.'s, op speelterreinen, enz. De wet op besmettelijke dekten verbiedt in bepaal de gevallen het schoolgaan. Zooals reeds eerder werd gezegd, regelt de lageron- derwijswet 1920 de bevoegdheid van den Inspeoteux der Volksgezondheid", Ook wordt in het leerplan rekening gehouden met duur en opvolging der verschillende leervakken, niet alleen in 't belang van het onderwijs, -maar ook reke ning houdend met het normale kind. Vrije midda gen, vacantie's, speel'kwartiertjes, enz., al deze zijn ingesteld ten behoeve van het kind in het onderwijs. Deze maatregelen ter bescherming van het kind ma ken echter het medisch toezicht niet overbodig of onnoodig. Ondanks wetten en voorschriften, bovenge noemd, kunnen er gevaren blijven dreigen: le. van de zijde van bouw, inrichting en materiaal; van het gebruik van het gebouw en ook van de zijde van het onderwijs. 2e. Medeleerlingen en onderwijzers kunnen gevaren opleveren. 3e. De afwijkingen van het kind, waardoor het schoolgaan en het onderwijs bezwaren ondervinden of waardoor hiervan te wei nig geprofiteerd wordt De onder 1 genoemde bestaan werkelijk, ook bij de beste scholen, we hebben slechts te denken aan on doelmatige verwarming en ventilatie, in welke ge vallen de middenweg bewandeld moet worden. De houding der kinderen in de banken, waarvan de maat moet overeenkomen met verschillende lichaamsma ten van het kind. En niet altijd wordt er een goed gebruik van -gemaakt; groote kinderen in te kleine banken en omgekeerd. Het materiaal, dat gebruikt wordt (borden, papier, potlooden, inkt, handwerk-be- noodigdheden) moet met zorg worden gekozen, wil men de oogen der kinderen geen geweld aandoen. Het schoolgaan zelf reeds werkt ongunstig in phy- sieken en phychigische zin: een andere dagverdee- ling, het later naar bed 'gaan, gebrek aan eetlust als gevolg van minder lichaamsbeweging en nerveusheid (angst voor straf voor te laat komen) zijn redenen, waardoor de vatbaarheid om de leerstof op te nemen, geringer worden. In deze gevallen kan een buiten staande controle van nut zijn en erger voorkomen. Uit het voorgaande volgt nu wel, dat het de taak is van den schoolarts lichamelijke en geestelijke af wijkingen op te sporen, en onder behandeling te bren gen, controleeren of er eon doelmatig gebruik wordt gemaakt van het schoolgebouw (verlichting, verwar ming, ventilatie), of wettelijke (in 't bijl. hy giënische) voorschriften wordon nageleefd. Daarbij kan sn moet hij zijn de raadsman van de onderwij zers. Meencn deze iets bij een leerling te hebben op gemerkt, dat voor dezen of zijn medeleerlingen scha delijk kan zijn en storend voor het onderwijs, dan moet de schoolarts gereed staan hem te helpen. Het onderzoek moet systematisch geschieden: lo. moeten de kinderen onderzocht worden als ze voor 't eerst op school komen. Van zijn bevindingen houdt de schoolarts aanteekeningen (kaartsysteem). Bij dit onderzoek zij een der ouders aanwezig. Zoo noodig verwijst hij de ouders naar den huisarts, die het kind behandelen blijft. De schoolarts blijft hier af. Wel constateert hij op geregelde tijden, hoeverre het kind in beterschap toeneemt. 2o. Worden alle kinderen nog weer geheel onderzocht 2, 3 of meermalen gedu rende hun leertijd. 3o. Op geregelde tijden bezoekt hij de scholen voor een meer oppervlakkige controle, om klachten van het personeel te vernemen en hun raad te geven. Een onderw. heeft opgemerkt verminderde leerlust,, mindere praestatie, achteruitgang. Deze kun nen gevolg zijn van lichamelijke afwijkingen. 4o. In tijden van het heerschen van een epidemie oefent hij eon strenge controle uit. Het kan toch gebeuren, dat een kind te vroeg naar school is gekomen, nog bacil drager is en een gevaar wordt voor de gezonde kin deren. Ook, dat een kind in dezen tijd schoolgaat met een zeer lichte aandoening, door de ouders niet opge merkt, maar die voor het kind zelf ernstige gevol gen kan hebben (geval van beginnende nierziekte bij lichte roodvonk geconstateerd. De spreker kwam na j zijn uitvoerig betoog, waarin vele en velerlei voor beelden uit zijn ervaring tol dit besluit: „De schoolarts, die met nauwgezetheid, school, schoolhygiëne en leerling zal dienen, moet voldoen den tijd, aandacht en toewijding kunnen geven aan be zoek, controle, onderzoek en studie; hij moet de af wijkingen, die hij bij de kinderen vindt, van minder belang leeren achten dan de vraag, in hoeverre de school er de oorzaak van is en ook, in hoeverre ze kan terugwerken op school of onderwijs of op 't re sultaat van 't onderwijs voor het kind en ten slotte in hoeverre school en onderwijs ze kan verergeren. Hij moet dus de afwijking zelf niet als het voornaam ste, de behandeling en genezing niet als het voor-1 naamste leeren beschouwen, maar deze, hoe gewenscht die ook is en hoezeer hij moet streven naar die hulp, stellen naast het andere. Dit is ontzaggelijk moeilijk j voor een arts en ik zelf, heb ook moeten leeren en j aanwennen, de zieke, de afwijking niet in het mid-J delpunt der belangstelling te plaatsen. Van de afwij-1 king, die gevonden wordt, moeten wij nagaan, in hoe verre deze symptoom kan zijn, nagaan of ze ook bij andere kinderen voorkomt, die onder dezelfde in vloeden staan en nagaan of in die invloeden soms de oorzaak te vinden is of bedreiging van verergering. Deze eisch nu is eene, die afwijkend is van de be langstelling, die geëischt moet worden van eene be handelend arts. Hij plaatst en moet plaatsen zijn zie ken in het middelpunt van zijn aandacht. Zijn werk, zijn denken, zijn wetenschappelijke studie zijn inge steld op diagnose en geneesmethode. Hij spoort niet de afwijking op bij de schijnbaar gezonden, die hem niet geroepen hebben, neen, de zieke zoekt hem, roept hem. Heel het zooveel regelmaat en tijdroovend werk van controle en systematisch onderzoek in de scho len, moet bij hem den alg, pract. arts achterstaan bij het onregelmatig, onmiddellijk hulpvragend werk bij geboorte, ongeval, ziekte en dood. Studie en inwer ken in vraagstukken van schoolhygiëne -moeten te rugtreden bij hem voor de moeilijke opgaven, waar voor het werk ten bate zijner patiënten hom stelt. Plicht, tijd en aandachtsvorm dus maken den behan- delenden arts met onbeperkte praktijk tot den man, die niet met volle aandacht het schoolartsschap kan bekleeden. En het opdragen van het toezicht van een of een paar scholen aan zijn zorgen, maakt het in werken en inleven in den toch altijd iets gespeciali seerde werkkring van den schoolarts al zeer moei lijk. Hieruit volgt zonneklaar, -dat men aan den alge meen practiseerenden arts in kleine steden en in plattelandsgemeenten niet het ambt van schoolarts, naast diens gewone praktijk, kan opdragen, al zijn' er, die als zoodanig toch wel nuttig werkzaam zijn. Welk systeem is dan voor het platteland, waar- onder kleine steden, noodig? En dan luidt hot ant woordt als vanzelf sprekend: hot stelsel van districts- achoolarts, van den schoolarts voor een combinatie van verschillende gemeenton. Men zou hierbij aller lei wegen kunnen volgen: le. Men zou kunnen nemen een arts, die uitslui tend voor rl" scholen werd aangesteld met toezicht op pl.m. ÜflOö levilingen. 2e. Of men zou hem dit toezicht kunnen opdragen over een kleiner kring en er aan verbinden de be scherming van zuigelingen en kleuters. 3Men zou een iets grooter district kunnen vor men en den districtsschoolarts opdragen, het syste matisch onderzoek, de regelmatige centrale, de ad ministratie en do bestrijding der bosmettelijke ziek ten, waaronder hoofd- cn huidziekten en in samen werking met hem een plaatselijken arts belasten met de plotselinge, onregelmatige, direct noodige, weinig tijdroovende controle-adviezen -on de eerste oogen- blikken der besmettelijke ziektebestrijding. Deze sa menwerking is noodig, omdat de districts-schoolarts, met meerdere dorpen (kleine steden) onder zijn toe zicht, veel tijd verliest met vervoer. Ook zou zeer gunstig werken een organisch verband tusschen Districts-schoolarts en wijkverpleegster. (In sommige groote steden waarin een schoolarts is aangesteld, werkt een schoolzuster met hem mede). In Drente wordt deze methode niet toegepast. Daar is de Distr.-8choolarts op zich zelf werkend. Toch groeit in deze prov. zijn samenwerking met de wijk verpleging. S. HERINGA, Secretaris. Stompetoren, Febr. 1929. Uiveriliaut, 19 Februari 1929. Menler, 't Val nle mee, amico, nouw dirèk zoomaar as 'nen echten kantoormenier aan tafel te gaan zitten mee pepier en Inkt om oew 'nen brief te gaan schrijven Want Tc eb sjuuat 'n paar uren achter mekaren zitten Wielhellemen." Keb 'nen boom aan stukken en brok ken gezaagd en gehakt, want „me rokten lillek deur onzen stook", zee Trui van den mergen. En daar de steenkolen zoo gatvergim- mes duur zijn drie, vier, tot vler-en'nalen gulden 't mud, en dan nog 'n mud da veur z'nen leeftijd erg kort van st.uk is uitgevallen, hè 'k zeilevers 't mes, of liever de zaag er ingezet en leet er nouw 'n schuur mee blokken om vinger en duim aan af te lekken. Da's 't mooie bij ons op 't plattelaand, amlco, as er nood komt, kunnen wij ons eigen nog al iichtvèèrdig redden. De vorkens, de gruuuten, de pie pers, de stook, de melk, w'ehben alles aan ona eigen or éénen boerenkool ia dan méér wèèrd^ as 'n handsvol geld. Want 't begint nouw toch zoo zuutjesaan te knijpen, amico. De menschen raken deur d'r braandstoffen, nuuwe kost schandalig veul geld, 't eten wordt mee d'n dag schraler en kostbaarder en veul werk leet er al maanden stil! D'r is aan gin water bekan^t te ko men en keb al gelezen, as dat er van die afzetters zijn, die veur 'n emmerke water vijf en tien centen rekenen. Da zijn van dio lui die zóó deur de kouw bevangen zijn, dat d'r hart is bevroren tot 'nen klomp ijs en da ge beurt dikkels deur d'n diksten en werrasten bontjas he nen, jong. I We schrijven midden Februari en koning Winter huerscht nog met straffe hand, in tegenstelling met wat we van dezen vorst in de laatste Jaren gewend zijn. Het is evenwel mijn bedoeling niet om op deze tegenstelling de aandacht te vestigen. Deze voelen we eiken dag aan den lijve en daarover lezen wc l&nge verhalen. Mijn bedoeling is een andere tegen stelling onder het oog der lezers te brengen; het is die van stad en platteland. Het spreekt van zelf, dat de belangen van deze twee meermalen met el kaar strijden, maar waarom die van 't platteland tegenwoordig hoe langer hoe meer worden verwaar loosd, zie ik niet in. En dat dit het geval Is, hoop ik aan te toonen door een drietal voorbeelden die alle betrekking hebben op het onderwijs. Op ander gebied zijn wel meer voorbeelden te vinden, doch. als betrokkene bij het onderwijs treffen die mij het sterkst. Het eerste voorbeeld is het volgende: In Schagen is een vacature voor onderwijzerfis, in Haarlem voor onderwijzer. Beide gemeenten zijn aangewezen op de lijst der wachtgelders, doch beide gemeenten slagen niet een geschikt persoon te vin den. De correspondentie met de wachtgelders wordt overgelegd aan het Departement van Onderwijs. Het gevolg is, dat Haarlem buiten de lijst om mag benoemen, Schagen niet In Amsterdam is veel personeel noodig. Elk Jaar wordt eon lijst van sollicitanten aangelegd, waar-, uit een keuze gedaan kan worden. Dezer dagen ver scheen achtereenvolgens een oproeping voor hoof den, voor onderwijzers en voor onderwijzeres. Bij de le oproeping ontbrak de clausule: alleen wachtgel ders worden verzocht te solliciteeren. Trouwens in 1828 was eon dergelijke mededeeling evenmin toe gevoegd aan de oproeping en hebben degenen, di3 in Amsterdam belast zijn met de voorziening in per soneel het geheele land doorkruist en toen een lijst vnn benoembaren opgemaakt Wat blijkt nu uit deze nieuwe oproeping? 1. De lijst van benoembaren is uitgeput, d.w.z. Amsterdam heeft zich van de noodige onderwijzers voorzien buiten de wachtgelderslijst om; 2. een nieuwe lijst wordt aangelegd en wachtgel ders behoeven niet benoemd te worden. Ziet men in de schoolbladen de advertenties voor oproeping van onderwijzers in de kleine plaatsen, dan is de genoemde toevoeging omtrent de wacht gelders bijna zeker aanwezig. Hieruit volgt dus: Dat het platteland wordt opgescheept met de wachtgelders, en dat het platteland goed genoeg is voor de wacht gelders. Wel beweert de Minister van Onderwijs op een vraag van het Kamerlid Braat, dat ook de groote stad zijn deel krijgt, maar hij komt niet met cijfers om zijn beweringen te staven. En wie gelooft tegen woordig het woord van een minister, nadat het mi- nisterie-Colijn zonder eenigen schroom zijn belofte aan de ambtenaren verbrak. Maar bovendien is het duidelijk, dat dit niet waar kan zijn, want als de groote steden hun portie gekregen hadden, dan bestond deze lijst allang niet meer. Het is evenwel de schuld der plattelandsgemeen ten zelf, dat zij de wachgelders krijgen. Wanneer zij zich op het ministerie vervoegen, worden ze afge scheept. De groote steden laten zich niet met een kluitje in 't riet sturen en eischen volwaardige krachten. Het belang van het onderwijs weegt bij hen zoo zwaar, dat ze zich krachtig blijven verzet ten en ten slotte den strijd winnon. Ten schade van het onderwijs komen nu op het platteland menschen, die vaak half of in 't geheel niet voor hun taak berekend zijn. Volstrekt niet, omdat ze onwillig zijn, maar omdat ze physiek of geestelijk voor het werk hen opgedragen niet ge schikt zijn. De jeugd ten plattonlande wordt de du- po. Schreef niet eon der opgeroepenen zolf: „Meneer als ik benoemd word, kom ik en wie wordt dan de dupe? U of ik?" Beter was de vraag geweest: de jeugd of ik? MU zijn voorbeelden bekend, waar dcor do benoeming van wachtgelders ergerlijke too- neelen in school zijn afgespeeld. Alleen omdat men zich niet met hand en tand tegen den drang der re- gtering verzet heeft en zich bang heeft laten maken door do bedreiging, dat de subsidie ingehouden zal worden. Hiermee schijnt men in Den Haag (en tn Haarlem) nogal gauw klaar. Men vergete daar even wel niet, dat men aan zulk zwaar geschut ook ge wend raakt. Vroeger nam men in zulke gevallen nog wel eens den districts-afgevaardigde in de 2e Kamer in den arm; thans evenwel hebben deze heeren hiervoor geen tijd of lust. Immers de groote massa der kie zers wonen in de groote steden en de heeren wonen zelf in de groote stad en kennen de nooden en be hoeften der plattelanders niet. Ziedaar een der zege ningen van het evenredige stelsel. Een tweede voort>eeld: Een onderwijzer (ambtenaar) in de stad verdient een zeker salaris. Zijn collega op 't platteland ver dient 8 minder, want nietwaar: het werk in de groote stad is zooveel moeilijker; het leven is daar zooveel duurder. Dit laatste is, zooals zoo vaak reeds aangetoond is, niets dan een fabeltje, dat men vermoedelijk in Den Haag heeft uitgevonden. Overbodig acht ik het om dit in den breede aan te toonen. Alleen wil ik viagen, of de belasting op 't platteland lager is. de levensmiddelen, kleeding enz. lager in prijs zijn? 't Is te dwaas en te belachelijk om er verder over te spreken. De huishuur zal zeker in de stad hooger zijn, maar dit wordt meer dan gecompenseerd door alle andere hoogere uitgaven ten plattelande. En is het waar, dat het werk in de groote stad moeilijker is? Dit is beslist niet het geval. Een school, waar een onderwijzer alle zeven klassen voor zijn rekening heeft, of waar hij drie of vier klassen heeft te onderwijzen, is moeilijker en afmattender dan waar hij er slechts Jén heeft. En waar zijn zul ke scholen alleen te vinden? Alleen op 't platteland. Waar hier nog groote scho len zijn, ls het aantal leerlingen in die klassen groo ter, omdat de stad een maximum stelt en het plat teland niet. Welke gevolgen heeft dit dwaze stelsel om men schen, die een zwaardere taak hebben, minder te beloonen? Deze, dat de onderwijzer zoo spoedig mo gelijk van het, platteland naar de stad trekt. Deze voortdurende wisseling van personeel moet zeer na- deelig werken op hel onderwijs. Penk niet, dat ik overdrijf. Sedert do zeven jaar, dat ik In Schagen ben, heb ik een twintig personen zien vertrek ken. Den onderwijzers kan het niet kwalijk geno men worden, want zij krijgen meer salaris boven dien als ze bleven kregen ze, als ze aan 't pensioen toekomen, als straf voor hun blijven, 8 pensioen minder dan de stedelijke collega's. Maar? Het platteland, de gemeentebesturen hebben nog zelden geageerd tegen deze onrechtvaardig heid. De hoogere belangen van het kind worden lang niet altijd gevoeld in onze raadzalen. Een derde tegenstelling. Amsterdam roept sollicitanten op in 't bezit van de onderwijzersakte en eenige dienstjaren. (De proefjaren gunt de stad gaarne aan ,'t platteland.) Ongeveer te zelfder tijd riep de gemeente Twisk een hoofd op. Hoofdakte was niet voldoende; licha melijke oefening en handenarbeid werden ook ge- eischt. Wervershoof vond het bovendien noodzake lijk, dat de betrokkene land- of tuinbouw bezat. Waarom die zwaardere eischen? Omdat de Inspec teurs van het Lager Onderwijs meenen, dat klei- kneden en hout bewerken minstens even belangrijk is als onderwijs geven in de gewone vakken. Het gevolg is, dat zich zeer weinig gegadigden aan meldden en dat een groot aantal uitgesloten worden om te solliciteeren, waaronder vermoedelijk uitste kende krachten. Doch waarom voldoen de platte- landsgemecRtebesturen ook dadelijk aan de wensch en drang, die van hoven op hen wordt uitgeoefend? Het kan nooit in 't belang van het onderwijs zijn, dat men verschillende bekwame krachten uitsluit en aangewezen wordt op eon enkelen sollicitant, die toevallig in 't bezit is van een akte, die de wet niet kent of eischt. Het zij opgemerkt, dat handenarbeid zijn waarde kan hebben, maar niet een sta-in-den- weg mag zijn om de beste krachten voor een school te krijgen. Ik wil hiermee eindigen en hoop, dat ter wille van de jeugd op het platteland de bovengenoemde tegenstellingen zoo gauw mogelijk verdwijnen. Veel kunnen de plattelandsgemecntebesturen hieraan ze ker zelf doen. B.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1929 | | pagina 9