SchagerCourant
TEGENSTELLINGEN.
v.ROSSEM'* ZEEPAARD I5ct. SST!
INSTITUUT SCHOOLARTS
Brabantsche brieven.
Derde Blad.
Stad en Platteland en het onderwijs
Zaterdag 23 Februari 1929.
72ste Jaargang. No. 8414
Vervolg.
En nu 1929, bestaat nog wel het ontworp, maar de
kans, dat het onveranderd wet zal worden, behoeft
zeker de Prov. Besturen niet meer tegen te houden.
Er gaan geruchton, dat er Prov. Staten zijn, die voor
het goede doel steun zullen verleenen.
Met platteland werkt ook remmend op een alge-
meenen invoer. In sommige gemeenten heeft men
den algemeen practiseerenden arts aangesteld tot
jchoolarts. In hoeverre hij kan voldoen aan de eischen
in 't voorgaande reeds opgesloten, is hieruit wel af
te lei len. Toch beter dan niets. Motieven, die in
pl ittelandsgemeenteraden, tot wering van dit toe
zicht, worucn gehoord, missen allen grond. „De
dokter komt hier in alle gezinnen" „de onderwij
zers kennen hun klein aantal kinderen beter dan zij,
die in de steden voor grooter klassen staan" de
kinderen verkeeren buiten onder gunstiger hygiëni
sche omstandigheden", deze uitspraken klinken
wel fraai, maar zijn niet steekhoudend. Dr. v. d.
Hoeve, die plattelands- en stadsdocter is geweest en
wiens amtbsgebied zoowel het stedelijk als platte
landsgebied omvat, heeft vooral het laatste, op grond
van veeljarige ondervinding, weerlegd. En hebben de
plattelands-onderwijzers een scherper medischen blik
dan hun stadscollega's???
En dan het lijdelijk verzet van het platteland! Hier
voor wees spreker op de prov. Utrecht, welke, om
de invoering van het hygiënisch schooltoezicht te
bevorderen te plattelande, aanvullende steun wil
verleenen, maar tot heden hebben de gomeenten
er geen gebruik van gemaakt. „Het achterlijke,
arme Drente" handelt verstandiger. In deze provin
cie zijn met regeeringssteun twee dlstricts-school-
artsen aangesteld, die daar hartelijk zijn ontvangen
en daar reeds in goede samenwerking met plaatse
lijke artsen werkzaam zijn. Dit verschijnsel ziet men
trouwens bijna overal, waar de schoolarts is versche
nen.
Het voorgaande overziende, kunnen wij opmerken
dat het medisch schooltoezicht, voortgesproten uit
de meer dan een eeuw zich ontwikkelende school-
hygiëne, is uitgegroeid tot een over de geheele wereld
verbreid instituut; dat ook in ons land een groot deel
der schoolbevolking medisch wordt gecontroleerd;
dat het instituut-schoolarts in de meeste steden is
.ingevoerd en waarover te plattelande en in kleinere
j§ steden nu hier, dan daar, telkens stemmen opgaan,
om het in te voeren en in verschillende plattelands-
2! gemeenten pogingen worden aangewend, om dit toe
zicht aan den plaatselijken arts op te dragen.
Van belang is, met het oog op de propaganda voor
verderen invoer en tot overtuiging van tegenstanders,
de vraag: .,Is het medisch toezicht noodig en zijn de
daaraan verbonden kosten, gerechtvaardigd?"
Vac - ons zien.
Gedurende reeds vele achter ons liggende jaren
hebben vele artsen en ook vertegenwoordigers van
andere vakken hun aandacht gewijd aan de nooden
en belangen van den kinderleeftijd en hieruit is voort
gekomen de sicoale kinderhygiène en kinderbescher
ming en de kinder-psychologie, nevens allerlei op
voedkundige probleemen. Uit de waarneming van het
kind, voortvloeiende uit belangstelling, is gebleken,
dat in de jeugd de eerste oorzaak is te vinden van
3vermindering van weerstandsvermogen, van afwijkin
gen, die misschien later leven en werkkracht kun-
'nen bedreigen; en wat de schoolleeftijd betreft, dat
onderwijs en schoolgaan niet altijd gunstig inwerken
in lichamelijken zin en dat bestaande afwijkingen
daarbij kunnen verergeren en nieuwe kunnen ont-
staan of dat bestaande afwijkingen oorzaak kunnen
zijn, dat het kind minder goed van het onderwijs
;an profiteeren. De wet verplicht de ouders, bun
kinderen naar school te zenden en daarmee ze bloot
te stellen aan de nadeden die lichamelijk cn geeste
lijk daaruit kunnen voortvlooien. Deze dreigen te
meer, daar oudera en huiaarts niet bekend zijn met
afwijkingen, die zich nog niet scherp hebben ver
toond. Deze ochter spoedig te herkennen, vroeg te
behandelen en tijdig te waarschuwen tot voorzorg, is
dt- taak van bot medisch schooltoezicht, waarop de
ouders recht, hebben.. Dit is niet alleen ir» het belang
van de geestelijke ontwikkeling van het kind, maar
kan ook strekken tot het redden in het leven van
het kind en het voorkomen van invaliditeit. En nu
de voorbeelden:
Meermalen ontdekte Dr. v. d. H. boosaardige ge
zwellen; door een operatie werd het leven van het
kind gered. In een klasse zat een kind met een ver
moedelijk reeds eenige dagen oude, zeer belangrijke
oogverwonding. Een onmiddellijk operatief ingrijpen
redde het oog en vermoedelijk ook hot andere. De
ouders hadden het niet gemerkt. Een jongen leerde
niet, werd voor dom of zeer achterlijk gehouden. Bij
het onderzoek bleek, dat hij van af zijn prille jeugd
zeer slecht had gezien. Door de correctie van een bril
bleek, dat het kind tot de geestelijk normale behoor
de en het onderwijs verder mot vrucht volgde. I
De achterlijkheid van eon ander kind bleek het
gevolg te zijn van een bijzonder geval van doofheid.
Na onderwijs in liplezen was het in staat het onder
wijs geregeld te volgen.
Hartgebreken, longafwijkingen, besmettelijke ziek
ten, w.o. hoofd- en huidziekten, den ouders onbekend,1
werden geconstateerd. De huisarts, hiermede in ken-
nis gesteld, kon nu maatregelen nemen.
En men lette er wel op, dat deze laatste afwijkin-l
gen niet alleen schadelijk zijn voor het kind zelf, maar
ook voor zijn medescholieren.
Zoo blijken er dus schadekansen voor het kind te
bestaan en het is de plicht van ouders en gemeen
schap, bescherming hiertegen te geven en die zoo
gering mogelijk te maken. De overheid treedt in vele
gevallen als beschermer op. Het bouwbesluit geeft
voorschriften over ruimte, verlichting, op borden en
banken, verwarming en ventilatie, op gangen en
W.C.'s, op speelterreinen, enz.
De wet op besmettelijke dekten verbiedt in bepaal
de gevallen het schoolgaan.
Zooals reeds eerder werd gezegd, regelt de lageron-
derwijswet 1920 de bevoegdheid van den Inspeoteux
der Volksgezondheid",
Ook wordt in het leerplan rekening gehouden met
duur en opvolging der verschillende leervakken, niet
alleen in 't belang van het onderwijs, -maar ook reke
ning houdend met het normale kind. Vrije midda
gen, vacantie's, speel'kwartiertjes, enz., al deze zijn
ingesteld ten behoeve van het kind in het onderwijs.
Deze maatregelen ter bescherming van het kind ma
ken echter het medisch toezicht niet overbodig of
onnoodig. Ondanks wetten en voorschriften, bovenge
noemd, kunnen er gevaren blijven dreigen: le. van
de zijde van bouw, inrichting en materiaal; van het
gebruik van het gebouw en ook van de zijde van
het onderwijs. 2e. Medeleerlingen en onderwijzers
kunnen gevaren opleveren. 3e. De afwijkingen van
het kind, waardoor het schoolgaan en het onderwijs
bezwaren ondervinden of waardoor hiervan te wei
nig geprofiteerd wordt
De onder 1 genoemde bestaan werkelijk, ook bij de
beste scholen, we hebben slechts te denken aan on
doelmatige verwarming en ventilatie, in welke ge
vallen de middenweg bewandeld moet worden. De
houding der kinderen in de banken, waarvan de maat
moet overeenkomen met verschillende lichaamsma
ten van het kind. En niet altijd wordt er een goed
gebruik van -gemaakt; groote kinderen in te kleine
banken en omgekeerd. Het materiaal, dat gebruikt
wordt (borden, papier, potlooden, inkt, handwerk-be-
noodigdheden) moet met zorg worden gekozen, wil
men de oogen der kinderen geen geweld aandoen.
Het schoolgaan zelf reeds werkt ongunstig in phy-
sieken en phychigische zin: een andere dagverdee-
ling, het later naar bed 'gaan, gebrek aan eetlust als
gevolg van minder lichaamsbeweging en nerveusheid
(angst voor straf voor te laat komen) zijn redenen,
waardoor de vatbaarheid om de leerstof op te nemen,
geringer worden. In deze gevallen kan een buiten
staande controle van nut zijn en erger voorkomen.
Uit het voorgaande volgt nu wel, dat het de taak
is van den schoolarts lichamelijke en geestelijke af
wijkingen op te sporen, en onder behandeling te bren
gen, controleeren of er eon doelmatig gebruik wordt
gemaakt van het schoolgebouw (verlichting, verwar
ming, ventilatie), of wettelijke (in 't bijl. hy
giënische) voorschriften wordon nageleefd. Daarbij
kan sn moet hij zijn de raadsman van de onderwij
zers. Meencn deze iets bij een leerling te hebben op
gemerkt, dat voor dezen of zijn medeleerlingen scha
delijk kan zijn en storend voor het onderwijs, dan
moet de schoolarts gereed staan hem te helpen.
Het onderzoek moet systematisch geschieden: lo.
moeten de kinderen onderzocht worden als ze voor 't
eerst op school komen. Van zijn bevindingen houdt
de schoolarts aanteekeningen (kaartsysteem). Bij dit
onderzoek zij een der ouders aanwezig. Zoo noodig
verwijst hij de ouders naar den huisarts, die het kind
behandelen blijft. De schoolarts blijft hier af. Wel
constateert hij op geregelde tijden, hoeverre het kind
in beterschap toeneemt. 2o. Worden alle kinderen
nog weer geheel onderzocht 2, 3 of meermalen gedu
rende hun leertijd. 3o. Op geregelde tijden bezoekt hij
de scholen voor een meer oppervlakkige controle, om
klachten van het personeel te vernemen en hun raad
te geven. Een onderw. heeft opgemerkt verminderde
leerlust,, mindere praestatie, achteruitgang. Deze kun
nen gevolg zijn van lichamelijke afwijkingen. 4o. In
tijden van het heerschen van een epidemie oefent hij
eon strenge controle uit. Het kan toch gebeuren, dat
een kind te vroeg naar school is gekomen, nog bacil
drager is en een gevaar wordt voor de gezonde kin
deren. Ook, dat een kind in dezen tijd schoolgaat met
een zeer lichte aandoening, door de ouders niet opge
merkt, maar die voor het kind zelf ernstige gevol
gen kan hebben (geval van beginnende nierziekte bij
lichte roodvonk geconstateerd. De spreker kwam na j
zijn uitvoerig betoog, waarin vele en velerlei voor
beelden uit zijn ervaring tol dit besluit:
„De schoolarts, die met nauwgezetheid, school,
schoolhygiëne en leerling zal dienen, moet voldoen
den tijd, aandacht en toewijding kunnen geven aan be
zoek, controle, onderzoek en studie; hij moet de af
wijkingen, die hij bij de kinderen vindt, van minder
belang leeren achten dan de vraag, in hoeverre de
school er de oorzaak van is en ook, in hoeverre ze
kan terugwerken op school of onderwijs of op 't re
sultaat van 't onderwijs voor het kind en ten slotte
in hoeverre school en onderwijs ze kan verergeren. Hij
moet dus de afwijking zelf niet als het voornaam
ste, de behandeling en genezing niet als het voor-1
naamste leeren beschouwen, maar deze, hoe gewenscht
die ook is en hoezeer hij moet streven naar die hulp,
stellen naast het andere. Dit is ontzaggelijk moeilijk j
voor een arts en ik zelf, heb ook moeten leeren en j
aanwennen, de zieke, de afwijking niet in het mid-J
delpunt der belangstelling te plaatsen. Van de afwij-1
king, die gevonden wordt, moeten wij nagaan, in hoe
verre deze symptoom kan zijn, nagaan of ze ook bij
andere kinderen voorkomt, die onder dezelfde in
vloeden staan en nagaan of in die invloeden soms
de oorzaak te vinden is of bedreiging van verergering.
Deze eisch nu is eene, die afwijkend is van de be
langstelling, die geëischt moet worden van eene be
handelend arts. Hij plaatst en moet plaatsen zijn zie
ken in het middelpunt van zijn aandacht. Zijn werk,
zijn denken, zijn wetenschappelijke studie zijn inge
steld op diagnose en geneesmethode. Hij spoort niet
de afwijking op bij de schijnbaar gezonden, die hem
niet geroepen hebben, neen, de zieke zoekt hem, roept
hem.
Heel het zooveel regelmaat en tijdroovend werk
van controle en systematisch onderzoek in de scho
len, moet bij hem den alg, pract. arts achterstaan bij
het onregelmatig, onmiddellijk hulpvragend werk bij
geboorte, ongeval, ziekte en dood. Studie en inwer
ken in vraagstukken van schoolhygiëne -moeten te
rugtreden bij hem voor de moeilijke opgaven, waar
voor het werk ten bate zijner patiënten hom stelt.
Plicht, tijd en aandachtsvorm dus maken den behan-
delenden arts met onbeperkte praktijk tot den man,
die niet met volle aandacht het schoolartsschap kan
bekleeden. En het opdragen van het toezicht van een
of een paar scholen aan zijn zorgen, maakt het in
werken en inleven in den toch altijd iets gespeciali
seerde werkkring van den schoolarts al zeer moei
lijk.
Hieruit volgt zonneklaar, -dat men aan den alge
meen practiseerenden arts in kleine steden en in
plattelandsgemeenten niet het ambt van schoolarts,
naast diens gewone praktijk, kan opdragen, al zijn'
er, die als zoodanig toch wel nuttig werkzaam zijn.
Welk systeem is dan voor het platteland, waar-
onder kleine steden, noodig? En dan luidt hot ant
woordt als vanzelf sprekend: hot stelsel van districts-
achoolarts, van den schoolarts voor een combinatie
van verschillende gemeenton. Men zou hierbij aller
lei wegen kunnen volgen:
le. Men zou kunnen nemen een arts, die uitslui
tend voor rl" scholen werd aangesteld met toezicht
op pl.m. ÜflOö levilingen.
2e. Of men zou hem dit toezicht kunnen opdragen
over een kleiner kring en er aan verbinden de be
scherming van zuigelingen en kleuters.
3Men zou een iets grooter district kunnen vor
men en den districtsschoolarts opdragen, het syste
matisch onderzoek, de regelmatige centrale, de ad
ministratie en do bestrijding der bosmettelijke ziek
ten, waaronder hoofd- cn huidziekten en in samen
werking met hem een plaatselijken arts belasten met
de plotselinge, onregelmatige, direct noodige, weinig
tijdroovende controle-adviezen -on de eerste oogen-
blikken der besmettelijke ziektebestrijding. Deze sa
menwerking is noodig, omdat de districts-schoolarts,
met meerdere dorpen (kleine steden) onder zijn toe
zicht, veel tijd verliest met vervoer. Ook zou zeer
gunstig werken een organisch verband tusschen
Districts-schoolarts en wijkverpleegster. (In sommige
groote steden waarin een schoolarts is aangesteld,
werkt een schoolzuster met hem mede).
In Drente wordt deze methode niet toegepast. Daar
is de Distr.-8choolarts op zich zelf werkend. Toch
groeit in deze prov. zijn samenwerking met de wijk
verpleging.
S. HERINGA, Secretaris.
Stompetoren, Febr. 1929.
Uiveriliaut, 19 Februari 1929.
Menler,
't Val nle mee, amico,
nouw dirèk zoomaar as
'nen echten kantoormenier
aan tafel te gaan zitten
mee pepier en Inkt om oew
'nen brief te gaan schrijven
Want Tc eb sjuuat 'n paar
uren achter mekaren zitten
Wielhellemen." Keb 'nen
boom aan stukken en brok
ken gezaagd en gehakt,
want „me rokten lillek deur
onzen stook", zee Trui van
den mergen. En daar de
steenkolen zoo gatvergim-
mes duur zijn drie, vier,
tot vler-en'nalen gulden 't mud, en dan nog 'n mud
da veur z'nen leeftijd erg kort van st.uk is uitgevallen,
hè 'k zeilevers 't mes, of liever de zaag er ingezet en
leet er nouw 'n schuur mee blokken om vinger en duim
aan af te lekken. Da's 't mooie bij ons op 't plattelaand,
amlco, as er nood komt, kunnen wij ons eigen nog al
iichtvèèrdig redden. De vorkens, de gruuuten, de pie
pers, de stook, de melk, w'ehben alles aan ona eigen or
éénen boerenkool ia dan méér wèèrd^ as 'n handsvol
geld.
Want 't begint nouw toch zoo zuutjesaan te knijpen,
amico. De menschen raken deur d'r braandstoffen,
nuuwe kost schandalig veul geld, 't eten wordt mee
d'n dag schraler en kostbaarder en veul werk leet er
al maanden stil! D'r is aan gin water bekan^t te ko
men en keb al gelezen, as dat er van die afzetters zijn,
die veur 'n emmerke water vijf en tien centen rekenen.
Da zijn van dio lui die zóó deur de kouw bevangen zijn,
dat d'r hart is bevroren tot 'nen klomp ijs en da ge
beurt dikkels deur d'n diksten en werrasten bontjas he
nen, jong.
I We schrijven midden Februari en koning Winter
huerscht nog met straffe hand, in tegenstelling met
wat we van dezen vorst in de laatste Jaren gewend
zijn. Het is evenwel mijn bedoeling niet om op deze
tegenstelling de aandacht te vestigen. Deze voelen
we eiken dag aan den lijve en daarover lezen wc
l&nge verhalen. Mijn bedoeling is een andere tegen
stelling onder het oog der lezers te brengen; het is
die van stad en platteland. Het spreekt van zelf,
dat de belangen van deze twee meermalen met el
kaar strijden, maar waarom die van 't platteland
tegenwoordig hoe langer hoe meer worden verwaar
loosd, zie ik niet in. En dat dit het geval Is, hoop
ik aan te toonen door een drietal voorbeelden die
alle betrekking hebben op het onderwijs. Op ander
gebied zijn wel meer voorbeelden te vinden, doch.
als betrokkene bij het onderwijs treffen die mij het
sterkst. Het eerste voorbeeld is het volgende:
In Schagen is een vacature voor onderwijzerfis, in
Haarlem voor onderwijzer. Beide gemeenten zijn
aangewezen op de lijst der wachtgelders, doch beide
gemeenten slagen niet een geschikt persoon te vin
den. De correspondentie met de wachtgelders wordt
overgelegd aan het Departement van Onderwijs.
Het gevolg is, dat Haarlem buiten de lijst om
mag benoemen, Schagen niet
In Amsterdam is veel personeel noodig. Elk Jaar
wordt eon lijst van sollicitanten aangelegd, waar-,
uit een keuze gedaan kan worden. Dezer dagen ver
scheen achtereenvolgens een oproeping voor hoof
den, voor onderwijzers en voor onderwijzeres. Bij de
le oproeping ontbrak de clausule: alleen wachtgel
ders worden verzocht te solliciteeren. Trouwens in
1828 was eon dergelijke mededeeling evenmin toe
gevoegd aan de oproeping en hebben degenen, di3 in
Amsterdam belast zijn met de voorziening in per
soneel het geheele land doorkruist en toen een lijst
vnn benoembaren opgemaakt Wat blijkt nu uit
deze nieuwe oproeping?
1. De lijst van benoembaren is uitgeput, d.w.z.
Amsterdam heeft zich van de noodige onderwijzers
voorzien buiten de wachtgelderslijst om;
2. een nieuwe lijst wordt aangelegd en wachtgel
ders behoeven niet benoemd te worden.
Ziet men in de schoolbladen de advertenties voor
oproeping van onderwijzers in de kleine plaatsen,
dan is de genoemde toevoeging omtrent de wacht
gelders bijna zeker aanwezig. Hieruit volgt dus:
Dat het platteland wordt opgescheept met de
wachtgelders, en
dat het platteland goed genoeg is voor de wacht
gelders.
Wel beweert de Minister van Onderwijs op een
vraag van het Kamerlid Braat, dat ook de groote
stad zijn deel krijgt, maar hij komt niet met cijfers
om zijn beweringen te staven. En wie gelooft tegen
woordig het woord van een minister, nadat het mi-
nisterie-Colijn zonder eenigen schroom zijn belofte
aan de ambtenaren verbrak.
Maar bovendien is het duidelijk, dat dit niet
waar kan zijn, want als de groote steden hun portie
gekregen hadden, dan bestond deze lijst allang niet
meer.
Het is evenwel de schuld der plattelandsgemeen
ten zelf, dat zij de wachgelders krijgen. Wanneer zij
zich op het ministerie vervoegen, worden ze afge
scheept. De groote steden laten zich niet met een
kluitje in 't riet sturen en eischen volwaardige
krachten. Het belang van het onderwijs weegt bij
hen zoo zwaar, dat ze zich krachtig blijven verzet
ten en ten slotte den strijd winnon.
Ten schade van het onderwijs komen nu op het
platteland menschen, die vaak half of in 't geheel
niet voor hun taak berekend zijn. Volstrekt niet,
omdat ze onwillig zijn, maar omdat ze physiek of
geestelijk voor het werk hen opgedragen niet ge
schikt zijn. De jeugd ten plattonlande wordt de du-
po. Schreef niet eon der opgeroepenen zolf: „Meneer
als ik benoemd word, kom ik en wie wordt dan de
dupe? U of ik?" Beter was de vraag geweest: de
jeugd of ik? MU zijn voorbeelden bekend, waar
dcor do benoeming van wachtgelders ergerlijke too-
neelen in school zijn afgespeeld. Alleen omdat men
zich niet met hand en tand tegen den drang der re-
gtering verzet heeft en zich bang heeft laten maken
door do bedreiging, dat de subsidie ingehouden zal
worden. Hiermee schijnt men in Den Haag (en tn
Haarlem) nogal gauw klaar. Men vergete daar even
wel niet, dat men aan zulk zwaar geschut ook ge
wend raakt.
Vroeger nam men in zulke gevallen nog wel eens
den districts-afgevaardigde in de 2e Kamer in den
arm; thans evenwel hebben deze heeren hiervoor
geen tijd of lust. Immers de groote massa der kie
zers wonen in de groote steden en de heeren wonen
zelf in de groote stad en kennen de nooden en be
hoeften der plattelanders niet. Ziedaar een der zege
ningen van het evenredige stelsel.
Een tweede voort>eeld:
Een onderwijzer (ambtenaar) in de stad verdient
een zeker salaris. Zijn collega op 't platteland ver
dient 8 minder, want nietwaar:
het werk in de groote stad is zooveel moeilijker;
het leven is daar zooveel duurder.
Dit laatste is, zooals zoo vaak reeds aangetoond
is, niets dan een fabeltje, dat men vermoedelijk in
Den Haag heeft uitgevonden. Overbodig acht ik het
om dit in den breede aan te toonen. Alleen wil ik
viagen, of de belasting op 't platteland lager is. de
levensmiddelen, kleeding enz. lager in prijs zijn?
't Is te dwaas en te belachelijk om er verder over
te spreken. De huishuur zal zeker in de stad hooger
zijn, maar dit wordt meer dan gecompenseerd door
alle andere hoogere uitgaven ten plattelande.
En is het waar, dat het werk in de groote stad
moeilijker is? Dit is beslist niet het geval. Een
school, waar een onderwijzer alle zeven klassen voor
zijn rekening heeft, of waar hij drie of vier klassen
heeft te onderwijzen, is moeilijker en afmattender
dan waar hij er slechts Jén heeft. En waar zijn zul
ke scholen alleen te vinden?
Alleen op 't platteland. Waar hier nog groote scho
len zijn, ls het aantal leerlingen in die klassen groo
ter, omdat de stad een maximum stelt en het plat
teland niet.
Welke gevolgen heeft dit dwaze stelsel om men
schen, die een zwaardere taak hebben, minder te
beloonen? Deze, dat de onderwijzer zoo spoedig mo
gelijk van het, platteland naar de stad trekt. Deze
voortdurende wisseling van personeel moet zeer na-
deelig werken op hel onderwijs. Penk niet, dat ik
overdrijf. Sedert do zeven jaar, dat ik In Schagen
ben, heb ik een twintig personen zien vertrek
ken. Den onderwijzers kan het niet kwalijk geno
men worden, want zij krijgen meer salaris boven
dien als ze bleven kregen ze, als ze aan 't pensioen
toekomen, als straf voor hun blijven, 8 pensioen
minder dan de stedelijke collega's.
Maar? Het platteland, de gemeentebesturen hebben
nog zelden geageerd tegen deze onrechtvaardig
heid. De hoogere belangen van het kind worden lang
niet altijd gevoeld in onze raadzalen.
Een derde tegenstelling.
Amsterdam roept sollicitanten op in 't bezit van
de onderwijzersakte en eenige dienstjaren. (De
proefjaren gunt de stad gaarne aan ,'t platteland.)
Ongeveer te zelfder tijd riep de gemeente Twisk
een hoofd op. Hoofdakte was niet voldoende; licha
melijke oefening en handenarbeid werden ook ge-
eischt. Wervershoof vond het bovendien noodzake
lijk, dat de betrokkene land- of tuinbouw bezat.
Waarom die zwaardere eischen? Omdat de Inspec
teurs van het Lager Onderwijs meenen, dat klei-
kneden en hout bewerken minstens even belangrijk
is als onderwijs geven in de gewone vakken. Het
gevolg is, dat zich zeer weinig gegadigden aan
meldden en dat een groot aantal uitgesloten worden
om te solliciteeren, waaronder vermoedelijk uitste
kende krachten. Doch waarom voldoen de platte-
landsgemecRtebesturen ook dadelijk aan de wensch
en drang, die van hoven op hen wordt uitgeoefend?
Het kan nooit in 't belang van het onderwijs zijn, dat
men verschillende bekwame krachten uitsluit en
aangewezen wordt op eon enkelen sollicitant, die
toevallig in 't bezit is van een akte, die de wet niet
kent of eischt. Het zij opgemerkt, dat handenarbeid
zijn waarde kan hebben, maar niet een sta-in-den-
weg mag zijn om de beste krachten voor een school
te krijgen.
Ik wil hiermee eindigen en hoop, dat ter wille
van de jeugd op het platteland de bovengenoemde
tegenstellingen zoo gauw mogelijk verdwijnen. Veel
kunnen de plattelandsgemecntebesturen hieraan ze
ker zelf doen.
B.