EEN SPROOKJE. DE AVONTUREN VAN RICHARD. M AAI VAN GALEN lOWll J VOOR OME JEUGD #V ONS HOEKJE. Wlü DURFT Is dit niet een grappig diertje? t Zit zoo lekker op Je hand, 't Lag, net als een denker fcluwtja, In een boechje, aan den kant Met z'r. kleine, «cberpe stekels Prikt het gouw den vijand weg, Wie van jullie durft hef. pakken JDi hoo héét bet beestje-— zeg H. H. DE BRUIN-LéON fr was eens een oude, leelljko vrouw, die j geld had, maar erg gierig was. Als ze fae en brave menschen zag, werd ze groen keel van nijd, maar zoodra ze Iets leelljks [of hoorde, dat Iets heel ergs gebeurd was, Ing en danste se van plelzier en leed- [naak. i(! allerliefste vrouw bewoonde geen huis, ir een hoogen toren, dien zij bij een kruls- h'ad laten bouwen, alleen maar om van uit over alles te kunnen heen zien en alle richtingen uit te kunnen kijken, ■at dagen en ook nachten lang voor het npje van een der hoogste kamers, om maar af te loeren, wat er In de wereld od' n gebeurde. Zag ze. dat er Iets moois !s vond, dan smeet ze met 'n harden ruk pnster dicht, maar als er een ongeluk ge- rekte ze den mageren hals zoo ver elijk uit, om nog beter te kunnen zien lep „dat 't daar beneden toch wel vrooiljk ing!" mi dom den toren groeiden bosschen ld netels en puntige doornstruiken. Over- agen voetangels en hier en daar waren aderlijke kuilen gegraven, die zóó met ;en en bladeren bedekt waren, dat men ïeel onverwacht kon intuimelen en dan self den voet leelijk: moest verstuiten. Als i gebeurde, holde de oude vrouw de fcrap- 'if, lachte 't slachtoffer uit en wenschte veel genoegen en een prettlgen dag. Ie heks want zoo noem lk haar ook mpelde dan weer de tran op en ging zich sn eens extra te goed doen want na voorval kreeg zij altijd honger en trek, is wij vol worden en het eten laten staan we Iets bijwoonden, dat naar was om te ndat de vrouw Jaar in. Jaar uit in den i, bij den kruisweg huisde, en als een op haar prooi loerde, hadden de men- tn haar den naam gegeven van: „de Isspin." zekeren dag de lente was in 't land le bloesems bloeiden, zwakke menschen zich krachtig en zieken gezond wor- Üep een aardig kind op den dandweg langs den toren voerde. meisje was nog iong en droeg al wat ezat ln eer. bundeltje, dat. In een doek loopt, aan haar arm bungelde Ze ltep itlg, met groote stappen, want ze wilde vóór den nacht een onderdak of betrek- vinden en de avond begon reeds te 1. »en zij bij den toren kwam en de brand- ls zag. die den toegang versperden, dacht ïeerlljk, dat hier zooveel van die nuttige ten groeien, dat kan den wevers te pas en, en toen zij de doornstruiken gewaar 1, riep ze: O, wat is 't hier een zalig je, waar de rozen zóó vroeg in t' jaar gebloeid hebben. En toen zij in een der voetangels beklemd raakte, lachte ze vrooiljk en riep: „Hier moet lk zeker blijven, want hier word ik vastge- houdea Hallol hallo! is hier Iemand, die van mijn diensten gebruik wil maken? De vrouw, boven voor t venster, keek ver dwaasdZe kon best hulp gebruiken, maar tot nu toe had geen sterveling 't langer dan een dag bij haar uitgehouden en zoo was ze tenslotte alleen gebleven. Nu strompelde ze naar beneden en maakte de klem los. „Dank Je vriendelijk, moedertje!" lachte *t Jonge ding. „Mag lk voortaan 't werk bij u doen? Ik wil wat graag en lk zal heusch m'n best doen." „Gek mirakel!" schold de vrouw, „wie denk Je wel dat ik ben?" Toen schaterde het kind: „Jij bent t grap pigste mensch, dat ik ooit ontmoette. En ik ben Llze. Mag lk bij Je blijven?" De vrouw begreep er niets van. Ze gaf het meisje een stomp, zoodat ze door de dein den toren invloog. „Vlugger hadt Je me niet binnen kunnen laten!" juichte ze „nu weet lk zeker, dat je mij wilt houden 1" Zoo bleef het. De booze apin mocht razen en tieren zooveel ze wilde het kind bleef onverstoorbaar. Haar warm, onschuldig hart bleek sterker dan de boosaardigheid, die er op afstuitte. Als ze 's morgens het tuinpad effende en opharkte (de voetangels en kui len waren '-eeds lang verdwenen) klonk haar frlssche, jonge stem Jolig op en gebeurde 't wel, dat de vrouw vanuit het vensterraam met een emmer koud water die vroolijke trillers onderbrak. Zelfs dan nog bleef het meisje vriendelijk en riep haar toe, dat zoo de stof meteen weg was en ze haar kleeren niet meer hoefde te schuieren! De heks wist geen raad. Alle pret, al het genoegen van plagen werd haar benomen Zij werd er ziek van en moest eindelijk ln bed blijven. Llze verpleegde haar, zoo hartelijk en trouw als ze kon. Als dank smeet, ze het kind j met vorken, lepels en alles wat binnen haar bereik lag. Ook dit hielp niet. ZI1 werd steeds zwakker en voelde ten laatste dat haar einde naderde. Toen had er een groot.0 verandering f plaats. De oude vrouw lag uren lang stil met open oogen voor zich uit te staren. Het meisje schreide en v'el bij haar bed op de knieën: „Och, moedertje." snikte ze, „verlaat mij niet! Wat moet ik zonder u beginnen?" „Stil, kind!" sprak de oude vrouw en streek het kind de haren van t voorhoofd: „Ik was mijn'heele leven lang een leelijk, ondeugend mensch. En nu valt het gaan mij zwaar, om dat ik zooveel kwaad heb gedaan." Toen nam Llze haar handen en «prak stil en stamelend een gebedEn Ineens viel een zonnestraal door het raam en verhelder de met een lichtglans het gezicht der oude vrouw, die zacht wns Ingeslapen. Naverteld door H. H. de B. L. Het kleermakertje. Een sprookje Er wan eens eon kleermakertje. die aoo klein en dun was. dat de menschen zelden, dat hil maar zeven pond woog. Maar daar was hil trot op. en hl) zong uit vollen borst ..Al wie een rechte snijder h Moet wegen zeven pond; En als hl) dat niet wegen kan. Dan is hij niet gezond I Ongelukkig werd ona kleermakertje miskend men wist hem niet op prijs te stellen. Voorfi werd hl) gegriefd door den burgemeester, wier de kleeren altijd aan het lijf moesten zitten alsof zij er aan gegoten waren. Dat ging 'aZo- mera goed, maar als de winter kwam, dan droeg hy een wollen Jachtbuis onder zijn Jas, en dan moest ons kleermakertje heel wat verwijten hoo- ren. Telkens ala de burgemeester zi)n Jas dan aantrok, zei hij „Die kleermaker heeft mijn Jas verknoeid, zij is mi) veel te nauw I" en het hielp niet of de man al zei .Daar heeft het wollen Jachtbuis schuld aan", de burgemeester antwoordde dan ..Gekheid, een kleermaker moet een Jaa zoo maken, dat hij '«Zomers en 's Winters pastDat werd hem te erg; hy kon het niet meer uithouden. Het kleermakertje stak de schaar ln zijn borstzak, nam ln elke hand een persijzer en vertrok mot hot voornemen, zich eldere te vestigen, waar hil niet meer geplaagd werd door een burgemeester met een wollen Jachtbuis aan. Hij trok door een bosch en kwam een hond tegen, die tegen hem zelde ..Goeden dag, kleermakertje Mag ik meegaan „Welja, loop maar mee", antwoordde hy, „maar Je moet gehoorzamen, hoor 1" „Waf, waf 1 Je zult vreug de van my beleven," antwoordde do hond. Na een halfuurtje kwam hy een twoeden hond tegen die hem vriendeiyk groette en vroeg, of hy mocht meegaan. „Gy kunt meeloopen", antwoordde het kleermakertje, „een hond min of meer maakt geen verschil. „Maar gehoorzamen, hoor I" Het duurde niet lang, of daar kwam een derde hond aanloopen, die op de achterpooten ging zitten, beleefd groette en vroeg, of hy ook mee mocht loopen Alle goede dingen bestaan tu drieën" lachtte ons kleermakertje. „Loop ook maar mee, maar gehoorzamen, hoor I" Eindelijk was hij het bosch uit en na derde een dorp. Daar het reeds middag was en hy braaf honger had. zeide hy tot de honden ..Hoo ik voor jelui en voor my zelf aan eten moet komen, is mij een raadsel". „O, weea daar maar niet bang voor", zei de hond. die er het laatsi was bU gekomen, en hy legde een goudstuk voor de voelen van den kleinen kleermaker. Deze raapte het geld op. wierp zijn muts omhoog en danste van blijdschap ln het rond. De honden sprongen blaffend om hem heen. Daarop trok hU het dorp binnen en stapte wolgemoed naai de beste herberg, waar hy eten voor vier per sonen bestelde. De herbergier vroeg hem, of hy wel betalen kon, maar toen hy 't goudstuk zag. vloog hy naar de keuken. Het kleermakertje riep hem nóg na „Het eten moet lekker zyn, hoor en geef er een flesch goeden wyn by" Nu wierp hy zyn persyzers ln een hoek en ging op een gomakkelijken stoel zitten. Gelukkig hoefde hy niet lang te wachten De waardin trad binnen, dekte de tafel voor vier personen en bracht het eten op. dat over heerlijk geurde. Nu sprongen de honden leder op een stoel en namen mes en vork, alsof zy het hun leven long zoo gedaan hadden. De herber gier en zyn vrouw sloegen de handen van ver bazing in elkander, maar hun verwondert tig steeg ten top. toen de honden na den maaltyd tot hun meoster zeiden „Wei moge t Je beko men I". De kleermaker deed nu een middagslaapje en de honden hl: lden de wacht. Toen hij ontwaakte betaalde hy zijn vertering, nam de persyzers weer op en vertrok, door de honden gevolgd. Spoedig kv\ amen zy by een groot kasteel en nu zelden de honden „Als gy moed hebt, dan kunt gy hier uw fortuin maken". .Moed heeft my nog nooit ontbroken", antwoordde het kleer makertje, waarop de honden vervolgden „Bind ons aan een touw en verkoop ons aan de reuzen, die daar wonen. Maar wees vooral voorzichtig, want zy «yn niet te vertrouwen, zy hebben al Eindelijk waren se ln Nederland. Rlchard had Grauwtje opdracht gegeven voor een mand met etenswaren te zorgen en logde zelf voorzichtig de flerch onderin den mand. Hij bond Grauwtje een stevig touw om zijn nek en liet hem als souvenir de plank mee nemen. waardoor Grauwtje bij hem in dienst was gekomen. F1m Hop Rlchard, den vlag omhoog geheven, voorop, aoo vlug, dat die arme Grauwtje hem haast niet bij kon hou den, eoodat hij zoo maar broodjes uit den mand verloor. Schuw keek hij naar Rlchard, doch deze merkte er gelukkig niets van. ..en a..,:en maar wy zullen I iet* geven, dat Je op het Juiste oogenbllk ge bruiken moet". Nu gaf de esrste hond hem een potje met zalf en sprak „Al* gy een beetje van die zalf op een stoel smeert, moet leder, die er op gaat zitten, biyven zitten", De tweede hond gaf hem een stokje, en mi Wlen gij met dit stokje aanraakt, valt dadelijk In- slaap". De derde hond gaf hem een zilveren fluitje, terwyi hy zelde „Als gy hierop blaast komen wU Je helpen. Het kleermakertje «tal- alles in den zak, bond de honden aan een touw en stapte moedig het kasteel binnen. De reuzen zaten Juist aan tafel, waarop een In zijn geheel gebraden os stond Ons mannetje maakte een beleefde buiging en vroeg, of de heeren zyn honden niet wilden koopen. „Ooed antwoordden zij. 41c mooie honden willen wy wel hebben, wU zullen ze •ven ln de stal brengen," maar zij keken den kleinen kleermaker zoo boosaardig aan, dat het hem bang om het. hart werd. Zoodra nu de reuzen bulten de kamer waren, besmeerde hij de stoelen met zalf en dacht „Nu zullen wy eens zien, wat er gebeurt De reuzen hadden echter reeds buiten de kamer afgesproken, ons kleermakertje op te sten. „Wel weegt hl! slechts zeven pond", zeiden zy. ..maar wy hebben toch leder een mondje vol". Zoodra zy weer binnen kwamen riepen «y ,4e hebt ons bedrogen «n wy zullen Je pakken", maar ons kleermakertje antwoordde bedaard „Gaal dan eerst zitt.m om recht te spreken". Dat deden de reuzen en lach ten om het kleine ventje. Mtur ach. zij zaten als aan hun stoelen vastgespijkerd en kondon zloh zelfs niet verroeren. Nu nam de kleine Ileermaker zJjn stokje, raakte elk der reuzen aan en zy vielen ln een diepen slaap, dte door niets te verstoren was. Maar. o. schrik I daar kwam een vierde reus met vreeseiyk gerucht aanstappen. Deze zag zyn makkers en riep woedend „Wie heeft dat gedaan 7" „Dat heb lk alléén gedaan P riep het kleermakertje. JDt»ti zal Je er alleen aan moeten gelooven schreeuw de de reus en pakte het ventje boet, maar dit blies op zyn zilveren fluitje en daar kwamen de honden aanstormen. Dat was den reus te yeelhy Uep weg en net bosch ln en sedert heeft men hem nooit meer gezien. Nu danste ons kleermakertje vroo» lijk rond, maar boa verwonderd stond hy te ky- ken, toen de honden eensklaps bi een koning en twee prinsessen veranderdou „OtJ hebt ons verlost", solden sy. „Dit kasteel te van ons, maar wy waren door de sewon betooverd" En d« koning vervolgde „lk neem u als Kxa aan en gl) «uit mftn op volger «yn" waarop de prtn«*vren zelden ..Óy zult ons eva lieve broeder zijn P Het kleerma kertje legde de schaar uit «yn sok, zette de ptu Ijzers in wm hoek en teelde voortaan als een mins. Toen kwam een varken met atm lange snuit, nu te bet sprookje vtk. EEN HOLLANDSCHE EN EEN CHINEESCHE KAT. ..Zijn Hollanden atttjd aoo rond Lacht de Chlneee met breeden mond ?- en o ore poee antwoordt „Zijn tn In China, malle kat, Altijd aoo matw ala een lat door GILLES VAN HEKS sn vervaariyke stem gaf dan dit antwoord Hen jullie wel eensWat er nog meer üy ben ik vergeten; mogeiyk hebben we het t gehoord, want we hadden een echt hazen- )en. op dien middag, zei er weer een, dat ipeh-ympje open toen er geen geluid op i kwam, werden we erg moedig. Hy heeft zich verschuild, hoor!", zei er een. Dan .-luiten w<; hem op," stelde een ander Vry vlug werd de groote kcj een paar keer swentcld, de deur dicht gedaan en de steen reer tegen «"plaatst. Wat we daar een schik gemaakt hebben! We stonden te dansen op Hoep, maar dat kwam ook wel, omdat één de helpsters van de school ons lief toeknik- ZiJ wist natuurUjk niet, waarover wy zoo Uhdlg waren en tegen welke ondeugende fels *y zoo vrlendeiyk was. We maakten het bont, vooral toen we op de deur bonsden ln koor zongen, dat Aaal door den diender gehaald wordén. We waren te klein en te om zoo onbezorgd en niet het minst ach- o:htlg lucht te geven aan onze baldadlg- Het eind van de geschiedenis was daar- zooveel te bitterder. Daar is de diender al! it wa.» de- gevreesde stem van Aal, die ons hei ,'i'ifde ogenblik m schrik op 't UJf Joeg. nog voor we goed beseften waar het ge- vandaan kwam, schoot er een breede straal "r naar omlaag en maakte mijn vriendje Adryf nat. Toen gingen we aan den Weer heen, dank Je? Ite Kraal uit. voor Aai naar beneden kwam," zuchtte Bob. Misgeraden. De'school in!, want het was Juist twee uur en de hoofdjuffrouw klapte ons met een opgeruimd gezicht naar binnen ze ker omdat we zoo op een draf aankwamen. En dat natte jongentje dan? Dat liep door, hullen geen gebrek en toen onze Juffrouw hem zag gaan en een nat spoor achter hem zag, ging zU aan 't vragen, dat be- gryp je en toen had Jc haar gezicht eens moe ten zien. Wel. weL wat veranderde dat. Of we van haar nog flink straf gekregen hebben, ben ik heelemael vergeten, maar lk geloof wel dat we behooriyk ons portie kregen. Wat we dan ook dubbel en dwars verdiend hadden. Is nou 't verhaaltje uit?, informeerde Bob. Wel nee Jó. nou komt hot elgeniyk pas. Wy waren erg kwaad op Aai. we zouden dit en we zouden dat maar wkt we we precies wilden wisten we niet. „Tk zal het hem betaald zetten." zei myn vriendje Nico telkens, doch wat hy daarmee bedoelde, snapte lk toen niet. Ik vermoedde wel Iets heel ergs. Dagen achtereen kwamen we niet by hot ge vreesde pakhuis; dc schrik zat er wel by ons in. Maar helaas niet diep genoeg om voor goed zoete jongentje» te worden. Durf jy kolen gaan bestellen?, vroeg dat zelfde vriendje eenlgen tyd later. fle wel. tel lk ln m'n onnoozelheld. Nou, ga dan zeggen, dat ie drie zakken steenkool by de Juffrouw mort brengen." Onder aanmoediging van andere kameraad jes, stapte ik de kolengrot binnen en ging schoorvoetend op hot bekende schepgeluld af. Eenmaal binnen, raakten myn oogen wat aan de duisternis gewend en kon ik een en ander on derscheiden, wat van de straat af niet to zien viel. Achterin, aan een paal, hing een olie lamp ie. waarvan de pit vast nl"t srrnoter was dan een halve centhet verspreidde f»en flauw schijnsel naar den kaai, waar tu oateagiyks hoeveelheid steenkool lag. By dit vage lichtje stond Aal ln gebogen houding een aantal zak ken vol te scheppen. Hy was biykbaar te druk aan het werk en maakte daarby veel te veel la- waal om my op te merken, en dat was maar goed ook, want erg veel moed had lk niet meer. Telkens stond lk stil en keek eens achterom naar de deur, waar lk myn vriendjes wist, maar die hielden zich wyseiyk weg. Wel vent, heb Je «en boodschapt, «el Aai toen hy me gewaar werd. Zoo vrtendeiyk als hy nu sprak, had tk hem nog nooit gehoord. Of u drie zakken steenkool bU da Juffrouw wil brengen. Hier op 't schooltje?, vroeg hy, waarop tk duldeiyk «el, dat het daar moest «yn. 'k Zal er dadeiyk voor «orgen! Dc weg. dat begryp Je. In een om meilap schoot lk uit de duisternis naar het licht. Doet le het, doet ie het?, vroegen myn kor nuiten. toen ik weer bulten was. Waarachyniyk geloofden «e me niet, maar we vonden het toch veiliger by het pakhuis vandaan te gaan. het was langzamerhand schooltijd geworden. En werden de rekken werkelijk bezorgd?, vroeg Bob. die «yn ongeduld niet kon bedwin gen. Helaas Ja! Aai had me geloofd. Onder het matjesvlechfcen kwam de hoofd juffrouw geheimzinnig ons lokaal binnen, keek heel streng de ryen langs en waas drla Jongens aan om bij haar te komen. Ik was daar ook by. Wc moesten achter haar aan naar den ganv; nog voel lk hoe de heele klas naar ons keek. Nauweiyks ging de deur open, of lk rag de drie zakken staan. Myn hart klopte tn myn keel en een griezelig gevoel kroop lange m'n rug, toen lk ook Aal zag staan. Ziet u eens. meneer Van Galen, is een van de*" kinderen ln uw pakhuis geweezt? Aai «ag ar, sis steeds, «wart uit; fc» had ah een veel malen versteld pilo-pak aan, r'n pet stond dwars op z'n hoofd maar de boosaar dige grijns, waarop hy ons stuk voor stuk aan zag, heeft me nog lang ln myn droomen ver volgd. Die, die, die daar! Die te het komen eeg- zen! Zijn grove hand wees my aan ik stond te beven als een rietje. Op dat oogenbllk begreep lk pas de ernst van ons werk en lk voelde me zoo hopeloos ongelukkig, dat lk over een goede af loop heelemael niet durfde hopen en in ten luid gehuil uitbarstte. Wat er precies allemaal gezegd te, kan lk me niet meer te binnen bren gen. Wel weet ik, dat de Juffrouw verzekerde, dat ze my geducht zou straffen en dat ze vroeg of meneer Van Galen dan de sakken maar weer wilde meenemen. In andere omstandigheden, sou lk om dat „meneer" gelachen hebben, het paste nou heelemael niet by den man, die voor haar stond. Aal vond het misschien aelf óók mal. hy sel tenminste: Meneer of gmxx meneer, lk neem niks mee." Myn tranen en heel myn arme-aondaara-fi guur hadden dus blijkbaar niet den minsten indruk op hem gemaakt. Met «ware klompen stappen liep hy den gang uit, om bU den deur deur nog een» met sterke stem te verzekeren, dat hy den anderen dag wel om het geld sou komen. De juffrouw stuurde de ander» kinderen naar binnen en tk mocht tn het kolenhok over myn sonde nadenken of Uever na-hullen. Tegeiyker- tyd werd er een boodschap naar myn moeder gesonden of ze dadelijk op school wilde komen en spoedig had men haar van alles op de hoog te gebracht. Het moeiiyke punt was natuuriyk wie de kolen moest betalen, .want ledereen be greep dat Aal nooit te bewegen sou ayn. het heele geval wat gemoedeiyker op te vatten. Van kinderen en kinderondeugd had hy geen ver stand; hy leefds bt) «ijn kolen en «yn t» daarmee tetefct de wmiA «*a «n— soo ongeveer op. Na eenig beraad vond myn moeder een aar dige oplossing. Aardig ook voor Aai. die moge- U)k voor vrlendeiykheid en een grapje toch wel gevoelig zou zyn. Ik werd uit het hOk gebaald en mooat met myn moeder mee. Wat sou er nu weer boven myn hoofd hangen? Moeder zei niets tegen me en fle durfde niets te vragen. We stapten regelrecht naar 't koienpakhute. Angstig school lk achter mijn moeder weg. m n knieën knikten. Aai wu al we«r druk aan het werk, van «yn booae bul wae evenwel nog niets gezakt, want nog voor moeder iets ge«e«d had. viel hy uit over ^5ie apen van Jongen»". Hij vertelde de heele geschiedenis van voor af aan en tenslotte «ai hy: jan wat legt u daar nou van. vrouw?" Ik niets, antwoordde mijn moeder, ik niets, want ik ben bang. dat Je my ook niet «tilt g«'- ioovenl Aal wist soo gauw niet wat hy terug •ou «eggen en daarom ging mijn moeder ver- dar: „Dc heb toevallig óók drie zakken auwn- kool noodlg tm laten v;o gelijk afspreken, dat Ja da sokken, dia nu tn «le school gebracht «Un, by my thuis bezorgt. #n dat hy (hier trok zij me ineen» vlak voor Aai) hter nooit meer Iets sol te bestellen hebben." Toen gingen we heen. Ik stevig tegen moeder aangedrukt: de verblufte Aal liet ons zonder één woord te kunnen reggen het pakhuis uit gaan. Net waren we thuis, toen Aai «Mn bestel ling al kwam afleveren en het was bij die ge legenheid. dat ik hem heb «ten lachen. In toen?, vroegen Jïob en ik tegelijk. In toen liet vader Bobberdebob van «yn knieën giyen, en toen knipte Wim het licht aan. omdat hy geen hoofdpUn meer had. en toen gin gen we mot s*n drieën een» kijken of het sten al klaar wae. OUdruk 1

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1929 | | pagina 25