Brabantsche brieven. Ingezonden Stukken. De Ouden rao Dagen en het Staatspensioen. 14. Voorst-ei om goed te keuren, dat de sttabttog»- kosten van een te bouwen verwerkingsinricbting voor afgekeurd vee en vieesch annex centrale nood- slachtplaats te Schagen, ten behoeve van den Vleesch- keuringsdienst in den kring Barsingerhorn bedra gen ten hoogste f125000.—. Overeenkomstig het voorstel van B. en W. wordt besloten. 15. Benoeming van een lid en plv. lid der com missie van toezicht op dien vleeschkeuringsdienst. Tot lid wordt met algemecne stemmen bonoemd de heer B. J. F. Meijer, tot plaatsvervangend lid wordt met 6 stemmen benoemd de heer Th. Tromp, die op de desbetreffonde vraag van den Voorzitter verklaart de benoeming aan te nemen. Ook de Voorzitter neemt de benoeming aan en dankt voor het vertrouwen dat uit uit deze benoeming spreekt 16. Vaststelling primitief kohier hondenbelasting, dienst 1929. Het kohier wordt vastgesteld tot een bedrag van f 127.—s 17. Vaststelling van den pensioensgrondslag van M. Kooijman. De pensioensgrondslag van den heer Kooijman wordt vastgesteld op f2400. 18. Vaststelling van het vermenigvuldigingscijfer P.I.B. 19291930. De Voorzitter deelt mede, dat B. en W. voorstellen om het vermenigvuldigingscijfer, evenals vorig jaar op 1.8 te bepalen, omdat blijkt, dat volgons de raming hiermede een voldoende opbrengst zal worden ver kregen. Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig dit advies besloten. Door den Voorzitter wordt vervolgens voorgesteld aan de agenda toe te voegen punt: 18a. Voorstel tot onderverhuur van een gedeelte der voormalige pastorie, aan den gemeenteveldwach ter voor een huureom van f350 per jaar. Wordt algemeen goedgevonden. Rondvraag. 19. Rondvraag. De heer Van Zoonen dringt er bij B. en W. op aan dat de weg verbetering te Oude Niedorp zoo mogelijk dezen zomer, wat betreft de bestrating, tot stand komt, opdat we den volgenden winter weer niet met oen dergelijken slechten weg opgescheept zitten. De Voorzitter antwoordt, dat als B. en W. het weer in de hand hadden, er reeds aan den weg was be gonnen. De winter heeft stagnatie teweeg gebracht en het laat zich aanzien, dat er vooralsnog niet aan kan worden begonnen. B. en W. zullen het werk zoo veel mogelijk bespoedigen. De Voorzitter deelt vervolgens mede, dat B. en W. in verband met de eerder besproken kwestie, beslo ten hebben een verkeersspiegel op de kruising van den wog tegenover het perceel, bewoond door den heer Strijbis, te plaatsen. B. en W. vertrouwen dat de raad hiertegen geen bezwaar zal hebben. Geen der leden meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter de vergadering, nadat hij dank heeft gezegd voor den aangenamen toon, waarop de be sprekingen gevoerd zijn. In zijn artikel: „De S.DA.P. en het Staatspensioen", getuigt Mr. Oud van zich zelf: „Ik, Mr. Oud, (houd volledig vaat aan den eisch: ver zorging dor ouden van dagen door middel van een, premie-vrije ouderdomsrente en niet door middel van verzekering, terwijl de heer Sannas dien A|«r.h ten min ste voor do helflt loslaat" Dat klinkt heel mooi, maar wat beteekent die volledig vastgehouden eisch? Zijn daarmee de ouden van dagen ook volledig geholpen? Staatspensioen, klinkt prachtig, maar voor t woord staatspensioen is niets te koop. Met beteekent eerst dan wat, als het inderdaad de zorgen vaa onze ouden, van dagen verdrijft Gebeurt dat met f 3 en f 5? Natuurlijk ndet Wie van zich zelf niets heeft, is met f 3 of f 5 op geen «tukken na geholpen. Armbestuur, familie of vrienden moeten bijspringen en met zulk een staatspensioen is van volledige verzorging der ouden van dagen 'in de verste verte nog geen sprake. Htet is een begin en een gelukkig begin, reeds wat verbeterd sinds Duya de eerste 2 en 3 gulden wist los te krijgen. Afdoende is het echter niet en telkens zal geprobeerd moeten worden om de bedragen te vergrooten en om hen te helpen, die nog heelemaal niets ontvangen. Dit zijn er 33.000, mijne lezers, en 28 Februari j.L mislukte Sannes' poging om deze 65-jarlgen en ouderen althans eenigen steun, te verschaffen. Met 43 tegen 34 stemmen, rechts tegen links, werd zijn motie verworpen. Mr. Oud beweert nu, dat ik dit optreden van Sarines niet mag aanhalen als een bewijs, dat wij het staats pensioen niet in den! «teek laten, want, zegt Mr. Oud: maken! Ut vind zoo'n bewering letterknechterij en Juristerij". I&is be.n-n.es' moue was aangenomen, en dat nacl ook Mr. oud. gewild, aan zouden die 88.UU0 oudjes, die nu mets ontvangen, voortaan hun f 3 of f 5 op het post kantoor kunnen halen en iedereen zou zeggen: geiuk- Kig, aat is een flinke, stap op den weg naar net staats- jjou&.oen! Nu is die stap niet gezet en de strijd is niet lichter, maar zwaarder geworaon, geiuktdg niet aoor onze scnuld, 3 Maart publiceerde Mr. Oud aan mijn adres: „Die strijd (voor een rechtvaardige verzorging dar ouden van dagen) stond er zoo mooi voor..." „Wij naderden het ikeerkumt"... „Og dat beslissende oogenblik gaat de s n A P. ons nu in den steek laten"... Met is erg dierbaar gezegd, maar is het juist wat j de neer Oud. schrijft? i Laat ons daaromtrent tot klaarheid zien te komen. Kr verloopen altijd een paar dagen tusschen het schrijven van eem artikel en het drukken. Wat de Schager Crt. 2 Maart afdrukte, had de. heer j Oud waarschijnlijk reeds 27 Februari of nog .eerder ge~ schreven, j i—i I Had hij het maar niet gedaan, doch nog een paar I dagen gewacht! 23 Februari is immers de kwestie van 't Staatspen sioen weer in de Kamer besproken en dat waa bizon- der leerzaam. 1 Zooais ik reeds mededeelde, weid Sannes' motie ten bate vaa de 38.000 absoluut onverzorgden, verworpen. We kregen echter ook een herhaling van wat zich 1 had afgespeeld op 26 Mei '28. Toen vroeg Sannea van I de Kamer een' prinolpieela uitspraak over «taatspensi- j oen, doch met 48 tegen 27 stemmen verklaarde jqj zich daartegen. j De 27 voorstemmers waren SD., VD. en 1 Communist, i 28 Februari stelde Mr. Oud de Kamer ln de gelegen heid die principieels uitspraak te herbalon en met 48 tegen 29 stemmen ging het opnieuw mis. J >Vóór stemden alleen ÜD. en Yb. Niettemin beweert Mr. Oud: „Die strijd .(voor staatsper^aioen) stond er zoo mooi voor," |a t j Waarom? Omdat de Vrijheldsbonders die ooik, voor Staatspensioen beo ten tc zijn, alweer tegenstemden? Zeker, die voorstanders hadden een eigen motie, waarbij het staatspensioen werd beperkt tot ten) hoogste f 3 en f 6, maar ook dit werd weggestemd en wel met 40 tegen 85 stemmen, Sb, VD., VD. en de heer Arts. Noodig is en blijft dus wat Sannea reeds verleden Jaar aankondigde: „Om het staatspensioen) vechten we bij de verkiezin gen''. En niet alleen dit is noodig, na de uitspraak van 28 Februari is het ook noodzakelijk om te vechten voor hen, d ie nog heelemaal niet geholpen worden. Wie moeten daarvoor vechten? Mr. Oud zal het met mij eens zijn, dat de krachtigste strijders zeker zullen) zijn de SD. en de VD. Maar als dat zoo is, hoe moet men dan het optreden van Mr. Oud noemen, die zijn sterkste medestanders feitelijk diskwalificeert, door hen van verraad te be schuldigen? Laten we elkaar en laten we de ouden van dagen toch niets wijs trachten te maken. (Mr. Oud zegt: hulp voor de 38.000 uitgestotenen heeft met staatspensioen niets te maken. Ik vraag hem in allen ernst: Is er ln Nederland feitelijk van staatspensioen wel sprake? Er zijn een aantal ouden van dagers die een uitkee- j ring krijgen zonder ooit premie gestort te hebben. Wat zij ontvangen, kan men met eenigen goeden wil staatspensioen noemen, maar het verdwijnt door uit sterven en als systeem voor nu en voor later is het staatspensioen nog nooit aanvaard. Voor het principe zijn alleen SD, VD. en V.B, doch de laatste slechts tot zeer geringe bedragen. Een) meer- derbedd vormen deze niet en als zij die den derden Juli j halen, dan krijgen de ouden niet meer dan wat de Vb. wil, 3 of 5 gulden. Zelfs al zouden, deze bedragen worden f 4 of f 8, een mogelijkheid die ook Mr. Oud niet ziet, dan blijft oud nog armen moet de liefdadigheid het naakte gebrek buiten de deur houden. Blijkbaar zijn de hoogste bedragen, welke de heer Oud in afzien/baren tijd mogelijk acht f 4 en f 6.50 A f 7. Ook deze boteekenen: armoe troef. (Reeds wees ik er op, dat een staatspensioen van 6 en I f 10 ruim 70 millioen meer zou kosten* dan nu voor de ouderdomszorg wordt besteed. Evenmin als ik, ziet Mr. Oud de politieke mogelijkheid, om die mlllioenen machtig te worden. Is het dan wonder, dat Sannes naar middelen zoekt om op den grondslag van een staats pensioen van 3 en f 6 oud en axm uit te bannen? D.ie f 3 en f 6 zijn dus het eerst» doel. Hiervoor zijn nu 24 SD. en na 3 Juli nog enkele meer. 21 Februari schreef ik: de VD. willen zelfs van deze kleine verhooging van f 5 op f 6 niet weteq (en de VD. nog minder). Mn Oud ostheat dit b*b4 Welnu, laat hij dan zijn medestanders voorloopig met rust laten en eerst zijn eigen partijgenooten bekee- ren tot f 3. Daarna kunnen we verder zien', i Ik zou dit beeld willen gebruiken. S.D. ea VD. willen ibeide van Schagen naar Amster- I dam. Tot Alkmaar valt hun weg samen, doch dan la or kwestie, wat de beste richting is om Mokum te bereiken Zoolang ze niet in Alkmaar zijn, is dat van geen belang. Jawel, zegt Mr, Oud, samen loopende naar Alkmaar begin ik alvast keet te schoppen, omdat ik straks wat anders wil dan jullie. Wie lachen daar? De tegenstanders van staatspensioen* die Mr. Oud een,1 fijne vent vinden. Kss, kss, hitsen ze, en... In gemoed e, Mr. Oud, zullen, we niet probeeren om eerst die 3 en f 6 ln de wacht te sleepen? Ik heb een sterk vermoeden, dat de ouden van dagen zullen zeggen: Inderdaad, probeer dat, ook ln het belang van hen, die zelfs nu nog geen roole cent ontvangen, C. THOMASSEN. lelijkheid, „wilt u zoo goed zijn dat kind mee naar bo ven te nemen, haar uit te kleeden en In bed te leggen? Zij moet daar wachten tot ik kom." Avery keek hem recht in de oogen. Zij was even bleek als Gracie, doch er was een strakke glans in haar oogen, die bewees, dat vrees haar vreemd was. „Mr. Lorimer," zelde zij, „als u het goed vindt, zal Ik met Gracie spreken. Zij heeft verkeerd gedaan, dat weet ik. Dadelijk zal zij er berouw over hebben en het u zeg gen." Mr. Lorimer glimlachte sarcastisch. „Ben verontschul diging, mijn waarde Mrs. Denys, neemt de beleediging niet weg. Het gaat geheel tegen mijn principes in, om de roede te sparen, wanneer die zoo rijkelijk verdiend is, en ik zal daarvan bij deze gelegenheid niet afwijken Wilt u zoo goed zijn fce doen wat ik u gevraagd heb?" Dat was beslissend en Avery wist zulks. Mrs. Lorimer wist het ook en barstte in een zenuwhuilbui uit. Avery keerde zich vlug om. „Ga naar boven, lieve ling!" zelde zij en Gracie vloog weg als een pijl uit een boog. Mrs. Lorimer sprong op. „Stephen! Stephen!" riep zij smeekend. Maar haar echtgenoot was Oost-Indisch doof. Met een minachtend gebaar wierp hij Avery's brieven op de tafel en liep statig de kamer uit. Mrs. Lorimer gilde een wilde kreet van wanhoop en viel bewusteloos ln haar stoel terug. Het eerstvolgende kwartier waa Avery, wederom bij gestaan door Ronald, druk bezig haar weer bij te bren gen. Toen dat gelukt waa, stortte de arme tranen van wanhoop op Avery's schouder en zelde telkens en tel kens weer, dat zij het niet langer uithouden kon. Avery was van dezelfde meening, maar zij zoldo het niet. Integendeel, zij trachtto haar over te halen wat thee te drinken. Maar zelfs toen zij daarin geslaagd was, bleef Mrs. Lorimer zoo uitgeput en opgewonden, dat Avery, die zich er ongerust over begon te maken, Ronald den dokter liet halen. Zij stuurde Olive om de nurse en stelde voor samen Mrs. Lorimer naar bed te brengen. Maar do nurse ont raadde dit onmiddellijk. „Om Gods wil, madam, breng haar niet bovent Mijn heer is daar bij Miss Gracie en hij slaat het arme lam op een schandelijke manier. Hy heeft mij hum ree rat la ten uitkleed en." „O. dat kan ik niet dulden!" riep Avery. „Blijft u even hier, nurse, don ga ik naar boven!" Zij vloog in woeste woede de trap op naar de kamer, waar de drie meisjes sliepen. De deur was gesloten, maar do geluiden daarbinnen Meten niets aan duidelijk heid te wenschen over. Gracie kroeg een strenge straf vaa haar vertoornden vader. Haar jammerlijk schreeu wen versoheurde Avery's hart. Zij wierp zich tegen de deur en sloeg er met haar I vuisten tegen. „Mr. Lorimer!" riep eij. „Mr. Lorimer, laat mij binnen!" I Geen antwoord. Mogelijk hoorde hij 'haar niet eens, l want het vreeselijk gillen hield aan en daardoor klonk l het zwiepen van de kleine rijzweep, die de Eerwaarde Stephen vroeger voor zijn paard en nu voor zijn kin deren gebruikte. I Het waren verschrikkelijke oogenblikken, die Avery voor de gesloten deur stond, onmachtig luisterend naar i de jammerlijke kreten om genade aan een, die geen I genade kende. Maar eindelijk kwam er een einde aan. Graoie's gillen/ gingen in snikken over en zij wist, dat de straf afgeloopen was. Mr. Lorimer had zoowel zijn plichtsgevoel als zijn boosaardigheid bevredigd. Zij hoorde hem op kouden, snijdenden toon spreken. „Tk heb je strenger gestraft dan ik ooit gedacht had, dat noodig zou zijn, en ik hoop, dat de les voldoende zal zijn. Maar Ik waarschuw je heel ernstig. Grace, dat ik in het vervolg heel nauwkeurig acht geven zal op je gedrag, en als lk ook maar de kleinste aanwijzing zie van de onbeschaamdheid en uittarting, waarvoor ik je vandaag deze straf toegediend heb, dan zal ik die straf viervoudig herhalen. Neen! Geen woord! Anders zal Je me noodzaken die vanavond te herhalen!" En met die woorden liep hij kalm naar db deur en deed ddo open. Avery had opgehouden er op te staan; zij wachtte hem bleek en stijf op. „Ik heb den dokter laten halen," zelde zij. „Mn». Lo rimer la ziek geworden." Zij liep hem met die woorden dadelijk voorbij, zon der hem aan te kijken, want zij vertrouwde zichzelf niet Regelrecht ging zij naar Gracie, dio in haar nachtjapon in elkaar gezakt op den grond lag, en legde het kind in bed. Gracie klemde zich hartstochtelijk snikkend aan haar vast, Mr. Lorimer bleef op den drempel staan. „Wilt u gaan, als het u blieft?" zeide Avery met op elkaar geklemde lippen, terwijl zij het kind haar bonzend hort drukte. Het was een beslist bevel, uitgesproken op een toon, die tot gehoorzaamheid dwong; Mr, Lorimer bleef dan ook niet langer staan. Dan bleef Avery een lange minuut het klein» gemar telde lichaampje ln haar armen wiegen. Eindelijk zeide zij tusschen Gracle's snikken door: „Gracie, lieveling, ik wou je vragen ieta grootsoh voor mij to doen." „Ja?" snikte Gracie, zich aan vastklem mend. „Oj>«wu<l« a.t buil»! Kom buO *l«t itafr, Uor* Ulvenhout, 13 Mèèrt 1929. Menier, t Veurjaar 1* nog nié datte! De tocht is nog ts schraal en d'r is nog lever- ans te veul ijs te bespeuren Zooiank as da-d-op slooten on rivieren nog 'nen klop- dik leet te koekei), zooiaak is 't nog kepót, amico! Wil de wel geleuven, op plekken waar 't zonsneke nie bij kan komen, daar leet d'n èèrde nog zoo schraal en zoo ma ger as poeier. En as ge daar 'nen hal ven meter, ongeveer twee schuppèn diep, epaalt, dan is d'n grond nog hard; dan zit er nog vorst In! En da's veur dezen tijd, half Mèèrt, 'n sterk-stuk-in-fc-ouwe- broek. Neeë, we schieten slecht op. Veur 'nen boeren- mensch, die al maanden z*n haanden gebonden Vuult deur d'n winter wordt da zachtjesaan 'nen straffen pin- netentle, maar op slot van zaken: dee-d'r gin bal teu gen. Soms loop ik deur d'n huls te draaien da Trui 'r tureluursch van wordt en dan val z'ineens uit om oew eigen 'nen aap te schrikken: „Jisses vent lop dar nouw toch nlo rond te keutelen of g'oeuw ei nie kwijt kunt raken, ga toch op oew gewit-wei zitten,want ge mokt me krutsdol!" Nouw ik blijf dan. ok nie achterwege, da snapte, en as ik dan brul, Ja brul amico, want dan vlieg et in èènen naar m'n strot, as ik dan brul: houw potver- blomme oew schuur dicht, ik loop toch op m'n eigen pooten en is 't noew al nie mieseraibel genogtt", dan staan me-n-as twee kemphanen teugenover mekaar ons gal uit te spouwen, omda-me niet veruit kunnen zooas me gère zouwen willen. En omda me dan vuulen da me niks teugen mekare emmen, maar da-me ons bloed opfreten over da getempteer daarbuiten, is 't - nogal gaauw bijgeleed. „Hier hedde'nen bak koffie" eindig Trui dan 't schijn gevecht, „en houw nouw oewen grooten kwèèik maar dicht en schelt de èèrpels maar veur mèrgen." En omda-d-'n vrouw nouw toch eenmaal 't leste woord mot emmen, zeg ik dan maar niks men,-, maar plons de geschelde piepers teilekens zoo hard in d'n emmer water, da-d-et nat teugen Trui d'r wenkbraau- j wen spat Maar és et zonneke dan ok 's 'n uurke schijnen wil, t ollee, dan verandert alles as 'n blad aan 'nen boom. Dan beginnen de vogeltjes in de kale boomen te kwinkelen as gekskes, dan zijn d'r bij die z'on slaggcluidje in d'r keeltje emmen zitten da ge denkt da ze zitten te scha terlachen en dan beginde vanzellevers mee te lachen. Da's net as mee gapen. As g'r èènen ziet gapen, dan goptezelf na 'n oogenblikske ok oew kakementen uit mekare en as ge hoort lachen, dan doede ok weer on willekeurig mee! En ok ln de stallen komt dan meer rumoer, D'n bles hinnökt van plezier en de koeien aohuren langs de afrasteringen dat de palen er van bui gen en piepen. Vrijven mee d'r neusgaters langst de waanden om 'n scheutje lentelocht op te snuffelen tus schen de spleten deur en staampen op d'n grqnd dat de miest teugen de pannen klettert. ling, en wees weer mijn dapper klein meisje!" „Dat kan lk niet." „Maar probeer het, schat! Kijk eens, Ik kan je zoo niet alleen laten en je arme moeder heeft me zoo hard noodig. Zij ls ziek. Gracie, en ik moet naar haar toe, maar dat kan Ik niet, zoolang als jij zoo huilt" Gracie deed dappere pogingen om zich te bedwingen. Maar haar geest was tijdelijk geheel gebroken. zy stond er passief by met tranen, die over haar wangen stroomden, terwijl Avery haar vlug weer aankleedde en haar haar kamde. Dan omhelsden zij elkaar weer eenige seconden. „God zegen je, myn eigen dappere lievelingfluis terde Avery. wie het huilen nader stond, dan zij zich zelf zou hebben durven bekennen. „Wat zouden wü zonder jou moeten beginnen, lieve lieve Avery?" zeide Gracie tusschen haar tranen door. ,En zal je niet meer hullen?" .Been," zeide Gracie moedig. zy begon haar tranen te drogen een hoopvol tee- ken, en nadat zy Avery nog een natten zoen gegeven had, kon zy zelfs weer flauwtjes glimlachen. „Nu kan je iets doen, om mij te helpen," zeide Avery '„Geef jezelf vyf minuten hier heb je myn horloge!" zy nam het van haar eigen pols en deed het aan die van Gracie. „Ga dan naar de kinderkamer en pas op de kleintjes, terwyi nurse 'beneden is! En drink een be ker melk, lieveling; denk er goed om, hoor, want je hebt nog niets gehad!" „Ik heb zoo graag Je (horloge aan," prevelde Gracie, die zich wat begon te troosten. „Ik weet, dat je er goed voor zorgen zult," zelde Avery, terwijl zy het haar van het kind streelde. „En nu kan ik je, zonder dat ik me ongerust behoef te ma ken, alleen laten?" Gracie knikte. Hoeveel pyn zy ook had, haar geest kracht begon te herleven. „Ia moeder erg ziek?" vroeg zy, toen Avery ging. „Ik weet het niet, liefje. Maar lk maak me ongerust over haar." „Het is allemaal de schuld van vader." Avery zweeg. Zy kon het niet tegenspreken. Toen zy by de deur waa, sprak Gracie weer, maar meer tot zichzelf dan tot Avery. „Ik hoop, dat hy als hy sterft naar de hel aal gaan en daar eeuwig en eeuwig en eeuwig blijven zal." ,0, Gracie!" Avery bleef staan. „Hoe slecht!" zeide zy. Gracie knikte verscheidene malen. „Ja ik weet, dat het slecht is, maar het kan my niet schelen. Ea ik hoop, dat hy morgen dood gaat!" „Stil! »tU» da» om 'n uur of drie Bosweke echten t dak van de Kerk wegzakt, dan wor et weer zco kil en graauw, da'k gaauw 'nen blok op 't vuur gooi en van sjagrijnigheld nie meer naar buiten kijk. Toch ls er 'n begfn. 'k Zag van den mèrgen laangst m'n slootkanten in d'akkers bier en daar 'n spiksplunternuuw graspier- ke van 't reinste gruun, uit d'n èèrste steken. Nog nie veul grooter as 'nen sohoenmaiker&spyker waren se. maar ze waren 'r dan toch. Keb er warèndlg eentje uit getrokken en meegenomen naar hufs. „Trui", zee ik, ..'t spel gaat beginnen, meid, daarbuiten". Trui pakte-n-e?. is veurzichtig aan, draaide-n-et tusschen vinger en duim en snoof 's. „Da's 'nen «choonen plant", zee ze en ze kwakte-n-et dingeske op de tafel, 'k Zee: „Trui, ge't gin hart", zee ik en zei: „gy gin harsens! Toen hè 'k d'n gmuntenwagel genomen en gezeet: „seluutjes," As 't Trui nie meezit, amdco, dan kunde niks mee d'r aan vangen. Dan is ze zoo bits as 'n wefke da mannen- baatster is geworren omda ze g'a kans kreeg van 'nea man te houwen.... Dan zoude nouw en dan d'r muts over d'r oogen trek ken die van kwaaiëgheid as twee achterlichtjes van 'u fiets onder die muts uitschünen. Amico, ik schei d'r af. Lk doei er gin groeten bij deu zen keer vaa Trui#, ze meent er toch niks vaa mee dn slechte weer! Veul groeten, as alty, van oewen toet voe vr DRé" Menier, Veur ie de deur uitgonk mee de gruuntenkèèr, eet-le gezeet, da'k deuzen brief moes laten posten en 'k docht zoo: nouw wil ik toch wel 's weten wat ie schrijven heet mee z'nen zuren kop. Keb dus z*a briefke gelezen en gezien dat ie 'm veul korter ee gemokt as aanders! Want anders potlooit-ie vier vellek©* staampve! on nouw is 't getsammel I webben aam per twee kaantjes. Maar zoo is 1» nouw al 'n paar weken, zoo kort var. «tof, da lollig mennek© van me. Want hy gif myn de schuld wel, d'n lamzak, maar ge mot er nlkake van ge leuven* menier. Maar gy begrept ok wel, as dleen groo ten vent meo z'm groofce haanden, zoo groot as tsfel- blaajen, myn 'n grassptork# onder m'n neus friemelt van 'nea schoenpnakersspyker-grotte, zooas ie zelf schrijft, mee 'n gezlch of ie goud gevonden heet, da'k dan zuutj&s aan begin te gelooven dat de myn wil be duvelen of dat ie aan 'tkindach worren ia. En in alle- bei die gevallen is le myn gin futsoendeiyk antwoord wèèrvl, dieën knapzak! Ge mot tóch zoo meo da lieve- heerebiesje oppassen, want hij vernikkelt oew veur g'm ln de gaten het. En as ge dan zooal 'n dikke dartlg jaren d'erop he* zitten mee zoenen prentenboek, nouw dan beginde mekare zo'n bietje te kennen, wa gij? En ik al tij 't leste woord willen emmen? Zo'nen sdheldbeest! Menier, da motte nde geleuven, korre. Tuur- lijk, as ik gelijk 4b, dan zal d'n ondersten steen eerder boven draaien* dan da'k m'nen mond veur 'm houw. Maa wilde geleuven da'k alty geiyk eb? Alty! Want as ik hem liet botteren, dan mokte-n-ie van d'n hof 'n kepleet sirrekus. Hy ia gewoon vuur de lol op de wèrcld. En van dlo eerpels, Ja, hy docht zekers da'k da nie in do gaten had, as ie die zoo haard in d'n water gooit da ze "smiddages vol mee blauwe plekken op tafel komen. Maar dan koelt le z'n gemoed maar op die kusteiyke éérpela, hy mot ze toch zelvera slik ken, liever as op myn. Aa le maar naar de „Gouwen Koel" kan gaan, dan in 't Trud-veur en Trui-na. „En d'r 1* maar één „Gouwen Koel", zee^t-te dan. Ik zeg: „gelukkig wel, stel-d-oew veur dat er tleni „Gouwen Koelen" waren, dan was-ts nooit thuis," zog lk. Eh hy mot 't hart is emmen om m'n muts over m'n oogen, („achterlichtjes^', sohryft io, 't mirakel), te trekken. Ja, da mot ie is probeeren maar dan zal io zien wie Trui la Da stuk mot io 's laten apeulcn. Nouw la 't waar, 't veurjaar werkt nie mee. En aa zo'non grooten, gezonden kérel dan deur d'n huis lopt te klo^bèèren, da geTi kriebelig van wordt, dan hedd© om 'n haverklap de poppen aan 't dansen. Want ik mot zeggen zooas 't is, horre, hy kan, zooas nouw, gatvcr- gtmmes vervelend zUn en gaauw op z*n teentjes getrapt, maar as alles marsjeert, dan ls U "Tnen kerel dlo wit wa-d-aanpalkken is! Nie dad-ik m'n party nie stevig mes blaas, maar da me zo'n schoon gedoelke emmen, da's nie van 't laanter- faanten. Wemmen, er allebei hard veur gesappeld en dan motte wa deur de vingers zien van mekare. Elko gek ee z'm gebrek zeg 't sprikwoord. en d'n Dré mag er dan 'n bietje veul emmen. maar da kunde myn dan wel toevertrouwen. En nouw strak, as de boel in d'n grond zit en de zon en omzen lieveneer de rest doen, dan komt ie netuurelljk weer meo 't «moesje dat or ln den Haag 'n veetentoonstelling is of dat le daar naar de vergadering mot van rundveehouwers of naar d'n laandstiirm, of zoo iets en dan doel ik maar net of ik 'm geleuf en laat 'm maar opkratsen. Hij is groot go- nogt om niet in zeuven slooten tegeiyk to loopen. As le dan trugkomt brengt Ie 't een of ander prulleke mea as kedoow veur mijn en dan laat ik 'm maar zoo wijs. Want menier, da motte nouw nie te persoonlijk opvat ten: die groote kérels zyn net kienders, ge mot ze zo'n bietje toegeven! Kom, d'n brief is now vol, ik kan 'm nouw mee goed futsoen dlohtplakkon. Lot 'tn maar niet merken da'k er deuzen keer 'n woordje bijgedaan eb. Gegroet van zij die zich noemt: rr TRUI. Waarop Graoie verzoenend glimlachte. „De dingen, die ik graag wil, gebeuren nooit," zeide zy. HOOFDSTUK XIX. EEN DAG VOL, ELLENDE. Lennox Tudor bracht een groot gedeelte van dien dag door bij Mrs. Lorimer, die ook door Avery niet veria.eu werd. Vreeseiyke uren waren het, waarin zy met alle krachten worstelden om haar leven. „Br is geen enkele reden, dat we er haar niet door zouden halen," verzekerde Tudor aan Avery. Maar toch zweefde zy den geheelen dag boven den afgrond des doods. Tegen den avond was het grootste gevaar voorbij, maar een vreeselyke zwakte bleef. Zy lag er bleek en roerloos by en nam van niets notitie, lechts eenmaal, toen Avery haar versterkende middelen gaf, sprak zij. „Zeg aan myn man, dat hy niet boos op my moet zyn!" fluisterde zy. „En ook, dat er geen kleintje ko men zal. Hy zal biy zyn, als by dat hoort!" Even later sloop Avery weg naar de leskamer om wat thee te drinken; zy liet de nurse by Mrs. Lorimer ach ter. Dr. Tudor was naar een anderen patiënt gegaan, maar had beloofd zoo gauw mogelijk terug te zullen komen. Gracie, die er bleek uitzag, epror.g haar tegemoet. Avery ging zitten en hield de hand van het kind in de hare. Zy keek de tafel rond, „Waar is Jullan?" „Boven," zeide Ronald kortaf. „In ongenade." Avery voelde baar hart ineenkrimpen door een voor gevoel van nieuwe ellende, „Is hy daar den heelen dag geweest?" vroeg ze Ronald knikte. „En een tweede pak ransel vanavond, als hy geen excuus maakt. Bij ze?*, kiJ ne* sterft." ,Dat zou ik ook", fluisterde Gracie. Op dat oogenblik ging de deur open en kwam Mr. Lorüner binnen. Iedereen stond op behalve Avery en Jeanie. Gracle's vingers klemden zich krampachtig om Avery's hand en zy werd zoo wit als een tafellaken. Maar Mr. Lorimer keek over haar heen, alsof hy haar niet zag, en zeide tegen Avery: „Mrs. Denys, wees zoo goed een paar minuten in myn studeerkamer te komen." „Met allo genoegen. Ik zal 'komen, als ik naar Mrs. Lorimer terugga»" t 1) Pa» op. Neew u ia uU.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1929 | | pagina 10