Schager Courant
Onze bekende Dahlia's.
Amerikaansche
Impressies.
Uit een Balkan-staat.
IJzeren Grendelen.
Vierde Blad.
Donder der Wateren.
KWEEKERI1 „SURSUM CQROA" TE SCHOQRL,
Zaterdag 30 Maart 1929.
72ste Jaargang. No. 8434
het prachtigste uitricht. Eerst vertoont zich daar de 't eenigste tribuut waardig aan de macht der vage-
lijnrechte aan het eind slechts even onderbrokenbonden natuur daarbuiten, deze hal van het men-
Amerikaansche val, duizend voet breed tegen 160 hoog. sclielijk genie.
"r\1_ 1 Uit..ai-nnlol-on \X7 O lt/"I 01 J"> Q H A1
Doch wat is deze machtige waterbastion vergeleken
met het ontzaglijke schouwspel dat de rechterarm
van de rivier in de Canadeesche val teweegbrengt!
Van de ontzaggelijke wijde, hoefijzervormige boog
van zes en twintig honderd voet, tumulteert het eeu-
Wandelpaden en een pittcresKe trambaan liggen
om het nauwe keelgat der „Gorge", later rondloo-
penae in een verwijding waarover een staaldraad-
baan de tourist naar de andere zijde van het bron-
nenrijke Victoriapark brengt. Geweldig is de snel
wige water hier honderd zeventig voet de diepte in. heid va*f het hooggolvende water in krachtigen
Machtig breed is de stroom der rivier welke uit het]stw>om d^de nauwe keel van den nyierkloof je-
parkland aan komt rollen, opdringend en buitelend,
rondkolkend en voorthollend om in ongehoorde mas-
waardig de vizioenen van een Toorop. Een jonge
vrouw schreit zacht in haar zakdoek.
Tegen tienen komt de chauffeur waarschuwen, dat
het hoogste tijd is om in Buffalo den New Yorkschen
nachttrein nog te halen. En hij jakkert over de
slanke brug, welke Canada met de Vereenigde Sta
ten verbindt.
HJet is moeilijk zich aan dien magischen halfcirkel
te onttrekken, die droom van water en vuur en licht.
En men heeft het dikwijls herhaald in dit van
God zoo overvloedig gezegende Noord-Amerikaan-
sche Continent, doch nergens zoo innig als in Nia-
dreven. Doch hoe zinkt het alles in het niet tegen-
r»TT. II. ..MifHmn.raK urns- 0Ver de 0VermaCht Van hei Vallende Water' Waar re"
sa's over de ijzige diepte van derkam n-beneden™ bij nacht; „Partir, .est mourir un peu
ware6hekMnïeté?, ^ant van drie^tMten tegefijkertyd bet°°VerenCl C°mP°-
en onafgebroken donderen de_ watermuren ijnmers Maar 's avonds als de donkerte gevallen is en op
X.
(Slot.)
Amerika dat er zich zoo graag op beroept het mooi
ste en grootste van alles te hebben, mag er dan toch in
elk geval onbetwist trots op gaan met Canada het
grootste natuurmonument te bezitten, dat de wereld
zich in eeuwenloop ooit schiep: Do Niagara Water
vallen.
Van Toronto, de nijvere industrie metropolis van
Canada „en route" naar Buffalo in de Vereenigde
Staten, bracht een zonovergoten herfstochtend, het
was reeds laat October, de geriefelijke limousine van
een handelsmagnaat dezer contreien, ons naar het
kleine dubbelstadje dat van het vallende water leeft,
het Canadeesch-Amerikaansche tweeling Niagara.
Langzaam zonk in de skyline der moderne wolken
krabbers van Toronto weg achter de kabbelende gol
ven van het ietwat roerige Ottawa-meer, breede
macadam-wegen voerden langs de paleislijke zomer
verblijven van millionairs, blank marmeren terrassen
afdalend in dit binnenzee-meer. En hier en daar was
de democratie vaardig geworden in de nieuwe wereld
en stond zoowaar een oude tramcar langs den oever,
ingenieus als zomerwoonwagen gemetamorphoseerd.
Langs heel den weg lijnt zich de belofte van wat
komen gaat, die hooge antennes, overbrengers van
getemde kracht als pagodes dier allernieuwste religie
commercialisme en industrialisatie.
Tot, na een rit van eenige uren de rotskloof zicht
baar wordt, hooge steile oevers waartegen de eruit
verrijzende gebouwen met de breede flanken over
gaande in de rots zelve, herinneringen opwekken aan
Dorésche bijbelillustraties, alsof plotseling een As-
syrische of Babylonische vesting overgeplaatst is van
evenzoo vele jaren voor- in na-Ghristelijken tijd.
Het ruischen van het water is mijlen ver reeds
hoorbaar en wie in Niagara ook maar ergens een
hoekje, „naar de waterkant" omslaat, wordt het nog
duidelijker gewaar door heele wolken van het fijn
ste druppelsproei, welke verfrissching brengend,
voortdurend landwaarts ingedreven worden.
Van de Canadeesche kant geniet men ongetwijfeld
binnen dezen hoefijzervorm. Het water dat 170 voet
naar beneden jakkert, spat weer op als een fontein-
muur van half die hoogte en daar bovenuit zendt het
zijn schuim en kokende stoom dat in een wolk steeds
boven het geheel hangt.
„Maiden of the Mist" is de naam van den steamer
die speelsch dobberende toeristen tot voor de water
hagen brengt. Op veiligen afstand, wel te verstaan,
doch toch nog dichtbij genoeg om naar boven turend
een vaag idee te krijgen van de immense breedheid
en de adembenemende hoogte der vallen. Touristen
met gestaalde zenuwen- en lang niet alle onverschillig
kauwgom-malende Yankees, bleken de proef te kun
nen doorstaan kunnen gekleed in rubber jassen,
met groote Russische schoenen en Zuidwesters, geleid
aan een koord als alpenbeklimmers, de tocht onder-
de verre wijde oevers de lichtenslierten van bezige
stadjes en dorpen aangegaan zijn, als de sterrenhe
mel slechts vagelijk die grijze nevel aangeeft, altijd
hangend daar waar de bron is van alle geluid, nu
majesteitelijk sonorer, dan'over dag, dan begint de
mensch samen te waken met de natuur in het uit
vieren van wederzijdsche triomphen.
Dertig reflectoren, met middellijnen van meer
dan manshoogte beginnen te gloeien en limiteeren
zich op de vallen, zoodat alleen het vallende water
belicht is en alles daarbuiten in de magische donker
te blijft. Rood en groen, .paars en geel vieren zich de
kleuren uit en de watervallen rollen als gigantische
tapijten vol van Oostersche kleurenweelde. En het
altijd maar doorwoelende water in de harde kleuren
bloedrood soms als was het leed der wereld erin
nemen, uitgehouwen langs een vochtig rotspad metweggewasschen - spat als dampende wolken uiteen
den val, de groote hoefijzer-val nog wel, neertuimelend i in de teerste schakeeringen van purper en groen.
van de rotskant boven uw hoofd en het dikke water
gordijn voor U. Van jaren geleden uit het onderbe
wustzijn mijner kinderherinnering moest ik toen plot-
selng denken aan een verhaal uit de „Illustratie"
SAFETY FIRST.
(Bulletin).
Een mooie collectie DAJEILIAKNOLLEN koopt U In
pracht sortiment bij ons als volgt;
5 dahlia's in 5 soo
5 dahlia's in 5 soo
extra
I 2.
onze keuze
1 1.50
extra
f 3.75
onze keuze
i 2.75
extra
1 7.50
onze keuze
f 8.25
onze keuze
f 5.—
extra
f27.50
extra
125.—
onze keuze
f 17.50
Oude dameIk zou niet eraajt naar Be
neden gaan, aan dat dunne touw.
Jantje; Hemel! Moeder! Ik zou niet
praagf naar beneden eraan zonder dat dunne
touw!
van iemand, die gelijke tocht beschrijvende, niet ver
der dorst over even glibberige als nauwe paden. En
iets van dien angst heb ik mijzelf kunnen realizeeren,
En dan, dan houden de kleuren gamma's zich in,
dan concentreert zich alle lichtenergie in het felste
wit op den hoefijzerwal. Uit de verre donkerte komt
de breede stroom aanloeien. zich steeds versnellend
zwenkt het in machtigen cadans rond den wal, waar
het roomige licht alles opheft in ontroerende pracht,
waarin het schuim fluweel geworden is en de wol
ken zich opstapelen in bergcolonnes om zich dan
uit te vieren in ware orgieën.
Volle twee uren heb ik op de granieten borstwe
ring gezeten met niets dan onbekenden, plotseling
vrienden geworden, omi mij heen. De auto's staan
in den weg geparkt, de roerigste Yankee is stil ge
worden bij dezen aardschen aanblik in den hemel,
Maart 1929,
KEES VAN HOEK.
CBefe Weet u niet, Boe Jaat wS Bet
Scgtoneriï
Klerk: Nee, ah tt: Her Som. r8n 3a
tortrran-nftgrt aan dea ggng.
OerHomnrU
GESCHIEDKUNDIGE HERINNERINGEN BLOED
EN WRAAKZUCHT. EEN LAPPENDEKEN
VAN VOLKEN EN RASSEN. HET RE
SULTAAT VAN TIEN JAAR ARBEID.
(Van onzen reizenden correspondent.)
Skoplje, 23 Maart:
Hoe meer men zich bezig houdt met de geschiede
nis van en de verhoudingen in Macedonië, hoe va
ker men het hoofd schudt over zooveel bloed, zoo
vele tegenstellingen, zoovele onwaarschijnlijkheden.
Dikwijls in de bibliotheek van de philosophische fa
culteit dezer merkwaardige stad kijk ik verbaasd
op van mijn boek en tuur peinzend door de groote
vensters over de oude Turksche stad met haar slan
ke manarets, haar hooge populieren die nu reeds in
een groenen sluier gehuld zijn en naar de nog steeds
met sneeuw bedekte bergen, die de stad schijnen te
bewaken.
Het gebied nabij Skoplje vormde eens het noorde-
WiJ hebben een pracht-sortiment in prima land-
knollen in voorraad. De beste tijd van planten is
ongeveer half April tot einde April.
P. VAN BODEGRAVEN.
iets van uien angst neo lk. mijzcii &.uiuicu jooiüccicu, w -
Óp sommige punten maar al te pijnlijk, met het stou-HJkste deel van het machtige njk. van Alexander
wende geweld van den watermuur naast mij, de kol- den Groote. die eeuwen vóór onze jaartellimg de we-
i j» „„J.n .n nipt. Han een heanirsüizend reld beheerschte en reeds bij zijn rijk beginnen de
needfe ^nr mii beangstigend raadselen. Wie waren de bewoners van zijn rijk?
glibberig paadje voor mij. besteden En Macedoniërs zeer zeker. Maar tot welk ras behoor-
In Niagara kan men om heden dag besteden. Enden TQt faet Grlekachei meenen enkelen. tot „et
zijn Jrivole eigenaardigheden als d uiyrische en het Thracische, beweren anderen. Vaag
alle spreekwoorden, dat water ot vuur ja vrjjwej al[es wat we van hen weten zeker is al-
dragen zouden eenvoudig spot. Want ge hzM eenbe ,eenj dat ze geen Grjekach spraken. Later heCrschten
ker water uit die put steekt het met een lucifer aan 0.a_ de Romeinen hier, tot de Slaven verschenen en
en 'het glas brandt schooni leeg.een nieuw geschiedkundig tijdperk aanving. In de
Geen wonder dat het lndiaansch bijgelooltiende eeuw van onze jaartelling veroverden de Bul-
lig tierde, culturiseerende m_ da^Jaa5}^8^® l garen Macedonië en bulgariseerden het. Maar moest
(en moet) men de Bulgaren tot de eerste Slaven re
kenen? Vrij algemeen wordt aangenomen, dat ze
geslaviseerde Mongolen zijn.
In het begin der elfde eeuw werden de Bulgaren
verslagen door den Byzantijnschen keizer Basilios,
die 15000 van zijn gevangenen de oogen liet uitste
ken en ze zoo zond naar den Bulgaarschen tsaar,
die bij het zien der ongelukkigen door een beroerte
werd getroffen. Een kleine zeventig jaar later ver
schenen de Noormannen, die de Byzantijnen ver-
FEUILLETON
Naar het Engelsch
van
ETHEL M. DELL.
29.
„U wilde me iets ovfer Piers Evesham vertellen,"
zeide Avery.
Tudor's oogen keken strak terug in de hare alsof zij
trachtten door te dringen in haar gereserveerdheid.
„Dat wilde ik ook," zeide hij na een oogenblik. „of
schoon ik niet veronderstel, dat het u erg zal interes
seeren. Ik heb het van Miss Wahlley, maar ik weet
niet uit welke bron zij het heeft. Het gerucht wil, dat
de jonge man verloofd is met Miss Ina Rose uit War-
denhurst!"
„O, ja?" zeide Avery. Zij nam met vaste hand het
kopje, dat hij haar gaf, ofschoon zij heel goed voelde,
dat zij bleek werd. „Zij zijn in het buitenland, niet?"
„Ja, aan de Rivlera. Tenminste, daar zijn zij geweest.
Men beweert, dat zij op de thuisreis zijn." Hij hield op
om hout in de kachel te doen.
„Hij zal ongetwijfeld gelukkiger zijn, als hij getrouwd
is", zeide Avery na een korte stilte.
,„Ik weet het niet. Ik voor mij zou zeggendat hij een
temperament heeft, dat nooit bevredigd is. Daarvoor is
hij te rusteloos. Ik geloof niet, dat Miss Ina Rose erg
te benijden is."
„Tenzij zij van hem houdt," zeide Avery. Zij zeide het
bijna fluisterend, strak In het vuur kijkend. Tutior, die
naast haar tegen den schoorsteenmantel stond te leu
nen, voelde nog steeds den sluier van gereserveerdheid
tusschen hen zweven. Het hinderde hem, maar het was
iets te ontastbaars om het weg te rukken.
Eindelijk keek zij op. „Dokter Tudor!"
En dan zag zij zijn onderzoekenden blik en kwam er
een blos op haar bleek gezicht. Zij trok haar wenkbrau
wen vragend op.
En dan betrapte Tudor er zich plotseling op, dat hij
sprak niet uit eigen wil, niet de woorden, die hij had
willen zeggen, maar zenuwachtig, stamelend, uiting ge
vend aan gedachten, die plotseling uit zijn ziel opwel
den. ,Ik heb al heel lang willen spreken. Ik kon het er
niet uit krijgen. Maar het dient nergens voor het in te
houden, wel? Op die manier kom ik nooit verder. Ik
wil je niet lastig vallen, niet maken, dat je je hier niet
op je gemak voelt. Niemand weet beter dan ik, dat ik
niet veel aan te bieden heb. Maar ik kan je een tehuis
geven en al mijn liefde, als Je die hebben wil. Het
Ran je iets kleins toeschijnen, maar het Is heel wat
een zoenoffer de eeuwigheid ingezonden werd.
Ergens aan den oever staat, in paleislijke stijl
gehouden, het groote krachtstation der electrische
centrale. Een lift bracht ons van de parterre der gi
gantische dynamo's naar de diepste diepten van dit
geniale werk, daar waar de donder der gevangen
wateren zich aan flarden slaat tegen de betonnen
vangbuizen, welke haar kracht opvangen en over- awjnnwil uo 4TUWmiHmt,u Uö öyzauwmen ver_
brengen naar die he^als -ioe^en- en vier iaar lang'een gruwelijk schrikbewind
looze diepte van dit krachtstation voet men het, als uitoefenden. Aan het eind der dertiende eeuw was
grooter dan de kalverliefde van een kind als dien jon
gen Evesham. Je ziet nu wat die te beteekenen heeft
Van mij is het geen verliefdheid."
Hij hield op want Avery was opgestaan en keek hem
met smeekende oogen aan.
„O, ga, als het U blieft, niet verder!" zeide zij.
Met een ruk ging hij rechtop staan. De smartelijke
uitdrukking van haar gezicht gaf hem zijn zelfbeheer-
sching vlugger terug dan woorden hadden kunnen doen.
Half werktuigelijk nam hij haar kopje en zette het op
den schoorsteenmantel.
„Maak je niet zenuwachtig. Het was mijn bedoeling
niet je zenuwachtig te maken. Ik zal niet verder gaan,
als je dat liever niet wilt."
„Neen, liever niet." Haar stem trilde. „Het moet mijn
eigen schuld zijn. Het spijt me vreeselijk. Ik hoopte, dat
u het niet ernstig meende."
Hij glimlachte eenigszins cynisch bij de woorden.
„Dacht je,- dat ik mezelf of jou wat amuseerde. Maar
ga toch zitten. Er is geen enkele reden om je zoo van
streek te maken. Je hebt je absoluut niets te verwijten."
„Het spijt me Vreeselijk," herhaalde Avery.
„Dat is heel hartelijk van je. Ik had me nauwlijks
durven vleien, dat je blij zou zijn. Je ziet dus, dat je
je niets te verwijten hebt. Ik ben niet ongelukkiger dan
hiervoor."
Met een vertrouwelijk gebaar stak zij hem haar hand
toe. „Het is heel lief van u de zaak zoo te beschouwen.
Ik stel uw vriendschap op heel hoogen prijs. Ja, en uw
liefde ook. Dat ls niet iets gerings voor mij. Maart
ziet u ziet u ik ben al getrouwd geweest en
hoewel ik mijn man liefhad was mijn huwelijksleven
een tragedie. O, zeker, 'hij had mij ook lief. Het was
niet dat soort ellende. Het was het was de drank."
„Arm kind!" Hij sprak met ongewone zachtheid en
hij hield haar hand liefderijk vast. Er was niets van
den afgewezen minnaar in zijn houding. Hij was man
genoeg, om haar zijn sympathie te geven.
Avery's lippen trilden. Met zichtbare inspanning ging
zij verder. „Hij is een gewelddadigen dood gestorven.
Hij is gedood in een twist met een anderen man. Zij
hebben me gezegd, dat het een ongeluk was, maar dat
heb ik niet kunnen gelooven. En het heeft uitwerking
op mij gehad. Het heeft mij hard heeft imij bitter ge-
maakt.
„Jou. Avery?" Tudor's stem klonk echt ongeloovig.
Zij keek naar het vuur en hij zag op haar wimpers
tranen glinsteren. „Ik heb dat nooit aan iemand ver
teld, maar het is de waarheid. Het scheen mij toe, dat
het leven wreed was, hoofdzakelijk door de ondeugden
der mannen. En vrouwen waren slechts geschapen om
ten onder te gaan. Het was een vreeselijk gevoel om
'e hebben, maar het heeft me nooit verlaten. Ik geloof
.liet, dat Ik ooit een tweede huwelijk zou durven wa
gen."
„O, ja, dat zou je wel kunnen, als je den man lief
had."
Zij schudde haar hoofd. „Ik ben te oud om verliefd
te worden. Ik heb de romantiek van het leven gemist.
Ik weet wat het is, maar zij zal niet tot mij komen."
„En zonder die wilt u niet trouwen?"
„Neen."
Er volgde een stilte. Dan liet hij volmaakt kalm haar
hand los. „Ik geloof, dat je gelijk hebt," zeide hij. „Een
huwelijk zonder liefde van beide kanten is een schip
zonder ballast. Toch geloof jk, dat je je vergist In je
meening, dat je de capaciteit voor dien vorm van liefde
verloren hebt Je zal misschien! leeren wat het is. Dat is
,met de meeste vrouwen het geval. Maar ik vraag me
j af of je die ooit in werkelijkheid gevoeld hebt,"
„Niet ten volle. Toen was ik te jong. Ik was verrukt
I als een kind en die verrukking verdween eenvoudig,
toen ik te weten kwam welke last ik te dragen had.
Dat alles tverwelkte zoo gauw en de werkelijkheid was
zoo vreeselijk grimmig. Thans thans zie ik de we-
reld met oogen, die ervaring hebben. Ik ben te oud.'
I Geloof je, dat envaring de romantiek doodt?"
I Zij keek hem aan. „U niet?"
,Neen, Als ik dat deed, dan geloof ik niet, dat u bang.
zou zijn om met mij te trouwen. O, denk niet, dat ik
I probeer u over te halen. Dat doe ik niet. Maar weet u
zeker, dat u, door mij af te wijzen, niet de substantie
opoffert aan de schaduw."
„Ik begrijpt u niet goed."
Hij haalde zijn schouders op. „Ik kan me niet duldelij-
I ker uitdrukken. Ongetwijfeld zult u uw eigen instlno-
I ten volgen. Maar sta mij toe te zeggen, dat ik niet ge-
iloof, dat u de vrouw bent om ongehuwd door het leven
te gaan; en hoewel ik misschien niet romantisch ben,
jben ik gezond. Ik geloof, dat ik u een zekere mate van
geluk zou kunnen geven. Maar de keuze is «au u.
kan me slechts bij uw besluit neerleggen."
Er was een zekere waardigheid in zijn woorden, die
er gewicht aan gaf. Avery luisterde zwijgend.
Er verliepen verscheidene seconden en dan kwam Tu
dor zonder moeite op alledaagsche dingen terug. „Ga
toch zitten. Uw thee wordt koud."
Avery ging zitten en hij gaf haar haar thee en ging
dan naar de tafel terug.
I „Ik kom juist van de pastorie terug," zeide hij.
j „Ja?" Avery keerde zich vlug om. „Bent u nqe-r
1 Jeanie wezen kijken?"
„Ja." Tudor sprak ernstig. „Ik heb ook den vicaris
gezien en hem gezegd, dat het kind weg moest. Die
hoest verscheurt haar. Zij moet naar de Zuidkust. Ik
heb het hem gezegd,"
„Oh! Wat heeft hij gezegd?" vroeg Avery nieuwsgie
rig Zij had al lang hetzelfde willen voorstellen.
Tudor glimlachte. ,Hij zeide, dat het absoluut onmo
gelijk was. Dat was het begin. Ten slotte was feitelijk
besloten, dat u de volgende week met haar weg zou
gaan."
reeds een Servisch koninkrijk gevormd, waarvan de
vorsten te Skoplje resideerden.
Tegen het einde der veertiende eeuw versloegen
de voortdringende Turken de Serviërs en verover
den Macedonië, dat tot 1912 in hun handen bleef. Do
beslissing in dien strijd viel in 1389 op de vlakte van
Kossovo (het Merelveld). Hier werd de Servische
held Lazar gedood en de koningszoon Marko zwierf
als een banneling rond. Tienduizenden Servische ge
zinnen trokken met have. en goed naar het noorden,
om aan de andere zijde van den Donau een wijk
plaats te zoeken, waar vele van hun afstammelin
gen nog leven.
In de nationale litteratuur der Serviërs speelt de
Kossovo-slag een groote rol. De heldenliederen op
den strijd en den ondergang hunner voorvaderen
hield bij de Serviërs ondanks alle onderdrukking
door Turken, Hongaren en Oostenrijkers het na
tionale bewustzijn levendig en nu nog worden deze
heldenliederen gezongen, meestal met begeleiding der
„goeslé", een éénsnarig strijkinstrument. Maar men
zingt niet in koor. Eén, de „goslar" (zanger, bespeler
van de goeslé) zingt en speelt en zwijgend luisteren
de anderen naar deze verhalen van heldengroot-
beid en ondergang. Menigmaal woonde ik dat bij,
op een Donau-stoomboot, in den trein, ln een koffie
huis, in het open veld en aan den oever van de
Wardar. Deze heldenzangen worden in verschillende
variaties gezongen, maar steeds is het treffend de
soms aangrijpende melodie aan te hooren, terwijl
cm de „goslar" door wind en zon gebruinde man
nen rooken en ernstig zwijgend, luisteren als naar
een stem uit een ver verleden.
Toen de Turken heer waren in Macedonië, heersch-
te er daarom nog geen rust. Tientallen jaren woed
de er o.a. de strijd der „komitadsji's", vrijscharen,
.Bulgaarsche, Grieksche, Servische, die de Turken
en tevens elkander bevochten, waarbij vaak de gru
welijkste wreedheden werden bedreven. Deze vrij
scharen, die voor een klein deel door vrijheidshel
den, voor de rest door roovers gevormd werden, be
staan niet meer, maar de Bulgaarsche komitadsji's
die uit de thans Grieksch of Joegoslavisch gewor
den deelen van Macedonië gevlucht zijn, oefenen nu
„Ik?"
„Ja, u. Mrs. Lorimer kan het nu best zonder u. De
nurse kan zonder hulp voor haar en de kleinen zorgen
En de andere Olive, niet? kan voor den Eerwaarde
Stephien zorgen. Het is allemaal al geregeld, tenzij u
er niet mede instemt, in welk geval de malt natuurlijk
opnieuw overwogen dient te worden."
„Natuurlijk vind ik het goed. Ik zou alles willen doen
wat ln mijn macht is. Maar ik vind het idee om Mrs.
Lorimer alleen te laten niet prettig.
„Zij komt best in orde," verzekerde Tudor weer. „Zij
zou niet gelukkig zyn, als zij van haar dierbareh echt
genoot weg was, en zij wil liever, dat u op Jeanie past
dan wie anders ook. Dat heeft zij mij gezegd."
„Zij denkt altijd het eerst aan anderen."
„Dat doet iemand anders, dien ik ken, ook. Het is een
gewoonte van sommige vrouwen niet altijd goed uit
bepaalde gezichtspunten. Dus dat kunnen we als afge
sproken beschouwen. Hebt u er werkelijk geen bezwaar
tegen?"
„Geen enkel. Ik vind het een uitstekend denkbeeld.
Ik heb me bijna den heel en winter ongerust over haar
gemaakt Die laatste kou heeft haar leelijk geknakt"
Tudor knikte. „Ja."
Hij dronk peinzend zijn thee uit en sprak dan weer.
„Ik heb haar vanmiddag onderzocht Die linkerlong is
"heelemaal niet in orde. Zij zal allen zorg, dien u haar
geven kunt, noodig hebben, wil zij er bovenop komen.
Op het oogenblik is het nog niet heel ver gegaan, maar
tegenover u kan lk openhartig zijn ik ben er lang
niet zeker van of zij krachten ervoor verzamelen kan.
Ik heb dat tegen niemand anders met zulke duidelijke
woorden gezegd. Ik heb Mrs. Lorimer niet willen bang
maken voor het hard noodig is. De arme ziel heeft zon
der dat toch al genoeg te dragen. Mogelijk zal de ver
andering van klimaat wonderen doen. Mogelijk zal zij
het erdoor halen. Kinderen hebben wonderbaarlijke her
stellingskrachten. Maar ik heb zoo iets al heel wat kee-
ren medegemaakt en het maakt me niet gelukkig."
„Ik ben heel blij, dat u het mij gezegd hebt."
„Ik moest het u zeggen. Ik geloof, dat u het meer dan
half vermoedde. Er zijn natuurlijk heel wat dingen, die
in haar voordeel zijn. Zij is een goed, gehoorzaam kind,
met een kalm temperament. En de zomer ligt voor ons.
We zullen dezen zomer hard moeten werken, Mrs. De-
ns." Hij glimlachte tegen haar. „Het yis als het bouwen
van een strandmuur, als het getij laag is. We maken
dien 2100 sterk mogelijk voor den tijd, dat de vloed te
rugkomt."
„U kunt er op rekenen, dat ik mijn uiterste best zal
doen."
„Dat weet ik. Dat doet U atlijd. Vandaar mijn ver
trouwen in u. Mag ik u nog een kop thee geven?"
Hij stapte even plotseling van het onderwerp af als
hij erover begonnen was Er was iets hartelijks in de
i manier, waarop hij haar behandelde. Zij wist met on-