MEI-LIEDJE.
DE AVONTUREN VAN
DEN TUINMAN.
WARE WOORDEN.
WETENSWAARDIGHED^
Hoe paarlen ontstaan.
De legende van een vulkaan.
Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 25 Mei 1929. No. 8463.
Het voorjaar is gekomen,
De boomen botten uit,
De blijde vogels fluiten
Met feestelijk geluid,
De eerste bloemen bloeien
In wonderteere kleur.
Daar zweeft al door de luchten
De eerste voorjaarsgeur!
Ale blanke bloesemdroomen
Staan onder 't blauw heelal
De feestelijke boomen
Te bloeien zonder tal,
Als groote bruidsbouquetten
Vol levensheerlijkheid,
Als een verfijnde hulde
Der lente toegewijd!
't Is licht en zon en leven
Van ver en van nabij,
Er zingt in onze harten
Een liedje van de Mei,
En heel een rijke toover,
Een machtig kleurenfeest
Houdt ons opnieuw gevangen,
En loutert onzen geest!
We staan ontroerd te kijken,
Een glimlach op 't gelaat,
AIb langs de hooge boomen
Het gouden zonlicht gaat,
We staren opgetogen
Naar 't wonder vèrgezicht,
Als over jonge velden
Een waas van schoonheid ligt.
Dan zingt in onze harten
Een nieuw en heerlijk lied,
Het voorjaar is gekomen,
En geeft 't geluk om niet
Aan zieken en gezonden,
Aan zwakken, arm en klein,
Aan allen, die herstellen.
En weer gelukkig zijn!
*t Is licht en zon en leven,
Van ver en van nabij,
't Is licht en zon en leven
In 't stralend lente-tij!!
(Nadruk verboden).
Bet is noodig, dat men véél heeft het besef, dat het
leven een schat is, geeft de vreugde.
o
Een vriendelijken raad nemen kinderen graag aan;
het valt hun dikwijls zeer moeilijk zich aangenaam be
te houden en ze zijn dankbaar voor iedere vinger
ing, maar daarbij blijve het dan ook.
Wie de wereld meent te kunnen ontberen, is dwaas,
maar nog veel dwazer hij, die meent, dat de wereld
hem niet zou kunnen missen.
o
Een rein geweten is daar, waar God en de mensch
tezamen zijn.
o
Er loopt veelal een groote lijn door ons bestaan, maar
toch zijn het kleinigheden, die de som des levens uitma
ken.
o
Nieuwe ideeën komen ook in onze zaken steeds gelijk
tijdig van verschillende kant voor den dag, evenals de
nieuwe spruiten in de lente niet uitsluitend aan één
enkelen boom uitschieten.
o
In den vrede van het huiselijk geluk ligt des men-
•chen rijkste zegen.
DE OPPORTUNIST.
(Nagels Lustige Welt)
Als een van die vliegmachines naar
vilt, zal ik wat benzine opvangen voor den
aansteker van vader.
Oorspronkelijke schets door Sirolf.
(Nadruk verboden.)
Alle rechten voorbehouden.
Meneer Bibberkorrel keek met veldheersblik over
zijn landerijen, om precies te zijn, zijn tuintje van
drie bij zes meter, met een gevoel van trotscb in zijn
tengere boezem. Want hij had gespit. Hij had met
een schop venijnige prikken in de zwarte aarde ge
geven en blaren op zijn handen gekregen en gezucht
en gehijgd en gezweet en was er inderdaad in ge
slaagd, den grond het aanzien te geven, alsof de kat
van zijn buurman er eenige malen een kuiltje in ge
graven had, ten einde er te verrichten, wat een kat
van fatsoen en opvoeding op een zeker bakje, ge
vuld met een zeker soort turfmolm pleegt te doen.
Meneer Bibberkorrel, deftig renteniertje van over de
vijf kruisjes, rustte als de klassieke landman met
één hand op de spade, schoof zijn witte zeilpet ach
terover, keek welgedaan naar de hooge baggerlaarzen
waarin hij bijna tot aan zijn keel schuil ging, duw
de zijn brilletje stevig op zijn neus en riep naar de
ingewanden van het witte villa'tje: „Amelia, waar
wou je nou de eikeboom hebbe? Ik ben klaar met
spitten!"
Mevrouw Amelia kwam in een helroode ochtend
japon in de serre en keek rond: „Wat hebbie nou uit
gevoerd? Wat is er gebeurd? Waf foor zijn nou al
die kuile? Het die kat van hiernaast weer?
Meneer Bibberkorrel keek beleedigd :„Zie je dan
niet, dat ik den heelen tuin omgespit heb? Ben ik
daarvoor van vamorrege halfzes bezig me rug te
verrekken? Heelemaal omgespit heb ik 'm! Geen een
tuinman, die het ooit van ze leven zóó gedaan zou
hebben!"
„Kon je wel 'ns gelijk aan hebbe", merkte me
vrouw Amelia op, al bedoelde ze misschien wat an
ders dan haar echtvriend.
„Nou, waar moje nou de eikeboom hebben?" vroeg
meneer Bibberkorrel ongeduldigd.
„DóAr!", wees mevrouw, in het midden van den
tuin. „Dan kunnen, we d'r 's avonds onder zitten
theedrinken!"
Meneer Bibberkorrel knikte goedkeurend. Hij haal
de van uit een broekzak, die onder de kappen van
van zijn waterlaarzen verscholen was, een zakje te
voorschijn en vischte daaruit twee eikels. Dan stapte
hij met groot gebaar naar het midden van zijn tuin,
en begon naarstig een gat te graven. Hij groef lang en
nadrukkelijk, zooals hij dien morgen nog niet gegra
ven had. Toen het gat ongeveer een halve meter diep
was, keek hij op. Over het hekje, dat zijn tuin van
den weg afscheidde, keek een onwaarschijnlijk man.
Met een broek, die zeker eens edeler leden bedekt
had en hem tot broek en vost tegelijk diende. Zijn
jasje wekte sterk de verdenking op, dat het hem niet
was aangemeten, door een scrupuleus kleremaker,
want de mouwen reikten slechts, tot de elbogen en
het kon onmogelijk dichtgeknoopt worden, zonder
den man te worgen. Zoodat hij dit kleine ongerief
verholpen had, door een touw om zijn middel te bin
den. Behalve een baard van vief weken, droeg de
man een optimistische stroohoed anno 1912. Hij keek
met belangstelling naar den heer Bibberkorrel en
merkte zoo langs zijn neus op, alsof hij een praatje
over het weer begon: „Een ochtendlijkie, meheer?"
De echtgenoot van mevrouw Amelia keek ver
stoord op en zei kort: „Ik ben aan het planten!"
„Zit er veel visch?", vroeg de onwaarschijnlijke
man, met een knik naar de laarzen. v
Wat zeg je nou? Visch?
Ja, karrepers of zooik dochtO, maar nou
zien ik het! U bent aan het planten.ik docht dat
U sting te visschen, met die laarzen! U zaait zeker
gras? Of arebeien?
Nee. Een eikeboom. En daar komen de prunis,
en daar de clivia's en daar de seringen!, zei meneer
Bibberknikkel en wees op een paar kleine vierkante
zakjes, die naast hem op de zwarte aarde lagen.
Zoozoo, ja, snap ik het. Zit dat allemaal in die
zakkies?
Natuurlijk! Ik zaai ze zelf! Als je struiken of
boomen koopt, gaan ze toch dood. Kenne niet tegen
overplanten. Niks gedaan, nee, ik teel ze zelf!
Gelijk hebbie!, zei de onwaarschijnlijke man
goedkeurend. En dan gleed er plotseling een geheim
zinnige trek over zijn gezicht. Hij keek, alsof hij
zich eensklaps iets buitengewoon belangrijks herin
nerde en zei:
Ik weet niet, meheer, offu goeije segare rookt,
maar as dat het geval is, wil ik U wel een raad ge
ven, die goud waard is. Ik ben van me vak eigeluk
tuinier, zieddu?
Meneer Bibberkorrel keek wantrouwig op. Hij wist
niet, of die man, in zijn royale broek, blijkbaar een
lid van het landloopersgilde, hem voor den gek hield
of niet. Maar het zekere voor het onzekere nemend,
ging hij naar de serre, en vischte uit zijn over een
stoel hangend colbert-jasje 6en sigaar op, reikte die
aan den man die eigenlijk tuinier was over en zei dan
nieuwsgierig: „Nou, wat voor raad dan?"
Zal ik zeggen, meheer! Je mot oppasse voor de
ratte! Die vrete je alle zaad weg. En dan denk je,
waar blijft me eikeboom nou, hè? En dan ga je na
een jaar of vijf eens in den grond kijken, om te zien
of dat zaad nou nog niet ontkiemd is, en wat vind
je dan? Niks niemendal, meneer! Ik kan daar van
meeprate. Dat geval met die meheer uit Koedorp zal
ik nooit vergeten. Hij leek sprekend op U, meheer,
alleenig niet zoo forsch en zoo sterk as U. Maar ove
rigens een beste knul. Hij gaf me laast nog tien se
gare en een daalder: om er eentje op zijn gezondheid
te drinke, zeidie. As ik U goed ankijk, zou ik bijna
zwere, dat U ze broer was. Nou, affijn dan, om toort
te gaan, die meheer zaaide ook, ik geloof dat het
denne-appels ware of kursaussemangele, daar wil ik
van af weze. En elleke dag gong die meheer kijke, of
d'r nog geen boom opkwam. Toen ie drie maanden
gewacht had, en d'r nog geen denneboom of wat ook
te zien was, kwam ik toevallig voorbij en hij vertelde
me alles Ga eens kijken, of het zaad er nog in is!
zei ik. Maar weet U wat, staat u 'ns heel vroeg op,
en gaat U op de loer liggen, wie weet offu niet ont
dekt, wie d'r aan Uws zaad zit te vrete!Nou, dat dee
die meneer. En laat ie me nog net een weg zien
loopen, met het laatste kursaussie in z sk! Laat
dat maar aan mij over, meheer, zei ik, cn den vol
genden morgen lag ik op de loer! En jawel, daar
kwam die rot weer kijke, om te zien, of d'r nog wat
voor 'm te bikken viel! Ik grijp 'm, rang, en meteen
heb ik die rot in zijn nekvel. Hij begon wel te schreeu
wen, maar ik docht, nou heb ik je vader! Ik zal je loe
ren, die meneer, van die 10 segare en die daalder,
van zijn dure zaad af te helpen en het op te vrete en
je d'r mee vet te meste! Ik zal je! Nou, toe prakki-
zeerde ik, hoe ik me nou het beste op 'm kon wrekc!
Gewoon doodslaan von ik niet genoeg, hij most
eerst nog flink gestraft worde. Ha, dacht ik, ik weet
het, ik zal 'm verdrinke! Ik gaan naar de sloot en
gooi 'm te water, met een plons. Zoo, spartel nou
maar tot je kapot bent, zee ik! Maar wat denkt U
nou, dat die rot doet? Hij zwemt weg as een visch!
Het was een waterrot, meheer!"
Meneer Bibberkorrel keek verschrikt en ietwat
onthutst naar den vreeraden tuinier en vroeg: „Wat
moet ik er dan aan doen?"
De man keek gewichtig, alsof hij een kostbaar ge
heim ging verraden, en zei, terwijl hij zijn dwaze
hoedje lichtte, ten groet bij het afscheid: „Een rotten
val bij ellek zaadje zette, meheer, een groote rotte-
val met spek en uien! Geen beter middel, dag me
heer!"
NOO STEEDS EEN O. W.
(Fliegende Blatter)
Maar, mijnheer, er is geen enkele reden tot
klagen. De deftigste menschen logeercn hier.
Zoo! Maar ik ben andere hotels gewoon.
Dat kan zijn, maar is u er zoo opgesteld dat
andere menschen dat weten?
dat 10.000 gulden, belegd tegen 6 pet.,
sche rente van f 1.64 opleveren?
ijk-
d a t er in de Ver. Staten elke minuut meer dan
50.000 telefoongesprekken plaats vinden?
dat de grootste schoorsteen ln Europa gevonden
wordt te Charlottenburg?
dat deze schoorsteen negen meter diep in den grond
gefundeerd is, en dat er 1.200.000 steenen en 70.000 ton
cement, kalk en zand voor den bouw noodig waren?
dat de kinderen veel meer van donkerharige poppen
houden, dan van lichtharige?
dat namelijk gebleken is, dat er vier keer zooveel
poppen met donker haar verkocht worden, dan poppen
met licht haar?
d a t in het plaatsje Kitzbuehel !n Oostenrijk, een be
kend centrum voor de ski-sport, vrijwel nooit wind
voorkomt?
d a t de grootste torenklok te Moskou gevonden wordt
en „Tsaar klok" heet?
Dat deze klok een omtrek heeft van 20 meter, en door
een brand gebarsten is, kort nadat hij gereed was, zoo
dat deze klok nooit geluld heeft?
ZONDER RUG EN ZONDER LINTWORMLARVE
GEEN PAARL.
Alle geslachten van mosselen hebben het vermogen
paarlen voort te brengen, het eene meer, het andere
minder. Men vindt paarlen in de eetbare oesters, in de
straalvormig geribde kam-mossel, in de driehoekige
gewone mossel en dergelijke.
De echte zeepaarlmosselen en de rivierpaarlmosselen
leveren den grootsten paarlensehat. Deze soorten, voor
al de zeepaarlmossel, zijn van beteekenis voor den haiv
del.
Om een goed denkbeeld kunnen vormen van het
ontstaan der paarlen houde i.icn in het oog, dat de
mosselenschaal uit drie lagen bestaat. De buitenste,
bruine laag gelijkt, wat de samenstelling betreft, veel op
'"et hoofdpantser der insecten en wordt conchyoline
noemd. Onder deze laag ligt de zoogenaamde prlsma-
-ag, die uit koolzure kalk is samengesteld. De derde,
de binnenste laag, is de paarlmoerlaag. Deze bestaat
uit zeer veel dunne blaadjes die over elkaar liggen. Da
afzonderlijke lagen zijn, vooral bij beide bovengenoemde
paarlmoselen, buitengewoon fijn. Door inwerking van
het licht wordt de paarlmoerglans veroorzaakt De drie
lagen van de schaal worden afgescheiden door den zoo-
genaamden mantel, welke bestaat uit twee huidplooien,
die links en rechts van den rug van het dier uitgaan.
In dezen mantel dringt bij de zeepaarlmosselen van de
Golf van Manaar, tusschen Ceylon en Voor-Indië, da
larve van een soort lintworm, welke van de daar veet-
vuldig voorkomende vleetrog afkomstig Ia en zet zich
in de buitenste cellenlaag vast
Daardoor worden de omringende levende cellen ga-
prikkeld. Ze scheiden zich en omringen zoo de larve met
een laag, die één cel dik is: een omhulsel, dat aan alle
zijden Is gesloten en dat men paarlzak noemt De lint
worm larve is dus de kern die men bij deze soort
paarlen vindt
Nu scheiden de cellen der opperhuid naar binnen
toe de stof af, waarvan de schaal gemaakt is: ln da
eerste plaats conchyoline, dan bestanddeelen, waaruit
de prlsmalaag is samengesteld en tenslotte bestand
deelen, die de paarlmoerlaag vormen. De parel, dia
wordt gevormd, ligt dus in een omhulsel van cellen,
die de opperhuid vormen.
Wanneer de parel een zeker volume heeft bereikt,
verbreekt ze den samenhang met de opperhuid van den
mantel, zoodat ze geheel vrij komt te liggen.
Zonder rog en zonder lintwormlarve kunnen er dua
bij de mosselen van Ceylon geen paarlen ontstaan.
De vorming van paarlen in de gewone mossel wordt
veroorzaakt - door een zuigworm, welke na verschillen
de ontwikkelingsstadia te hebben doorgemaakt zoo
wel ln het schaap en in de zwarte eend als in de hart-
mossel of de venusschelp bij die messel in den man
tel binnendringt
Men verkrijgt parels door duiken. De duikers visschen
op één^dag, zich 40- tot 50-maal onder water begevend,
1000 tot 2000 mossels, welke zij met een mes openmaken.
Doorgaans laat men dan die weekdieren op een hoop
verrotten, om ze vervolgens uit te spoelen. De opbrengst
is hoogst wisselvallig.
Paarlen worden op velerlei wijze nagemaakt Men
heeft glazen, metalen, koralen en albasten paarlen, en
vooral waspaarlen. Deze laatste gelijken het meest op de
echte; zij bestaan uit holle glazen bolletjes, van bin
nen bedekt met paarlenessence en verder gevuld met
DE TANGKOEBAN PRAHOE.
Bandoeng, de hoofdstad van de Preanger Regent
schappen op Java, ook wel het Indische Haagje ge
noemd, Is gebouwd op een hoogvlakte, 1350 meter boven
de zee, en door vulkanisch gebergte omringd. De hoog
ste vulkaan Is de Tangkoeban Prahoe, hetgeen zeggen
wil: Omgeslagen boot. Zijn top bereikt een hoogte van
1980 meter. Aan dezen berg is de volgende legende ver
bonden:
EEN GEGRONDE REDEN.
(Hummel.)
Waarom hebt u den diefstal pas een dag nader
hand opgegeven?
Ik kon onmogelijk eerder komen. De dief had
mijn horloge, mijn geld en mijn eenige broek
mrsgenomen.