Aliencti llitiis-
WESTFRIESSE VERTELLINGEN
Uitgevers: N.V. v.h. TRAPMAN Co., Schagen.
Eerste Blad.
BOERDERIJ en \EEHOUDERIJ
Degeneratieziekten bij aardappelen.
door
Dr. T. P. Merkrid van Eertswoude.
Reclames.
GEVAARLIJKE
RHEUMATIEK!
Zaterdag 22 Juni 1929.
72ste Jaargang No. 8479
Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder
dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver-
tentiën nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst
POSTREKENING No. 23330. INT. TEI.EF. No. 20.
Prijs per 3 maanden fl.65. Losse nummers 6 cent. ADVERTEN-
TlëN van 1 tot 5 regels fl.10, iedere' regel meer 20 cent (bewijsno.
inbegrepen). Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend.
DIT NUMMER BESTAAT UIT ZES BLADEN.
Dezer dagen fietste ik fcngs een aardappelveld,
waarop een drietal personen zeer nauwkeurig de
aardappelen bekeken. Zij waren daarbij gewapend
met een bril waarin donkere glazen geplaatst wa
ren. Wat deden die menschen daar, denkt ge. Wel,
heel eenvoudig; het drietal vormde een keurings
commissie, aan wie opdracht gegeven was om veld-
keuringen te verrichten. We zullen de vrijheid eens
hebben met deze menschen eens mede te loopen
door de aardappelvelden en eens een praatje met hen
te maken. Op onze vraag, wat zij zoeken, hooren we,
dat zij op stap zijn om degeneratieziekten op het
spoor te komen. Weet ge wat men daaronder verstaat,
geachte lezer. Het woord degenereeren is zeker niet
onbekend. Het beteekent achteruit gaan in productie,
achteruitgaan in werkkracht. Onder de aardappels
ikomen ettelijke van zulke ziekten voor, n.1. bladrol-
jdekte, mozaiek-ziekte, krinkel en stippel-streepziekte.
De mij toegemeten plaatsruimte in deze rubriek Boer
derij en Veehouderij der Schager Courant veroorlooft
mij niet in een keer alle vier deze ziekten te behan
delen. Ik moet er later nog eens op terug komen.
Voor ditmaal wil ik eens iets schrijven over de Blad-
rolziekte der aardappelen. Iemand, die zeer goed met
deze ziekte vertrouwd is, ziet ze. reeds eenige weken
na de opkomst; het geheele groeiseizoen door blijven
de zieke planten waarneembaar, daar zij gewoonlijk
slechts weinig vroeger afsterven dan de normale. In
de maand Juni en Juli worden de verschijnselen dui
delijker; vooral bij de onderste bladeren. Deze, maar
ook de overige, nemen een min of meer gootvormige
gedaante aan, doordat de randen van de bladeren
zich aan de zijkanten ombuigen, erwijl de hoofd-
nerf gestrekt blijft.
Daar aldus de licht gekleurde onderzijde der bla
deren naar boven gebogen wordt, valt zij meer in
't oog en zijn de bladrolzieke planten gewoonlijk reeds
óp een afstand te herkennen aan de lichte kleur van
Ihet loof. Bij sommige soorten blijft ook het blad steil
overeind staan, terwijl het bij gezonde planten zich
wijd uitspreidt. Ten slotte voelen de bladeren der
zieke planten wat stijver aan en zijn wat broozer dan
de gezonde, terwijl de scheuten kleiner blijven. Door
de hardheid en stijfheid der bladeren maken de sten
gels, als men -ze beweegt, een blikachtig geluid; de
praktijk spreekt daarom wel van rammelaars.
Zie zoo, nu kunnen we ons zeker wel een duidelijke
voorstelling maken van het ziektebeeld.
De hier boven beschreven zieke planten zijn ge
groeid uit knollen, welke met de ziekte behept waren,
(hetzij dat zij gevormd zijn van planten die het vorige
jaar zelf bladrolziek waren, hetzij aan buurplanten
van zieke planten. Men noemt dit den secundaiien
vorm der bladrolziekte. Hiertegenover staan de plan
ten die pas in den loop van den zomer geïnfecteerd
zijn geworden; planten die dus gezond geweest zijn,
uit gezonde knollen zijn voortgekomen, doch geduren
de den groei door besmetting ziek zijn geworden. Men
noemt ze dan primair ziek. Gewoonlijk zijn primaire
zieke planten veel minder karakteristiek ziek dan
secundaire. Primair ziek moet gezocht worden in de
bovenste bladeren en scheuten, doch niet zelden zijn
de verschijnselen zoo weinig duidelijk, dat zelfs een
zeer daarop geoefend persoon ze niet met zekerheid
kan vaststellen.
De opbrengst van secundair bladrolziekte planten
is gering, en bestaat in ernstige gevallen meestal uit
slechts een weinig kriel; we zeiden het immers al
reeds: teruggang in productie. Ook in zetmeelgehalte
staan de knollen van zieke planten achter bij die
van gezonde, dus dubbele schade. Wanneer wij een
aardappelveld bezien, staan de zieke planten in het
algemeen tusschen de gezonde verspreid en ook zijn
nfet alle aardappelsoorten in gelijke mate vatbaar.
Buitengewoon vatbaar zijn Andijker muisjes en an
dere vroege aardappelsoorten. Bravo, enz.
Het volgende moet men eens goed onthouden. Uit
zieke pootaardappelen krijgt men nooit volkomen ge
zonde planten. Steeds krijgt men er in meerdere of
mindere mate zieke, vaak zeer ernstige zieke plan
ten uit en zoo is de totale opbrengst, die men uit
zieke pootaardappelen krijgt, heel gering; zoowel
wat betreft het gezamenlijke aantal kilo's als wat
aangaat de grootte en de kwaliteit der knollen. Van
primair aangetaste planten, die dus pas vrij laat in
den zomer ziek zijn geworden en dan meestal.in lichte
mate, kan de opbrengst uit den aard der zaak nog
voldoende zijn. Voor pootgoed zijn de aardappelen
van zulke planten afkomstig, echter, ten eenenmale
ongeschikt.
Begrijpt ge nu waarde lezer, waarom heeren keur
meesters zoo scherp kijken of zij verdachte exempla
ren kunnen vinden. Zulke planten zou het toekom
stige pootgoed niet zoo'n klein beetje kunnen beder
ven. Alvorens nu de oorzaak na te gaan van het ont
staan van zieke planten, wil ik eerst eens trachten
u begrijpelijk te maken, waardoor die mindere op
brengst ontstaat. Bladei-en en stengels bestaan zooals
velen wel zullen weten uit cellen, die vaak aaneen
gegroeid zijn tot vaten. Deze vaten dienen in de eer
ste plaats voor het vervoer der stoffen, die in de bla
deren worden gemaakt, in den vorm van eiwitstoffen
en zetmeel naar de knollen worden afgezet. Het zijn
de vaten nu, beter gezegd, de zeefvaten nu, die te
vroeg afsterven; deze worden dus buiten werking ge
steld en het noodwendig gevolg is dat het loof klein
blijft en dat ook de opbrengst gering is. Er is n.1. geen
aanvoer van voedsel meer, en de geheele plant lijdt
een kwijnend bestaan.
De oorzaak der bladrolziekte is al voor vele ge
leerden een studie-object geweest. Mannen als Dr.
Oostwijn Botjes te Oostwold en Prof. Quanjer te Wa-
geningen hebben al vele jaren de oorzaak van deze
ziekte trachten te vinden. Eerst dacht men met een
bacterieziekte te doen te hebben; vooral toen het Dr.
Oortwijn gelukte om de ziekte van zieke planten op
gezonde te doen overgaan door enting, meende men
vast en zeker dat men met een bacterieziékte te doen
had. Het zouden echter dan wel heele kleine bac-
terieën moeten wezen, aangezien de zeefvaten niet
grooter in doorsnede zijn dan ongeveer 0.01 X 0.01
m.M2. 0.0001 m.M2. De kleinste maat voor de he
den ten dage bekende bacteriën bedraagt 0.001 m.M.
Deze ziekteverwekker zou dus nog 10 maal zoo klein
moeten wezen als de kleinste bacterie die men te-
V» ÏLLEM n, ROOMSCH Eu.ING,
(Neidruk verbóden.)
IS HAI DEUR VERBEID OM 'T LEVEN KOMEN?
Deuze vraag is al oftig dein en op verskillende meniere
Is deer ok al op antwoord worren.
Ok 'n antwoord, deur Dr. W. G. Brill, oud-hoogleer
aar; maar nou loikt M. P. Rosmade uit Alkmaar geen
zinnighoid te hewwe, om 'm zoo maar deerbai neer te
legge. Brill zoit, dat Melis Stoke 't vermoeden, dat de
Graaf ófmaakt Is deur lui, die 'm konne, 't perbeerde
te onderdrukke. Deuze poging beVaist nouw net dat er
toe in die toid wasze, die dat vermoeden hadde. De
Koning den, zoo verhaalt ie, reed in de winter an 't
houfd van de soldate, die hai ter beirvaart bevólen had,
ln de buurt van Alkmaar over 't ais, al de zaine vooruit,
'n bende Westfriezen tegemoet; toen ie in heulie buurt
kommen was, brak 't ais onder 'm en vier Friezen liepe
toe en sloege 'm dóód, zonder te wete wie die oigenluk
was. Zoo 't skaint zag gienien van 's Könings kant dut
droevig fait Toe de aare Friezen toekwamme en an de
wapenrusting zagge, dat zai 'n houge persoon versloegen
hadde, waster ien onder, die 'm kon en 't was 'n heele
Jconsternasie toe ze hoorde, datte ze de Koning dood
maakt hadde: Dut ontstelde ze erg. Maar wat nou te
doen; 't geval lag er. En toe borge de vier, die 'm dóód
maakt hade, 't loik stiekum, ergens in 'n huis te Houg-
woude en zoo dat de aare niet wiste wéér en weerdeur
't gehoim blaive kon alliendig bai de vier manne, die
der belang bai hadde om 't stil te houwen. Maar Melis
Stoke skroift der bai, dat ie niet wist en niet gisse kon,
weerom zai de zaak zoo gehaimzinnig bestoeteld hadde.
Dat was ok zoo as 't 'm hilkendal op deuze manier toe
droegen had, zooas ie verhaalde, den was der gien grond-
voor die achterkousige handeling. Ommers, hadde ze
den zeggen kent: ien op ons ofkommende vaiandelikke
ridder hewwe wai nel Kroigsgerecht ómbrocht en gienien
had dut as 'n strafbare moord an kinne merke en heulie
vervolge.
Dus verreidt dat deur Melis Stoke zelf skrevene over
dat haimelikke begrave, dat der niet alliendig 'n onvoor
bedacht geval plaats had had, maar dat er niks minder
as 'n moord pleegd was en den bloikt dat zain voorstel
ling niet de juiste weze ken.
Alliendig in geval van moord was 't reidzaam het loik
an alle neisporing te onttrekke, deer, zoo 't niet bai 't
proces voorlegd wier, alles onvervolgd bleef en niet te
straffen was. Maar 't was er Melis Stoke om te doen,
de miening te logenstraffe, dat de Graaf opzettelik deur
lieden, die 'm konne, ombracht was. En weerom ver
langde hai dat gevoelen ófwezen te zien? Omdat den
alle vermoeden van opzetteluk verreid verviel, 'n gevoe
len, weerbai natuurlik medeplichtige zoekt worre mos
ten en datnag wel onder 's Kónings volgelinge, die 'm
op z'n ientje zoo veer vooruit raie hadden leiten.
In z'n kreniek het de skraiver ok wel het vreemde van
deuze omstandighoid anhaalt, toe ie skreef: hoe mag 't
beurd weze, dat zoo veul edele manne heulie heer voor
uit hewwe raie leite: veuleer hadde zai 'm neirenne moe
ten en heulie laif mit 'm wage, liever den d'r Vorst in
gevaar te leite. Deuze vraag, voegt ie er bai, kin ik niet
oplosse.
Je voel 't wel an, dat ie er niks kwaads van zoggen
wou. En nag erger, deuze mededeeling van z'n bedenken
het ie later reidzaam vonden stil te houwen, deer ze
gien gedachte opwekke moste, die beter weg bloive kon
ne. Ommers, later het ie in de kreniek de regels, weerin
hai dat bedenken had uitsproken, niet overnomen.
Zoo geeft Melis Stoke's aigen verklaring over z'n
onbekendheid van de reden èn van het stiekeme weg
brengen van 't laik, èn ok nag van de vreemdighoid, dat
de Vorst alliendig lelten was, stof tot het oordeel, dat
ie 't geval niet juist bericht het, en wai zien deerom
om nei 'n aare bron, die ons meer licht geeft, en die
vin-de we in de krenieke van Emo en Menko. Zullie
verhale 't volgende:
Toe de Koning, vertrouwend pp z'n bereden ridders,
genwoordig kent. Onmogelijk is zulks niet; maar te be
weren dat het zoo is, is het ook nog geenszins. Voor-
loopig tast men dus over de oorzaak nog in het
duister. Wel staat het vast dat de ziekte met de
poters, als die van zieke planten afkomstig zijn, over
gaat. Doch dat niet alleen. Maar Dr. Oortwijn Botjes
heeft eveneens proefondervindelijk vastgesteld, dat
gezonde planten, staande naast bladrolzieke planten,
zeer vaak eveneens ziek worden, al is het soms in
zoo geringe mate, dat men ze niet als ziek kan her
kennen. Bij de nateelt blijkt het dan echter onmis
kenbaar, dat zij primair ziek zijn geweest. Tot voor
enkele jaren was niet bekend op welke wijze de in
fectie werd overgebracht! het scheen te blijken uit
proeven in kastjes genomen, waarbij zieke planten
wel met haar wortels, maar niet met haar loof met
gezonde buren in aanraking konden komen, dat de
infectie alleen door den grond ging. Later heeft men
dit standpunt weer moeten laten varen en nu neemt
men als vaststaande aan, steunende daarbij op de
proefnemingen van Dr. Oortwijn Botjes in Nederland
en later ook van een paar Amerikaansche onder
zoekers, dat de ziekte wordt overgebracht door blad
luizen, die na op zieke planten gezogen te hebben, zich
begeven naar gezonde naburige planten om ook daar
haar zuigsnuit in het weefsel te boren. Op zich#zelf
is deze verklaring niet 500 heel gezocht. We weten
immers dat ook sommige ziekten van den mensch en
van huisdieren worden overgebracht door insecten,
die smetstof uit bloed van zieke menschen of die
ren, dat zij hebben opgezogen, over voeren in het
bloed van gezonde personen, die zij daarna steken,
zooals bijv. de malaria door muggen, de vlektyphus
door kleederluizen, een paardenziekte in Afrika door
de Asetsevlieg. Nu komt er bij dat gevalletje een
gelukje. Luizen bewegen zich in den regel heel traag
en gaan meestal niet zoo heel ver van huis. Vandaar
dat alleen de buurplanten van zieke planten besmet
worden en planten iets verder weg niet meer. De
afstand waarop de besmetting wordt overgebracht,
hangt af van de omstandigheden! in sommige jaren
geschiedt dit tot 20 M. ver van de bron van besmet
ting; in andere, jaren bepaalt de besmetting zich al
leen tot de buurplanten. Op de klei nabij de kust in
Noord- en Zuid-Holland ontwaart de praktijk veel
minder besmetting en degeneratie dan op zand- en
veengronden. De verklaring hiervoor zou moeten we
zen, dat de frisgche zeewinden het leven voor luizen
rJiict gunstig beinvloeden. Het klimaat is daarvoor
.te koud en te guur. De warmere zandgronden zou
den een meer geschikte kweekplaats en broedplaats
van ongerechtigheid zijn in dit opzicht. Proeven heb
ben eveneens aangetoond, dat als de planten vroeg
gerooid worden, hiermede ook de ziekte wordt tegen
gegaan. Zeer gewoon zult ge zeggen. De planten staan
dan minder tijd bloot aan besmetting. Wel ja, zoo
is het.
Of nu evenwel de insecten als luizen, wantsen,
cicaden de eenige overbrengers zijn, is nog niet uit
gemaakt. Al heeft men de veronderstelling losgela
ten, dat de smetstof ook in den grond achterbleef,
onmogelijk is het natuurlijk niet dat de smetstof ook
in leven kan blijven in aardappelknollen, die in den
grond achter blijven, uit welke dan het volgend jaar,
zooals na zachte winters geschiedt, opslagplanten ont
staan; misschien ook kunnen sommige nóg niet be
kende onkruiden de zwam blijven herbergen.
Een zekerheid is, dat de ziekte niet met het zaad
wordt overgebracht. Nieuwe variëteiten, die uit zaad
voortkomen, brengen de ziekte dus niet mee bij hun
ontstaan. Of zij evenwel meer of minder vatbaar zijn
kan eerst bij nabouw blijken.
Do besttrijding van deze ziekte kan niet geschie
in den winter over het ais Frieslands binnenland in
trokken was, kwam 'n skare Friezen voetvolk hem en
z'n ridders teugen. Zoo zou d'r op 't ais 'n gevecht le-
verd motte worre: dut vonden de ridders te gevaarlik en
zullie sloege op de vlucht. Maar onder 't peerd van de
Koning brak 't ais; hai zelf wier gevangen nomen, 'n
Uitweken ridder van den Vorst kon 'm en maakte 'm
bekend; toe wier ie deur de Friezen dóód maakt, 't Loik
wier deerop deur de moordenaren stiekum ergens in 'n
huis begraven. Volgens dat verhaal magge wai ons de
zaak zoo voorstelle, dat de kroigsliede van den Koning,
'n gevecht op 't ais niet andurvend, heulie peerde op
ienbons keere leiten hewwe, zonder nei d'r Vorst om te
kaike, die op deuze menier niet vlugte wou. Meskien
verwachtte ie, dat 't ontzag, hetwelk zoin persoon en
rang an onderdane most inboezeme, bewerke zou, dat
zai nei rede luistere zouwe en hai mit woorde de sturm
bezwere kon! Maar 't is zeker beurd, dat 't ais onder
z'n peerd stik gong. Dut ongeluk kwam 'n niet te pas
want toe is ie deur 'n troep Friezen omsingeld en was ie
faitelik gevangen. Ien nei de Friezen overloupen ridder
maakte bekend,, wie de gevangene was; doch veer deer-
vandaan dat dut de Friezen zou hewwe doen besluite
zain persoon te ontzien en te poge van hem te verkrai-
gen wat zai begeerde, of wel 'm eerst teugen 't lospreis
in geld of teugen goeie voorwaarde los te leiten, gawe
ze gehoor an de overlouper, die heulie de dood van heu-
lies gevangene weerdeur Holland an 'n vierjarig kind
overleiten wier de beste kans tot onbetwist behoud
van heulie vraihaid voorspiegelde. Ze liete der overrede,
vier van heulie zeker en die sloege de hand an de Ko
ning. Dus was der wel vast veel grond om te verwachte,
dat dut doen en leiten tot 'n vervolging loide zou. Maar
was der ok grond om onder de kroigslieden, die de
Koning ter heirvaart volgd wasze, verreid te vermoe
den? Ze hewwe der Vorst in de steek leiten en dut gaf
stof tot zelfverwoit of verdenking, maar de voorzichtig-
hoid bai 't beraien van 't ais geboden, wat de Koning
niet in acht nomen had, reidde wel an om niet in ge
slóten gelid voort te raien en liever de teugel te keeren
as 'n gevecht te wagen, weerbai de voetknecht op et
gladde ais veuls te veul boven de ruiters op voor hewwe
zou. Der bestinge redens, die de dóód van Koning Wul-
lem voor 'n partai in het Raik en ok in Holland wen-
schelik maakte en die redens hew ik elders gelde leiten.
Maar zuks wettigt nag nooit an verreid te denken en
te micnen, dat de Vorst deur z'n oïgen mense opzettelik
verleiten worren is."
Nou, we hewwe eerst 't woord geven an de perfester;
nou is de beurt an M. P. Rosmade (1S71) uit Alkmaar.
De verscholen Westfriezen vermoeden niet, dat
de voorste der twee ruiters, in mantels gewikkeld en
den langs directen weg, door een of andere bespui
ting bijv. Ter voorkoming van de ziekte mag natuur
lijk in geen geval pootgoéd genomen worden om
zieke planten of zelfs van op het oog gezonde plan
ten, die in de nabijheid van zieke staan. Dit behoeft
voor hem, die het bovenstaande aandachtig gelezen
heeft, geen nader betoog. Komt in een perceel een vrij
groot percentage bladrolzieke planten voor, dan is
het beter daarvan in het geheel geen poters te win
nen. Op zulke velden, moet men in de eerste jaren
ook liever geen aardappelen meer verbouwen. In
dien in een overigens fraai gewas, waarvan men
gaarne poters zou winnen enkele bladrolzieke plan
ten voorkomen, verdient het aanbeveling deze zoo
spoedig als men ze herkent, te verwijderen. Deze
maatregel geeft wel geen afdoen den waarborg, dat
in de nateelt geen badrolziekte zal voorkomen, maar
eenigen invloed ten goede gaat cr wel van uit.
De aangewezen methoden, om deze ziekte tegen te
gaan zijn stamboomteelt en (minder volkomen, doch
toch ook nog wel bevrediggend) massaselectie. Doch
hiervan is zooveel te vertellen dat ik daarover wel
(alleen een opstelletje kan maken. Laat ik beginnen
met te zeggen, dat vooral stamboomtéelt een zeer
lastige karwei is, waarmee men het wel eens kan
treffen, doch waarmee men ook'zeer ongelukkig kan
wezen, zoodat de zoogen. moeiten en opofferingen van
jaren soms in eenen te niet worden gedaan. Doch
daarnaast staan gelukkig ook kansen van slagen. Dat
moet ge maar eens vragen aan Gebroeders Waiboer
in den Anna Paulovvnapolder en aan Carpentier in
de Wieringerwaard. Om als aardappelselecteur te
slagen, moet ge beschikken over een behoorlijke
dosis kennis, over veel geduld en als niet te ver
geten factor over een beetje.... geluk; zelfs niet eens
zop'n heel klein beetje.
S.
V.
Ziet U wel in dat bij iedere herhaling van een aan
val van rheumatiek Uw gestel in hooge mate ver
zwakt zal Uw achteruitgaande gezondheidstoe
stand nog in staat zijn elke heerschende ziekte
epidemie te doorstaan? Dikwijls doen zich compli
caties voor ontsteking van het beschermende hart
vlies komt niet zelden voor. Waarom niet dadelijk
in te grijpen koop een flacon Kruschen Salts bij
Uw apotheker of drogist. Toereikend voor twee
maanden. Kruschen stopt niet alleen die stekende,
snerpende pijnen en verwijdert niet slechts die pijn
lijke opzwellingen en stijfheid maar het zuivert
Uw bloed van de zuren en vergiften die zich vast
zetten in Uw gewrichten en spieren en al Uw ellende
veroorzaken. Kruschen Salts bouwt Uw gestel 'op
en voert nieuw leven en energie naar ieder deel van
Uw lichaam. De rheumatiekaanvallen komen steeds
minder en minder voor, totdat U tenslotte nauwe
lijks meer zult weten wat pijn of kwelling i§. Neem
iederen morgen een half theelepeltje in een glas
warm water eet al de zoetigheden waar U van
houdt vreest geen dampig, regenachtig weer
omdat Kruschen U de beste bescherming geeft. Geen
rheumatiek meer wanneer U de dagelijksche dosis
neemt.
op een afstand gevolgd door een derde, bijna nog een
lcnaap, die de hinderlaag naderden, Graaf Willem II,
hun wettige Landsheer is; zelfs Doedijn is er niet zeker
van.
De Graaf heeft bijna de vlakte van het kleinere meer
bereikt en bevroedt nog niet, welke gevaren hem van
nabij bedreigen. Hij houdt het voor zoo zeker dat deze
dag zijn levensgeluk zal bevestigen. Ja verneemt
hij niet door de stilte die in zijn nabijheid heerscht
nevens het gerucht van zijn naderend leger het klok-
geklep van Opdam en Hensbroek, en ziet hij in het
zuidoosten boven de rietbosschen den rook dier bran
dende dorpen niet ten hemel stijgen? „Waarlijk de
sterke Brederode wreekt zijn beroofde Kennemers! Zie
hoe welvarend ligt daar nu nog voor mij het Hooghout-
wouder dorp. Helaas! dat het zal moeten boeten
voor gepleegde plundering en moordMaar vindt ge
niet, Kroonstein! dat het ijs hier zich donkerder voor
doet wellicht zwakker is? Laat ons behoedzaam zijn
en een weinig naar den kant uitwijken."
Nauwelijks heeft de Graaf die opmerking geuit, of
plotseling kronkelen als zilveren bliksemstralen door de
donkere ijskorst verscheidene barsten naar alle kanten
heen onder knappende, knallende en snerpende gelui
den, die langs de vlakte der Berkmeer heen snéllen en
zelfs aan de overzijde schijnen weg te sterven jnet kla
gelijk gerucht.
„Help mij, Kroonstein! reik mij uw lans toe!" roept
Willem, want het ijs buigt en zinkt en breekt onder den
hoefslag van zijn zwaar geharnast krijgsros en het dier
dompelt tot aan de borst in het water. De scherpe ijs-
schollen stijgen weer naar boven en rinkelen om het
spartelend paard, dat pogingen doet zich uit het gevaar
te verlossen. „Kroonstein!" roept de Graaf andermaal,
terwijl hij tot nu toe vruchteloos poogt zijn armen uit
de mantelplooien te bevrijden.
Maar de Vlaming heef terstond zijn lichten klepper
op een afstand gehouden, en verzekert zich een onbe
lemmerd toeschouwer; desnoods zal hij beletten, dat de
jonker van Egmond ter hulpe schiet. Doch in zijn na
bijheid schuilt een hoofd met een andere meening, om
trent zijn bedoelingen. Het riet wijkt en kraakt, een
ruige arm zwaait een bijl. De verrader stort van 't
paard en valt als een doode tusschen de scherpe rieten.
De jonker van Egmond heeft genoeg gezien om ijlings
hulp van 't leger in te roepen.
Laat het zich dan haasten!! Het paard van den Vorst
plonst en trapt woelt de modder naar boven en spat
vuile waterstralen om zich heen. De Graaf spoort het
met kracht, opdat het zich redde. Maar het beest maakt
zich angstig, zinkt dieper, valt ter zijde en beknelt zya