Aliencti llitiis- WESTFRIESSE VERTELLINGEN Uitgevers: N.V. v.h. TRAPMAN Co., Schagen. Eerste Blad. BOERDERIJ en \EEHOUDERIJ Degeneratieziekten bij aardappelen. door Dr. T. P. Merkrid van Eertswoude. Reclames. GEVAARLIJKE RHEUMATIEK! Zaterdag 22 Juni 1929. 72ste Jaargang No. 8479 Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver- tentiën nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst POSTREKENING No. 23330. INT. TEI.EF. No. 20. Prijs per 3 maanden fl.65. Losse nummers 6 cent. ADVERTEN- TlëN van 1 tot 5 regels fl.10, iedere' regel meer 20 cent (bewijsno. inbegrepen). Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend. DIT NUMMER BESTAAT UIT ZES BLADEN. Dezer dagen fietste ik fcngs een aardappelveld, waarop een drietal personen zeer nauwkeurig de aardappelen bekeken. Zij waren daarbij gewapend met een bril waarin donkere glazen geplaatst wa ren. Wat deden die menschen daar, denkt ge. Wel, heel eenvoudig; het drietal vormde een keurings commissie, aan wie opdracht gegeven was om veld- keuringen te verrichten. We zullen de vrijheid eens hebben met deze menschen eens mede te loopen door de aardappelvelden en eens een praatje met hen te maken. Op onze vraag, wat zij zoeken, hooren we, dat zij op stap zijn om degeneratieziekten op het spoor te komen. Weet ge wat men daaronder verstaat, geachte lezer. Het woord degenereeren is zeker niet onbekend. Het beteekent achteruit gaan in productie, achteruitgaan in werkkracht. Onder de aardappels ikomen ettelijke van zulke ziekten voor, n.1. bladrol- jdekte, mozaiek-ziekte, krinkel en stippel-streepziekte. De mij toegemeten plaatsruimte in deze rubriek Boer derij en Veehouderij der Schager Courant veroorlooft mij niet in een keer alle vier deze ziekten te behan delen. Ik moet er later nog eens op terug komen. Voor ditmaal wil ik eens iets schrijven over de Blad- rolziekte der aardappelen. Iemand, die zeer goed met deze ziekte vertrouwd is, ziet ze. reeds eenige weken na de opkomst; het geheele groeiseizoen door blijven de zieke planten waarneembaar, daar zij gewoonlijk slechts weinig vroeger afsterven dan de normale. In de maand Juni en Juli worden de verschijnselen dui delijker; vooral bij de onderste bladeren. Deze, maar ook de overige, nemen een min of meer gootvormige gedaante aan, doordat de randen van de bladeren zich aan de zijkanten ombuigen, erwijl de hoofd- nerf gestrekt blijft. Daar aldus de licht gekleurde onderzijde der bla deren naar boven gebogen wordt, valt zij meer in 't oog en zijn de bladrolzieke planten gewoonlijk reeds óp een afstand te herkennen aan de lichte kleur van Ihet loof. Bij sommige soorten blijft ook het blad steil overeind staan, terwijl het bij gezonde planten zich wijd uitspreidt. Ten slotte voelen de bladeren der zieke planten wat stijver aan en zijn wat broozer dan de gezonde, terwijl de scheuten kleiner blijven. Door de hardheid en stijfheid der bladeren maken de sten gels, als men -ze beweegt, een blikachtig geluid; de praktijk spreekt daarom wel van rammelaars. Zie zoo, nu kunnen we ons zeker wel een duidelijke voorstelling maken van het ziektebeeld. De hier boven beschreven zieke planten zijn ge groeid uit knollen, welke met de ziekte behept waren, (hetzij dat zij gevormd zijn van planten die het vorige jaar zelf bladrolziek waren, hetzij aan buurplanten van zieke planten. Men noemt dit den secundaiien vorm der bladrolziekte. Hiertegenover staan de plan ten die pas in den loop van den zomer geïnfecteerd zijn geworden; planten die dus gezond geweest zijn, uit gezonde knollen zijn voortgekomen, doch geduren de den groei door besmetting ziek zijn geworden. Men noemt ze dan primair ziek. Gewoonlijk zijn primaire zieke planten veel minder karakteristiek ziek dan secundaire. Primair ziek moet gezocht worden in de bovenste bladeren en scheuten, doch niet zelden zijn de verschijnselen zoo weinig duidelijk, dat zelfs een zeer daarop geoefend persoon ze niet met zekerheid kan vaststellen. De opbrengst van secundair bladrolziekte planten is gering, en bestaat in ernstige gevallen meestal uit slechts een weinig kriel; we zeiden het immers al reeds: teruggang in productie. Ook in zetmeelgehalte staan de knollen van zieke planten achter bij die van gezonde, dus dubbele schade. Wanneer wij een aardappelveld bezien, staan de zieke planten in het algemeen tusschen de gezonde verspreid en ook zijn nfet alle aardappelsoorten in gelijke mate vatbaar. Buitengewoon vatbaar zijn Andijker muisjes en an dere vroege aardappelsoorten. Bravo, enz. Het volgende moet men eens goed onthouden. Uit zieke pootaardappelen krijgt men nooit volkomen ge zonde planten. Steeds krijgt men er in meerdere of mindere mate zieke, vaak zeer ernstige zieke plan ten uit en zoo is de totale opbrengst, die men uit zieke pootaardappelen krijgt, heel gering; zoowel wat betreft het gezamenlijke aantal kilo's als wat aangaat de grootte en de kwaliteit der knollen. Van primair aangetaste planten, die dus pas vrij laat in den zomer ziek zijn geworden en dan meestal.in lichte mate, kan de opbrengst uit den aard der zaak nog voldoende zijn. Voor pootgoed zijn de aardappelen van zulke planten afkomstig, echter, ten eenenmale ongeschikt. Begrijpt ge nu waarde lezer, waarom heeren keur meesters zoo scherp kijken of zij verdachte exempla ren kunnen vinden. Zulke planten zou het toekom stige pootgoed niet zoo'n klein beetje kunnen beder ven. Alvorens nu de oorzaak na te gaan van het ont staan van zieke planten, wil ik eerst eens trachten u begrijpelijk te maken, waardoor die mindere op brengst ontstaat. Bladei-en en stengels bestaan zooals velen wel zullen weten uit cellen, die vaak aaneen gegroeid zijn tot vaten. Deze vaten dienen in de eer ste plaats voor het vervoer der stoffen, die in de bla deren worden gemaakt, in den vorm van eiwitstoffen en zetmeel naar de knollen worden afgezet. Het zijn de vaten nu, beter gezegd, de zeefvaten nu, die te vroeg afsterven; deze worden dus buiten werking ge steld en het noodwendig gevolg is dat het loof klein blijft en dat ook de opbrengst gering is. Er is n.1. geen aanvoer van voedsel meer, en de geheele plant lijdt een kwijnend bestaan. De oorzaak der bladrolziekte is al voor vele ge leerden een studie-object geweest. Mannen als Dr. Oostwijn Botjes te Oostwold en Prof. Quanjer te Wa- geningen hebben al vele jaren de oorzaak van deze ziekte trachten te vinden. Eerst dacht men met een bacterieziekte te doen te hebben; vooral toen het Dr. Oortwijn gelukte om de ziekte van zieke planten op gezonde te doen overgaan door enting, meende men vast en zeker dat men met een bacterieziékte te doen had. Het zouden echter dan wel heele kleine bac- terieën moeten wezen, aangezien de zeefvaten niet grooter in doorsnede zijn dan ongeveer 0.01 X 0.01 m.M2. 0.0001 m.M2. De kleinste maat voor de he den ten dage bekende bacteriën bedraagt 0.001 m.M. Deze ziekteverwekker zou dus nog 10 maal zoo klein moeten wezen als de kleinste bacterie die men te- V» ÏLLEM n, ROOMSCH Eu.ING, (Neidruk verbóden.) IS HAI DEUR VERBEID OM 'T LEVEN KOMEN? Deuze vraag is al oftig dein en op verskillende meniere Is deer ok al op antwoord worren. Ok 'n antwoord, deur Dr. W. G. Brill, oud-hoogleer aar; maar nou loikt M. P. Rosmade uit Alkmaar geen zinnighoid te hewwe, om 'm zoo maar deerbai neer te legge. Brill zoit, dat Melis Stoke 't vermoeden, dat de Graaf ófmaakt Is deur lui, die 'm konne, 't perbeerde te onderdrukke. Deuze poging beVaist nouw net dat er toe in die toid wasze, die dat vermoeden hadde. De Koning den, zoo verhaalt ie, reed in de winter an 't houfd van de soldate, die hai ter beirvaart bevólen had, ln de buurt van Alkmaar over 't ais, al de zaine vooruit, 'n bende Westfriezen tegemoet; toen ie in heulie buurt kommen was, brak 't ais onder 'm en vier Friezen liepe toe en sloege 'm dóód, zonder te wete wie die oigenluk was. Zoo 't skaint zag gienien van 's Könings kant dut droevig fait Toe de aare Friezen toekwamme en an de wapenrusting zagge, dat zai 'n houge persoon versloegen hadde, waster ien onder, die 'm kon en 't was 'n heele Jconsternasie toe ze hoorde, datte ze de Koning dood maakt hadde: Dut ontstelde ze erg. Maar wat nou te doen; 't geval lag er. En toe borge de vier, die 'm dóód maakt hade, 't loik stiekum, ergens in 'n huis te Houg- woude en zoo dat de aare niet wiste wéér en weerdeur 't gehoim blaive kon alliendig bai de vier manne, die der belang bai hadde om 't stil te houwen. Maar Melis Stoke skroift der bai, dat ie niet wist en niet gisse kon, weerom zai de zaak zoo gehaimzinnig bestoeteld hadde. Dat was ok zoo as 't 'm hilkendal op deuze manier toe droegen had, zooas ie verhaalde, den was der gien grond- voor die achterkousige handeling. Ommers, hadde ze den zeggen kent: ien op ons ofkommende vaiandelikke ridder hewwe wai nel Kroigsgerecht ómbrocht en gienien had dut as 'n strafbare moord an kinne merke en heulie vervolge. Dus verreidt dat deur Melis Stoke zelf skrevene over dat haimelikke begrave, dat der niet alliendig 'n onvoor bedacht geval plaats had had, maar dat er niks minder as 'n moord pleegd was en den bloikt dat zain voorstel ling niet de juiste weze ken. Alliendig in geval van moord was 't reidzaam het loik an alle neisporing te onttrekke, deer, zoo 't niet bai 't proces voorlegd wier, alles onvervolgd bleef en niet te straffen was. Maar 't was er Melis Stoke om te doen, de miening te logenstraffe, dat de Graaf opzettelik deur lieden, die 'm konne, ombracht was. En weerom ver langde hai dat gevoelen ófwezen te zien? Omdat den alle vermoeden van opzetteluk verreid verviel, 'n gevoe len, weerbai natuurlik medeplichtige zoekt worre mos ten en datnag wel onder 's Kónings volgelinge, die 'm op z'n ientje zoo veer vooruit raie hadden leiten. In z'n kreniek het de skraiver ok wel het vreemde van deuze omstandighoid anhaalt, toe ie skreef: hoe mag 't beurd weze, dat zoo veul edele manne heulie heer voor uit hewwe raie leite: veuleer hadde zai 'm neirenne moe ten en heulie laif mit 'm wage, liever den d'r Vorst in gevaar te leite. Deuze vraag, voegt ie er bai, kin ik niet oplosse. Je voel 't wel an, dat ie er niks kwaads van zoggen wou. En nag erger, deuze mededeeling van z'n bedenken het ie later reidzaam vonden stil te houwen, deer ze gien gedachte opwekke moste, die beter weg bloive kon ne. Ommers, later het ie in de kreniek de regels, weerin hai dat bedenken had uitsproken, niet overnomen. Zoo geeft Melis Stoke's aigen verklaring over z'n onbekendheid van de reden èn van het stiekeme weg brengen van 't laik, èn ok nag van de vreemdighoid, dat de Vorst alliendig lelten was, stof tot het oordeel, dat ie 't geval niet juist bericht het, en wai zien deerom om nei 'n aare bron, die ons meer licht geeft, en die vin-de we in de krenieke van Emo en Menko. Zullie verhale 't volgende: Toe de Koning, vertrouwend pp z'n bereden ridders, genwoordig kent. Onmogelijk is zulks niet; maar te be weren dat het zoo is, is het ook nog geenszins. Voor- loopig tast men dus over de oorzaak nog in het duister. Wel staat het vast dat de ziekte met de poters, als die van zieke planten afkomstig zijn, over gaat. Doch dat niet alleen. Maar Dr. Oortwijn Botjes heeft eveneens proefondervindelijk vastgesteld, dat gezonde planten, staande naast bladrolzieke planten, zeer vaak eveneens ziek worden, al is het soms in zoo geringe mate, dat men ze niet als ziek kan her kennen. Bij de nateelt blijkt het dan echter onmis kenbaar, dat zij primair ziek zijn geweest. Tot voor enkele jaren was niet bekend op welke wijze de in fectie werd overgebracht! het scheen te blijken uit proeven in kastjes genomen, waarbij zieke planten wel met haar wortels, maar niet met haar loof met gezonde buren in aanraking konden komen, dat de infectie alleen door den grond ging. Later heeft men dit standpunt weer moeten laten varen en nu neemt men als vaststaande aan, steunende daarbij op de proefnemingen van Dr. Oortwijn Botjes in Nederland en later ook van een paar Amerikaansche onder zoekers, dat de ziekte wordt overgebracht door blad luizen, die na op zieke planten gezogen te hebben, zich begeven naar gezonde naburige planten om ook daar haar zuigsnuit in het weefsel te boren. Op zich#zelf is deze verklaring niet 500 heel gezocht. We weten immers dat ook sommige ziekten van den mensch en van huisdieren worden overgebracht door insecten, die smetstof uit bloed van zieke menschen of die ren, dat zij hebben opgezogen, over voeren in het bloed van gezonde personen, die zij daarna steken, zooals bijv. de malaria door muggen, de vlektyphus door kleederluizen, een paardenziekte in Afrika door de Asetsevlieg. Nu komt er bij dat gevalletje een gelukje. Luizen bewegen zich in den regel heel traag en gaan meestal niet zoo heel ver van huis. Vandaar dat alleen de buurplanten van zieke planten besmet worden en planten iets verder weg niet meer. De afstand waarop de besmetting wordt overgebracht, hangt af van de omstandigheden! in sommige jaren geschiedt dit tot 20 M. ver van de bron van besmet ting; in andere, jaren bepaalt de besmetting zich al leen tot de buurplanten. Op de klei nabij de kust in Noord- en Zuid-Holland ontwaart de praktijk veel minder besmetting en degeneratie dan op zand- en veengronden. De verklaring hiervoor zou moeten we zen, dat de frisgche zeewinden het leven voor luizen rJiict gunstig beinvloeden. Het klimaat is daarvoor .te koud en te guur. De warmere zandgronden zou den een meer geschikte kweekplaats en broedplaats van ongerechtigheid zijn in dit opzicht. Proeven heb ben eveneens aangetoond, dat als de planten vroeg gerooid worden, hiermede ook de ziekte wordt tegen gegaan. Zeer gewoon zult ge zeggen. De planten staan dan minder tijd bloot aan besmetting. Wel ja, zoo is het. Of nu evenwel de insecten als luizen, wantsen, cicaden de eenige overbrengers zijn, is nog niet uit gemaakt. Al heeft men de veronderstelling losgela ten, dat de smetstof ook in den grond achterbleef, onmogelijk is het natuurlijk niet dat de smetstof ook in leven kan blijven in aardappelknollen, die in den grond achter blijven, uit welke dan het volgend jaar, zooals na zachte winters geschiedt, opslagplanten ont staan; misschien ook kunnen sommige nóg niet be kende onkruiden de zwam blijven herbergen. Een zekerheid is, dat de ziekte niet met het zaad wordt overgebracht. Nieuwe variëteiten, die uit zaad voortkomen, brengen de ziekte dus niet mee bij hun ontstaan. Of zij evenwel meer of minder vatbaar zijn kan eerst bij nabouw blijken. Do besttrijding van deze ziekte kan niet geschie in den winter over het ais Frieslands binnenland in trokken was, kwam 'n skare Friezen voetvolk hem en z'n ridders teugen. Zoo zou d'r op 't ais 'n gevecht le- verd motte worre: dut vonden de ridders te gevaarlik en zullie sloege op de vlucht. Maar onder 't peerd van de Koning brak 't ais; hai zelf wier gevangen nomen, 'n Uitweken ridder van den Vorst kon 'm en maakte 'm bekend; toe wier ie deur de Friezen dóód maakt, 't Loik wier deerop deur de moordenaren stiekum ergens in 'n huis begraven. Volgens dat verhaal magge wai ons de zaak zoo voorstelle, dat de kroigsliede van den Koning, 'n gevecht op 't ais niet andurvend, heulie peerde op ienbons keere leiten hewwe, zonder nei d'r Vorst om te kaike, die op deuze menier niet vlugte wou. Meskien verwachtte ie, dat 't ontzag, hetwelk zoin persoon en rang an onderdane most inboezeme, bewerke zou, dat zai nei rede luistere zouwe en hai mit woorde de sturm bezwere kon! Maar 't is zeker beurd, dat 't ais onder z'n peerd stik gong. Dut ongeluk kwam 'n niet te pas want toe is ie deur 'n troep Friezen omsingeld en was ie faitelik gevangen. Ien nei de Friezen overloupen ridder maakte bekend,, wie de gevangene was; doch veer deer- vandaan dat dut de Friezen zou hewwe doen besluite zain persoon te ontzien en te poge van hem te verkrai- gen wat zai begeerde, of wel 'm eerst teugen 't lospreis in geld of teugen goeie voorwaarde los te leiten, gawe ze gehoor an de overlouper, die heulie de dood van heu- lies gevangene weerdeur Holland an 'n vierjarig kind overleiten wier de beste kans tot onbetwist behoud van heulie vraihaid voorspiegelde. Ze liete der overrede, vier van heulie zeker en die sloege de hand an de Ko ning. Dus was der wel vast veel grond om te verwachte, dat dut doen en leiten tot 'n vervolging loide zou. Maar was der ok grond om onder de kroigslieden, die de Koning ter heirvaart volgd wasze, verreid te vermoe den? Ze hewwe der Vorst in de steek leiten en dut gaf stof tot zelfverwoit of verdenking, maar de voorzichtig- hoid bai 't beraien van 't ais geboden, wat de Koning niet in acht nomen had, reidde wel an om niet in ge slóten gelid voort te raien en liever de teugel te keeren as 'n gevecht te wagen, weerbai de voetknecht op et gladde ais veuls te veul boven de ruiters op voor hewwe zou. Der bestinge redens, die de dóód van Koning Wul- lem voor 'n partai in het Raik en ok in Holland wen- schelik maakte en die redens hew ik elders gelde leiten. Maar zuks wettigt nag nooit an verreid te denken en te micnen, dat de Vorst deur z'n oïgen mense opzettelik verleiten worren is." Nou, we hewwe eerst 't woord geven an de perfester; nou is de beurt an M. P. Rosmade (1S71) uit Alkmaar. De verscholen Westfriezen vermoeden niet, dat de voorste der twee ruiters, in mantels gewikkeld en den langs directen weg, door een of andere bespui ting bijv. Ter voorkoming van de ziekte mag natuur lijk in geen geval pootgoéd genomen worden om zieke planten of zelfs van op het oog gezonde plan ten, die in de nabijheid van zieke staan. Dit behoeft voor hem, die het bovenstaande aandachtig gelezen heeft, geen nader betoog. Komt in een perceel een vrij groot percentage bladrolzieke planten voor, dan is het beter daarvan in het geheel geen poters te win nen. Op zulke velden, moet men in de eerste jaren ook liever geen aardappelen meer verbouwen. In dien in een overigens fraai gewas, waarvan men gaarne poters zou winnen enkele bladrolzieke plan ten voorkomen, verdient het aanbeveling deze zoo spoedig als men ze herkent, te verwijderen. Deze maatregel geeft wel geen afdoen den waarborg, dat in de nateelt geen badrolziekte zal voorkomen, maar eenigen invloed ten goede gaat cr wel van uit. De aangewezen methoden, om deze ziekte tegen te gaan zijn stamboomteelt en (minder volkomen, doch toch ook nog wel bevrediggend) massaselectie. Doch hiervan is zooveel te vertellen dat ik daarover wel (alleen een opstelletje kan maken. Laat ik beginnen met te zeggen, dat vooral stamboomtéelt een zeer lastige karwei is, waarmee men het wel eens kan treffen, doch waarmee men ook'zeer ongelukkig kan wezen, zoodat de zoogen. moeiten en opofferingen van jaren soms in eenen te niet worden gedaan. Doch daarnaast staan gelukkig ook kansen van slagen. Dat moet ge maar eens vragen aan Gebroeders Waiboer in den Anna Paulovvnapolder en aan Carpentier in de Wieringerwaard. Om als aardappelselecteur te slagen, moet ge beschikken over een behoorlijke dosis kennis, over veel geduld en als niet te ver geten factor over een beetje.... geluk; zelfs niet eens zop'n heel klein beetje. S. V. Ziet U wel in dat bij iedere herhaling van een aan val van rheumatiek Uw gestel in hooge mate ver zwakt zal Uw achteruitgaande gezondheidstoe stand nog in staat zijn elke heerschende ziekte epidemie te doorstaan? Dikwijls doen zich compli caties voor ontsteking van het beschermende hart vlies komt niet zelden voor. Waarom niet dadelijk in te grijpen koop een flacon Kruschen Salts bij Uw apotheker of drogist. Toereikend voor twee maanden. Kruschen stopt niet alleen die stekende, snerpende pijnen en verwijdert niet slechts die pijn lijke opzwellingen en stijfheid maar het zuivert Uw bloed van de zuren en vergiften die zich vast zetten in Uw gewrichten en spieren en al Uw ellende veroorzaken. Kruschen Salts bouwt Uw gestel 'op en voert nieuw leven en energie naar ieder deel van Uw lichaam. De rheumatiekaanvallen komen steeds minder en minder voor, totdat U tenslotte nauwe lijks meer zult weten wat pijn of kwelling i§. Neem iederen morgen een half theelepeltje in een glas warm water eet al de zoetigheden waar U van houdt vreest geen dampig, regenachtig weer omdat Kruschen U de beste bescherming geeft. Geen rheumatiek meer wanneer U de dagelijksche dosis neemt. op een afstand gevolgd door een derde, bijna nog een lcnaap, die de hinderlaag naderden, Graaf Willem II, hun wettige Landsheer is; zelfs Doedijn is er niet zeker van. De Graaf heeft bijna de vlakte van het kleinere meer bereikt en bevroedt nog niet, welke gevaren hem van nabij bedreigen. Hij houdt het voor zoo zeker dat deze dag zijn levensgeluk zal bevestigen. Ja verneemt hij niet door de stilte die in zijn nabijheid heerscht nevens het gerucht van zijn naderend leger het klok- geklep van Opdam en Hensbroek, en ziet hij in het zuidoosten boven de rietbosschen den rook dier bran dende dorpen niet ten hemel stijgen? „Waarlijk de sterke Brederode wreekt zijn beroofde Kennemers! Zie hoe welvarend ligt daar nu nog voor mij het Hooghout- wouder dorp. Helaas! dat het zal moeten boeten voor gepleegde plundering en moordMaar vindt ge niet, Kroonstein! dat het ijs hier zich donkerder voor doet wellicht zwakker is? Laat ons behoedzaam zijn en een weinig naar den kant uitwijken." Nauwelijks heeft de Graaf die opmerking geuit, of plotseling kronkelen als zilveren bliksemstralen door de donkere ijskorst verscheidene barsten naar alle kanten heen onder knappende, knallende en snerpende gelui den, die langs de vlakte der Berkmeer heen snéllen en zelfs aan de overzijde schijnen weg te sterven jnet kla gelijk gerucht. „Help mij, Kroonstein! reik mij uw lans toe!" roept Willem, want het ijs buigt en zinkt en breekt onder den hoefslag van zijn zwaar geharnast krijgsros en het dier dompelt tot aan de borst in het water. De scherpe ijs- schollen stijgen weer naar boven en rinkelen om het spartelend paard, dat pogingen doet zich uit het gevaar te verlossen. „Kroonstein!" roept de Graaf andermaal, terwijl hij tot nu toe vruchteloos poogt zijn armen uit de mantelplooien te bevrijden. Maar de Vlaming heef terstond zijn lichten klepper op een afstand gehouden, en verzekert zich een onbe lemmerd toeschouwer; desnoods zal hij beletten, dat de jonker van Egmond ter hulpe schiet. Doch in zijn na bijheid schuilt een hoofd met een andere meening, om trent zijn bedoelingen. Het riet wijkt en kraakt, een ruige arm zwaait een bijl. De verrader stort van 't paard en valt als een doode tusschen de scherpe rieten. De jonker van Egmond heeft genoeg gezien om ijlings hulp van 't leger in te roepen. Laat het zich dan haasten!! Het paard van den Vorst plonst en trapt woelt de modder naar boven en spat vuile waterstralen om zich heen. De Graaf spoort het met kracht, opdat het zich redde. Maar het beest maakt zich angstig, zinkt dieper, valt ter zijde en beknelt zya

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1929 | | pagina 1