VAN DIT EN EN VAN ALLI DAT Drie Menschen. AT VOOR ONZE SCHAKERS. VOOR ONZE DAMMERS. EVENTJES DENKEN. ZWEM-SEÏZ0EN. Vraagstuk No. 387. Vraagstuk No. 388. Wk H H m IN n S üf n "4| if 'M n 11 *1 B m m WK SI SS n II m m, w m 111 W, Vraagstuk No. 385. Vraagstuk No. 386. WETENSWAARDIGHEDEN. Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 10 Augustus 1929. No. 8508. van J. M 11 e r, Petrograd. Zwart: 5. ede Wit: 6. De diagramstand in cijfers behoort te luiden: Wit Khl, Dgl, Ld3 en drie pionnen op a3, e2 en e5. Zwart Ka5, Pc3 en drie pionnen op a4, b6 en e6. Wit speelt en geeft mat in drie zetten. OPLOSSING PROBLEEM No. 376. van E. E. Westbury. De diagramstand in cijfers was: Wit Kfl, Dh4, Pg5, Ph5, Lb8, Tc8. Zwart Kd5, Tb5, Pa3, Ph3 en vier pion nen op b3, b6, f5, g7. Wit speelt als sleutelzet: Dh4 a4ü Op L Fa3. 2. Dc4. Op 1. b2; 2. Ddl. Op 1. Tob; 2. Td8. Op L T ad libitum; 2. Dd7. Op 1 f4; 2. De4. Op 1. g6; 2. Pf6. Op 1. Ph3; 2. Pf4, steeds dus met mat op den tweeden zet In dit vraagstuk treft ons voor alles de open, vrije opstelling der stukken. Die is in tempo-problemen, waar alles zorgvuldig uitgebalanceerd moet zijn, niet zoo gemakkelijk te bereiken. De opstelling is aange naam om naar te zien, een factor, waarom de leek op probleemgebied aanvankelijk geneigd is te lachen. Pro blemen zijn toch geen prentjes? Maar als men eens even bij zichzelf overlegt zal men moeten toegeven, dat een prettig uitziende open stelling veel sterker tot oplossen trekt dan een zware ineengedrongen stand. En niet omdat zoo'n open stelling altijd gemakkelijk is op te lossen. Integendeel! Van alle kanten kan men de zwarte majesteit te lijf en het is daardoor veel moeilijker de juiste aanvalsrichting te bepalen. Er gaat wel degelijk bekoring uit van een gracieuse op stelling. En dat is mede het geval bij een rein mat, waarbij de stukken sierlijk gegroepeerd zijn. In dit probleem komen geen reine matstellingen voor, maar toch is er een bijzonderheid die ons aangenaam treft; in verschillende matstellingen blijft de zwarte koning geheel vrij staan en wordt geen enkel aangrenzend veld door een wit of zwart stuk bezet. Men noemt dat „Spiegel-mat" (mirror-mate), omdat de zwarte koning a,h.w. rondom in het bord zich kan spiegelen om te zien hoe'n „mooie dooie" hij wel is. Wie meer van dit genre wil weten leze Weenink's bekend standaard-werk op probleemgebied: „Het Schaakprobleem", waarvan het bovenstaade ontleend is. van A. D. Querido, Amsterdam. Zwart: 10. De diagramstand in cijfers moet luiden: Zwart 9 schijven op 7, 9, 10, 14, 18, 20, 22, 23, 28 en een dam op 26. Wit 8 schijven op 21, 29, 31, 37, 43—45, 48 en een dam op 46. Wit speelt en wint op schitterende wijze. Dit vraagstuk zal voor menigeen een harde noot z^jn om te kraken. OPLOSSING PROBLEEM No. 577, Studie van N. de Haas, Rotterdam. De diagramstand was: Zwart 11 schijven op 7, 8, 10 15, 18, 19 en 36. Wit 11 schijven op 21, 25, 33, 34, 37—39, 40, 42 en 47. Wit speelt 25—20. Als zwart 14X25 slaat dan wint wit op de volgende manier 2117 (11X22, slaat zwart 12X21 dan wint wit op dezelfde wijze, maar slaat in plaats van naar 5, 34X1). Wit verder 3Y 31, 3832, en 34X5. Als zwart daarentegen als eersten zet 15X24 slaat dan volgt winst voor wit door 2117 (11X22, wit: wint 12X21, wit: 37—31, 38—32, en 34X3). Verder 33—28, 38X9, 47—41!, 39—33 en 34X5!! Een interessante combinatie, die veel leerzaams bevat. JACHT-MOEILIJRHEDEN. Een amateur jager, op zijn jachttochten even rijk als ongelukkig, inviteert een groot aantal vrienden, om den morgen na de opening van de jacht de tallooze slachtoffers van zijn geweervuur te komen opeten. Als voorzichtig mensch, die aan tegenspoed gewoon was, en om zich in elk geval voldoende op zijn capaciteiten als jager te kunnen laten voorstaan, had hij 100 gulden aan zijn kok gegeven, met de opdracht 100 stuks groot en klein wild te koopen. Het was maar goed dat onze jager dien kleinen voor zorg genomen had, want hij schoot alleen zijn fraaist en hond dood en verknoeide zooveel kruit en lood als hij misschien in geen jaar aan waarde van wild zou terug schieten! De kok had het evenwel zwaar te verantwoorden toen hij zijn opdracht wilde uitvoeren. Hij vond op de markt slechts snippen, patrijzen en hazen; de snippen kostten 10 cents, de patrijzen 100 cents en de hazen zelfs drie keer zoo duur, n.1. f 3 het stuk! 't Was een heele tobberij eer hij bij deze prijzen voor 100 gulden 100 stuks wild te pakken had. Wie kan verklaren hoe hij zich uit den brand hielp? DE KRUISVRAAG. De hieronder gegeven figuur stelt een kruis voor. ge vormd door 9 geldstukken. Men telt in horizontale, zoo wel als in verticale rij 5 geldstukken. De vraag is thans om met gebruikmaking van slechts zeven geldstukken een soortgelijk kruis te leggen en wel zóó, dat er toch steeds in horizontale zoowel als in verticale richting 5 geldstukken kunnen worden ge teld! Hoewel het onmogelijk lijkt aan den eisch in dezen puzzle gesteld te voldoen, is hij toch oplosbaar. Het woordje „onmogelijk" staat immers niet in het woor denboek van den vernuftigen en scherpzinnigen puzz- laar! O O O O O O O O O OPLOSSINGEN DER PUZZLES Nos. 374 en 375. Nou 374. „DE VIJFTIEN SLACHTOFFERS". De stuurman heeft de schepelingen daartoe respec tievelijk aldus geplaatst: 4 Roemenen 5 Turken 2 Roemenen 1 Turk 3 Roemenen 1 Turk 1 Roemeen 2 Turken 2 Roemenen 3 Turken 1 Roemeen 2 Turken 2 Roemenen 1 Turk. Men kan deze volgorde gemakkelijk onthouden, door zich den volgenden Latijnschen versregel in het geheugen te prenten: P-o-p-u-l-e-a-m v-i-r-g-a-m m-a-t-e-r r-e-g-i-n-a t-e-n-e-b-a-t 4521 3 1 12 231 221 Onder de vijf kinkers van het alphabet a, e, i, e, u plaatst men respectievlijk de cijfers 1, 2, 3, 4, 5 en deze komen dan in volgorde te staan, die de oplossing uit maakt van bovengenoemden puzzle. Men dient er nog slechts bij te onthouden, dat bij de Roemenen moet worden begonnen. No. 375. „DE RAADSELACHTIGE FAFIERREEP". Vóór men de uiteinden van den papierenreep aan elkander, plakt, zorgt men er voor, dat men met het eene uiteinde een halven draai maakt en bij het door knippen van den reep vallen er, tot groote verbazing van de toeschouwers, geen twee ringen uiteen, doch is een dubbel zoo groote ring ontstaan als er eerst was! Bij het vertoonen van dit tooverkunstje moet men zorgen, dat deze draai niet opvalt; het is in verband daarmede het beste om een lange en smalle reep stevig papier, bijvoorbeeld pakpapier, te nemen. Men beproeve dit kunstukje nu eens in gezelschap en men zal tevreden zijn over het succes, dat men oogsten mag! DE BIJZIENDE REDDER. Arme kerel! Weet je het nummer niet van de auto die je zoo doormidden heeft gereden? Baders, zwemmers weest voorzichtig, Houdt den slag, maar ook Uw maat, Anders zijt ge met Uw zwemmen, En Uw baden niet gebaat! Velerlei gevaren dreigen In het koele, lokkend nat Voor wie overmoedig worden Èn zijn krachten overschat! Zoekt Uw heil niet in de diepte, Menigeen heeft zich vergist, Daar het net zoo lang als breed is, Hoe ge U per slot verfrischt! En besteedt zóó Uwe krachten, Dat ge, alles wel beschouwd, Om eens heerlijk te genieten, Steeds reserve overtioudt! Ga niet met bravour te water, Menigeen kwam in de klem, Mijdt het: „Luster et Emergo", Of: „Ik worstel en ontzwemü" Als één enkele seconde Door Uw krampend denken schiet: ,,'t Kan m'n laatste reisje wezen, ,,'k Voel het wel, ik h^al het niet!" Meet niet zorgeloos Uw afstand Met een lossen Spaanschen slag, Hoofden koel in 't koele water Op den heeten zomerdag, Laat Uw veiligheid niet zwemmen, Of ge raakt Uw leven kwijt, Kiest het beste uit het beste. Zwemt gij met Uw veiligheid! Baders, zwemmers wpest voorzichtig Bij Uw mooien zomersport, Hebt den moed terug te keeren, Vóór ge overmeesterd wordt. Zwemmen, zwemmers, is geen zwammen, Baders blijft toch bij de hand, En ontduik geen veilig voorschrift, Krijg behoorlijk weer het land! En al lijkt het onwaarschijnlijk, In dit speciaal geval Staan de allerbeste stuurlui Droog en nuchter aan den wal! (Nadruk verboden.) Augustus 1929. KROES. Is het U bekend: dat ex-keizer Wilhelm nog steeds de rijkste Duit- scher is? dat zijn vermogen geschat wordt op 500 millioen goudmark? dat de grootste vogel, die ooit bestaan heeft, moet geweest zijn de „Hoa" van Nieuw-Zeeland, die echter al 400 jaar uitgestorven is? dat volgens sterrenkundigen de omvang van de ster Betelguese 50 millioen keer zoo groot is als die van de zon? dat de Vereenigde Staten jaarlijks 60 millioen pond kunstzijde gebruiken, vervaardigd uit hout? dat de City van Londen 80 K.M. van de zee verwij derd ligt? Oorspronkelijk verhaal door SIROLF. (Nadruk verboden alle rechten voorbehouden.) „Bah!", zei de cynicus en tipte met een verachtelijk gebaar de asch van zijn dikke sigaar in het zilve ren aschbakje, trok zijn mondhoeken misprijzend naar beneden en vervolgde: „Ik voor mij, ik geloof niet aan dat sentimenteele gedoe van zoogenaamde verheven vriendschap tusschen man en vrouw, die zelfs na het huwelijk zou blijven bestaan, zooals som mige geëxalteerde schrijvers beweren. En aan voor zienigheid en al die dingen meer geloof ik evenmin. De een heeft geluk, de ander niet, dat is de heele zaak, stom geluk, of pech, anders niet!" Een van de heeren uit het gezelschap, een ernstig man, met een paar vriendelijke oogen, die iemand eerlijk en regelrecht aanzagen, wanneer men met hem sprak, kuchte eens, m zei: „Ik wil niet met U rede twisten, en ik wil ook geen theorie verkondigen, maar als U er genoegen in heeft, naar me te luiste ren, wil ik U toch eens een merkwaardige historie vertellen." „Graag, we luisteren!", zeiden eenige anderen en zetten zich neer om aandachtig te hooren, wat Brains te vertellen had. Ze mochten Brains, en zijn char mante vrouw, gaarne. „Goed dan", begon hij, „De geschiedenis die ik je nu ga vertellen is jaren geleden gebeurd. Er was een zekere jongeman, laten we hem voor het gemak Johnson noemen. Hij was omstreeks midden twintig en had een bescheiden betrekking op een handels kantoor. Op een zekeren dag had er in de stad, waar hij werkte, een feestmaaltijd plaats, waaraan ook het personeel van zijn kantoor deelnam, ter gelegenheid van een jubileum op handelsgebied. En aan dien maaltijd zaten gasten uit verschillende landen aan. Johnson zat aan tafel tusschen verschillende vreem delingen, dames en heeren, en onderhield zich zoo goed hij kon, met hen in hun taal. He* eerste gerecht was nauwelijks afgewerkt, en men was aan dë soep bezig, toen de voorzitter van den maaltijd attentie vroeg voor één der sprekers. Op dat oogenblik liet Johnson zijn blikken even verder dwalen en zoo ont dekte hij, eenige plaatsen verder, schuins tegenover hem, een meisje dat hem op hetzelfde oogenblik aankeek. Een vreemde emotie beving hem. Hij kon niet verklaren, wat het was, maar hij werd onweer staanbaar aangetrokken door het tengere mcisjesfi- guurtje; het jonge ding twintig wellicht? zag er zóó vriendelijk uit, dat het een waar genoegen was, naar haar te zien. Vanaf dat moment voerde Johnson een vrij zacht, doch heel geanimeerd ge sprek met haar, bijna onopgemerkt door de anderen, hoewel ze toch op eenigen afstand van elkaar zaten, gescheiden door de tafel. Het was een Amerikaansch kantoormeisje, dat een vacantiereisje maakte van haar spaarduitjes, zoo heelemaal in haar eentje en toevallig door een introductie hier beland was. Na den maaltijd, toen de gasten opstonden, en zich nog even met elkaar onderhielden, vóór ze vertrokken, drukten Johnson en het meisje elkaar de hand, stel den zich voor. Een golf van sympathie bewoog zich tusschen hen en de stralende oogen van het meisje ontroerden Johnson tot in het diepst van zijn ziel. Eenige minuten lang spraken ze met elkaar, en het was duidelijk, dat daar iets buitengewoons fijns tus schen hen opbloeide, een bloem van geluk, van onver gelijkelijke schoonheid. Alsof ze wisten, dat ze voor elkaar bestemd waren en elkaar nu gevonden had den. „Mag ik Uw naam en adres misschien precies we ten?" vroeg Johnson. „O, zeker, en ik het Uwe?" vroeg het meisje. Op dat oogenblik dreef de stroom van menschen, die de zaal verliet, hen vaneen. Johnson liet zich meedrij ven met de honderden, zocht in de corridor tusschen de drommen gasten cn bekenden, keek hier en daar en overal. Tevergeefs. Hij vroeg en keek en zocht, noemde de klank van den naam, die hij opgevangen had, toen zij zich aan elkaar voorstelden Alles vergeefs. Toen hij eindelijk naar huis ging, waren alle gasten vertrokken DE ARME! (Gutierrez). Wat is er met je kleine broer te doen? Hij kan niet rekenen, en heeft meer appelen gegeten dan goed voor hem is.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1929 | | pagina 13