VAN DITEN VAN DAT
EN VAN ALLES WAT 5
RADIO-RUBRIEK.
DE WEG NAAR HUIS.
WARE WOORDEN.
Zij, die hun hand ophouden.
De capaciteifsbank.
fes*
Knop
Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 17 Augustus 1929. No. 8512.
Vrij naar een Amerikaansch gegeven,
bewerkt door SIROLF.
(Nadruk verboden).
Jira Bancroft, jong, gebruind, met peinzende oogen,
scherpe groeven om den mond, luisterde maar met een
h'alf oor naar het gepraat om hem heen van de meestal
hem onbekende gasten aan de rijk, zelfs overdadig voor
ziene tafel van zijn vrienden, het jonge echtpaar Stlm-
eon. Hij had de uitnoodiging aangenomen, omdat hij
niets beters wist te doen, troosteloos als hij was, omdat
hij Gladys Jewel's spoor kwijt was geraakt. In Rome
was hij haar op het spoor gekomen, doch drie dagen
te laat; in Venetië één dag, in Parijs had hij haar moe
ten treffen. Maar hier lieten zijn agenten hem plotseling
in den steek. Gladys Jewel stond in geen enkel hotel
ingeschreven. Hij wist, dat ze mooi moest, zijn, en jong
en vriendelijk. Haar naam had hem maandenlang met
een vreemde bekoring aangetrokken. Haar naam op
zijn lijst... Want hij had haar zelf nooit gezien. En Jim
Bancroft was op een vreemde tocht, vervulde een vreem
de, zelf opgelegde plicht. Hij moest zijn lijst afwerken.
Eerst daarna kon hij weer vrij ademen en het leven
opnieuw beginnen. Een eigenaardig ding, voor een
schatrijk man als Jim Bancroft...
En terwijl hij verveeld keek naar Marion Mirth, die
tegenover hem zat, rijk, knap meisje, die geen oogen-
blik zou aarzelen, als hij haar ten huwelijk zou vragen,
hoorde hij opeens dat Marion Mirth vroeg: „Maar
Gladys, wat ga je nu doen?"
En een trillende, ietwat vermoeide stem, naast hem,
vlak naast hem, zei: „Ik weet nog niet. Ons huis is
heelemaal gesloten, op een paar kamers na, en het dak
lekt leelijk. Mijn moeder wordt er ziek van. Er moet
natuurlijk wat gedaan worden. Ik denk dat ik uit wer
ken ga. Vloeren boenen of zoo. Daar is niet veel ver
stand voor noodig, hè? Alleen maar water en zeep en
zoo. Ja, dat heb ik allemaal aan dien schurk van een
Bancroft te danken. Als mijn vader het wist, draaide
hij zich om in het graf..."
Jim Bancroft was doodsbleek, toen hij naar het meis
je keek, dat naast hem zat, een donkere schoonheid, met
een prachtig gevormde mond, dik, zwart glanzend haar,
bruine oogen, die nu schenen te gloeien...
Dit dus was Gladys Jewel... Die voortging:
„Al die mijnaandeelen zijn waardeloos. En die oude
Bancroft stopte mijn vader "er vol mee. Nu zijn we
alles kwijt..."
„Mijn vader was een eerlijk man...", zei Jim Ban
croft opeens, en zijn lippen trilden: „Hij was vast over
tuigd, dat die mijn kapitalen waard was. Hij handelde
naar eer en geweten. Maar zelfs de beste expert kan
zich vergissen..."
„Dus die man was Uw vader?", zei Jewel Gladys, voor
het eerst dien avond naar de groote, forsche figuur ran
Jim Bancroft opziend. En toen Jim knikte, stond ze op
en zei: „Ik ga weg. Ik wil niet langer naast U zitten.
Niemand bekommert er zich om, of ik wegga of blijf,
de Stimsons kan het niets schelen. Niemand let er op.
Adieu, Marion".
Jim stond tegelijk op. Volgde haar op den voet, niet
tegenstaande ze twee, drie keer over haar schouder
zei: „Ga toch heen, ik wensch met iemand als U niets
te maken te hebben."
Het regende buiten. „We zullen een taxi nemen",
zei Jim. Het meisje keek hem minachtend aan: „Ik
zei U toch, dat ik niet van Uw gezelschap gediend ben.
Ga heen!"
Hij keek naar haar zijden avondschoentjes, die door
den regen doorweekt werden, en riep een taxi aan. Voor
ze iets kon zeggen, had hij haar in den wagen geduwd
en iets tegen den chauffeur gezegd. Bleek van woede,
zat het meisje in den versten hoek van den taxi, en
beet hem toe: „Waar brengt U me heen? Waar be
moeit U zich mee? U weet niet eens, waar ik naar
toe moet?'
„Och", zei Jim en haalde de schouders op, „wat doet
het er toe, het is alleen maar om te praten. Als U
wilt, breng ik U weer naar de Stimsons. Waar woont U?"
jTzrr toppunt.
(En Rolling: Half Timma).
Ie hebt erge kromme beenen, Piet!
Dat is niets bijzonders. Dan had je mijr
broer moeten zien. Die had zulke kromm?
beenen, dat hij in een oude vleugelpianokasi
moest begraven worden. w
„Wat gaat U dat aan? Daar wil ik nu toch niet heen,
en die rammelende taxi kan ons niet naar Pré-des-Bois
brengen... Bovendien, ik wil niet naar huis... Ik moet
juist erop uit... Maar wat gaat U dat toch aan? Breng
me terug,, dadelijk, naar de Stimsons!"
Jim Bancroft zei iets tegen den chauffeur. Die knikte.
Een kwartier later hielden ze stil voor een garage, een
eind buiten het centrum. Ofschoon het al laat in den
avond was, brandde er licht achterin. Een man was
bezig een groote auto te wasschen. „Kom mee," zei Jim,
„mijn eigen wagen is dadelijk klaar. In het kantoortje
kunnen we even waohten. Daar brandt een gaskachel.
Uw schoenen zqn doorweekt."
Gladys Jewel verweerde zich zwak: „Waarvoor toch
al die omhaal? Breng me naar de Stimsons terug! Wat
wil U toch met me, U... jij... de zoon van Bancroft, den
dief!"
Zonder een woord te zeggen, tilde hij het tengere fi
guurtje uit den taxi, droeg haar door de modder de
garage binnen, het kantoortje in. Zei iets tegen den.
nachtportier van de garage, die heenging. Bij d:n
warmen gloed van den gaskachel, knoopte hij haar zij
den schoentjes los, zette ze te drogen, en wreef de rer-
kleumde voeten warm. Ze liet hem begaan, met een min
achtenden blik om haar prachtig gevormde mond. Ze
was moe en slaperig.
Toen ze in den grooten, glan zenden wagen van Jim
Bancroft wegreden, een echte mannenwagen, met koud,
nuchter leer bekleed van binnen, terwijl de regen tegen
de ruiten zwiepte, zei ze: „Breng me nu asjeblief terug
naar de Stimsons, of anders de Mirths, of zoo. En zeg
(Pages Gaies).
Hij behandelde me alsof ik een oud<
gek was.
Dat is ongehoord. Te bent toch nog
geen veertig?
op, wat je te zeggen hebt, zoon van den dief Bancroft..."
trIk heb maandenlang gereisd, om U te vinden. Ik
ben U vierhonderdzestig duizend dollar schuldig, hier,
het staat op mijn lijst, U is nummer vier. Maar U
vooral wilde ik vinden, U was de grootste schuld-
eischer. Zóó vat ik het op. Ik wil alles terugbetulen.
Mijn vader was een eerlijk man..."
„Laat mij die lijst eens zien?", zei ze en gaapte rille
rig, terwijl ze er aan toevoegde: „Het is ellendig koud in
die wagen van U, met dat koude leer."
Jim Bancroft reikte haar een papier toe. nadat hy
den wagen gestopt had, ergens buiten, op een verlaten
straatweg. De regen stroomde. Het licht binnen in den
auto, maakte hem tot een eilandje van licht en leven,
te midden van regen en duisternis. Op een lijst met
grootendeels doorgestreepte namen, stond: „Gladys Je
wel 460.000".
„En wat is dat andere papier?", vroeg ze, op een
opgevouwen blad wijzend, dat Jim in de hand hield.
Hij reikte het over en ze las: „Ik verklaar te gelooven,
dat Willam Bancroft een eerlijk man was."
„Dat laat ik allen teekenen, die ik hun geld terug
betaal, dat ze in die mijnaandeelen van mijn vader
staken. Ik wil de nagedachtenis van mijn vader zuive
ren, tot eiken prijs."
„Dat kost U een vermogen?" zei ze smalend.
„Dat hindert niet. Ik kan opnieuw beginnen, maar
ik moet eerst vrij zijn, de menschen eerlijk kunnen aan
zien. Mijn vader*» naam van dien smaad bevrijden,
al kon hij het niet helpen. Want hij was te goeder
trouw."
Ze gaapte en rilde. Haar oogen vielen bijna dicht,
zóó moe was ze. ,3reng me nu terug. Heeft u niet een
kussen of zoo, waar ik mijn hoofd op kan leggen. Ik
ben doodmoe en die wagen van u is erg ongemakkelijk
en koud."
„Leun maar tegen mij aan," zei hij, turend over den
weg, die glom van den regen. Gladys Jewel deed het
Hij keek niet op of om, ofschoon hij inwendig sidderde
van ontroering. Daar haar oogharen keek ze even naar
hem, naar zijn ernstige, gebruinde gelaat met den
scherpen trek om zijn mond, als van smart
Toen de morgen daagde, een wonderlijke zonnige,
frissche morgen, hield de groote auto stil te midden
van groene wilgen en voor een groot verwaarloosd
hui», waarvan het dak lekte, en waarvan maar een
paar kamers bewoond waren. Pré-des-Bois...
„Waar zijn we?" vroeg Jewel. „Thuis", zei de man.
Hij droeg haar uit den wagen, over de karresporen
waarin nog water stond, heen, in het huis. Moeder
sliep nog. De oude meid bracht warmé melk en brood
en boter. In den haard vlamde een vuur...
„Geef me die papieren eens van je", zei Jewel. Hij
gaf ze. „Neen," zei ze, „die lijst kun je wel houden. Je
geld wil ik niet hebben, geen cent. Maar dat andere
papier, geef me dat, ja, dat. En geef me je pen. Ik wil
het teekenen. Want ik geloof inu, im Bancroft, dat je
vader een eerlijk man was..." En heel duidelijk tee-
kende ze haar naam. Dan zei ze: „Je bent zoo groot
Jim Bancroft, kun je niet wat bukken?" Hij deed het,
en ze sloeg twee blanke armen om zijn gebruinde hals,
en kustte hem op den wang: „Dat is, omdat je me niet
in den auto gekust hebt Jim Bancroft Ofschoon je het
wel gewild had, nietwaar?"
„Ja."
„Sla dan je armen maar om me heen, Jim. Ik voel...
dat ik verloren ben..."
Zoo eindigde Jewel's weg naar huis. En Jim's nieuwe
dag begon.
Dengene, die in het leven niets dan zoets wil vin
den, moet het spoedig zuur worden.
o
Er zullen bijna geen ouders wezen, hoe vriend
schappelijk of liefderijk zij ook met hun kinderen
omgaan, of zij moeten soms gevoelen, dat dezen ge
dachten hebben, die niet de hunne zijn. en wen-
schen en geheimen, die aan het ouderlijk toezicht
geheel en al ontsnappen.
o
Deugd is de eenige, die zoo beminnelijk is, dat zij
zich slechts in haar ware gedaante behoeft te too-
nen, om alle harten tot zich te trekken.
o—-
De toonaard van onze levensmelodie hangt hier
van af, hoeveel kruisen ons leven heeft, tenminste
bij de meeste menschen.
o
Grijpt gij té gierig, het zal u ontglijden;
Haastige rijkdom en kan niet bedijen.
Huygens.
Wanneer de dood komt, de groote verzoener, is
het nooit onze teederheid, die ons berouwt, maar
onze ongevoeligheid.
DE CRITICUS.
(Hummel).
IN DE MIDDELEEUWEN DE SCHRIK VAN HET
PLATTELAND.
„Fahrende Leute" noemde men in de Middeleeuwen
de groote troepen bedelaars, die door het land trok
ken en leefden van de aalmoezen, die zij al zwervend
van stad tot stad ontvingen. Zij waren de schrik van
het platteland, waar zij door roof en moord zich
het noodige verschaften, indien de aalmoezen ontoe
rijkend bleven, om in hun onderhoud te voorzien.
Ook in de steden deden zij de burgerij veel over
last aan, al was het daa^ niet zoo erg als op het
Waar heb ie het idee van dit schilderij
vandaan gehaald
Uit mijn hoofd.
Dan ben ie zeker wel blij, dat ie nu
weer beter bent.
platteland, waar de bewoners ver van elkander
woonden en ieder gezin meer op zichzelf was aange
wezen, om zich te beschermen. In de steden konden
de poorters elkander tenminste bijstaan, indien de
bedelaars te brutaal werden en iemand naar het le
ven stonden.
Op velerlei wijzen probeerden de stedelijke bestu
ren de bedelaarsplaag te beteugelen. Zware straffen
pasten zij toe op de vagebonden, die het den burgers
te lastig maakten. Op zichzelf was bedelen geen
schande gedurende de Middeleeuwen, als het maar in
het ordentelijke geschiedde. Men beschouwde het ge
ven van aalmoezen tot de goede werken van barm
hartigheid, zoodat de beroepsbedelaar gemakkelijk
zijn kostje kon ophalen.
Maar soms maakten zij een schromelijk misbruik
van betoonde gastvrijheid en zagen er niet tegen op,
hun weldoeners op de schandelijkste manier te bru-
taliseeren. Had een bedelaar bijv. een goed onderdak
bekomen en was hij behoorlijk gevoed en verzorgd,
dan gebeurde het soms, dat hij den volgenden dag
het huis van zijn gastheer weigerde te verlaten. En
dat ging toch waarlijk te ver.
Om daaraan paal en perk te stellen, gaf een keur
brief van de stad Brugge tegen het einde der dertien
de eeuw aan de burgers der stad vrijheid, een bede
laar, die na gastvrijheid te hebben genoten, den vol
genden dag het huis niet wilde verlaten, desnoods te
verdrinken. Dat was geheel in overeenstemming met
het oud-Germaansche gebruik, om luiaards in het
water te werpen.
Ook na de Middeleeuwen bleef de bedelaarsplaag
bestaan, ofschoon men herhaaldelijk de zwaarste
straffen had toegepast, zooals brandmerken, verban
nen, kerkerstraf en zelfs de doodstraf.
In sommige steden was de Overheid bijzonder toe
geeflijk. In Amsterdam liet het stadsbestuur de bede
laars van buiten in grooten getale toe. Zij moesten
alleen als bewijs, dat zij recht hadden te bedelen, aan
Wordt er wel voldoende aandacht besteed aan de
vaste condensatoren
Wij bedoelen, gebruikt men wel de meest gunstige
waarden? Het is de kwaliteit van het weergegevene.
Het ligt voor de hand, dat bij den bouw van een
nieuw toestel volgens een nieuw schema, in een radio
tijdschrift of in een dagblad gepubliceerd, de opgege
ven onderdeelen worden toegepast, dus ook de aange
geven capaciteit. Als regel is deze combinatie dan wel
goed, al zijn er wel eens uitzonderingen. Maar als men
andere onderdeelen toepast, bijv. die, welke men reeds
heeft, en andere lampen, dan wordt de zaak anders.
Zooals hierboven reeds opgemerkt, van de juiste
waarden capaciteit van de condensatoren hangt
veel van de handelbaarheid van het toestel af, ook de
zuiverheid en kwaliteit van de ontvangst.
.OOM JOO
O
Voor den aartsknutselaar, iemand die niet kan na
laten ieder nieuw schema te bouwen, is onderstaand
schema van belang. Wij zouden dit instrumentje een
capaciteitsbank willen noemen, in den geest van de
meer bekende weerstandsbanken.
Het bestaat uit een eenvoudig plankje. Hierop mon
teert men een schakelaar, gemaakt uit een stukje ko
per, waarvan de eene helft in segment-vorm geknipt is
en de andere helft uit een kleiner strookje bestaat, be
langrijk smaller. Verder een zestal contacten, in boog
vorm opgesteld en twee aansluitklemmen. De zes con
tacten worden met evenveel blokcondensatoren verbon
den, die onderling parallel geschakeld worden. Voor de
verbindingen kunnen wij naar de fig. 94 verwijzen.
In den in de figuur aangegeven stand van den soha-
kelaar zijn alle condensatoren, waarvan de waarden
aangegeven zijn, parallel geschakeld, de totale capaciteit
is dan 0.00.93 m.f. Draait men den schakelknop naar
rechts, dan verschuift het segment naar links, daar
mede één capaciteit uitschakelde, waardoor de totaal
ingeschakelde capaciteit vermindert tot 0.0092 mf. Ver-
der gaande komt men tot capaciteiten van 0. 009
0.0085 mf., enz.
Draait men den schakelaar een halven slag om (180
gr.), dan maakt het kleinere strookje contact met de
contacten, echter slechts hoogstens met twee tegelijk,
daarmede sleohts twee condensatoren parallel schake
lende. In het geheel kan men 18 verschillende capacitei
ten inschakelen, men heeft dus de keus uit 18 verschil
lende waarden, wat in de praktijk wel voldoende zal
zijn.
Aldus kan men met behulp van deze capaciteitsbank
eenvoudig en snel de beste waarde van de capaciteit
bepalen voor een bepaalde functie en die dus toepassen,
waarmede dan het doel bereikt is.