I VAN DIT EN VAN DAT
f EN VAN ALLES WAT
RADIO-RUBRIEK.
Wraak.
DE HAAGSCHE
HERSTEL-CONFERENTIE.
WARE WOORDEN.
Fekirkunsten.
Het nieuwe radio-seizoen.
Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 24 Augustus 1929. No. 8516.
Men gaat dus de toekomst herstellen,
Dat werd inderdaad wel eens tijd,
Amerika zal ons vertellen,
Hoe iemand zijn schulden moet tellen
Met na-oorlogsch dollar-hcleid!
Want Dawes en Young zijn de mannen,
Wier koopmansschap alles regeert,
Zij maken, wij volgen de plannen,
En houden de aandacht gespannen
Op 't geen er h u n geest decreteert!
Europa, in lagere sferen,
Na d' oorlog voor vrijheid en recht,
Wil, vóór zijn failliet, liquideeren,
Per natie zich nog eens verweren
In 'n groot-economisch gevecht!
We passen en meten de scherven
Van 't kostb're, ontredderde stuk,
Van 't geen we niet konden verwerven,
Dat jaren na d' oorlog gaat sterven,
En knaagt aan ons toekomst-geluk.
Europa wil verder gaan leven,
Hersteld en gezond financieel,
Men wordt het wel eens in zijn streven
Elkaar nog een kansje te geven,
Maar hoe staan de kansen moreel?
Want schuld blijft bestaan bij de staten.
Ook na 't economisch herstel,
Dat zijn de gevallen soldaten,
Misvormden door gas en granaten,
De stumpers, die wezenloos praten,
De weduwen, bleek en gelaten,
De offers van 't kanslooze spel!!
Augustus 1929.
(Nadruk verboden.)
Vrij naar een Engelsch gegeven,
bewerkt door SIROLF.
(Nadruk verboden.)
Gedurende de laatste twee uur, dat we van alle
menschen verlaten over de heide hadden geloopen,
was mijn vriend Stuffers bepaald pessimistisch en on
tevreden geweest over het bestaan in het algemeen,
dat kleurloos en veel te regelmatig was, zonder eenige
emotie of eenige opwinding, alles vastgesteld volgens
vaste wetten en politieverordeningen, met geen kans
op wat avontuur of iets bijzonders. Hij had heel Ne
derland doorkruist, in tenten en herbergen geslapen,
met en zonder kleine, ongewenschte gasten, had hier
en daar een bijensteek en een verkoudheid opgedaan,
maar overigens Alles koekoek-eenzang, eento
nigheid en
Op dat oogenblik braken de bretelles van mijn
vriend Stuffers. Twee uur gaans van de bewoonde
wereld, en geen touwtje bij de hand, geen veiligheids
speld, geen gewone speld, geen mogelijkheid om ze
aan elkaar te knoopen, en een broek die een te
wijde band had, zoodat hij onmiddellijk laag-bij-de-
grondsche neigingen vertoonde, waarom het maar ge
lukkig was, dat we alleen op de heide waren. En
waarom, voor den drommel, of ik niet iets kon be
denken om hem te helpen, in plaats van te staan
gichelen als een idioot! Stuffers kon heelemaal niet
zien, wat er aan te lachen was, en verklaarde dat ik
precies een broedsche kip leek. Wat hij wel leek, zei
ik maar niet. Waarop we den tocht naar het twee uur
ver gelegen dorp aanvaardden, Stuffers met zijn han
den diep in zijn broekzakken, om zijn broek voor
vallen te bewaren.
Geen schipbreukeling die drie weken zonder water
of brood op zee heeft rondgezwalkt, kan verheugder
ONRECHTVAARDIG VERWIJT.
(Hummel.)
zijn als hij eindelijk een zeil ziet, dan Stuffers was,
toen we het uithangbord van het winkeltje van Klaas
Metworst, handel in olie- en verfwaren, touw en bind
garen, manufacturen enz. ontwaarden. Stuffers wilde
het op een loopen zetten, en wie weet, wat er gebeurd
zou zijn, als ik hem niet bijtijds voor de mogelijke
rampzalige gevolgen had gewaarschuwd. En ik tem
perde tegelijk zijn geestdrift wat, omdat ik twijfel
de of meneer Metworst bretelles zou hebben. Hoog
stens een kluwen touw
Het duurde op zijn hoogst een kwartier, dat we op
de toonbank stonden te trommelen en „vollek" riepen,
totdat de directeur van de zaak, die in een luie stoel
in diepen slaap achter de toonbank verzonken lag,
ontwaakte, drie keer luidruchtig gaapte, met zijn
dikke hand over zijn kale schedel wreef en een weinig
verbaasd naar Stuffers luisterde, die opgewonden zei:
„Ik wou een paar bretelles hebben!"
„Zoozoo, hm", zei de directeur, „bretelles, zoozoo."
Waarna hij Stuffers nog eens terdege opnam en ver
klaarde, een baviaan te zijn, als hij het niet was. Tot
drie keer toe beweerde de directeur aldus een baviaan
te zijn, als hij het niet was.
„Ik zal u niet tegenspreken", zei Stuffers wat ge-
irriteerd, „maar kunt u me nou helpen aan een paar
bretelles! Daarna kunt u weer net zoo dikwijls een
baviaan zijn, als u wil".
De directeur voelde de beleediging niet en vroeg
belangstellend: ,.U bent zeker vreemdelingen?" Waar
op ik hem bevestigde, dat we dezen morgen uit de
stad waren komen wandelen.
„Nou, da's een heel eind om ccn paar bretelles te
komen halen", zei meneer Metworst op een eigenaar-
digen toon. „Ben u hier heusch nooit te voren ge
weest?" Bij dezé woorden keek hij Stuffers scherp
aan. Ik zei, dat we hier nooit tevoren geweest waren,
maar Stuffers werd wild en vroeg, of hij nu bretelles
kon krijgen of niet?
„Jawel, jawel", zei de directeur doodbedaard, „ik
hoor wel wat u zegt. Ik dacht zoo, dat ik U meer ge
zien had, een jaar of vijf of zoo geleden. Had u toen
niet een likdoorn?"
„Nee!", schreeuwde Stuffers, „je heb me nooit eer
der gezien en je zal me nooit meer zien ook!"
„Hm", zei de directeur, „dan weet ik al wat het
is. U bent een tweeling!"
Stuffers ontkende heftig een tweeling te zijn. Maar
de directeur geloofde hem niet. Hij zei ten minste:
„Heb ik van mijn leven! Ik zou gezworen hebben,
dat ik u eerder had gezien, in dezen winkel, achter
dezelfde toonbank. Het was net zoo'n vent als u, met
persies zoo'n mallotig snorretje. En hij kwam net
zoo as u binnen en ging op de toonbank zitten, en
wreef zijn likdoorn, naar hij zei en vroeg of ik geen
paar zachte chroomleeren schoenen had, want hij
had zoo'n ontzettende last van zijn likdoorn en dat
bedierf zijn heele vacantie. Nou, toevallig had ik zoo n
paar schoenen uit de stad laten komen, voor kolonel
Blaffers, die woont hier, en die heeft een likdoorn op
elke teen. Nou, denk ik, die ouwe kan wel wachten,
als deze meneer zijn vacantie anders bederft. Of ik er
wat op tegen had, dat hij ze even aanpaste, vroeg die
meneer. Nou, toen trok hij ze aan, en strompelde even
door den winkel. Toen wreef hij met een pijnlijk ge
zicht zijn voeten, en dacht, dat het misschien beter
zou zijn, als hij ze even op straat probeerde. Hij
stuntelde den winkel uit en liep een paar passen
de straat op. Toen wreef hij zijn voeten nog eens,
en liep nog een eindje verder. Nou enne. hij mot
nog terugkomen! Die kerel leek precies op u, me
neer, net zoo'n uitgestreken gezicht! Twaalf en een
halve gulden kostte me die schoenen! En as u het
niet was, dan was het je broer! En nou heb je de
brutaliteit hier in mijn winkel te komen voor bre
telles! 't Is jandoedel hier en daar
De directeur sloeg met zijn dikke vuist op de ta
fel en bulderde zóó hard, dat Stuffers er een tintje
bleeker van werd: „En of je het nou bent of niet, dat
kan me niet schelen! Ik hèb mezelf beloofd, dat ik
die smeerpoets vandaag of morgen te pakken zou krij
gen en of je het nou bent of niet, nou heb ik je! En
al had ik nou honderdduizend paar bretelles in huis,
dan kreeg je er nog geen een! En geen stukkie touw
ook, en geen speld, niks, niks, niks! En mijn win
kel uit, of ik sta voor mezelf niet meer in!"
Zoodat Stuffels met zijn handen weer diep in zijn
broekzakken gedompeld, de heide opstrompelde
Meneer Metworst's wraak was volkomen.
Wat, je komt om 4 uur 's morgens
Hoe durf je?
Je weet toch lieve, dat de klok daar
minuten voor is?
thuis
tien
De hoogste wetenschap is te weten, hoeveel men
weten moet om te begrijpen, dat men zoo weinig
weet.
o
Wie zijn moeder waarlijk lief heeft, kan dwalen,
maar niet verloren gaan.
o
Op het bouwterrein des levens worden de opper
lui doorgaans het best betaald.
o
We verrichten menig nutteloos ding; juist omdat
we vermoeden, dat iemand denkt, dat we het niet
kunnen.
o
Fouten, die men niet zag, toen men beminde, sprin
gen in grooten getale in het oog als men bemind
hééft.
EEN BOF!
(Buen Humor).
Wat een bof! We vallen recht voor de deur
van het hospitaal!
De voorstelling van een oude, grijsharige
Indiër, op de binnenplaats van een ver
vallen bungalow.
Sjipovsky reisde in het begin van Januari 1924 in ge
zelschap van zijn vriend Bartukoff en een inlandschen
gids van Taschkent in Turkestan over den Pamir naar
Indië. Eerst in Mei bereikten ze de zuidelijke helling
van de Himalaja, met haar tropische wouden cn op een
stillen avond kwamen ze bij een groep half-naakte in
boorlingen, die in een kring waren vereenigd en uit
welken rhythmische, onverstaanbare klanken van een
menschelijke stem drongen.
De reizigers werden in den kring opgenomen en zagen
nu daarin een mageren, langen man staan, die .met
een hand over den schouder een stuk stof, als zijn
kleedingstuk, vasthield. De man keek met doordrin
gende blik den kring rond. .Daarbij heerschte een doo-
delijke stilte. En op eens zag Sjipovsky duidelijk, hoe
de man in de lucht begon te zweven. De mand, naast
hem, bleef op den grond staan. De man steeg al hooger
en hooger, zoodat men ten slotte het hoofd in den nek
moest leggen om het lichaam te kunnen volgen. Alle
aanwezigen schenen verstijfd te zijn. Op het hoogste
punt aangekomen, bleef de man, één oogenblik onbe
wegelijk, toen begon hij langzaam weer te dalen. Hij
liet daarbij een arm langs het lichaam hangen, terwijl
hij met de andere hand zijn kleed vasthield. Zeo kwam
hij weer op den grond, nam zijn mand, liet zijn blik
weer over de menigte gaan, sprak eenige woorden met
scherpe stem, verliet den kring en verdween in het
woud. De inboorlingen waren in groote opgewonden
heid. Velen vielen op den grond, schreeuwden wild en
steunden. Weldra ging men uiteen. Eenigen bleven nog
liggen, het hoofd tegen den grond gedrukt, de schou
ders door stuiptrekkingen geschokt.
Het was in de inlandsche buurt van Singapore. Een
zwervende goochelaar had een voorstelling aangekon
digd. De voorstelling zou plaats vinden op een door een
muur omgeven plaats van een oude bungalow. Twaalf
Europeanen woonden de voorstelling bij. Een eigen
aardige muziek weerklonk, de poort ging geruischloos
open en door een zebu getrokken, reed een wagen,
krakende en hortende en stootende, de binnenplaats
op. Op den wagen bevond zich een overdekte kooi.
Naast het gevaarte ging een oude, grijsharige Indiër,
die op zijn schouder een reusachtigen bamboe-stam
droeg. Hij had twee jongens bij zich, één van hen be
werkte een soort trommel; terwijl de andere een groote
ronde bamboemand en een opgerold stuk tapijt droeg.
In het midden van de plaats hield de stoet stil. De
fakir hield een voor de Europeanen onverstaanbare
toespraak en stak op een rookschaal een vuur aan,
waarin hij allerlei ingrediënten wierp. Hij liet een van
de knapen in de mand kruipen, plaatste een deksel
daarop en wikkelde het stukje tapijt er om heen. Toen
speelde hij op zijn fluit een van die monotone wijsjes
in 'n steeds sneller tempo, wierp de fluit plotseling van
zich, trok een sabel uit de scheede en stak daarmede
als een bezetene in de mand, waaruit ontzettende doods
kreten opstegen, welke geleidelijk zwakker werden en
eindelijk verstomden. De oude man nam het tapijt
van de mand waaruit het bloed vloeide, blies weer op
de fluit, lichtte den deksel op en uit de mand sprong
lustig en lachend de knaap. Toen trok de fakir het
doek van de kooi. Deze kooi was door een middenstuk
in tweeën gescheiden. In het eene gedeelte lag een
tijger, welke nu, verblind door het licht, wild opsprong
er. brulde. De tweede knaap nam in het andere ge
deelte plaats. De tijger verhief zich en knarste met de
tanden. Op ditzelfde oogenblik trok de fakir het mid
denstuk in de hoogte en de tijger stortte zich op zijn
slachtoffer. Tegelijkertijd viel het scherm over de kooi.
Men hoorde van achter dit doek de angstkreten van
den knaap, het geluid van op en neer gaande tijger-
kaken. Van de kooi begon bloed te druppelen. De oude
HET LOOZE VISSCHERTJE.
(Buen Humor).
Zoo! Heb je beet?
Ja, jij bent de vierde!
Nog steeds beschouwt de Radio-fabrikant in Ne
derland de zomermaanden als verloren voor den
radio-handel. Er wordt wel eens een toestel verkocht,
maar over het geheel is het slap in de zomermaan
den. Dit heeft echter het voordeel, dat in dien tijd
intensief gezocht wordt naar verbeteringen. Zoo is
het ook dit jaar gegaan. Al schijnt de radio-industrie
nu, net als dit met de automobielindustrie het geval
is, op het punt te zijn aangekomen, dat de groote
„veranderingen" en de „alles omverwerpende" nieuw
tjes tot het verleden behooren. Er komt nu een
zekere stabiliteit in de radio-industrie, die het zaken
doen slechts kan bevorderen, omdat de adspirant-
kooper niet meer zoo dikwijls den wensch te kennen
zal geven, te willen wachten, totdat „de radio" nog
volmaakter zal zijn.
Wat het uiterlijk van den „nieuwen oogst" betreft,
kunnen we kort zijn: Elck wat wils. Mooie, moderne
toestellen en monstruositeiten. Maar smaken ver
schillen.
Wat het innerlijk betreft, daarin vindt men een vrij
groote verscheidenheid, omdat de fabrikant ook re
kening moet houden met de koopkracht van zijn toe
komstige klanten. Over het algemeen heeft men ook
nu weer gestreefd naar eenvoudige bediening naast
groote selectiviteit Eénknopsbediening viert hoogtij.
Om de bediening te vergemakkelijken is de oude en
overbekende indeeling van de condensator-afstem-
schaal nu niet meer in graden, maar in kilohertz. Op
de schaal vindt men dus een aanwijzing waar het
gezochte station ongeveer te vinden is.
De schermrooster h.f. lamp heeft zijn plaats vrij
wel veroverd. De groote versterkingsfactor maakt het
mogelijk met een kleine antenne te volstaan. Veelal
is een kamerantenne, die desgewenscht handig „weg
gewerkt" kan worden, dan voldoende; zijn de omstan
digheden daarvoor te ongunstig, dan is een draadje
op het dak tusschen twee uitstekende punten gespan
nen, voldoende. Weg dus met de onhandige en ontsie
rende en lastig aan te brengen dakantenne!
„Alleen de steker in het stopcontact en u hebt
muziek", is een andere leuze. Daarom: ingebouwd
plaatspanningsapparaat, voorzien van een aftakking
voor negatieve roosterspanning en, in verband hier
mede, een zoogenaamde sperinrichting, die voorkomt
dat de eigenaar of de huisgenooten in aanraking
kunnen komen met de netspanning. Merkwaardig is
echter, dat naar onze meening nog niet voldoende
aandacht besteed wordt aan het feit, dat gloeidraad-
yoeding door middel van gelijkgerichte wisselstroom,
dus met behulp van een gelijkrichtapparaat met droge
gelijkrichtercellen, een betere en zuiVerder weergave
waarborgt, dan toepassing van de wisselstroomlam
pen. De laatste methode is misschien iets goedkoo-
per, maar daartegenover staat de langere levensduur
van de gelijkstroomlampen, die bovendien goedkoo-
per zijn.
Moderne eindlampen (10 Watt, 20 Watt en soms
nog meer) voorkomen praktisch gesproken overbe
lasting. Het geheele schema is verder gebaseerd op
een gelijkmatige versterking van alle voor de zuivere
en natuurgetrouwe weergave benoodigde toonhoog
ten. Wij kunnen dan ook constateeren, dat werkkelijk
opvallende verbeteringen niet meer gevonden zullen
kunnen worden.
Wat den luidspreker betreft, insiders verwachten
op dit speciale gebied nog wel nieuwe vindingen,
maar dan zouden die alleen bestaan in vereenvou
diging. De voeding van electro-dynamische luidspre
kers wordt nogal omslachtig gevonden, al is de weer
gave moeilijk meer te verbeteren.