VERMAKELIJKE KRONIEK BOERDERIJ en vdËJOUDERIJ Van een fietstochtje in een andere provincie. hoeders! J. G. VAf»fl BARNEVELD Gemengd Nieuws. De varkenshoeder als graaf. BILLY BOO. VAN Groot Gortbuikenburg, Hoofdstad van Opper-Kafferstein door DIRK DUYVEL Junior. Wanneer het hooi thuis is en de korenbouw nog piet op gang is, is het voor mij een geschikte tijd om eenige weken met vacantie te gaan. Ik beheer wel geen bedrijf, maar een goede behartiging van proef velden en voorlichting stellen in den zomerdag toch ook hun eischen, zoodat een echte vacantie, waarin men zich geheel aan de dagelijksche beslommeringen kan onttrekken, slechts van korten duur kan wezen. Groote steden trekken mij dan ook niet aan, doch het liefst ga ik naar het platteland in andere pro vincies, om aldaar eens een kijkje te nemen. Op zoo'n reis maak ik zoo weinig mogelijk gebruik van auto, spoor of tram. Het vervoermiddel dat mij het beste bevalt is dan mijn fiets. Daarmee kan men het volle genot smaken van een uitstapje, zooals ik dat graag doe, want: bij voorkeur reis ik ook niet langs de groote wegen, maar het liefst zwerf ik langs land wegen, die zich slingeren langs wei- en bouwlanden. Gewoonlijk trek ik er op zoon tochtje op mijn een tje op uit. Van nature houd ik wel van gezelschap, doch op zoo'n fietstochtje ben ik het liefst alleen. Ik kan dan mijn tijd naar eigen willekeur gebruiken en behoef mij in dezen niet naar anderen te schikken. Juist dit vind ik dan zoo fijn en ditmaal had ik mij voorgenomen om eens een streek te gaan bezichtigen, waar ik vroeger wel eens was geweest, maar waar van de indrukken door den tijd wel wat waren ver vaagd. De naam van de streek zal ik maar niet noemen. Hoewel het niet in mijn bedoeling ligt oiii iemand te kwetsen of iets te hekelen, mochten de bewoners uit die streek eens aanstoot nemen aan mijn schrijven. (De Schager Courant toch heeft tot in de uithoeken des lands haar abonné's.) Dat zou ik niet gaarne willen, daarvoor zijn de menschen er veel te gemoedelijk en veel te gastvrij en gelukkig in hun eenvoud. Laat ik beginnen met te vertellen, dat de streek, die ik hereisde, voor ons menschen, bewoners der vlakke polders, een buitengewone bekoring heeft door haar natuurschoon. Groote en kleine rivieren, de rijke en statige boerenbehuizingen naast de een voudige arbeiderswoningen, akkers en weiden en niet te vergeten de vruchtbare boomgaarden, dat alles geeft aan het landschap een buitengewone bekoring. De grond is er van nature vruchtbaar en mild, zoo dat de geheele streek een voorbeel zou kunnen zijn op landbouw- en veeteeltgebied. Helaas, nu is zij dit niet. De geheele streek vertoon in akker- en weide- cultuur een achterstand van vijftig jaar en nog meer. Mijn weg voerde mij op een mooien zomermiddag langs weiden, die zeer slecht waren gebruikt. Veel ruige pollen en veel dorre grashalmen waren het beste bewijs, dat de weilandgebruikeri zeer onoor deelkundig met zijn weiland was omgesprongen. Om eens naar het een en ander te informeeren, stapte ik van mijn fiets, toen ik nabij een flinke boerderij iemand zag aankomen die het uiterlijk had van een welgestelden landbouwer. Het bleek, dat ik niet verkeerd gezien had en inderdaad had ik te doen met den eigenaar van een kleiboerderij van pl.m. 36 H.A., bestaande uit grasland, bouwland en bon gerd. Op mijn verzoek of hij tijd en lust had om een praatje met mij te maken over zijn boerderij, ant woordde hij gemoedelijk: „jao wel, as ik jou daormet plezieren kan, gao je gang maor, wat wou je wéten van mijn bedrijf." Ik zou te veel plaatsruimte noodig hebben, geachte lezer, om alles weer te geven, wat ik in een anderhalf uur tijd aan de weet kwam over de leiding van het bedrijf, over oogstresultaten, bemesting, grondbewer king, machines, fokkerij, veevoeding enz. Ik zal mij bepalen tot eenige bijzonderheden. Ons gesprek begon bij zijn weiland, waarvan een stuk voor de boerderij lag; 't was totaal kaalgegraasd en had van de droogte een gele kleur gekregen. Daar kon de man zeker niet veel aan veranderen, doch de distels hadden zich met die droogte toch kranig gehouden en tierden zeer welig. Ze hadden volop lucht en licht en konden met haar lange wortels nog wel wat vocht uit de onderste grondlagen krijgen. Blijkbaar waren zij wat overmoedig geworden, ten minste zij trotseerden stout de blikken van den boer, die ze voorbij liep, zonder hen met en blik te ver waardigen. Op mijn vraag of hij distels als een goed voer be schouwde, kreeg ik een lakoniek antwoord. „Zou je ze dan maar niet afsteken?" was mijn vraag. „Och waarom, mijnheer, dan komen er wel drie in de plaats terug!" „Dan met wortel en tak uittrekken." „Dat zou nog al wat kosten!" „Ja, maar nu kosten de distels je nog veel meer!" Of hij de portee begreep, van mijn antwoord, weet ik niet; een duidelijk antwoord vermocht ik niet te ver staan. De slooten om het land stonden zoo goed als droog. Een prachtige gelegenheid om ze te verdiepen en op te knappen, hetgeen meer dan noodig was. Het kostte' nu beduidend minder en het werk zou veel bete. gedaan worden dan 's winters als alles vol water stond. Jao, Jao, zei de baas, maor het werk komt nu zoo ongelègen, zie je". Zijn er dan geen losse arbei- dres voor dat werk te krijgen?? „Jao, jao, maor, men- heir, het mot betaold worden ok en zoo arg zit het er niet aan. Aan rationeele veeteelt werd niet gedaan. In de weide liepen koeien van diverse pluimage, om het zoo maar eens te zeggen. Geen bepaald slecht die ren wat lichaamsbouw en vorm betrof, maar toch zeker lang zoo goed niet, als het wel wezen zou, als ook de fokkerij op dezelfde hoogte stond als in andere streken van ons land. De bodem is mild en vrucht baar genoeg, heb ik al reeds opgemerkt Aan melkcontröle dacht onze boer niet. Of de eene koe al wat meer gaf dan de andere, wat kwam dat er op aan: de melk ging toch maar naar de keujes en van de rest maakte de vrouw botter. Keujes (big gen) fokken, dat ging goed, die waren prijzig, zei on ze boer en een glimlach overtrok zijn bolrond ge laat toen hij aan de dure keujes dacht. Toen ik de opmerking maakte, of hij de koeien niet wat bijvoer de, nu er zoo weinig gras was, kreeg ik ten ant woord: Weineen, kerl, ze motten maar doen met het geen de waai oplèvert. 's Weinters hebben we al ge- nocht te voeieren en dan 's zomers in de waai ook nog; ik denk er niet aan hoor; dan maar een bietje minder melk. Zooals het in de weide was, was het ook op zijn land. Verziekte aardappelen, waarvan onze boer niet eens den naam kende of den omvang van de schade, die hij daardoor leed; suikerbieten, waarvan de stand duidelijke kenteekenen vertoonde van een verkeerde grondbewerking; koren, ijl en dun van stand met veel, nu uitgebloeid onkruid er tusschen. 'k Zou zoo aan den gang kunnen blijven. De erw ten stonden best, doch ook het zaadgoed was geen eerste kwaliteit geweest. In de schuur stonden veel te weinig flinke machines om de vele bodembewer kingen op tijd te kunnen verrichten. En dat op zoo'n bedrijf. Kunstmest werd zeer spaarzaam gebruikt, Dat be dierf den grond en verwekte in de weide mond- en klauwzeer, volgens onzen zegsman. Hij wist dit zeer positief, want eens toen hij in het voorjaar wat kunstmest in de weide had gebruikt, had zijn vee den geheelen zomer mond- en klauwzeer gehad. Voor dien tijd wist hij eigenlijk niet, wat dit voor een veeziekte was. Dus Op mijn vraag of zijn zoon landbouwonderwijs ont ving, hoorde ik, dat dat aldaar moeilijk te volgen was, omdat er geen school in de nabijheid was en 's winters ook geen cursus gegeven werd. Maar al zou het naast zijn deur gegeven worden, dan zou het nog te bezien staan of zijn jongen het mocht vol gen. Want: die nije fratsen kosten allemaol maor veul geld. „Warken", moest zijn jongen maar. Daar mee zou het het veel verder brengen dan op school te loopen. Zelf had hij ook geen landbouwonderwijs gehad en zag de boel er bij hem niet best uit? Een boer mot zuinig zijn en hard werken. Dan kan er wat van kommen, was zijn meening. Op mijn ant woord, dat iemand met zoo'n groot eigen bedrijf toch moest kunnen overhouden, kreeg ik ten antwoord: daar zijn de tijden niet naar. Ik had hierover een an dere meening, doch die heb ik maar verzwegen, mis schien had ik den man in zijn zelfbewustzijn ge krenkt en dat zou geenszins in mijn bedoeling heb ben gelegen. Toch meende ik hem nog een vraag te moeten stel len en wel deze: Kent gij, vroeg ik hem, den Rijks- landbouwconsulent of een Rijkslandbouwleeraar uit uw streek en hoort gij wel eens den uitslag van proef velden die in uw omgeving worden aangelegd? Na eenig nadenken hoorde ik het volgende: Neen, van proefvelden hoorde ik niet ook niet op vergade ringen. Een landbouwcourant ontving hij wel iedere week, maar vaak ging de courant de prullemand in, zonder dat het adresstrookje er van was verwijderd. Aan die lectuur had onze boer zoo weinig. Ik dacht dat de lectuur weinig aan onzen boer had, maar en fin. Ten slotte, ja den consulent kende hij toch wel. Dat was die kerl die 's weinters welèns op de Land- bouwvergadering kwam om te spreken over dit en dat. Doch over het algemeen was het weinig zaaks volgens onzen zegman. Geachte lezer, zou ik het mis schien slecht hebben getroffen, met mijn geachten vriend? Zouden alle boeren in die streek daar zoo zijn? Ik geloof zelf van niet. Er zullen wel gunstige uitzonderingen leven in die dikke duisternis. Deze zullen wel uitzien naar het licht dat verrezen is voor de boeren, toen aan hen vakonderwijs is gegeven. Dat licht is voor hen echter nog maar schemering en gloort nog maar van verre. In dergelijke streken ligt nog een ontzaggelijk arbeidsveld braak en kunnen landbouwscholen, cursussen, populaire landbouwlec- tuur nog reusachtig veel nut doen. Maar bovenal rust op de Overheid en op de leidende personen in die streek een ontzaggelijke verantwoordelijkheid. Deze eertijds zoo vruchtbare streek wordt groot3lijks verwaarloosd. Dat proces te keeren, ziedaar een taak, die door de Overheid niet mag worden verwaar loosd en zij die berustend het hoofd buigen en rede neeren: het geeft toch niets, zijn niet de gewenschte leiders in deze streek. Alles vraagt daar om verbete ring. Land, gcw huizen, dic-rc-n, menschen ja, wat niet al. t Is c, urentaak deze Augiusstal van domheid en achterlijkheid te reinigen, maar in het 1 elang van de bewoners en in het belang van geheel ons land mag geen enkel persoon, die geroepen is, om voorlichting op landbouwgebied te verschaffen, zich aan die taak onttrekken. Veel meer heb ik nog op mijn vacantiereisje in die streek kunnen opteeke- nen. 'k Zou daar nog heel veel over kunnen schrij ven. Ik meen het hierbij echter voor ditmaal te kun nen laten. S. V. Koopt het beste voor Uw kïrce*. Prijs per pok 25 cent. Gezondheid en Levenskracht. Engros verkrijgbaars s SCHAGEN z— Net als in een sprookje. Alleen het einde was niet zoo gelukkig. Men schrijft aan het Vaderland: Het is net als in een sprookje onzer kinderjaren: een varkenshoeder is graaf geworden, hij baadt zich in weelde en pracht, hij maakt groote reizen in het buitenland en hij vraagt om de hand van een mooi gravinnetje, waarmee hij zich dan verlooft! Edoch, in een sprookje blijft alles mooi en aardig, doch hier is geen sprake van een „happy end", integendeel, het loopt op een tragedie uit. Ik zal u vertellen, wat er eigenlijk gebeurt: De jonge Poolsche graaf Wrscher- ski, die de eenige zoon van zijn ouders was, vocht in het jaar 1914 als luitenant in het Russische leger te gen de Oostenrijkers. Toen de Russen de stad Prze- myls belegerden, stond hij eens met zijn oppasser en zes andere soldaten op een voorpost, toen er plotse ling een granaat kwam aanzetten, welke allen doodde behalve den oppasser van den jongen graaf, die vroe ger varkenshoeder was geweest. Deze trok nu zijn eigen kleercn uit en schoot in het uniform van don gevallen luitenant. Ook stak hij diens papieren hij zich, terwijl hij zijn eigen legitimatie bij het lijk van den graaf liet liggen. Van nu af aan was de varkenshoeder graaf; hij liet zich door de Oostenrij kers gevangen nemen, die hem onder den naam graaf Sigurd Wrcheski op de lijst der krijgsgevangenen vermeldden. De gesneuvelde luitenant werd als var kenshoeder begraven, de ouders van den varkens hoeder kregen de mededeeling thuis, dat hun zoon niet meer in leven was, en ook de ouders van den echten graaf treurden zeer, want zij hoorden in het geheel niets meer van hun eenigen zoon en zij dach ten wel, dat hij dood zou zijn. Het duurde niet lang, of zij stierven van verdriet. Een neef werd nu de erfgenaam van de rijke bezittingen der familie. Toen de oorlog voorbij was, kwam opeens de gewe zen varkenshoeder opzetten, die een proces tegen de zen neef begon, waarin hij zegevierde. De varkens hoeder was nu puissant rijk geworden, hij strooide met geld om zich heen, hij hield zich langen tijd te Nizza op en hij leerde er de dochter van den rijken Poolschen graaf Skobniztki kennen. Hij verloofde zich met deze jongedame en dezer dagen nu zou het huwe lijk tusschen de beiden worden voltrokken. De vroe gere erfgenaam echter, de neef van den gesneuvelden echten graaf, had ondertusschen niet stilgezeten en was, daar hem een en ander zeer verdacht voorkwam, aan het napluizen van de voorgeschiedenis van zijn „neef" gegaan. Op de een of andere manier kwamen de detectives, die voor. hem aan het werk waren go- togen er achter, dat de graaf" vroeger varkenshoe der was geweest, men liet diens ouders overkomen en dezen herkenden hun gedurende zooveel jaren ver loren gewaanden zoon onmiddellijk. Zoonlief viel door de mand en werd door de politie gearresteerd. De bruid, de dochter van graaf Skobnitzki, was zóó wan hopig zóó ongelukkig.dat zij een revolver ter hand nam en zich met een kogel door de slapen doodde. De echte neef zal thans weer in het bezit komen van de hem rechtmatig toekomende erfenis. De geschie denis heeft niet alleen te Warschau, doch in heel Po len groot opzien gebaard. TRIBUNE INGESTORT. Drie en twintig gewonden. Te L^on bezweek tijdens een circusvoorstelling een tribune met het gevolg, dat een honderdtal toeschou wers naar beneden tuimelde en 23 hunner gewond werden. DE DRANKWET IN AMERIKA. Een artikel van Ford. De automobielkoning Henry Ford, heeft een artikel geschreven over de drankwet, waarin hij zegt, dat in dien de vrije verkoop van alcoholhoudende dranken in de Vereenigde Staten wordt toegestaan, hij zich uit de zaken zou terugtrekken. „Beste lui," zeide Jerry aarz'lend, ,,'t Spreken laat ik over aan m'n vrind, Om jullie allemaal te zeggen, Hoe ik het aardig van jullie vind, Om mij zoo te ontvangen, Nu Redneb spreek jij nu fijn. Want mijn beenen en mijn staartje Doen mij nog geweldig pijn." En, op verzoek van vriend Jerry, Sprak Redneb nu een woord, Met zijn bek wijd open, Zoodat 't goed werd gehoord: „Namens Jerry moet ik zeggen. Het eten stond hem wel aan. Hij was bang te veel te eten, Anders was bij er mee doorgegaan." Die Redneb heeft zich goed gehouden. Als u 't hart tot spreken dringt Zoo spreek! Maar wat ge spreekt of preekt of zingt Hou steek! BE GENESTET. Lieve Lezeressen en zwaar beminde Lezers der Scha ger Courant! Het is de onbeduidende, slap krentebroodige, naarstig- Üjk pennelikkende nakomeling van Dirk Duyvel, de ruige Hopman uit het geduchte geuzenleger van wijlen den heer Kabeljouw, die tot u bet woord richt en U op de hoogte wenscht te houden, van hetgeen voorvalt om en nabij de stad zijner Voorvaderen: Het roemruch tige Groot-Gortbuikenburg, de Bakermat van Diaconie gort, 40 plus en Victorie! Laat ons dus zoo bid ik U, samen even nadenken en overwegen! Een oogenblikje tijd voor een Caravellis! Op den lSden September was het de bangste dag voor G.GBuikenburg, toen de geweldenaar Don Frederik de Toledo met zijn pijpkaneel-kleurige boevenbende voor de Friesche poort stond op te scheppen en een regen van looie piepers en varkenskriel op het van schrik bevende burgervolk deed nederdalen. Het was zijn helscbe intentie, deze brave Gortbuikers te berooven, te plunderen en hen daarna tot kippen- gehak en gedraaid spek te verwerken. Maar Gode zij dank, de burgers van G.G.Buikenburg waren niet ge formeerd uit lammertjespap en stopverf! Ende hun echtgenooten en dochteren, al droegen zij geen polka haar, knievrije rokken en vleeschkleurige kunstzij- kousen, bleken ook niet voor de poes te zijn. Zit dus stille en luister: Terwijl de tot belden gepromoveerde huisvaders er op los paften met donderbussen van 20 kilo zwaar en rondhakten met zwaarden als karperhengels, dat het poulet van Spaansche ezelsooren rondvloog als confetti op 'n Vastenavondklucht, werden de pauzen aangenaam aangevuld door de G.G.Buikenburger huismoeders met gebruikmaking van ziedend pek, kokend lood en heet koffiewater, welke ververschingen met wiskunstige ze kerheid op de bruingeblakerde knarren der Spaansche schobbejakken werden uitgemept. En dank zij dit geweldige verweer der wanhopigen, kreeg het Spaansche roofgebroed de partij van 150 pun ten over den band, maar heel leelyk aan zijn kuitebroek! Is het dan wonder, dat het dankbare nageslacht van deze Groot Gortbuiksche helden en heldinnen voorne mens is op 18 September, den bangsten dag van het beleg, een radio-stedenavond te organiseeren, waarbij vele G.G.Buiksche talenten op oratorisch en muzikaal gebied hun medewerking zullen verleenen! De tekst der te zingen liederen zal nader per extra politiebericht bekend gemaakt woiden. Wat waren het zware dagen voor Groot GortB.B., ook voor den dapperen Burgemeester Floris van Teylin- gen, voor wien geen dag voorbij ging, dat hij een droge draad aan het lichaam had! En toch, hoezeer zijn de tijden veranderd? Ging toch dezer dagen de Burgervader van Groot Gortbuikenburg, vergezeld van zijn keurig gegarneerde weth. van sportpark en grondnegotie, mr. Grebseel naar Spanje, naar Barcelona, met een offerte van eervol gepasporteerde padvinders, ik bedoel padstieren, ten dienste der stierengevechten! (De leverantie is echter niet doorgegaan door de bemoeizieke actie der dieren bescherming, dus dat schot was mis!) Maar hebben ze daar niet gefuifd met den alcalde in Barcelona en waren ze na behouden terugkeer bijna niet meer in staat zich behoorlijk in Groot-Gortbuiken- burgsch uit te drukken, zoodat de sportpark- en grond- negotie-minister, pardon wethouder, zijn compagnon, mede-raadslid en zichtbaar opperhoofd der Roomsche Raadsfractie begroette met de gedenkwaardige woorden Buenos Dios, Senor Kusteros, Colorado Claro maduro of Colorado Claro puro? Waarop de aangesprokene hevig geschrokken In niet minder zuiver Barceloneesch riposteerde: Laja Toean, Koetjan matjan bikki Babi malas! Ja, je moet maar Universiteits-ontwikkeling hebben opgedaan kunnen wij boeren van Kalverdijk toch maar niet tegen op boksen! Evenwel, eerlijk gezegd, heeft de Burgervader van Groot-GB.B. het er diplomatiek heel wat beter afge bracht dan collega v. d. Vlugt in Amsterdam, die met den Lord Mayor van Londen over den tocht naar. Chattam begon te boomen, wat niet goochem wav De burgemeester van G.GB.B. was beter op stoot en leep genoeg om niet over die knokpartij bij de Friesche brug te beginnen, maar hij prees de Spaansche suiker- meloentjes en wees op de voordeelen der Groot-Gort- buikenburgsche gort onder het devies: Gezondheid bij Lepels! De maire van G.G.B.B. is dan ook een geboren diplo maat en huldigt de stelregel van Talleyrand-Perigord bisschop van Auturs, die echter om zijn rare bokkc sprcr.gen niet gehandhaafd kon worden en later in bc trekking kwam als secretaris van Nap niet Nap d: La Mar maar Napoleon I en de stelregel huldigde: Woorden zijn goed om de gedachten te verbergen! En als de burgervader van G.G.B.B. eenmaal zal wor den gerequireerd tot een beter leven, geëvenredigd aan zijn sociale verdiensten, dan zal zonder twijfel de mar meren gedenksteen, geplaatst op het statige familie graf, waar zijn eervol overschot is neergevleid, de volgende inscriptie dragen: Hier rust mr. W. Endelaar, Hij was voorwaargeen ellendelaar. Maar had steeds zijn woord en glimlach klaar. Maar Thans ligt hij, al is het nog zoo naar, Zonder woord en glimlach daar, beweend door zijn trouwe burgerschaar. Wij willen echter hopen, dat deze noodlottige dag nog in geen 40 jaar mag aanbreken en wenschen niets liever dan maire Guillaume van G.G.Buikenburg een lang en zielsgelukkig leven. Hoewel de teekenen er op wijzen, dat G.G.B.Burg zich niet lang meer in het genot van zijn beminden Burger vader zal mogen verheugen! Ik heb opgemerkt, dat diens statige gestalte de slanke lijn gaat verliezen. Hij begint embonpoint te vertoonen en dat is voor mij het onheilspellende teeken op de t.eur, dat de burgemeester 'n andere en betere standplaats ambieert. Of misschien een ministerszetel waarvoor hq zoo uiterst geknipt is en geschikt voor alle maten. Ie. Als meester in de rechten voor minister van justitie. Hij zal minder de koude koorts krijgen van kienen en 'n gokkie op de Kennemer Sportclub dan de ijzelijk rechtzinnige Donner, 2e. als burgemeester voor Binnenlandsche Zaken. 3e. als eerevoorziter van de kinderbewaarpliats voor Waterstaat De malle tijd, dat niemand die geen gekleede jas had -een hooge dop, in aanmerking kon komen voor een istrieele mafstoel, zijn we gelukkig doorgeworsteld. -Vas Jan Kan in zijn bloote klapbes en vrijschijtertje :en fijne minister van binnenlandsche zaken? Is het niet doodjammer dat zoo'n reuzeknul nu weer op zijn kantoorkrukje moet terug klauteren? En daarom, valt de slag en gaat onze Burgerpapa Groot-Gortbuikenburg verlaten, laat het dan zijn als minister of gezant in Washington, waarop zijn diplo matieke capaciteiten hem recht geven en waar hij niet zal nalaten voor de producten van Groot-Gortbuiken burg en omstreken, een gepaste propaganda te maken, Amen. D. D. Jr.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1929 | | pagina 15