VERMAKELIJKE KRONIEK
BOERDERIJ en vdËJOUDERIJ
Van een fietstochtje in een andere
provincie.
hoeders!
J. G. VAf»fl BARNEVELD
Gemengd Nieuws.
De varkenshoeder als graaf.
BILLY BOO.
VAN
Groot Gortbuikenburg,
Hoofdstad van Opper-Kafferstein
door
DIRK
DUYVEL Junior.
Wanneer het hooi thuis is en de korenbouw nog
piet op gang is, is het voor mij een geschikte tijd om
eenige weken met vacantie te gaan. Ik beheer wel
geen bedrijf, maar een goede behartiging van proef
velden en voorlichting stellen in den zomerdag toch
ook hun eischen, zoodat een echte vacantie, waarin
men zich geheel aan de dagelijksche beslommeringen
kan onttrekken, slechts van korten duur kan wezen.
Groote steden trekken mij dan ook niet aan, doch
het liefst ga ik naar het platteland in andere pro
vincies, om aldaar eens een kijkje te nemen. Op zoo'n
reis maak ik zoo weinig mogelijk gebruik van auto,
spoor of tram. Het vervoermiddel dat mij het beste
bevalt is dan mijn fiets. Daarmee kan men het volle
genot smaken van een uitstapje, zooals ik dat graag
doe, want: bij voorkeur reis ik ook niet langs de
groote wegen, maar het liefst zwerf ik langs land
wegen, die zich slingeren langs wei- en bouwlanden.
Gewoonlijk trek ik er op zoon tochtje op mijn een
tje op uit. Van nature houd ik wel van gezelschap,
doch op zoo'n fietstochtje ben ik het liefst alleen. Ik
kan dan mijn tijd naar eigen willekeur gebruiken en
behoef mij in dezen niet naar anderen te schikken.
Juist dit vind ik dan zoo fijn en ditmaal had ik mij
voorgenomen om eens een streek te gaan bezichtigen,
waar ik vroeger wel eens was geweest, maar waar
van de indrukken door den tijd wel wat waren ver
vaagd. De naam van de streek zal ik maar niet
noemen. Hoewel het niet in mijn bedoeling ligt oiii
iemand te kwetsen of iets te hekelen, mochten de
bewoners uit die streek eens aanstoot nemen aan mijn
schrijven. (De Schager Courant toch heeft tot in de
uithoeken des lands haar abonné's.) Dat zou ik niet
gaarne willen, daarvoor zijn de menschen er veel te
gemoedelijk en veel te gastvrij en gelukkig in hun
eenvoud.
Laat ik beginnen met te vertellen, dat de streek,
die ik hereisde, voor ons menschen, bewoners der
vlakke polders, een buitengewone bekoring heeft
door haar natuurschoon. Groote en kleine rivieren,
de rijke en statige boerenbehuizingen naast de een
voudige arbeiderswoningen, akkers en weiden en niet
te vergeten de vruchtbare boomgaarden, dat alles
geeft aan het landschap een buitengewone bekoring.
De grond is er van nature vruchtbaar en mild, zoo
dat de geheele streek een voorbeel zou kunnen zijn
op landbouw- en veeteeltgebied. Helaas, nu is zij dit
niet. De geheele streek vertoon in akker- en weide-
cultuur een achterstand van vijftig jaar en nog meer.
Mijn weg voerde mij op een mooien zomermiddag
langs weiden, die zeer slecht waren gebruikt. Veel
ruige pollen en veel dorre grashalmen waren het
beste bewijs, dat de weilandgebruikeri zeer onoor
deelkundig met zijn weiland was omgesprongen.
Om eens naar het een en ander te informeeren,
stapte ik van mijn fiets, toen ik nabij een flinke
boerderij iemand zag aankomen die het uiterlijk had
van een welgestelden landbouwer. Het bleek, dat ik
niet verkeerd gezien had en inderdaad had ik te doen
met den eigenaar van een kleiboerderij van pl.m.
36 H.A., bestaande uit grasland, bouwland en bon
gerd. Op mijn verzoek of hij tijd en lust had om een
praatje met mij te maken over zijn boerderij, ant
woordde hij gemoedelijk: „jao wel, as ik jou daormet
plezieren kan, gao je gang maor, wat wou je wéten
van mijn bedrijf."
Ik zou te veel plaatsruimte noodig hebben, geachte
lezer, om alles weer te geven, wat ik in een anderhalf
uur tijd aan de weet kwam over de leiding van het
bedrijf, over oogstresultaten, bemesting, grondbewer
king, machines, fokkerij, veevoeding enz. Ik zal mij
bepalen tot eenige bijzonderheden.
Ons gesprek begon bij zijn weiland, waarvan een
stuk voor de boerderij lag; 't was totaal kaalgegraasd
en had van de droogte een gele kleur gekregen. Daar
kon de man zeker niet veel aan veranderen, doch
de distels hadden zich met die droogte toch kranig
gehouden en tierden zeer welig. Ze hadden volop
lucht en licht en konden met haar lange wortels nog
wel wat vocht uit de onderste grondlagen krijgen.
Blijkbaar waren zij wat overmoedig geworden, ten
minste zij trotseerden stout de blikken van den boer,
die ze voorbij liep, zonder hen met en blik te ver
waardigen.
Op mijn vraag of hij distels als een goed voer be
schouwde, kreeg ik een lakoniek antwoord. „Zou je
ze dan maar niet afsteken?" was mijn vraag.
„Och waarom, mijnheer, dan komen er wel drie in
de plaats terug!"
„Dan met wortel en tak uittrekken."
„Dat zou nog al wat kosten!"
„Ja, maar nu kosten de distels je nog veel meer!"
Of hij de portee begreep, van mijn antwoord, weet ik
niet; een duidelijk antwoord vermocht ik niet te ver
staan.
De slooten om het land stonden zoo goed als droog.
Een prachtige gelegenheid om ze te verdiepen en op
te knappen, hetgeen meer dan noodig was. Het kostte'
nu beduidend minder en het werk zou veel bete.
gedaan worden dan 's winters als alles vol water
stond. Jao, Jao, zei de baas, maor het werk komt nu
zoo ongelègen, zie je". Zijn er dan geen losse arbei-
dres voor dat werk te krijgen?? „Jao, jao, maor, men-
heir, het mot betaold worden ok en zoo arg zit het
er niet aan.
Aan rationeele veeteelt werd niet gedaan. In de
weide liepen koeien van diverse pluimage, om het
zoo maar eens te zeggen. Geen bepaald slecht die
ren wat lichaamsbouw en vorm betrof, maar toch
zeker lang zoo goed niet, als het wel wezen zou, als
ook de fokkerij op dezelfde hoogte stond als in andere
streken van ons land. De bodem is mild en vrucht
baar genoeg, heb ik al reeds opgemerkt
Aan melkcontröle dacht onze boer niet. Of de eene
koe al wat meer gaf dan de andere, wat kwam dat
er op aan: de melk ging toch maar naar de keujes
en van de rest maakte de vrouw botter. Keujes (big
gen) fokken, dat ging goed, die waren prijzig, zei on
ze boer en een glimlach overtrok zijn bolrond ge
laat toen hij aan de dure keujes dacht. Toen ik de
opmerking maakte, of hij de koeien niet wat bijvoer
de, nu er zoo weinig gras was, kreeg ik ten ant
woord: Weineen, kerl, ze motten maar doen met het
geen de waai oplèvert. 's Weinters hebben we al ge-
nocht te voeieren en dan 's zomers in de waai ook
nog; ik denk er niet aan hoor; dan maar een bietje
minder melk.
Zooals het in de weide was, was het ook op zijn
land. Verziekte aardappelen, waarvan onze boer niet
eens den naam kende of den omvang van de schade,
die hij daardoor leed; suikerbieten, waarvan de
stand duidelijke kenteekenen vertoonde van een
verkeerde grondbewerking; koren, ijl en dun van
stand met veel, nu uitgebloeid onkruid er tusschen.
'k Zou zoo aan den gang kunnen blijven. De erw
ten stonden best, doch ook het zaadgoed was geen
eerste kwaliteit geweest. In de schuur stonden veel
te weinig flinke machines om de vele bodembewer
kingen op tijd te kunnen verrichten. En dat op zoo'n
bedrijf.
Kunstmest werd zeer spaarzaam gebruikt, Dat be
dierf den grond en verwekte in de weide mond- en
klauwzeer, volgens onzen zegsman. Hij wist dit zeer
positief, want eens toen hij in het voorjaar wat
kunstmest in de weide had gebruikt, had zijn vee
den geheelen zomer mond- en klauwzeer gehad.
Voor dien tijd wist hij eigenlijk niet, wat dit voor een
veeziekte was. Dus
Op mijn vraag of zijn zoon landbouwonderwijs ont
ving, hoorde ik, dat dat aldaar moeilijk te volgen
was, omdat er geen school in de nabijheid was en
's winters ook geen cursus gegeven werd. Maar al
zou het naast zijn deur gegeven worden, dan zou
het nog te bezien staan of zijn jongen het mocht vol
gen. Want: die nije fratsen kosten allemaol maor
veul geld. „Warken", moest zijn jongen maar. Daar
mee zou het het veel verder brengen dan op school
te loopen. Zelf had hij ook geen landbouwonderwijs
gehad en zag de boel er bij hem niet best uit? Een
boer mot zuinig zijn en hard werken. Dan kan er
wat van kommen, was zijn meening. Op mijn ant
woord, dat iemand met zoo'n groot eigen bedrijf toch
moest kunnen overhouden, kreeg ik ten antwoord:
daar zijn de tijden niet naar. Ik had hierover een an
dere meening, doch die heb ik maar verzwegen, mis
schien had ik den man in zijn zelfbewustzijn ge
krenkt en dat zou geenszins in mijn bedoeling heb
ben gelegen.
Toch meende ik hem nog een vraag te moeten stel
len en wel deze: Kent gij, vroeg ik hem, den Rijks-
landbouwconsulent of een Rijkslandbouwleeraar uit
uw streek en hoort gij wel eens den uitslag van proef
velden die in uw omgeving worden aangelegd? Na
eenig nadenken hoorde ik het volgende: Neen, van
proefvelden hoorde ik niet ook niet op vergade
ringen. Een landbouwcourant ontving hij wel iedere
week, maar vaak ging de courant de prullemand in,
zonder dat het adresstrookje er van was verwijderd.
Aan die lectuur had onze boer zoo weinig. Ik dacht
dat de lectuur weinig aan onzen boer had, maar en
fin. Ten slotte, ja den consulent kende hij toch wel.
Dat was die kerl die 's weinters welèns op de Land-
bouwvergadering kwam om te spreken over dit en
dat. Doch over het algemeen was het weinig zaaks
volgens onzen zegman. Geachte lezer, zou ik het mis
schien slecht hebben getroffen, met mijn geachten
vriend? Zouden alle boeren in die streek daar zoo
zijn? Ik geloof zelf van niet. Er zullen wel gunstige
uitzonderingen leven in die dikke duisternis. Deze
zullen wel uitzien naar het licht dat verrezen is voor
de boeren, toen aan hen vakonderwijs is gegeven. Dat
licht is voor hen echter nog maar schemering en
gloort nog maar van verre. In dergelijke streken ligt
nog een ontzaggelijk arbeidsveld braak en kunnen
landbouwscholen, cursussen, populaire landbouwlec-
tuur nog reusachtig veel nut doen. Maar bovenal
rust op de Overheid en op de leidende personen in
die streek een ontzaggelijke verantwoordelijkheid.
Deze eertijds zoo vruchtbare streek wordt groot3lijks
verwaarloosd. Dat proces te keeren, ziedaar een taak,
die door de Overheid niet mag worden verwaar
loosd en zij die berustend het hoofd buigen en rede
neeren: het geeft toch niets, zijn niet de gewenschte
leiders in deze streek. Alles vraagt daar om verbete
ring. Land, gcw huizen, dic-rc-n, menschen ja,
wat niet al. t Is c, urentaak deze Augiusstal van
domheid en achterlijkheid te reinigen, maar in het
1 elang van de bewoners en in het belang van geheel
ons land mag geen enkel persoon, die geroepen is,
om voorlichting op landbouwgebied te verschaffen,
zich aan die taak onttrekken. Veel meer heb ik nog
op mijn vacantiereisje in die streek kunnen opteeke-
nen. 'k Zou daar nog heel veel over kunnen schrij
ven. Ik meen het hierbij echter voor ditmaal te kun
nen laten.
S. V.
Koopt het beste voor Uw kïrce*.
Prijs per pok 25 cent.
Gezondheid en Levenskracht.
Engros verkrijgbaars
s SCHAGEN z—
Net als in een sprookje. Alleen het einde
was niet zoo gelukkig.
Men schrijft aan het Vaderland:
Het is net als in een sprookje onzer kinderjaren:
een varkenshoeder is graaf geworden, hij baadt zich
in weelde en pracht, hij maakt groote reizen in het
buitenland en hij vraagt om de hand van een mooi
gravinnetje, waarmee hij zich dan verlooft! Edoch,
in een sprookje blijft alles mooi en aardig, doch hier
is geen sprake van een „happy end", integendeel, het
loopt op een tragedie uit. Ik zal u vertellen, wat er
eigenlijk gebeurt: De jonge Poolsche graaf Wrscher-
ski, die de eenige zoon van zijn ouders was, vocht in
het jaar 1914 als luitenant in het Russische leger te
gen de Oostenrijkers. Toen de Russen de stad Prze-
myls belegerden, stond hij eens met zijn oppasser en
zes andere soldaten op een voorpost, toen er plotse
ling een granaat kwam aanzetten, welke allen doodde
behalve den oppasser van den jongen graaf, die vroe
ger varkenshoeder was geweest. Deze trok nu zijn
eigen kleercn uit en schoot in het uniform van don
gevallen luitenant. Ook stak hij diens papieren hij
zich, terwijl hij zijn eigen legitimatie bij het lijk
van den graaf liet liggen. Van nu af aan was de
varkenshoeder graaf; hij liet zich door de Oostenrij
kers gevangen nemen, die hem onder den naam graaf
Sigurd Wrcheski op de lijst der krijgsgevangenen
vermeldden. De gesneuvelde luitenant werd als var
kenshoeder begraven, de ouders van den varkens
hoeder kregen de mededeeling thuis, dat hun zoon
niet meer in leven was, en ook de ouders van den
echten graaf treurden zeer, want zij hoorden in het
geheel niets meer van hun eenigen zoon en zij dach
ten wel, dat hij dood zou zijn. Het duurde niet lang,
of zij stierven van verdriet. Een neef werd nu de
erfgenaam van de rijke bezittingen der familie.
Toen de oorlog voorbij was, kwam opeens de gewe
zen varkenshoeder opzetten, die een proces tegen de
zen neef begon, waarin hij zegevierde. De varkens
hoeder was nu puissant rijk geworden, hij strooide
met geld om zich heen, hij hield zich langen tijd te
Nizza op en hij leerde er de dochter van den rijken
Poolschen graaf Skobniztki kennen. Hij verloofde zich
met deze jongedame en dezer dagen nu zou het huwe
lijk tusschen de beiden worden voltrokken. De vroe
gere erfgenaam echter, de neef van den gesneuvelden
echten graaf, had ondertusschen niet stilgezeten en
was, daar hem een en ander zeer verdacht voorkwam,
aan het napluizen van de voorgeschiedenis van zijn
„neef" gegaan. Op de een of andere manier kwamen
de detectives, die voor. hem aan het werk waren go-
togen er achter, dat de graaf" vroeger varkenshoe
der was geweest, men liet diens ouders overkomen en
dezen herkenden hun gedurende zooveel jaren ver
loren gewaanden zoon onmiddellijk. Zoonlief viel door
de mand en werd door de politie gearresteerd. De
bruid, de dochter van graaf Skobnitzki, was zóó wan
hopig zóó ongelukkig.dat zij een revolver ter hand
nam en zich met een kogel door de slapen doodde.
De echte neef zal thans weer in het bezit komen van
de hem rechtmatig toekomende erfenis. De geschie
denis heeft niet alleen te Warschau, doch in heel Po
len groot opzien gebaard.
TRIBUNE INGESTORT.
Drie en twintig gewonden.
Te L^on bezweek tijdens een circusvoorstelling een
tribune met het gevolg, dat een honderdtal toeschou
wers naar beneden tuimelde en 23 hunner gewond
werden.
DE DRANKWET IN AMERIKA.
Een artikel van Ford.
De automobielkoning Henry Ford, heeft een artikel
geschreven over de drankwet, waarin hij zegt, dat in
dien de vrije verkoop van alcoholhoudende dranken
in de Vereenigde Staten wordt toegestaan, hij zich
uit de zaken zou terugtrekken.
„Beste lui," zeide Jerry aarz'lend,
,,'t Spreken laat ik over aan m'n vrind,
Om jullie allemaal te zeggen,
Hoe ik het aardig van jullie vind,
Om mij zoo te ontvangen,
Nu Redneb spreek jij nu fijn.
Want mijn beenen en mijn staartje
Doen mij nog geweldig pijn."
En, op verzoek van vriend Jerry,
Sprak Redneb nu een woord,
Met zijn bek wijd open,
Zoodat 't goed werd gehoord:
„Namens Jerry moet ik zeggen.
Het eten stond hem wel aan.
Hij was bang te veel te eten,
Anders was bij er mee doorgegaan."
Die Redneb heeft zich goed gehouden.
Als u 't hart tot spreken dringt
Zoo spreek!
Maar wat ge spreekt of preekt of zingt
Hou steek!
BE GENESTET.
Lieve Lezeressen en zwaar beminde Lezers der Scha
ger Courant!
Het is de onbeduidende, slap krentebroodige, naarstig-
Üjk pennelikkende nakomeling van Dirk Duyvel, de
ruige Hopman uit het geduchte geuzenleger van wijlen
den heer Kabeljouw, die tot u bet woord richt en U
op de hoogte wenscht te houden, van hetgeen voorvalt
om en nabij de stad zijner Voorvaderen: Het roemruch
tige Groot-Gortbuikenburg, de Bakermat van Diaconie
gort, 40 plus en Victorie! Laat ons dus zoo bid ik U,
samen even nadenken en overwegen!
Een oogenblikje tijd voor een Caravellis!
Op den lSden September was het de bangste dag voor
G.GBuikenburg, toen de geweldenaar Don Frederik de
Toledo met zijn pijpkaneel-kleurige boevenbende voor
de Friesche poort stond op te scheppen en een regen
van looie piepers en varkenskriel op het van schrik
bevende burgervolk deed nederdalen.
Het was zijn helscbe intentie, deze brave Gortbuikers
te berooven, te plunderen en hen daarna tot kippen-
gehak en gedraaid spek te verwerken. Maar Gode zij
dank, de burgers van G.G.Buikenburg waren niet ge
formeerd uit lammertjespap en stopverf! Ende hun
echtgenooten en dochteren, al droegen zij geen polka
haar, knievrije rokken en vleeschkleurige kunstzij-
kousen, bleken ook niet voor de poes te zijn. Zit dus
stille en luister:
Terwijl de tot belden gepromoveerde huisvaders er
op los paften met donderbussen van 20 kilo zwaar en
rondhakten met zwaarden als karperhengels, dat het
poulet van Spaansche ezelsooren rondvloog als confetti
op 'n Vastenavondklucht, werden de pauzen aangenaam
aangevuld door de G.G.Buikenburger huismoeders met
gebruikmaking van ziedend pek, kokend lood en heet
koffiewater, welke ververschingen met wiskunstige ze
kerheid op de bruingeblakerde knarren der Spaansche
schobbejakken werden uitgemept.
En dank zij dit geweldige verweer der wanhopigen,
kreeg het Spaansche roofgebroed de partij van 150 pun
ten over den band, maar heel leelyk aan zijn kuitebroek!
Is het dan wonder, dat het dankbare nageslacht van
deze Groot Gortbuiksche helden en heldinnen voorne
mens is op 18 September, den bangsten dag van het
beleg, een radio-stedenavond te organiseeren, waarbij
vele G.G.Buiksche talenten op oratorisch en muzikaal
gebied hun medewerking zullen verleenen!
De tekst der te zingen liederen zal nader per extra
politiebericht bekend gemaakt woiden.
Wat waren het zware dagen voor Groot GortB.B.,
ook voor den dapperen Burgemeester Floris van Teylin-
gen, voor wien geen dag voorbij ging, dat hij een droge
draad aan het lichaam had!
En toch, hoezeer zijn de tijden veranderd?
Ging toch dezer dagen de Burgervader van Groot
Gortbuikenburg, vergezeld van zijn keurig gegarneerde
weth. van sportpark en grondnegotie, mr. Grebseel naar
Spanje, naar Barcelona, met een offerte van eervol
gepasporteerde padvinders, ik bedoel padstieren, ten
dienste der stierengevechten! (De leverantie is echter
niet doorgegaan door de bemoeizieke actie der dieren
bescherming, dus dat schot was mis!)
Maar hebben ze daar niet gefuifd met den alcalde in
Barcelona en waren ze na behouden terugkeer bijna
niet meer in staat zich behoorlijk in Groot-Gortbuiken-
burgsch uit te drukken, zoodat de sportpark- en grond-
negotie-minister, pardon wethouder, zijn compagnon,
mede-raadslid en zichtbaar opperhoofd der Roomsche
Raadsfractie begroette met de gedenkwaardige woorden
Buenos Dios, Senor Kusteros, Colorado Claro maduro
of Colorado Claro puro?
Waarop de aangesprokene hevig geschrokken In niet
minder zuiver Barceloneesch riposteerde:
Laja Toean, Koetjan matjan bikki Babi malas!
Ja, je moet maar Universiteits-ontwikkeling hebben
opgedaan kunnen wij boeren van Kalverdijk toch
maar niet tegen op boksen!
Evenwel, eerlijk gezegd, heeft de Burgervader van
Groot-GB.B. het er diplomatiek heel wat beter afge
bracht dan collega v. d. Vlugt in Amsterdam, die met
den Lord Mayor van Londen over den tocht naar.
Chattam begon te boomen, wat niet goochem wav
De burgemeester van G.GB.B. was beter op stoot en
leep genoeg om niet over die knokpartij bij de Friesche
brug te beginnen, maar hij prees de Spaansche suiker-
meloentjes en wees op de voordeelen der Groot-Gort-
buikenburgsche gort onder het devies: Gezondheid bij
Lepels!
De maire van G.G.B.B. is dan ook een geboren diplo
maat en huldigt de stelregel van Talleyrand-Perigord
bisschop van Auturs, die echter om zijn rare bokkc
sprcr.gen niet gehandhaafd kon worden en later in bc
trekking kwam als secretaris van Nap niet Nap d:
La Mar maar Napoleon I en de stelregel huldigde:
Woorden zijn goed om de gedachten te verbergen!
En als de burgervader van G.G.B.B. eenmaal zal wor
den gerequireerd tot een beter leven, geëvenredigd aan
zijn sociale verdiensten, dan zal zonder twijfel de mar
meren gedenksteen, geplaatst op het statige familie
graf, waar zijn eervol overschot is neergevleid, de
volgende inscriptie dragen:
Hier rust mr. W. Endelaar,
Hij was voorwaargeen ellendelaar.
Maar had steeds zijn woord en glimlach
klaar.
Maar
Thans ligt hij, al is het nog zoo naar,
Zonder woord en glimlach daar,
beweend door zijn trouwe burgerschaar.
Wij willen echter hopen, dat deze noodlottige dag nog
in geen 40 jaar mag aanbreken en wenschen niets
liever dan maire Guillaume van G.G.Buikenburg een
lang en zielsgelukkig leven.
Hoewel de teekenen er op wijzen, dat G.G.B.Burg zich
niet lang meer in het genot van zijn beminden Burger
vader zal mogen verheugen!
Ik heb opgemerkt, dat diens statige gestalte de slanke
lijn gaat verliezen. Hij begint embonpoint te vertoonen
en dat is voor mij het onheilspellende teeken op de t.eur,
dat de burgemeester 'n andere en betere standplaats
ambieert.
Of misschien een ministerszetel waarvoor hq zoo
uiterst geknipt is en geschikt voor alle maten.
Ie. Als meester in de rechten voor minister van
justitie. Hij zal minder de koude koorts krijgen
van kienen en 'n gokkie op de Kennemer
Sportclub dan de ijzelijk rechtzinnige Donner,
2e. als burgemeester voor Binnenlandsche Zaken.
3e. als eerevoorziter van de kinderbewaarpliats
voor Waterstaat
De malle tijd, dat niemand die geen gekleede jas had
-een hooge dop, in aanmerking kon komen voor een
istrieele mafstoel, zijn we gelukkig doorgeworsteld.
-Vas Jan Kan in zijn bloote klapbes en vrijschijtertje
:en fijne minister van binnenlandsche zaken?
Is het niet doodjammer dat zoo'n reuzeknul nu weer
op zijn kantoorkrukje moet terug klauteren?
En daarom, valt de slag en gaat onze Burgerpapa
Groot-Gortbuikenburg verlaten, laat het dan zijn als
minister of gezant in Washington, waarop zijn diplo
matieke capaciteiten hem recht geven en waar hij niet
zal nalaten voor de producten van Groot-Gortbuiken
burg en omstreken, een gepaste propaganda te maken,
Amen.
D. D. Jr.