RADIO-RUBRIEK.
WARE WOORDEN.
De ontwikkeling van de sterrenwereld.
Wisselstroomontvangst.
Een man uit Mekka als een aap
teruggekeerd.
Paul Kruger en zijn geliefd Bijbel-
boekske.
GRABBELTON.
HET VOORTEEKEN.
(Lustige Kölner Zeitung.)
zeggen, dat er voor m ij geen plaats bij jou is, ja, ja, ik
snap bet..."
En de oude man wendde zich om met een bitter
lachje.
„Stop'*, riep die dwaze Jimmie Sharp en stond ach
ter zijn schrijfbureau op, en wees den ouden man op
een stoel, waarop die aarzelend terugkwam en ging
zitten, met een wantrouwend gezicht „Ik heb je laten
komen, Bradford, omdat ik mijn wraak wilde koelen,
daar heb je gelijk aan. Ja, ja, dat is zoo. Nou, hoor
eens hier, Bradford, ik heb onverwacht een chef-redac
teur „Binnenland" noodig. De vorige heeft eergisteren
een ongeluk gehad. Ik betaal 500 dollar per maand. Is
dat genoeg? Ik weet dat je het vak kent, Bradford. Nou,
wat zeg je?"
„Bedoel je, bedoel je... dat ik... 500 dollar per maand..."
stamelde de oude man. Verder kwam hij niet want er
was iets dat zijn keel dichtsnoerde en er kwam een ne
vel voor zijn oogen.
„Ja, dat zei ik toch, je kunt bij mij komen voor 500
per maand, als chefredacteur Binnenland. Ik wil het
wel voor je op papier zetten, Bradford, als je dat wil,
zaken zijn zaken, nietwaar?" zei Jimmie Sharp met na
druk.
„Ik... ikke...," snikte de oude man, „ben een schoft
geweest, Sharp, een groote schoft... enne nou doe jij
zoo..."
„Niet meer over praten, Bradford, dat is voorbij; nou,
kom, kerel, kop op, en nou niet grienen, dat maakt me
beroerd, kom nou, Bradford, kom nou..." zei die dwaze
Jimmie Sharp, en klopte zijn vijand op zijn rug, om
vervolgens heftig zijn neus te snulten. Waarna hij mom
pelde: „Hm, ben verkouden, heb ik altijd last van, om
dezen tijd van het jaar..."
ZIJN IDEE.
(Prager Presse.)
DokterSfop die thermometer onder de tong
van uw vrouw en Iaat haar 5 minuten haar mond
dicht houden.
Hij: Hebt u geen thermometer die een uur
noodig heeft?
Komt de tyrannie van boven, dan kan men nog een
goeden tiran hebben; nimmer in het tegenovergestelde
geval.
o
Geniet met verstand wat het leven u biedt.
En ontbeer zonder leed wat een ander geniet.
o
Een uitstekend middel om ons eigen lijden te verzach
ten is ons bezighouden met dat van anderen.
o
Het boek Gods, waarin het oordeel over ons ge
schreven staat, is in ons eigen hart
o
Wie zelf den terugslag ondervindt van het leed, dat
hij anderen heeft aangedaan, beschouwt zich tenslotte
nog als martelaar.
o
Wie durft dreigen moet ook durven vechten.
o
Waar de geest van liefde en plicht in het huisgezin
heerscht, zullen gelukkige menschen worden gevonden.
Een eeuwige kringloop in de natuur?
Waar is de bron van de reusachtige hoe
veelheid uitgestraalde energie, en wat ge
beurt er verder mee. Gaat deze een
voudig verloren in den zwarten nacht van
de oneindige ruimte?
Een van de groote vraagstukken, waarmede de huidige
sterrekundigen zich bezig houden, is dat van de ont
wikkeling van de sterrenwereld. Aan het vraagstuk van
den levensloop van de sterren is weer een ander vraag
stuk nauw verbonden, n.1. waar de bron van de reus
achtige energie zich bevindt, en wat er met de uitge
straalde energie gebeurd. Als een bezwaar geldt, dat
de korte periode, gedurende welke de sterrekundigen
de sterren kunnen observeeren, is als een moment
opname, tegenover de millioenen jaren, waarmede in de
sterrenkunde te rekenen valt Die moeilijkheid is éch
ter niet zoo groot als zij op het eerste oogenblik lijkt
Immers, wij nemen aan het firmament sterren van de
meest uiteenloopende ouderdom waar; de levensloop
van een sfer ligt aan den hemel uitgespreid in de
stacfia, waarin de verschillende sterren zich bevinden.
In de sterrenwereld vinden wij naar uiterlijke eigen
schappen een merkwaardige volgorde. Aan het begin
van de reeks vinden wij de roode reuzen sterren als
Betelgeuze en Antares, met een middellijn, honderdmaal
grooter dan van onze zon, en bestaande uit gassen met
een dichtheid, duizend maal kleiner dan onze atmos-
pheer. Hierna komen de gele sterren als Aldebaran,
Acturus en dergelijke, die veel kleiner maar ook veel
dichter zijn. Daarna komt Capella, en via Canopus
komen wij tenslotte aan de zuiver witte sterren, als b.v.
Wega. Het schijnt, dat de sterren nog een hoogere trap
van ontwikkeling meemaken, wij noemen dan de
blauwachtige Orion. De verandering van kleur van de
sterren kunnen wij vergelijken met de verandering van
een stuk ijzer, als wij dit gaan verhitten. Het wordt
rood-gloeiend, daarna geel, en tenslotte wit-gloeiend.
De roode sterren kunnen wij dan de koude sterren
noemen; de temperatuur is niet warmer daa ^.000 |C.
Nu meer en meer de algeheele wisselstroomvoe
ding van het radiotoestel in zwang komt, doen zich
verschijnselen voor, die een speciale bespreking ver-
eischen. Reeds meermalen hebben wij betoogd, dat
de nadeelen van de wisselstroomvoeding op den
koop toe genomen moeten worden en daar de voor-
deelen ontegenzeggelijk groot zijn, doet men dit
steeds meer. Maar, dan is het ook zaak deze nadee
len zoo veel mogelijk tot het uiterste te beperken.
Een dezer nadeelen is, dat men met de bekrachti
ging alle mogelijke hinderlijke bijgeluiden binnen
haalt. De toepassing van de electriciteit is zoo veel
vuldig, dat er maar weinig streken zijn, waar niet
motoren en andere electrische gebruikstoestellen,
apparaten enz. de ontvangst kwalitatief minder ma
ken.
Nu wordt niet iedere storing veroorzaakt door de
wiselstroomvoeding zonder meer. Tegen de „pretti
ge" luchtstoringen is geen kruid gewassen. Men moet
zich, om te beginnen, dus wel rekenschap geven van
den aard der storing en de bron hiervan zoo mo
gelijk opsporen. Hoort men bijv. een sterk gebrom
of gezoem, dan is naar alle waarschijnlijkheid de af
vlakking van den toegevoerden wisselstroom on
voldoende en door deze afvlakking te verbeteren
kan dit hinderlijk bijgeluid tot normale proporties
teruggebracht worden, want bij ontvangst op wissel
stroom is de kans groot, dat, bij uitschakeling van
de antennne een licht gesuis hoorbaar blijft. Dit mag
echter nooit zóó zijn, dat het bij ontvangst van ra-
dio-muziek nog duidelijk hoorbaar is. Ook kan men
nu en dan „gekraak" in het toestel hooren; dit geluid
is bekend genoeg, dan dat het een verdere omschrij
ving noodig heeft. Dit kunnen natuurlijk heel wel
kleine ontladingen in de lucht zijn (luchtstoringen),
maar het kan ook veroorzaakt worden door een de
fecten schakelaar. Controleer daarom alle schake
laars en andere schakelapparaten (ook stopcontac-
De blauwe en witte sterren daarentegen hebben een
temperatuur van 20.000—30.000 C. De stijging van de
temperatuur wordt misschien 'veroorzaakt door een
sterke inkrimping van de ster, want gedurende de
ltleurs- en temperatuursverandering wordt het volume
meer dan een millioen maal verkleind. Het schijnt
dat de blauwachtige sterren de hoogste temperatuur
kunnen bereiken. De sterren verliezen dan zooveel ener
gie dat zij weer afkoelen. De kleur gaat dan weer ver
anderen. Wij komen dan weer bij de witte Sirius, <?e
hchtgele Procyon, de gele zon, de. donker gele bege
leider van dë Alpin Venteaürri eri verder tot de dran-j
je en donkerroode stadia van de roode dwergen. Dit
is de laatste plaats van de reeks. Hierna heeft alge
heele uitdooving plaats. De donkere sterren kunnen wij
natuurlijk niet met onze kijkers waarnemen. Uit de
beweging van andere sterren kunnen wij echter wis
kundig. afleiden, dat" zij dikwijls vergezeld zijn van
andere sterren, aldus vormende dubbelsterren, waarvan
een lichtend is, en de andere een uitgedoofde ster. Het
zou wel de moeite waard zijn om te weten, hoelang de
ontwikkeling van de sterren duurt, waardoor wij een
idee zouden kunnen krijgen over de hoeveelheid energie,
door de sterren uitgestraald. De zon straalt op het
oogenblik zooveel energie uit, dat een c.M. van zijn
oppervlakte kan vergeleken worden met een arbeids
vermogen van 9 P.K. Over de totale oppervlakte van
de zon heerscht bijgevolg zulk een enorme energiever
kwisting, dat wij haar in P.K. uitgedrukt, in 23 cijfers
zouden moeten aangeven. En tóch weten wij dat de
zon de laatste millioen jaar steeds dezelfde hoeveelheid
energie heeft uitgestraald. In den loop der jaren zijn
verschillende hypothesen ui^edacht, om een verklaring
te geven van den bron, waaruit al deze energie komt.
Geen van alle echter bleken zij te voldoen. Een laatste
poging waagde de relativiteitstheorie, welke de idee
uitsprak, dat massa en energie identiek zouden zijn.
Ei zou dus in het binnenste van de sterren (en ook
van onze zon) op groote schaal massa vernietigd wor
den en omgezet in energie. Een andere vraag, waar al
deze uitgestraalde energie blijft, is ook uiterst moeilijk te
beantwoorden. Gaat deze eenvoudig verloren in den
zwarten nacht van de oneindige ruimte? Of wordt de
energie soms naar bepaalde plaatsen van het heelal
gericht? waar dan misschien volgens Einstein's idee
weer nieuwe sterren geformeerd kunnen worden, aldus
een eeuweg kringloop in de natuur vormende.
Een goed-geloovige dessa-bevolking in
opschudding. De man met de staart.
Kortgeleden meldde men uit Tjitjalenka aan het
Alg. Ind. Dagblad, dat in een naburige desa een
Soendanees uit Mekka teruggekomen zou zijnals
aap. Hij had een staart, was zwaar behaard, enfin, de
buurt was vol van het gerucht! Een berichtgever van
het blad is er eens op uitgegaan en meldde het
volgende: Het meest voor de hand liggende was om
mij naar den wedana te begeven en bij dien bestuurs
ambtenaar te informeeren. Op het kantoor van den
wedana deelde men mij mede, dat bedoelde persoon
inderdaad in een aan zijn vrouw gericht schrijven
bet had doen voorkomen dat hij tijdens zijn verblijf
in Mekka een staart had gekregen, welke staart hij
waarschijnlijk voor dat hij naar Mekka trok ook
wel gehad zal hebben". Verdere informaties waren
van gelijke waarde, zoodat ik den moed reeds opgaf
meer inlichtingen omtrent den geheimzinnige hadji
te krijgen. Op straat ontmoette ik echter een bekend
winkelier uit de plaats, die mij verzekerde, dat hij
persoonlijk den aapmensch had gezien en dat hij alle
kenteekenen had gegeven van een aap. Behaard etc.
Zijn bewering was zoo pertinent, dat ik voor de
ten, die in het huis aanwezig zijn. De beste methode
hiervoor is het toestel normaal in te schakelen en
dan alle aanwezige lampen in- en uit te schakelen,
beurtelings; ook gebruikt men achtereenvolgens alle
electrische gebruiksvoorwerpen zooals stofzuiger,
strijkijzer, schemerlampen, enz. Hoort men nu bij
inschakeling of bij het uitschakelen van een
der lampen (of gèbruiksvoorwerpen) een gekraak
in het toestel, dan is daar een kleine bron van sto
ringen te vinden. Meestal is dit een slecht con
tact, een handig knutselaar kan dit zelf verhelpen
(schakel de netspanning eerst uit!)
Hinderlijk, maar niet constant gezoem of gekraak
wijst als regel op de aanwezigheid van electrische
gebruiksvoorwerpen, die foutjes vertooncn. Kan
men deze foutjes niet zelf opsporen en verhelpen,
wat als regel het geval zal zijn (alleen zij, die hun
toestellen voeden met zelf opgewekten stroom, iets
wat in Jan Oost voorkomt bij employé's van suiker
fabrieken, enz. kunnen dit doen) dan moet men dus
naar een andere methode omzien. Alvorens hiertoe
over te gaan, moet men practisch gesproken zeker er
van zijn, dat de bewuste storingen uit het net ko
men. Is de detectorlamp gevoelig voor handcapaci
teit, en hoort men hetzelfde luide gebrom als men
een niet-geaard metalen voorwerp bij deze lamp
houdt, dan is dit als een vingerwijzing in deze rich
ting te beschouwen. Microfonisch effect wijst op
hetzelfde. Een zekere regelmatigheid in het gezoem
met tijdelijke onderbrekingen (rustpoozen in fabrie
ken enz.) is ook een der aanwijzingen; men kan
makkelijk meerdere vinden. Om nu deze storingen,
als men ze zoo noemen wil, te ondervangen, of, op
zijn minst genomen te reduceeren, doet men goed
een filter in serie met het toestel te schakelen. Van
dit filter geven wij in het volgende artikel een sche
ma met beschrijving.
N.B. Wat wij hier schreven over wisselstroom-
voeding geldt ook voor gelijkstroomvoeding, wissel
stroomvoeding komt echter veel meer voor, vandaar
dat wij dit als regel aannemen.
zooveelste maal ging twijfelen. Mijn hoop den aap
mensch aan te treffen, begon weer te groeien en op
mijn vraag waar bedoelde hadji thuis hoorde, deel
de hij mede dat hij woonde in de kampong Tjikant-
joeng ten Zuiden van Tjitjalengka. Toen op stap
naar Tjikantjoeng. Om mogelijke vergissing met den
weg te voorkomen deed ik mij vergezellen van een
Inlander uit de buurt. De weg voerde ons door zwaar
terrein naar Tjikantjoeng, waar wij na anderhalf
uur loopens aankwamen. Hier vervoegde ik mij bij
den Loerah desa, en na veel plichtplegingen zijner
zijds kon ik met mijn verzoek voor den .dag komen;
of hij mij kon inlichten omtrent den Mekka pelgrim
uit zijn kampong, die als aap zou zijn terug geko
men? De loerah desa kwam toen met het volgende
verhaal: De betrokkene, een zekere Narwani uit zijn
desa, was naar Mekka getrokken. Zooals iedere
Mekka-ganger had ook hij een zekere som gelds
meegenomen om in zijn levensonderhoud te kunnen
voorzien. De tijd echter welke hij gedacht had noo
dig te hebben om de waardigheid van hadji eervol
te kunnen bekleeden was langer geworden dan hij
had kunnen voorzien, zoodat. alvorens hij met zijn
studie klaar was, hij geen voldoende geld meer had
om naar zijn desa op Java terug te keeren. Om nu
aan geld te komen had hij zijn vrouw geschreven
hem een bedrag van f300 toe te zenden, in welk
schrijven hij tevens mededeelde, dat hij tijdens zijn
verblijf in het heilige land een staart had gekregen.
Op deze wijze, vermoedde hij, zou hij vlugger de ge
vraagde som ontvangen om huiswaarts te kunnen
keeren. De vrouw wist het geld spoedig te krijgen en
stuurde het hem toe. Begrijpelijk, dat zij bij de per
sonen waar zij hulp verzocht, mededeelde, dat haar
man, thans hadji, een staart had gekregen, waarna
de goedgeloovige desa-bevolking er maar van heeft
gemaakt, dat genoemde Narwini in een aap was ver
anderd en eerstdaags uit Mekka zou terug keeren.
Hierbij kwam nog, dat genoemde Narwini zeer gierig
is, en de desa-bevolking den staart beschouwde als
een gerechte straf voor zijn gierigheid. Op deze wijze
is het praatje in de wereld gekomen met het gevolg,
dat op den dag toen men meende dat de hadji-aap
te Tjitjalengka zou aankomen, zich een groote me
nigte Inlanders aan het station verdrong om het
Mekkawonder te zien. Toevallig kwam de nieuwe
hadji eenige dagen later aan. Daar hij zich nogal
met zijn waardigheidsdoeken had. omhangen, heeft
men gedacht, dat hij zijn gezicht niet dorst te laten
zien! Mijn tocht naar Tjikantjoeng had dus alleen
tot resultaat, dat ik nu kan mededeelen dat er te
Mekka geen wonder heeft plaats gehad en dat een
hadji van daar terugkeerend, voor de zooveelste maal
zijn mede desagenooten voor den gek gehouden
heeft
DE REMEDIE.
Pages Gaies.
Jan ik begin het koud te krijgen.
Trek de volgende keer een badpak in plaats
van een zwembroek aan, dan kun je er veel beter
tegen.
Is het waar, dat men een storm van te voren
aan kan voelen komen?
- Ja, als mijn vrouw zegt „sluit het raam", dan
weet ik dat er een storm op komst is.
In den laatsten tijd, hooren wij dikwijls van boeken,
welke een geweldigen opgang maken. Met trots vertellen
de menschen dan over de oplaag van bekende boeken,
welke het cijfer van zooveel maal honderdduizend, zelfs
meer dan een millioen bereikt heeft. In dit verband
is het wel merkwaardig nog eens te herinneren aan het
oordeel van Paul Kruger over groote mannen. In de
Neue Lutherische Kirchenzeitung van Februari 1901
wordt melding gemaakt van een jacht van Paul Kruger.
Onder hefr gezelschap bevond zich ook een Duitscher
en een Engelschman. 's Avonds in het kamp begon men
over letterkunde te praten en al spoedig ontstond er
verschil van meening, wie de grootste schrijver was:
Shakespeare of Goethe. Men vroeg toen het oordeel
van Paul Kruger en deze moest toen antwoorden, dat
hij noch Shakespeare noch Goethe gelezen had. De
Duitscher was zeer verbaasd. Kruger zou nooit Goethe
gelezen hebben en toch behoorde hij tot de groote man
nen van zijn land. De Engelschman was natuurlijk ver
wonderd, dat Kruger Shakespeare .niet gelezen had.
Kruger haalde toen een oud-bijbeltje uit zijn zak te
voorschijn en zeide, dat, al had hij het boekje al veertig
keer gelezen, hij nog niet de helft van de grootheid er
van beseft had. Kan een mensch meer wijsheid verza
melen, dan er in dat boekje staat? Kan iemand zoo'n
mooie woorden vinden, als David in zijn psalmen
schreef? kunnen de dichters mooiere liederen schrijven
als Salomon? Als hij (Paul Kruger) over de jacht wil
lezen, dan vindt hij het in den Bijbel, evenzoo over de
liefde en over den oorlog, eerzucht en geduld. Waar
vindt men hierover mooiere aanteekeningen als in den
Bijbel? Waar vindt men een betere beschrijving over
de vrouw en over de plichten van den zoon tegenover
zijn ouders? Verbrand negentiende van al da boeken
en geef eiken jongen en elk meisje een Bijbel, om deze
goed te lezen en het komende geslacht zal eerlijker zijn,
hoopvoller en moediger,weldadiger en meer hulpvaardig.
De Duitscher en de Engelschman begonnen hierop over
een ander onderwerp te praten.
STUKKEN.
(II. 420.)
Verpleger: Hij heeft twee ribben gebroken.
Dokter: Alleen zijn ribben?
Verpleger-. Nee, ook zijn radiator, zijn voor
wiel en zijn ruiten.
Met een beetje tevreden.
Rechter: „En heb je nog iets te zeggen beklaagde,
voordat ik vonnis wijs?"
Beklaagde: „Neen, edelachtbare, alleen maar, dat ik
met een heel klein beetje tevreden ben!"
Hfj liep er in.
Een vriendelijk bezoeker van een gekkenhuis zag een
patiënt geduldig zitten te visschen met z'n wandelstok
boven een emmer water.
„Hoeveel heb je al gevangen?" vroeg de bezoeker min
zaam."
„Jij bent de vierde!" zeide patiënt nog zoo gek niet.
De moderne verloving.
Mimi: „Waarom is de heele familie van Adèle zoo te
gen haar verloving met Henry?"
Fifi: „Wel, ze zijn bij haar thuis met zijn zevenen, en
hij heeft maar een tweepersoonsauto!"
Juist van pas.
„Ik moet een zeer correcten lijfknecht hebben," zei
de oude kolonel, „ik heb een kunstbeen, een kunstarm,
een glazen oog en vier zilveren ribben."
„Durf je het aan bij mij in dienst te treden?"
„Zeker, overste, ik ben een knappe monteur."
Een ontnuchtering.
De kadetten stonden in het gelid aangetreden en de
strenge commandant liep langs hen heen, om inspectie
te houden. Bij een der jonge adspirant-officieren bleef
hij staan en zei: „Jij doet me sterk aan Napoleon den
ken!"
„Is het heusch?" vroeg de kadet opgetogen.
„Ja," zei de commandant, „die schoor zich ook nooit!"