Alieneei Nieuws-
Mmttniit- LnHgntlii.
BRIEVEN OVER ENGELAND.
te
DE TEGENWOORDIGE
JEUGD.
EEN VR00LIJKE
ROMANCE
L
püpeis®|
Uitgevers: N.V. v.h. TRAPMAN Co, Schagen.
Eerste Blad.
BEZOEKT IE BOOM- EN BLQEMKWEEKERI1
Zaterdag 31 Augustus 1929.
72ste Jaargang No. 8520
Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder
dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver-
tentiën nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
POSTREKENING No. 23330. INT. TELEF. No. 20.
Prijs per 3 maanden fl.65. Losse nummers 6 cent. ADVERTEN-
TIüN van 1 tot 5 regels f 1.10, iedere regel meer 20 cent (bevvijsno.
inbegrepen). Grootere letters worden nnar plaatsruimte berekend.
DIT NUMMER BESTAAT UIT VIER BLADEN.
Vele ouderen van dagen zijn slechts matig inge
nomen met de tegenwoordige jeugd en ze hebben
dan niet zoo zeer het oog op de kinderen, als wel op
de jongelingschap, zoo van 13, 14 jaar tot omstreeks
twintig.
Die jongelingen en jonge dochters zijn hun le vrij,
te vrijmoedig, om niet te zeggen: vrijpostig.
Zij zijn klaar met hun oordeel en flappen het er
uit, eer de bedachtzame oudere kan beginnen met:
„Ja, weet u
Eerbied voor den ouderdom, alleen omdat hij oud
is, is hun vreemd.
Bescheidenheid is een deugd, die niet hoog staat
aangeschreven.
Met levensvragen van de hoogste importantie zijn
ze klaar in een hand-omdraaien.
Het ouderlijk gezag wankelt, als het al niet in puin
ligt neergestort.
Dit zijn, waarschijnlijk niet volledig, de bezwaren
der ouderen tegen den geest dezer eeuw, die wel
pralend wordt genoemd:
de eeuw
in het kind,
hoewel het juister zou zijn om te zeggen:
de eeuw van de jeugd.
Hoe staan nu de zaken: hebben de ouderen gelijk,
die zich, mokkend of gelaten, maar moeilijk met den
nieuwen geest kunnen verzoenen, of die er tegen
toornen en hem terug trachten te dringen, of is het
gelijk aan de jeugd, die stormend vooruit rent op den
weg, aan welks einde zij verwacht het schoone land
der toekomst, vrij van oude vormen en gedachten?
Of hij het inderdaad heeft gezegd of geschreven,
weet ik niet, maar uit jeugdkringen heb ik dj bewe
ring gehoord, dat Prof. Casimir getuigt:
„De jeugd heeft gelijk.
„De jeugd heeft altijd gelijk."
En het Kamerlid Gerhard, ook een bekend en er
kend opvoedkundige, die de 7 kruisjes al achter den
rug heeft, doch die op een zijner jubilea terecht nog
werd ingedeeld bij de „rijperejeugd, de heer Ger
hard moge het niet op die wijze hebben gezegd, zijn
heele leven getuigt er van, dat hij eischt:
plaats, ruimte, bewegingsvrijheid voor de jeugd!
Met de bescheidenheid, die mij voegt tegenover
zulke eminente paedagogen de lezer ziet, dai ik het
tijdperk der jeugd reeds ontgroeid moet zijn sluit
ik mij bij hun opvatting aan.
Trouwens, waar moest het heen met den vooruit
gang, als het gelijk niet was aan de zijde van de
jeugd?
Aan haar is de toekomst.
Wat voor ons nog zijn idealen, oogenschijnlijk on
vervulbare wenschcn, moet zij tot levende werkelijk
FEUILLETON
door
P. G. WODEHOUSE.
16.
HOOFDSTUK V.
L
De express van. 4.15 gleed langzaam uit het station
Paddington, en Ashe zat in een hoekje van zijn derde
klasse compartiment. Tegenover hem, was Joan Valen-
tine begonnen een magazine te lezen. In den corridor
van een eerste klasse rookafdeeling, stak Mijnheer Pe
ters een groote, zwarte sigaar aan. Een eind verder in
dien corridor, in een eerste klasse niet-rookafdeeling,
zat Aline Peters uit het raampje te kijken en aan vele
dingen te denken.
Ashe voelde zich merkwaardig opgeruimd. Hij wou
dat hij dat magazine niet voor Joan gekocht en zich
aldus voor een tijd van het genoegen van een gesprek
met haar beroofd had, maar dat was de eenige scha
duwzijde van zijn gevoel van welzijn. Zoodra de trein
vertrokken was, en dus aangenomen mocht worden dat
de kiesche en gevaarlijke onderneming die zijn doel was,
een aanvang genomen had, was hij degelijk tot de ge
volgtrekking gekomen dat een leven van avontuur juist
een kolfje naar zijn hand was. Hij had dit menigmaal
gedacht, maar de tegenwoordige ervaring was noodig
geweest om hem zekerheid te brengen.
Bijna méér dan persoonlijken moed, behoort de avon
turier een hooge mate van nieuwsgierigheid te bezit
ten, de eigenschap van zich niet uitsluitend alleen met
zijn zaken te bemoeien, en bij Ashe was deze eigenschap
zeer ontwikkeld. Van jongs af aan, had hij altijd be
lang gesteld in dingen, die hem niets aangingen. En
het is juist een eigenschap, die den hedendaagschen
jongen man, in den regel, jammerlijk ontbreekt.
De hedendaagsche jongeman zal zich aan avonturen
wagen als zij hem opgedrongen worden, maar, laat men
het aan hem over, dan maakt hij zich stil uit de voeten
en kijkt den anderen kant uit, telkens wanneer de Go
din van Avontuur hem toelacht. Opvoeding en traditie
trekken hem tegelijk aan de mouw en vermanen hem
zich niet bespottelijk aan te stellen. En louter van angst
heid trachten te maken, die niet kan zijn het einde
van alle groei en alle wijsheid, doch die de bron moet
worden van nieuwe heilige begeerten, opdat de zware
weg naar het onbereikbare volmaakte steed3 met
nieuwen moed en nieuwe kracht kan worden ver
volgd.
Kent u het boek „De Opstandigen"?
Daarin teekent de schrijfster den bevrijdingsstrijd
van de vrouw en het kind, die zich ontworstelen aan
het drukkend gezag van den man en vader.
Volstreden is deze strijd nog niet en de moderne
opvattingen hebben haar sanctie in de wet nog niet
gekregen. Maar dat Vader denkt, spreekt en ueslist
voor liet gezin en dat de kinderen wachten op zijn be
slissing en zich daaraan onderwerpen, al is het met
den dood in het hart, die tijd behoort gelukkig bijna
geheel tot den volmaakt verleden tijd.
Er komt een ander evenwicht in de verhoudingen.
Het gebod van het hoofd des gezins moet plaats ma
ken voor liet onderling overleg, waarin ook de jeugd
meespreekt.
Natuurlijk dreigt hier gevaar.
Maat houden is nu eenmaal moeilijk en het recht
om te spreken beteekent niet, dat luisteren overbodig
is geworden.
Dit geldt echter eveneens voor de ouderen, ook al
worden in jeugdigen overmoed dingen verkondigd,
waarover men graag het grijze hoofd zou schudden.
De wereld heeft echter naast onze berekenende om
zichtigheid ook noodig de spontane geestdrift der
jeugd, die niet vraagt naar wat het voordeeligst is.
maar warm loopt voor wat zij recht acht, rechtvaar
dig en schoon. Als wij, ouderen, met verantwoorde
lijkheid ook voor het welzijn van anderen, onze ge
voelens in toom houden en red ene er en, vóór
we handelen, dan is dat niet meer dan onze
plicht.
Jong volk dat al zoo berekenend is, brengt het
misschien ver in de wereld, maar dat het de wereld
vooruit zal brengen op den weg naar hooger iaealen,
is niet erg waarschijnlijk.
Materialistisch scheldt men den geest van onzen
tijd, ja mammonnistisch. Het geld regeert, niet Ko
ning Dollar alleen in het verre Amerika, maar ook
Koning Gulden in deze lage landen aan de zee.
Wie zal ontkennen, dat er waarheid schuilt, en veel
waarheid, in deze beschuldiging?
Gelukkig ontsnapt de jeugd aan de greep van deze
heerschers en als we lezen, eerst, dat tienduizenden
A.J.C.-ers samenstroomden in Weenen om daar
uiting te geven aan hun zekerheid, dat een betere
wereld komende is, en nu pas, dat tienduizenden
Padvinders uit alle deelen der wereld in Engeland
komen getuigen voor broederschap en voor vrede, dan
wordt het ook ons weer warm om het hart en willen
we erkennen, dat Prof. Casimir toch zeker wel gelijk
moet hebben.
Zeker, de weg van de menschheid naar schooner
idealen gaat niet altijd omhoog. Er zijn inzinkingen
cn dan schijnt verloren te gaan, wat we reeds ge
wonnen achten.
Vrije wandeling, zonder verplichting.
Massa voorraad. Uiterste prijzen.
■MM TUINARCHITECTUUR mmm
over de aantijging dat hij zijn neus in de zaken van
anderen steekt, vervalt hij tot een ijskoud negeren van
alles wat buiten het gewone en opwindende ligt. Hij
maakt zich wijs dat de gil uit het eenzame huis waar
hij zooeven voorbij liep, niets anders was dan een
schrille noot van een amateur-zangeres en dat het
meisje in nood. door een booswicht met een mes in de
hand achtervolgd, een rol speelt voor de film. En hij
vervolgt bedaard zijn weg, rechts nog links ziende.
Ashe bezat niets van dezen ontaarden afkeer van
avonturen. Het is waar dat de welsprekendheid van
Joan Valentine er voor noodig geweest was om hem
uit zijn sleur te laten ontwaken, maar dat kwam om
dat hij tegelijkertijd lui was. Hij was dol op nieuwe
gezichten en nieuwe ervaringen.
Ja, hij was gelukkig. Het ratelen van den trein klonk
hem als muziek in de ooren. Hij zei bij zich zelf dat
hij de ware bezigheid in de Lente voor een jongen man
gevonden had.
Intusschen liet Joan, achter haar magazine verschanst,
ook haar gedachten den vrijen loop. Zij las in 't geheel
niet in het magazine; zij hield het voor zich als een.
scherm, want zij wist dat zoodra zij het neerlegde, Ashe
een gesprek met haar beginnen zou. En in dit oogenblik
had zij allerminst lust in een gesprek. Evenals Ashe,
hield zij beschouwingen over de naaste toekomst, maar
niet zooals hij, deed zij het niet met evenveel genoegen.
Zij had er oprecht spijt van dat zij aan de verleiding
omf dezen jongen man uit zijn dagelijkschen sleur te
laten ontwaken geen weerstand geboden had, en
wenschte dat zij hem stilletjes gelaten had in de kalme
rust waarin zij hem aangetroffen had. Het is eigenaar
dig hoe menigmaal onze pogingen tot opwekking en
verheffing in deze wereld op ons eigen hoofd neerko
men en de slagen van het berouw ons beuken. De aan
wezigheid van Ashe was het onmiddellijk gevolg van
haar lesje over Ondernemingsgeest, en zij maakte een
reeds ingewikkeld waagstuk nog veel ingewikkelder.
Zij deed haar best tegenover Ashe eerlijk te zijn. Het
was zyn schuld niet, dat hij er op uit was om haar te
berooven van haar duizend pond, die zij als haar per
soonlijk eigendom was gaan beschouwen. Maar, onlo
gisch, was zij toch een weinig vijandig jegens hem ge
stemd.
Over het magazine heen wierp zij tersluiks een blik
op hem, maar trof helaas een ongelukkig oogenbilk,
waarop hij juist naar haar keek. Hun oogen ontmoetten
elkaar, en er bleef niets anders over dan een gesprek
te beginen. Ze bergde haar vijandige gezindheid dus
tijdelijk op in een cel van haar hersens, waar zij haar
gemakkelijk zou kunnen terugvinden als het bij tijd en
wijle noodig was, en was voor het oogenblik bereid om
vriendelijk te zijn. Goed beschouwd, en daargelaten dat
Uit de diepte van het dal wenkt echter de lichtende
top van steeds hooger bergen en de jeugd zal het zijn,
die ze verovert.
Met onze ervaring, met onze wijsheid kan zij daar
bij baar voordeel doen, doch onze taak is het, om te
zorgen, dat wijsheid en bezadigdheid haar niet het
stijgen beletten.
24 Augustus 1929.
In een klein stadje in Wales, met een voor Wales zeer
bescheiden naam: Aberystwyth (want de landgenooten
van Lloyd George geven bij voorkeur de langst moge
lijke namen aan de kleinst mogelijke plaatsen, namen
als Llanfihangel Bryn Pabuan en Llansantffraid Cwm-
deuddwr) bevindt zich de universiteit van dit gedeelte
van het Vereenigd Koninkrijk. Wij, buitenlanders, den
ken gewoonlijk aan Oxford en Cambridge, als we van
Engelsche universiteiten hooren, maar in werkelijkheid
zijn er heel wat meer, en Aberystwyth is er een van.
Aan deze universiteit nu is verbonden een Instituut
voor het kweeken van planten, the Plant Ereeding In-
stltute, aan het hoofd waarvan staat Professor Staple-
don. Zooals te begrijpen is, houdt Professor Stapledon
zich dus bezig met: het kweeken van planten.
Er zijn meer menschen, die daaraan doen. Zelf kweek
ik o.a. boerenkool, om aan de rupsen, en andijvie, om
aan de emelten een genoegelijken ouden dag te bezor
gen, en tegelijkertijd mijn eigen onden dag veel te vroeg
tijdig te doen aanbreken, zoodat ik op dit gebied ze
ker mijn sporen ook wel heb verdiend. Zelfs ben ik al
jaren lang bezig, zonder ooit geweten te hebben, dat ik
het deed, met in de voetsporen van Professor Stapledon
te treden. Immers. Professor Stapledon kweekt gras.
Zooals ik reeds zei, heb ik dit niet eerder geweten. On
getwijfeld had de professor op dit gebied nog heel wat
van mij kunnen leeren. Ik heb bijvoorbeeld al gemerkt,
dat Ik veel meer aanleg heb in deze richting dan hij.
Professor Stapledon doet nota bene zijn best om gras
te kweeken, en heeft daarbij min of meer succes. Ik
doe mijn best om het niet te kweeken, en heb desal
niettemin een overweldigend succes. U hadt laatst mijn
wortelenbed moeten zien! Als ik geen gegronde reden
had om te vermoeden, dat de leverancier van mijn
tuinzaden dezen brief onder de oogen krijgt, zou ik
zeggen, dat hij mij een gazonmengsel inplaats van Am-
sterdamschen bak had geleverd. Nu evenwel onthoud ik
mij ten strengste van dergelijke insinuaties.
Jaren geleden heb ik eens gemerkt, dat er veel soor
ten van gras zijn. Dat was, toen ik nog trouw aan
plantkundige studiën deed en heel wat uren doorbracht
met de flora's van Heukels en Hijmans en Thijsse. Op
zekeren kwaden dag, toen ik meende, dat ik het in het
determineeren al aardig ver gebracht had, begon ik een
bepaalde grassoort tot slachtoffer van mijn ontleed
kunst te maken. Verder dan 'beginnen heb ik het niet
gebracht. Maar, dat kan ik nog steeds verzekeren: de
soorten gras zijn legio. Van de namen, die ik toen onder
mijn oogen kreeg, heb ik er gelukkig maar een of
twee onthouden: beemdgras en raaigras. Maar elk lid
van de familie, dat ik in mijn tuin tegenkom, ben ik
zoo vrij kort en goed bij zijn Of haar achternaam te
noemen. En ik doe er tegenwoordig ook heel wat an
ders mee dan determineeren.
In dit opzicht schijn ik dan wel eenigszins af te wij
ken van Professor Stapledon. Het artikel, dat ik pas
over hem gelezen heb, wemelt in elk geval van namen.
Engelsche namen van- soorten van gras. Ik heb maar
hij haar mededinger was, was hij een aangenaam en
onderhoudend jonkman, een jonkman, die, tot hij haar
genaderd was met de mededeeling die haar gehecle
houding jegens hem gewijzigd had, zich in een warm
gevoel van vriendschap van haar kant had mogen ver
heugen.
Ja, een héél warm gevoel van vriendschap. Hij had
iets over zich waardoor haar het gevoel bekroop dat zij
gaarne moederlijk de hand over zijn haren gestreken,
zijn das recht geschoven zou hebben, om in een in de
schemering gehulde kamer bij het open haardvuur een
van die gezellige praatjs met hem te maken en hem
zijn innerlijkste gedachten te laten opbiechten en hem
op te wekken tot iets dat in dit leven werkelijk de
moeite waard is maar, dit, zei zij bij zichzelve, was al
leen het instinct van een edelmoedige natuur om vrien
delijk en behulpzaam te zijn, zelfs tegenover een betrek-
kelijken vreemde.
„Wel, Mijnheer Marson," zei zij, „daar zijn wij nu
op weg."
„Precies hetzelfde wat ik dacht," zei Ashe.
Hij was zich bewust van een merkbare toename van
de opgewektheid waarin hij bij de afreis verkeerd had.
In het diepst van zijn gemoed, bekende hij zich, had
voortdurend een soort van teleurstelling gesluimerd
over de veranderde houding, die dit meisje jegens hem
aangenomen had. Tijdens het korte onderhoud, waarbij
hij haar verteld had deze nieuwe betrekking aanvaard
te hebben, en nog slechts een paar minuten geleden,
op het perron van het station Paddington, had hij een
koelheid, een zekere vijandigheid in haar opgemerkt,
zoo geheel verschillend van haar prettige ongekunsteld
heid bij hun eerste ontmoeting.
Nu gedroeg zij zich weer op haar oude manier, en
hij stond verbaasd over het verschil dat dit bij hem
uitmaakte. Hij voelde zich jeugdiger, vuriger. Het ge
ratel van de wielen leek hem nu een wilde rag-time.
Dat was eigenaardig, want Joan was niets meer dan
een vriendin. Hij was niet op haar verliefd. Men wordt
'niet verliefd op een meisje dat men pas voor de derde
maal ontmoet. Men voelt zich aangetrokken, o ja, maar
op haar verliefd worden nooit!
Een oogenblik van nadenken vergunde hem zijn ge
voelens nauwkeurig te ontleden. Die dwaze aanvechting
om van de bank op te springen en Joan te kussen was
geen liefde. Zij was alleen het natuurlijk verlangen van
een braven jongen man om zijn hartelijkheid jegens zijn
medeschepselen te betoonen.
„En wat denkt ge van de heele geschiedenis, Mijnheer
Marson?" zei Joan. „Berouwt het u, of zijt gij blij dat
ge u door mij hebt laten overhalen iets zoo geks te
doen? Ik voel me verantwoordelijk voor u, weet ge.
Als ik er niet geweest was, zoudt ge nu rustig in Arun-
niet de moeite genomen ze op te zoeken. Tien tegén
een, dat de vertaling, die het woordenboek.geeft, toch
niet goed is.
Eerlijk gezegd betwijfel ik het, of Professor Staple
don wel de ware belangstelling zou toonen. voor de
grassoorten in mijn tuirr. Hij schijnt op dit gebied een
heel verfijnden smaak te hebben. Zooals andere men
schen raspaarden, raskoeien of rashonden fokken,
kweekt hij rasgrassen. Nu, dan mort hij bij mij heusch
niet zijn. Voor zoover ik weet, kruist zich het gras in
mijn tuin ongehinderd met doperwtjes, kropsla en
blauwmanen.
Professor Stapledon verricht zijn werkzaamheden in
een voor hem zeer gunstige omgeving. Wales is voor
een groot gedeelte een grasland. Het doel van de Plant
Breeding Institute aan de Universiteit van Aberystwyth
is, dat gras van eeh veel betere soort te maken, dan
het tot nu toe is geweest. Als hij daarin slaagt, en er
schijnt alle reden te zijn om te vermoeden, dat hij zal
slagen, zal er voor de tallooze kleine boertjes in Wales
een veel betere tijd gaan aanbreken.
Ik zei „boertjes" met opzet, want de boerderijen in
Wales zijn meest alle maar heel klein. En er is veel
meer gras dan vroeger. Akkers, die voorheen met graan
bezaaid werden, zijn thans in weiden veranderd, soms
als tijdelijke maatregel, dikwijls voor goed. Gedurende
de zomermaanden grazen de schapen op de berghellin
gen, maar zoodra het koude jaargetijde aanbreekt, i3
de boer verplicht zijn kudden naar beneden te halen,
naar do voormalige akkers.
Geld, of liever gebrek aan geld, speelt hierbij een
groote rol. Schapenfokkerij is een belangrijk middel
van bestaan in Wales. Alles hangt voor den boer af
van het aantal schapen, dat hij gedurende twintig
winteiweken in leven kan houden. Moet hij ze wegzen
den naar andere streken, waar het klimaat zachter is,
dan kost hem dit tusschen de vijf en zes gulden per
schaap voor de winterweken. Om deze kosten te ont-
loopen, zijn massa's akkers in weiden herschapen.
Deze akkers zijn dus bezaaid met gras. Of het nu ligt
aan de grondsoort in Wales weet ik niet, maar volgens
het artikel, dat ik gelezen heb, verandert het gezaaide
gras zeer snel van kwaliteit. Reeds het tweede jaar is
het hard achteruit gegaan. De hooge kosten van op
nieuw ploegen en zaaien zijn oorzaak, dat men het
gras maar laat achteruit gaan, drie, vier, vijf en zelfs
nog wel meer jaren. Maar die zuinigheid wreekt zich
natuurlijk in steeds hoogere mate.
Hier is het nu, dat het werk van Professor Stapeldon
begint. Het land moet behoorlijk bemest worden, dat
stelt hij voorop. Trouwens, welke boer zal hem dat ook
maar voor een oogenblik betwisten? Dus, eerst mesten!
En daarna gras zaaien. Maar niet huis-, tuin, of keuken
gras, dat na een of twee jaar is gedegenereerd tot bin
nenplaatsjesgras. Het gras, dat wil zeggen, het ras
gras, dat Professor Stapledon na langdurige proeven
heeft weten voort te brengen, en dat volgens hem het
weiland tien, twaalf, vijftien jaren in uitstekenden toe
stand houdt.
Nu moeten evenwel de onderzoekingen van den pro
fessor aan de praktijk getoetst worden. De rasechte
grassen moeten rasecht gehouden worden. Dat gaat
smaakt als room
dell Street gezeten hebben, bezig met het schrijven van.
uw „Staf des Doods."
„Ik ben blij."
„Voelt ge heelemaal geen spijt nu ge letterlijk knech
tendiensten zult moeten gaan verrichten?"
„Geen zier."
Tegen haar wil, moest Joan om de beslistheid waar
mee hij zijn verzekeringen uitte lachen. Deze jonge man
mocht haar mededinger zijn, maar zijn houding aan
den vooravond van gevaarlijke tijden beviel haar^ Dit
was de geest dien zij gaarne zag en dien zij bewonderde
dat onvervaarde onder de oogen zien van alles, wat er
ook mocht gebeuren. Het was de geest waarmee zij zich
zelve in het avontuur gestoken had, en het deed haar
aangenaam aan dat zij er Ashe ook mee bezig bezield
vond. Maar, het viel niet te ontkennen dat er ook na*
deelen aan verbonden waren. Het maakte zijn mededin
ging des te gevaarlijker.
Deze overweging riep een zweem van de oude vijan
digheid in haar houding terug.
„Ik ben benieuwd of ge zoo dapper zult blijven."
„Wat wilt ge daarmee zeggen?"
Joan bemerkte dat zij gevaar liep van te ver te gaan.
Zij wenschte Ashe niet te ontmaskeren ten koste van
het prijsgeven van haar eigen geheim. Zij moest weer
stand bieden aan de verleiding hem te laten doorsche
meren dat zij het zijne ontdekt had.
„Ik bedoelde," hervatte zij snel, „dat, na hetgeen ik
van hem gezien heb, Mijnheer Peters een lastig heer
schap schijnt te zijn om het hem naar den zin te ma
ken."
Het gezicht van Ashe verhelderde zich. Eén oogen
blik had hij bijna gevreesd dat zij zijn doel geraden
had.
„Ja. Dat verbeeld ik me ook. Hij is wat men noemt
kort aangebonden. H.J lijdt aan dyspepsie, dat is u ze
ker bekend."
„Ja."
„Hij is iemand die behoefte heeft aan overvloed van
frissche lucht en niet aan sigaren, en een geregelden
cursus in die Larsenoefeningen, die door u zoo grappig
gevonden werden."
Joan lachte.
„Zijt ge van plan Mijnheer Peters over te halen om
zicii ook zoo in bochten te wringen? Als dat gebeurt,
roep mij er dan bij."
„Ik wou dat ik dat kon."
„Stel het hem voor."
„Zou hij zich dat van zijn kamerdienaar laten welge
vallen?"
„O, ik vergat dat ge zijn kamerdienaar zijt. Ge lijkt
in 't geheel niet op een kamerdienaar."
.Mijnheer Peters vond juist van wel. Hij maakte mii